21 dec 2017
CvB: reclame Secondlove.nl leidt niet tot maatschappelijke ontwrichting
CvB RCC 21 december 2017, RB 3069; Dossiernr: 2017/00640 (Secondlove.nl). Afwijzing. Subjectieve normen. Maatschappelijk (on)verantwoord). Het betreft een billboardposter waarop een vrouw in beha is afgebeeld. Achter de vrouw is een man afgebeeld die het behabandje van de schouder van de vrouw vastpakt. De tekst op deze billboardposter luidt: “Flirten is niet alleen voor singles.”, “secondlove.nl” en “Schrijf je gratis in!”. De klacht is gericht tegen een billboardposter waarop een vrouw in beha is afgebeeld. Achter de vrouw bevindt zich een man die het behabandje van de vrouw vastpakt. Op de poster staat: “Flirten is niet alleen voor singles”, “secondlove.nl” en “Schrijf je gratis in”. De klacht luidt in essentie dat de billboardposter ingaat tegen de goede smaak, het fatsoen en de goede zeden. De aangeprezen dienst is ook gevaarlijk voor de geestelijke gezondheid wegens de gevolgen die deze volgens appellant kan hebben.
Het oordeel van het College
1. De klacht is gericht tegen een reclame-uiting die strekt tot aanprijzing van een dienst waartegen bedenkingen mogelijk zijn. Het gaat immers om een datingdienst die, naar niet in geschil is en indirect uit de aanprijzing blijkt, specifiek is bedoeld voor personen die al een relatie hebben, derhalve een dienst die strekt tot het faciliteren van ‘vreemdgaan’. Uit het door appellant overgelegde rapport van Ipsos blijkt dat een aanzienlijke groep personen (reclame voor) deze dienst onwenselijk acht. Dit neemt echter niet weg dat het op zichzelf genomen toegestaan is deze dienst aan te bieden én daarvoor reclame te maken. De dienst is niet bij wet verboden en het maken van reclame daarvoor valt onder de vrijheid van meningsuiting als bedoeld in artikel 10 lid 1 EVRM. Appellant dient dus te accepteren dat Secondlove.nl op enige wijze reclame voor haar dienst maakt. Dit sluit niet uit dat de wijze waarop Secondlove.nl dat in het onderhavige geval doet, in strijd met de NRC kan zijn.
2. Bij de beoordeling of de uiting in overeenstemming is met de artikelen 2 en 3 NRC waarop appellant zich in de eerste plaats beroept, stelt het College zich terughoudend op. Bij deze artikelen is de invulling immers subjectief, te weten afhankelijk van de persoonlijke waardering en opvattingen van degene die met de uiting wordt geconfronteerd. Het College beoordeelt daarom of volgens de huidige algemene maatschappelijke opvattingen de uiting de grenzen van het toelaatbare te buiten gaat, hetgeen in feite neerkomt op de vraag of moet worden aangenomen dat de uiting door zijn verschijningsvorm aanstootgevend voor het publiek is. Het College geeft hierover een mening op basis van een eigen inschatting. Indien de uiting op zichzelf (dus niet de dienst als zodanig) aanstootgevend wordt geacht, dient nader te worden beoordeeld of deze constatering en een eventuele aanbeveling noodzakelijk zijn in verband met onder andere de bescherming van de gezondheid of de goede zeden en de rechten van anderen waarop appellant zich tevens beroept. Hierbij dient te worden gelet op alle omstandigheden van het geval, waarbij in het algemeen in aanmerking worden genomen de inhoud en de vorm van de uiting, de compositie daarvan als geheel, de context waarin de uiting wordt getoond, de wijze van openbaarmaking (eventueel: het medium, de periode en de plaats waar de uiting wordt getoond), de effecten van de uiting op het publiek, en de gevolgen van een dergelijke constatering voor de adverteerder. Daarbij geldt dat de marge om een uiting met inachtneming van de vrijheid van meningsuiting van de adverteerder niet in overeenstemming te achten met de goede smaak en het fatsoen, afhangt van het karakter van de uiting. Bij politieke uitingen of uitingen die bijdragen aan een debat van publiek belang is deze marge kleiner dan bij louter commerciële uitingen (vgl. EHRM 13 juli 2012, ECLI:NL:XX:2012:BX9103 par. 61-62, NJ 2014, 319). Uitgaande hiervan oordeelt het College als volgt.
3. De uiting toont het bovenlichaam van een vrouw in een beha, waarbij een aanzienlijk deel van haar lichaam is afgedekt door een rechthoekig kader waarin “secondlove.nl” staat en drie hartjessymbolen die in elkaar overlopen. Naar het oordeel van het College is geen sprake van een uiting die expliciet ‘bloot’ toont. De man die achter de vrouw staat en van wie in feite alleen het hoofd en zijn rechterhand zijn te zien, houdt het rechterbandje van haar beha vast en lijkt haar in haar nek te kussen. Van een expliciete seksuele handeling is geen sprake. De tekst “Flirten is niet alleen voor singles” en de hartjessymbolen verwijzen niet direct naar seksuele handelingen. Wel heeft de uiting enige erotische lading door de pose van de afgebeelde personen en het feit dat de vrouw in lingerie is gekleed. Dit is onvoldoende om de uiting aanstootgevend te achten. De uiting bevat geen combinatie van bloot en seks of erotiek op een wijze die rechtvaardigt dat het ontoelaatbaar wordt geacht deze in het straatbeeld te publiceren. Door de beeldelementen te combineren met de teksten en de naam Secondlove.nl, zal een goede verstaander begrijpen welke dienst wordt aangeprezen. Dat neemt niet weg dat de reclame-uiting op zodanig ingetogen en indirecte wijze naar deze dienst verwijst, dat het College geen aanleiding ziet om te oordelen dat de uiting aanstootgevend is en dat de in artikel 10 lid 2 EVRM genoemde belangen zonder meer ingrijpen noodzakelijk maken indien de uiting in het straatbeeld wordt gepubliceerd. Dit zou een inbreuk vormen op de vrijheid van meningsuiting van Secondlove.nl die in dit geval onvoldoende gerechtvaardigd is.
4. Dat de aangeprezen dienst volgens appellant nadelige gevolgen kan hebben, rechtvaardigt in dit geval evenmin een inbreuk op de vrijheid van meningsuiting. Het College acht het niet aannemelijk dat de bestreden uiting zélf leidt tot maatschappelijke ontwrichting of zodanig ernstige sociale gevolgen heeft dat deze om die reden ontoelaatbaar is. Het is aan de consument om te bepalen of hij gebruik wil maken van de onderhavige dienst. De mogelijke indirecte gevolgen van dit gebruik gaan het kader van de beoordeling van de toelaatbaarheid van de reclame te buiten en staan niet in de weg aan het aanprijzen van deze dienst door Secondlove.nl. Hetgeen appellant stelt, kan daarnaast niet tot het oordeel leiden dat de bestreden uiting in strijd met de artikelen 7 en 8 NRC is. De uiting attendeert op de dienst op een wijze die niet misleidend is. Voor zover appellant bezwaar maakt tegen het ontbreken van een uitdrukkelijke waarschuwing voor het gebruik van de dienst, overweegt het College dat het opnemen van een dergelijke waarschuwing wettelijk niet verplicht is, terwijl het ook anderszins geen essentiële informatie betreft in de zin van artikel 8.3 aanhef en onder c NRC. De gemiddelde consument is zeer wel in staat te bepalen of hij gebruik wil maken van de dienst en te beseffen welke gevolgen dit voor een bestaande relatie kan hebben. Ook in zoverre treffen de grieven geen doel. Nu de klacht in algemene zin strekt tot het ontoelaatbaar verklaren van de uiting in het straatbeeld en deze klacht op grond van het voorgaande geen doel treft, bevestigt het College de beslissing van de Commissie.
De beslissing van het College van Beroep: Het College bevestigt de bestreden beslissing.