Klacht dat Grondwet dode letter is en daarmee reclame tegen discriminatie misleidend afgewezen
RCC 19 november 2015, RB 2594; Dossiernr: 2015/00987 (Nederlandse grondwet)
Misleiding. Uiting: Het betreft een televisiereclame. In deze uiting is te zien dat diverse personen met rode verf een streep trekken door het woord ‘discriminatie’. Intussen wordt gezegd:
“In Nederland is discriminatie op welke grond dan ook niet toegestaan. In gelijke gevallen behandelen we iedereen gelijk. Zet zelf ook een streep door discriminatie. Kijk op discriminatie.nl”.
Klacht: Er worden verkeerde verwachtingen gewekt wat betreft het kunnen beëindigen van discriminatie in Nederland. In de onderhavige reclame betreffende “art. 1” is niet vermeld dat de “Nederlandse grondwet” “buiten werking staat” op het moment dat burgers daar rechten aan willen ontlenen. Wet- en regelgeving met betrekking tot “de grondrechten en grondwet” kunnen in Nederland sinds 1983 “met ingang van artikel 120” niet getoetst worden door de rechter. “Artikel 120 van de grondwet” heeft verder tot gevolg dat “ook als men via het EVRM en de VN gaat de overheid het advies naast zich neerleggen” kan. Klaagster verwijst naar een artikel van mr P.B. Cliteur getiteld: “ARGUMENTEN VOOR EN TEGEN CONSTITUTIONELE TOETSING” en naar een artikel op www.mr-online.nl met de aanhef: “Brenninkmeijer: “Grondwet zo dood als een pier”.”.
Dat discriminatie wordt tegengegaan vanuit het gelijkheidsbeginsel is niet juist. Het gelijkheidsbeginsel wordt immers door de Raad van State zelfs gebruikt om partijen uit te sluiten van verkiezingen. Klaagster verwijst naar een in de klacht opgenomen link naar www.vrouwenpartij.nl.
Commissie:
De Commissie stelt voorop dat de uiting zelf geen directe verwijzing naar de Grondwet bevat, maar de kijker slechts aanspoort om zelf discriminatie te bestrijden en in verband daarmee op de website discriminatie.nl te kijken. Deze website is kennelijk bedoeld als meldpunt voor discriminatie. De klacht faalt derhalve, reeds op deze grond.
Voorts heeft -ten overvloede- het volgende te gelden. Klaagster wijst in haar bezwaar tegen de beslissing van de voorzitter (hierna: het bezwaar) op de artikelen 1 en 120 van de Grondwet. Deze luiden als volgt.
Artikel 1:
“Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan”.
Artikel 120:
“De rechter treedt niet in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen”.
De Commissie begrijpt uit het bezwaar dat klaagster vindt dat artikel 1 van de Grondwet een dode letter is. Volgens klaagster staat artikel 120 Grondwet in de weg aan toepassing van artikel 1 Grondwet, tenzij (zo bedoelt klaagster kennelijk met “mits”) de rechter “tegen artikel 120 Grondwet ingaat”.
De Commissie deelt het standpunt van klaagster niet. Klaagsters bezwaar berust op een onjuiste lezing van artikel 120 Grondwet. Deze bepaling betreft “de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen” en doet niet af aan het recht op gelijke behandeling zoals verwoord in artikel 1 Grondwet.
De Commissie wijst de klacht af.