Kredietreclame op televisie onder de loep
Vereniging voor Reclamerecht, advies van de studiecommissie Kredietreclame aan het bestuur van de Vereniging voor Reclamerecht, 27 oktober 2009 (Met dank aan Willem Leppink, Ploum Lodder Princen Advocaten)
De studiecommissie Kredietreclame heeft het initiatiefvoorstel ‘31 911 Voorstel van wet van de leden Blanksma-van den Heuvel en Spekman tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht met betrekking tot televisiereclame over geldkrediet’ beoordeeld. Zij nemen het standpunt in dat dit initiatief wetsvoorstel juridische tekortkomingen vertoont en spreken daardoor een negatief advies uit.
Allereerst is de commissie van mening dat het wetsvoorstel geen wezenlijke aanvulling biedt t.o.v. de huidige wetgeving en derhalve het doel voorbij schiet namelijk de bescherming van consumenten tegen overkreditering. Bestaande regelgeving op dat gebied zou voldoende effectief en toerijkend zijn waardoor een aanvulling overbodig lijkt. Sterker nog, de conceptwet zou meer dan het nodige regelen wat tot onevenredige wetgeving zou leiden. Dit oordeel ligt op een lijn met het advies van de Raad van State van 29 april 2009.
Daarnaast is het wetsvoorstel volgens de commissie in strijd met Europese regelgeving. Immers het gaat hier om een reclameverbod alsmede een tijdsverbod welke het vrije dienstverkeer disproportioneel zouden inperken. De belemmeringen zijn aldus niet te rechtvaardigen zodat de nationale rechter de bepalingen waarschijnlijk buiten toessing zou moeten verklaren.
Bovendien druist het wetsvoorstel in tegen de Europese Richtlijn 2008/48/EG inzake kredietovereenkomsten voor consumenten waarvan reeds een conceptwetsvoorstel ter implementatie is voorgelegd. De betrokken richtlijn lijkt te beletten dat in kredietreclames bepaalde informatie wordt verboden of waarschuwingen worden opgenomen. Het gaat hier om een Richtlijn bevattende een totaalharmonisatie welk ten gevolge heeft dat nadere afwijkende regelgeving niet gepermitteerd zou worden. Enige uitzondering hierop zijn regels m.b.t. oneerlijke handelspraktijken. Toch maakt het onderhavige conceptwetsvoorstel daar geen onderdeel van uit.
Kortom: De commissie is van mening dat onderhavig wetsvoorstel geheel afgewezen dient te worden op bovengenoemde gronden.
Lees hier het hele advies.