30 aug 2017
Misleidend dat in aangeprezen probiotica-mix geen probiotica zit
Vz. Rcc 30 augustus 2017, RB 2979; dossiernr. 2017/00539 (probiotica-mix dr. Lindgren) Toewijzing. De uiting: Het betreft een video voor ‘Dr. Lindgren Polyphenol Blend’ waarin het product onder meer wordt aangeprezen als een probiotica-mix die goed is voor de gezondheid. Volgens de video zijn 15 “superstammen bacteriën” gebruikt voor het product. De klacht: Klaagster stelt, samengevat, dat zij, toen zij het product had besteld, op het etiket zag staan dat het product als ingrediënten bevat: groene thee, artisjok, coelus forskohlii en gember. Uit het etiket blijkt niet van de aanwezigheid van probiotica. Op verzoeken om informatie wordt niet gereageerd. Wel krijgt klaagster aanmaningen om de potjes te betalen die zij geretourneerd heeft. Er is sprake van misleidende reclame omdat het aangeprezen product niet hetgeen is wat wordt afgeleverd. Volgens de Consumentenbond is het product ondeugdelijk.
1) De klacht is gebaseerd op de stelling dat sprake is van misleidende reclame door de verwijzing naar probiotica. Aan de beoordeling van de vraag of de reclame-uiting om die reden misleidend is, wordt echter pas toegekomen nadat is vastgesteld dat de uiting niet in strijd met de wet is. Uit de informatie van de Keuringsraad KOAG/KAG, die de voorzitter onderschrijft, blijkt dat de uiting om diverse redenen in strijd met de wet is. Gelet op de klacht volstaat de voorzitter met te verwijzen naar de op probiotica gebaseerde gezondheidsclaims, die door de Europese Commissie zijn afgewezen. Door in de video diverse gezondheidsclaims te doen die worden toegeschreven aan probiotica, is gehandeld in strijd met het verbod van artikel 10 lid 1 Verordening (EG) nr. 1924/2006. Om die reden is de reclame in strijd met artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC).
2) Verweerder stelt dat de video niet haar eigendom is, maar van een affiliate. Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek om informatie over de affiliate, zodat de voorzitter geen aanleiding ziet te oordelen dat sprake is van affiliate marketing. Daarbij merkt de voorzitter op dat verweerder stelt dat zij de shop waar het onderhavige product werd aangeboden per direct heeft gesloten, hetgeen op vergaande betrokkenheid van verweerder bij die verkoop wijst. Wel brengt het voorgaande mee dat de uiting niet meer wordt gepubliceerd. De voorzitter heeft, voor zover mogelijk, geconstateerd dat de video ook inderdaad niet meer online is te raadplegen. Verder stelt verweerder dat de video zal niet meer online zal komen. In dit alles vindt de voorzitter aanleiding om verweerder weliswaar verantwoordelijk te achten voor de onderhavige uiting, maar tevens gebruik te maken van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 12 lid 5 van het Reglement van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep, zodat wordt afgezien van een aanbeveling en volstaan wordt met te beslissen als volgt.
De beslissing van de voorzitter
Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 2 NRC.