20 nov 2024
Kopieer citeerwijze ||
bedrijf 1 B.V. tegen de vennootschap naar buitenlands recht bedrijf 2
Misleidende reclame: geen bewijs voor beter product
Rb. Zeeland-West-Brabant, 20 november 2024, RB 3880; ECLI:NL:RBZWB:2024:9051 (bedrijf 1 tegen bedrijf 2). De rechtbank heeft geoordeeld in een zaak tussen bedrijf 1 en bedrijf 2 over misleidende reclame en onrechtmatige uitlatingen over het product van bedrijf 1. In een eerder tussenvonnis is bedrijf 2 in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat haar product beter is dan dat van bedrijf 1. Bedrijf 2 heeft stukken overgelegd, waaronder een analyse waarin wordt geconcludeerd dat haar product vochtwerender en milieuvriendelijker zou zijn. Bedrijf 1 betwist dit en voert aan dat haar product een kant-en-klare oplossing is, terwijl het product van bedrijf 2 ter plaatse moet worden aangemaakt en daardoor foutgevoeliger is. Daarnaast stelt bedrijf 1 dat de door bedrijf 2 ingebrachte analyse geen waarde heeft, omdat deze afhankelijk is van de ingevoerde input in AI.
De kantonrechter oordeelt dat bedrijf 2 niet heeft bewezen dat haar product daadwerkelijk beter is. De analyse spreekt slechts een voorkeur uit op basis van de kwalificatie vochtwerend en stelt dat het product van bedrijf 1 niet geschikt zou zijn voor gebruik onder druk, maar dit wordt weersproken door de stukken van bedrijf 1. Daarnaast blijkt uit de verklaring van de leverancier van bedrijf 1 dat niet alleen de samenstelling van het product bepalend is, maar ook andere factoren zoals de bereikbaarheid van het te behandelen oppervlak, de werkwijze van de uitvoerder en de toepassing van het product. Volgens deze verklaring werkt een crème, zoals het product van bedrijf 1, beter dan een vloeibaar product. Ook wordt betwist dat er gezondheidsrisico’s zouden zijn bij het product van bedrijf 1. Bovendien blijkt uit de bij de verklaring gevoegde bijlage dat ook het product van bedrijf 1 vochtwerend is.
De kantonrechter overweegt verder dat de analyse van bedrijf 2 niet is gebaseerd op expertise, maar op de invoer van teksten in AI, waarin positieve en negatieve eigenschappen tegenover elkaar zijn gezet. Dit betekent niet dat het product van bedrijf 2 in alle gevallen de beste optie is. Daarnaast blijkt uit de overgelegde documenten dat bedrijf 2 een bewerking heeft gemaakt van een selectie uit een artikel in een vakblad en deze bewerking vervolgens via AI heeft laten analyseren. Zowel de selectie als de bewerking kan niet worden gecontroleerd. De kantonrechter komt daarom tot het oordeel dat aan de analyse weinig waarde kan worden gehecht. De kantonrechter oordeelt dat medewerkers van bedrijf 2 niet hebben voldaan aan de vereisten van artikel 6:194 lid 2 sub a tot en met c BW en artikel 6:193c lid 1 onder b BW. Het gevorderde verbod wordt daarom toegewezen. Bedrijf 2 wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten van €1.255,72.
2.5. Naar het oordeel van de kantonrechter is het aan [bedrijf 2] gevraagde bewijs niet geleverd. Uit de stukken van [bedrijf 2] , waaronder de analyse, volgt dat de voorkeur wordt uitgesproken voor het door [bedrijf 2] gebruikte product op grond van de kwalificatie vochtwerend en het feit dat het door [bedrijf 1] gebruikte product niet geschikt zou zijn voor gebruik onder druk. Dit wordt echter weersproken door de door [bedrijf 1] overgelegde stukken. Daarbij wordt in de door [bedrijf 2] overgelegde stukken geen conclusie getrokken, die is gebaseerd op expertise, maar een conclusie die volgt uit de analyse van de in de AI gevoerde tekst. De producten worden in zoverre niet ten opzichte van elkaar gewaardeerd, maar er worden positieve en negatieve eigenschappen tegenover elkaar gezet, waaruit een conclusie volgt. Dit betekent niet dat het door [bedrijf 2] gehanteerde product in alle gevallen de beste optie is. Daarbij komt dat uit de door [bedrijf 2] overgelegde documenten blijkt dat zij kennelijk een bewerking heeft gemaakt op een selectie van een artikel in een vakblad en die bewerking vervolgens heeft laten analyseren via AI. Zowel de bewerking als de selectie kan niet gecontroleerd worden. Met [bedrijf 1] is de kantonrechter daarom eens dat aan de analyse weinig waarde kan worden gehecht.