RB
DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op donderdag 11 februari 2016
RB 2657
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Reclame-uiting in AD misleidend door ontbreken essentiële informatie

Vzr. RCC 28 januari 2016, RB 2657; Dossiernr: 2016/00020 (Algemeen Dagblad)
Misleiding. Uiting: Het betreft een advertentie in het Algemeen Dagblad waarin een arrangement “3 dagen Salland” wordt aangeboden. Het arrangement hield een verblijf van twee nachten in een hotel in met enkele maaltijden.

Klacht: Deze wordt als volgt samengevat. Klager wilde naar aanleiding van de reclame-uiting het desbetreffende hotel boeken voor twee nachten in juni. Er bleek echter slechts geboekt te kunnen worden voor een verblijf tot april 2016. In de advertentie staat geen termijn. Klager acht de reclame-uiting om die reden misleidend.

Voorzitter: In de bestreden uiting biedt adverteerder een arrangement aan zonder daarbij te melden dat het aanbod wordt gedaan onder de beperkende voorwaarde dat het slechts kan worden geboekt voor een verblijf in het hotel in de periode tot en met eind april 2016. Volgens adverteerder was er in die periode voldoende beschikbaarheid. Dit laatste doet echter niet af aan de verplichting voor adverteerder om in de advertentie reeds duidelijk te maken dat het aanbod beperkt was tot een verblijf in het hotel in de periode tot en met eind april 2016. Nu adverteerder dit heeft nagelaten, kon de gemiddelde consument deze voorwaarde niet kennen en is sprake van het ontbreken van (essentiële) informatie over de voorwaarden als bedoeld onder III sub 3 van de Reclamecode Reisaanbiedingen 2014 (RR 2014) in verbinding met artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Verder is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht zou kunnen worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting tevens misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde onder III sub 3 RR 2014 en met artikel 7 NRC. De voorzitter beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.