25 apr 2025
Kopieer citeerwijze ||
ANVR, TUI, Prijsvrij en D-Reizen tegen de Gemeente en Reclame Fossielvrij
Reclameverbod op fossiele reizen Den Haag blijft overeind: rechter wijst bezwaren ANVR en TUI af

Rb. Den Haag 25 april 2025, IEF 22676, RB 3899; ECLI:NL:RBDHA:2025:6874 (ANVR, TUI, Prijsvrij en D-Reizen tegen de Gemeente en Reclame Fossielvrij). Prijsvrij en D-Reizen steunen de Algemene Nederlandse Vereniging voor Reisondernemingen (hierna: ANVR) en TUI in hun vordering tegen het door de Gemeente Den Haag (hierna: de Gemeente) ingevoerde reclameverbod op fossiele reclame in de openbare ruimte (hierna: het Reclameverbod), gebaseerd op een initiatief van de Partij voor de Dieren. Stichting Reclame Fossielvrij heeft zich aangesloten aan de zijde van de Gemeente. Met dit Reclameverbod beoogt de Gemeente de gezondheid van haar inwoners te beschermen, de negatieve gevolgen van klimaatverandering terug te dringen en het milieu te verbeteren. De ANVR en TUI menen dat de Gemeente het Reclameverbod onbevoegd heeft genomen, dat het Reclameverbod in strijd is met de Grondwet, Europese wetgeving en de totstandkoming in strijd is met algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Leden van de ANVR, waaronder TUI, willen reclame kunnen (blijven) maken voor onder andere hun vliegreizen en cruises, en hebben er daarom belang bij dat de Gemeente geen uitvoering geeft aan het verbod.
De rechter gaat niet mee in het betoog van de ANVR en TUI dat het verbod niet effectief bijdraagt aan de volksgezondheid van inwoners van Den Haag. De Gemeente heeft voldoende onderbouwd dat het reclameverbod kan bijdragen aan de bescherming van de volksgezondheid en het terugdringen van klimaatverandering, wat legitieme publieke belangen zijn. De beperkte locale effecten doen daar niet aan af; de Gemeente mag bijdragen aan bredere milieudoelen. Ook is er geen sprake van een schending van de persvrijheid of een vorm van preventieve censuur. Volgens artikel 7 van de Grondwet geldt voor "handelsreclame" een uitzondering op de vrijheid van meningsuiting, en fossiele reclame valt daar volgens de rechter onder. Het beroep op de Europese Richtlijn oneerlijke handelspraktijken (OHP) slaagt evenmin. De ANVR en TUI hebben niet overtuigend aangetoond dat de richtlijn relevant is in deze context. De rechter verwerpt ook het beroep dat het Reclameverbod een selectief karakter heeft en daarmee artikel 34 VWEU schendt. Het verbod geldt immers voor iedereen. De ANVR en TUI hebben niet overtuigend aangetoond dat buitenlandse aanbieders er zwaarder door worden getroffen. Zelfs als sprake zou zijn van een belemmering van het vrije verkeer van goederen, is die volgens de rechter gerechtvaardigd op grond van artikel 36 VWEU vanwege het doel van volksgezondheids- en milieubescherming. Het verbod is volgens de rechter geschikt, noodzakelijk en proportioneel.
Op basis van voorgaande motivering oordeelt de rechter dat het reclameverbod een gerechtvaardigde beperking van de vrijheid van meningsuiting is. De Gemeente heeft voldoende aangetoond dat het verbod een legitiem doel dient en voldoet aan proportionaliteit en subsidiariteit. Het verbod geldt alleen voor fossiele reclame in de openbare ruimte: reclame via media of voor andere reizen is nog steeds mogelijk. Het verbod is ook niet in strijd met de vrijheid van ondernemerschap, het Handvest is hier namelijk niet van toepassing omdat het verbod geen EU-wetgeving implementeert. Bovendien is al vastgesteld dat het verbod gerechtvaardigd is op grond van artikel 36 VWEU, waardoor ook geen afzonderlijke schending van artikel 16 Handvest aannemelijk is. Vervolgens toetst de rechter nog aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Het beroep op schending van het lex certa-beginsel wordt afgewezen, nu 'fossiele reclame' voldoende duidelijk is gedefinieerd in de APV. Ook het beroep op het evenredigheidsbeginsel wordt verworpen: de rechter oordeelt dat de afweging tussen de gezondheidsbelangen van inwoners en het commerciële belang voldoende zorgvuldig is gemaakt. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel, dat neerkomt op dat het verbod ook voor andere branches zou moeten gelden, verwerpt de rechter aangezien de maatregel geen alomvattende oplossing voor het probleem moet bevatten. Voldoende is dat het bijdraagt aan het bereiken van het beoogde doel. Tenslotte oordeelt de rechter dat het Reclameverbod het zorgvuldigheids- of motiveringsbeginsel niet schendt. Het Reclameverbod is niet onmiskenbaar onverbindend en de vorderingen van de ANVR en TUI worden afgewezen.
5.17. De ANVR en TUI enerzijds en de Gemeente anderzijds verschillen van mening over de vraag of de beperking van de vrijheid van meningsuiting in het Reclameverbod noodzakelijk is in een democratische samenleving. Op grond van vaste jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie is bij de toets of een beperking noodzakelijk is in een democratische samenleving van belang of er sprake is van een pressing social need om de vrijheid van meningsuiting te beperken, of die beperking proportioneel is en of de redenen voor de beperking relevant and sufficient zijn. Zoals hiervoor in 5.15. al is overwogen heeft de Gemeente voldoende onderbouwd dat het Reclameverbod kan bijdragen aan het dienen van een legitiem doel, namelijk het beschermen van de gezondheid en het leveren van een bijdrage aan het beperken van de negatieve gevolgen van klimaatverandering, en dat het Reclameverbod proportioneel is. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de Gemeente hiermee ook voldoende heeft onderbouwd dat is voldaan aan de voorwaarden voor een beperking van de vrijheid van meningsuiting zoals bedoeld in artikel 10 EVRM. De Gemeente heeft immers voldoende concreet gemaakt dat het Reclameverbod, binnen de mogelijkheden van de Gemeente, een bijdrage kan leveren aan het tegengaan van de effecten van klimaatverandering en aan het verbeteren van de gezondheid van de inwoners en bezoekers van Den Haag. Daarbij heeft de Gemeente toegelicht dat het Reclameverbod alleen ziet op reclame voor fossiele producten en diensten. Dit betekent dat het (de leden van) de ANVR en TUI onverminderd vrij staat om in de Haagse openbare ruimte reclame te blijven maken voor andersoortige reizen en/of hun naamsbekendheid verder te vergroten via reclame met hun naam/logo. Daarbij komt dat de ANVR en TUI via andere kanalen (zoals radio, tv en internet) gewoon fossiele reclame kunnen blijven maken. Daarmee heeft de Gemeente voldoende onderbouwd dat het Reclameverbod in de gegeven omstandigheden voldoet aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.