RB
DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op maandag 25 januari 2010
RB 455
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Reclameverbod Tabakwet gehandhaafd

Tabakproducenten hebben het zwaar. Het reclameverbod, dat blijkbaar goed gehandhaafd wordt, is namelijk bijzonder strikt. Dit moest Agio c.s. aan den eigen lijfe ondervinden. Nadat zij met eigenaren en exploitanten van benzinestations overeenkomsten gesloten heeft om tegen betaling in die benzinestation op de toonbank dispensers op te stellen waarin doosjes sigaren worden gestald kregen zij een boete wegens het overtreden van de Tabakwet.

Het Hof is tot de conclusie gekomen dat 'Hoe neutraal de dispensers ook mogen zijn, de enkele verpakking van de doosjes sigaren daarin valt al onder het reclameverbod. In afwijking van dat verbod mogen doosjes sigaren worden getoond, zolang de presentatie niet verder gaat dan voor het te koop aanbieden noodzakelijk is. Naar het oordeel van het hof gaat de presentatie in dispensers op de toonbank van benzinestations onder de bijzondere omstandigheden van het geval verder dan noodzakelijk is voor het te koop aanbieden van de onderhavige tabaksproducten.'

Met betrekking tot het vrije verkeer oordeelde het hof dat' het onderhavige reclameverbod op de voet van artikel 30 EG is gerechtvaardigd uit hoofde van de bescherming van de gezondheid en het leven van personen. De Staat heeft in dit geding genoegzaam aangetoond dat het reclameverbod, dat onderdeel uitmaakt van een pakket van maatregelen, bijdraagt aan de ontmoediging van de tabaksconsumptie van de bevolking in het algemeen en van jeugdigen in het bijzonder, en dat de beperking van de reclame voor tabaksproducten een bijdrage kan leveren aan het bevorderen van de volksgezondheid. In dit licht kan niet worden geoordeeld dat het reclameverbod niet noodzakelijk en niet geschikt is, noch dat het niet proportioneel is. Na het voorgaande kan in het midden blijven of het onderhavige reclameverbod aangemerkt kan worden als een "verkoopmodaliteit" (in de zin van het arrest van het HvJ EG van 24 november 1993 in de gevoegde zaken C-267/91 en C-268/91, Keck en Mithouard, Jur. 1993, p. I-6126) en het om die reden buiten de werkingssfeer van artikel 28 EG val.

Lees hier de hele uitpraak.

(bron: IEPT)