19 jun 2017
Verboden medische claim biologische Arganolie van Koopjedeal.nl
RCC 19 juni 2017, RB 2916; dossiernr. 2017/00302 (Arganolie) Gedeeltelijke aanbeveling. Strijd met wet. Bijzondere Reclamecode. Uiting: Het betreft een advertentie van Koopjedeal.nl in het Brabants Dagblad. Daarin staat, onder het kopje “100 ml natural 100% biologische Arganolie; vol vitamines en antioxidanten” onder andere: “Helpt bij acne, eczeem, droge huid, striemen, rimpels en cellulitis”. Klacht: Er wordt gesproken van een “cosmetische wonderolie” (klager bedoelt hier kennelijk “cosmetisch wondermiddel”), die zou helpen bij acne, eczeem, droge huid striemen, rimpels en cellulitis. Bij deze claims wordt niet wetenschappelijk onderbouwd hoe of wanneer het product werkt, aldus klager. In de uiting staat ook : “vol vitamines en antioxidanten”. Klager vraagt zich af of de olie gedronken of gesmeerd moet worden. Ook bevat de uiting geen doseringsvoorschrift. De uiting maakt mensen “blij met een dooie mus”, aldus klager.
De Commissie oordeelt dat in de uiting mededelingen worden gedaan die als verboden medische claims dienen te worden beschouwd. Het betreft de mededelingen dat het aangeprezen product helpt bij acne en eczeem. Mededelingen die inhouden dat dankzij het aangeprezen product gezondheidsproblemen worden bestreden of verbeterd (“helpt bij”) impliceren een medische werking van het product. De gezondheidsproblemen waarnaar wordt verwezen, zullen door de gemiddelde consument immers (kunnen) worden opgevat als een ziekte, gebrek, wond of pijn bij de mens (vgl. de definitie van geneesmiddel in artikel 1 aanhef en onder b sub 1 Geneesmiddelenwet). De werking die daarbij wordt gesuggereerd, kan worden opgevat als het genezen, verminderen of het voorkomen daarvan. De Commissie oordeelt op grond van het voorgaande dat het product door de hiervoor weergegeven mededeling volgens het aandieningscriterium als bedoeld in artikel 1 aanhef en onder b Geneesmiddelenwet als een geneesmiddel dient te worden gekwalificeerd.
Voor reclame voor een geneesmiddel is vereist dat hiervoor een handelsvergunning is verleend als bedoeld in artikel 84 lid 1 Geneesmiddelenwet. Niet gesteld of gebleken is dat voor het aangeprezen product een dergelijke handelsvergunning is verleend. Om die reden is de uiting in zoverre in strijd met het verbod van artikel 84 lid 1
Geneesmiddelenwet en daardoor in strijd met artikel 2 NRC. Tevens is de uiting daardoor in strijd met artikel 4 Code Publieksreclame voor Geneesmiddelen (CPG) 2015 voor zover wordt gezegd dat het product helpt bij acne en eczeem.
Ten aanzien van de overige beweringen in de uiting ligt dit anders. Zij dienen echter wel onderbouwd te zijn op de wijze zoals voorgeschreven in de Reclame Code Cosmetische Producten (RCP). In artikel 3 lid 1 van deze code staat onder andere:
“Beweringen over cosmetische producten, zowel expliciet als impliciet, moeten onderbouwd zijn met voldoende en toetsbaar bewijsmateriaal, waar nodig met inbegrip van beoordelingen door experts en andere informatie die zich bevindt in het Productinformatiedossier als bedoeld in artikel 11 van Verordening (EG) 1223/2009. Deze verplichting geldt niet als voor de gemiddelde consument duidelijk sprake is van overdrijving die door hem niet letterlijk zal worden genomen of indien het uitspraken betreft van abstracte aard. […]“.
Van een dergelijke onderbouwing is geen sprake.
Adverteerder brengt hier tegenin dat de tekst subjectief opgevat dient te worden.
Dit verweer kan niet slagen. De gemiddelde consument zal de mededeling zo begrijpen dat de in de uiting genoemde huidproblemen zullen verdwijnen of verminderen wanneer men de olie gebruikt. De beweringen in de uiting zijn naar het oordeel van de Commissie van concrete aard, waardoor de gemiddelde consument deze beweringen waarschijnlijk niet zal opvatten als een overdrijving.
Voor wat betreft het onderdeel van de klacht dat ziet op de wijze van gebruik en dosering merkt de Commissie op dat de gebruiksaanwijzing van het product (die deze informatie doorgaans bevat) geen aspect is dat in de uiting genoemd moet worden als essentiële informatie. De Commissie wijst dit onderdeel van de klacht daarom af.
Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.
De beslissing
De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met de artikelen 2 NRC, 4 CPG en 3 lid 1 RCP. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. Voor het overige wijst zij de klacht af.