17 mrt 2016
Vlog over Swiss Sense winkel in strijd met Reclamecode Sociale Media
RCC 17 maart 2016, RB 2694; dossiernr. 2016/00079 (Vlogger Swiss Sense)
Aanbeveling. Reclamecode Sociale Media. Artikel 3 aanhef en onder b RSM. Klacht: Op 15 januari 2016 toonde de vlogger, die het volgens klaagster regelmatig niet zo nauw neemt met regels voor online reclame, in een vlog (vlog nr. 425) dat ze een bezoek bracht aan een Swiss Sense winkel. Ze was daar per toeval beland en wilde een bed uitzoeken. Vervolgens wordt meer dan de helft van haar vlog gebruikt om de winkel in beeld te brengen. Dit lijkt redelijk onschuldig voor de nietsvermoedende kijker, omdat iedereen wel eens een bed koopt. Drie dagen later (vlog nr. 428) noemt de vlogger, die meer dan 180.000 abonnees heeft, opeens een kortingscode van verweerder aan alle kijkers. Dit is natuurlijk geen toeval. Een dag later (19 januari 2016) verschijnt op de website van verweerder een artikel over het feit dat de vlogger 'toevallig' de beddenwinkel heeft bezocht. In het artikel wordt gelinkt naar de beide vlogs. Onder de vlogs wordt nergens vermeld dat het een samenwerking met verweerder betreft. Er duiken nu opeens meer bekende Nederlanders op met een Swiss Sense bed. Klaagster vindt dat verweerder niet echt netjes reclame maakt. Ondertussen gooien alle bloggers/vloggers/ instagrammers hun uitingen vol met reclame zonder hier melding van te maken. Deze “sluwe manier van reclame maken” dient volgens klaagster bestraft te worden.
Het oordeel van de Commissie
1) Voor zover de klacht mede is gericht tegen de website van verweerder voor zover daarop de bestreden vlogs zijn embedded, merkt de Commissie op dat geen print is overgelegd van de website, zodat de Commissie niet in staat is te beoordelen hoe deze vlogs destijds via de website openbaar zijn gemaakt. Ten aanzien van de website zoals die luidde ten tijde van de zitting, heeft de Commissie geconstateerd dat beide vlogs via een afzonderlijk bericht op de website zijn ontsloten, waarbij is vermeld: “Gesponsord door Swiss Sense”. Deze vermelding maakt voldoende duidelijk dat er een Relevante Relatie bestaat tussen de vlogger en verweerder. Voor zover de klacht mede tegen de website van verweerder is gericht, wordt deze op grond van het voorgaande afgewezen, zodat hierna uitsluitend de vlogs zelf ter beoordeling staan. Met betrekking tot het karakter van de onderhavige ‘vlogs’ (videoverslagen gepubliceerd op het eigen kanaal van de vlogger op YouTube) is tussen partijen niet in geschil dat sprake is van een activiteit die als zodanig valt onder het begrip ‘Social Media’. De Commissie sluit zich hierbij aan onder verwijzing naar de term ‘video community’ die als voorbeeld in de RSM wordt genoemd.
2) In de eerste vlog is, voor zover hier van belang, te zien hoe de vlogger en haar partner zich naar een winkel van verweerder begeven om bedden en beddengoed te bekijken en te kopen, waarbij zij zich ook doen voorlichten door een verkoper van de winkel. Daarbij is uitvoerig (ongeveer 9 minuten) en gedetailleerd het winkelaanbod van verweerder in beeld op een wijze die ook door verweerder wordt opgevat als een aanprijzing van haar assortiment. In de tweede vlog brengt de vlogger de mogelijkheid van kortingsbonnen van adverteerder onder de aandacht van haar volgers. De vlogs zijn geschikt om een groot publiek te bereiken mede gelet op het feit dat de vlogger ruim 190.000 volgers heeft. De vlogs hebben daardoor onmiskenbaar commerciële waarde voor verweerder en zijn geschikt om de verkoop van haar producten te bevorderen. Dit blijkt ook uit het feit dat de vlogs als zelfstandige reclame-uitingen op de website van verweerder zijn embedded.
3) In de eerste plaats heeft verweerder aangevoerd dat geen sprake is van beïnvloeding of uitlokking in de zin van de toelichting bij artikel 1 NRC. Verweerder stelt daartoe dat de vlogger zelf de inhoud van de vlogs heeft bepaald, die slechts de persoonlijke ervaring van de vlogger met de winkel en het aanbod van verweerder zouden weergeven. De Commissie oordeelt dat dit geen doorslaggevend aspect is bij de beoordeling van de vraag of sprake is van reclame in de zin van de Nederlandse Reclame Code en de RSM. Niet vereist is immers dat een adverteerder zelf de inhoud van een reclame-uiting heeft bepaald of beïnvloed. Wel dient in enige mate de uiting door de adverteerder te zijn gestimuleerd. Dat is hier het geval, zoals blijkt uit hetgeen hierna wordt overwogen in het kader van de beoordeling of sprake is van een Relevante Relatie in de zin van artikel 1 RSM.
4) In de tweede plaats heeft verweerder aangevoerd dat geen sprake is van een Relevante Relatie in de zin van de RSM. Dienaangaande overweegt de Commissie als volgt. Niet ter discussie staat dat verweerder de vlogger heeft ‘beloond’ door haar een korting te geven op de aanschafprijs van een bed. Verweerder stelt dat zij met de vlogger in contact is gekomen en met haar over een korting heeft gesproken pas nadat de aankoop had plaatsgevonden en nadat de inhoud van de boodschap al vaststond. Verweerder heeft echter niet de specifieke datum van de afspraak over de korting genoemd en evenmin stukken overgelegd die een voldoende nauwkeurige tijdsbepaling van die afspraak mogelijk maken. De Commissie oordeelt dat verweerder daarmee in het licht van de hiervoor onder 2) vermelde vaststaande feiten tegenover de klacht die erop neerkomt dat de beide vlogs tegen vergoeding zijn gepubliceerd, haar standpunt onvoldoende heeft onderbouwd.
5) Daarbij merkt de Commissie op dat haar bij het kennisnemen van de bewuste vlogs is gebleken dat deze met een vertraging van ongeveer een week worden uitgezonden. Dit staat immers met zoveel woorden bij de vlogs op het kanaal. Dit impliceert dat de afspraak over de korting kan zijn gemaakt in de periode tussen het maken van de opnames, het samenstellen van de eerste vlog en de publicatie daarvan. Indien dat het geval is, hetgeen de Commissie een reële mogelijkheid lijkt, heeft de publicatie van de eerste vlog plaatsgevonden nadat de vlogger reeds een voordeel van verweerder heeft ontvangen of toegezegd heeft gekregen. In dat geval bestaat een situatie die naar het oordeel van de Commissie als Relevante Relatie dient te worden beschouwd. De publicatie vindt dan immers plaats tegen betaling of een voordeel, waarmee verweerder tevens geacht moet worden de vlogger tot publicatie te hebben gestimuleerd, zoals ook lijkt te volgen uit de mededeling op de website van verweerder: “Gesponsord door Swiss Sense”, die blijkbaar op beide vlogs betrekking heeft.
6) Op grond van het voorgaande heeft verweerder onvoldoende weerlegd dat met betrekking tot de eerste vlog sprake is geweest van een op commerciële communicatie gerichte activiteit die verweerder voorafgaand aan de publicatie van die vlog heeft gestimuleerd door aan de vlogger een financieel voordeel toe te kennen. Naar het oordeel van de Commissie ligt het in de rede te veronderstellen dat de vlogger bij het samenstellen van de beelden van de te publiceren uiting met deze afspraak rekening heeft gehouden gelet op de uitvoerige en positieve aandacht die zij aan het winkelaanbod van verweerder schenkt. De vlog is bovendien, zoals vermeld, zo vervaardigd dat deze geschikt is om als zelfstandige reclame-uiting op de website van verweerder te worden embedded.
7) Nu de Commissie aannemelijk acht dat met betrekking tot de eerste vlog sprake is van een Relevante Relatie, had de vlogger in haar vlog of op haar kanaal kenbaar moeten maken dat zij in verband met de publicatie een voordeel van verweerder heeft ontvangen. Dit oordeel impliceert overigens dat óók met betrekking tot de tweede vlog sprake is van een Relevante Relatie. De tweede vlog moet immers geacht worden samen te hangen met de eerste vlog nu de vlogger daarin kortingsbonnen van verweerder aanprijst. Deze vlog is gepubliceerd nadat de vlogger bedoeld voordeel heeft ontvangen en verweerder heeft in wezen niet betwist dat de afspraak over de korting de aanleiding was voor de tweede vlog. Ook in de tweede vlog ontbreekt informatie over het feit dat de vlogger een voordeel van verweerder heeft ontvangen. De Commissie acht de vlogs in strijd met artikel 3 aanhef en onder b RSM.
8) De vlogger zelf is niet in de onderhavige procedure betrokken omdat klaagster de klacht specifiek tegen verweerder heeft ingediend. Verweerder is echter ook zelf verantwoordelijk voor de naleving van artikel 3 RSM, zoals blijkt uit de in artikel 6 lid 4 RSM omschreven zorgplicht. Verweerder heeft niet aan deze zorgplicht voldaan. Op grond hiervan oordeelt de Commissie dat verweerder verantwoordelijk is voor het feit dat uit de onderhavige vlogs niet blijkt dat deze zijn gepubliceerd in verband met een Relevante Relatie als bedoeld in artikel 3 RSM. Derhalve wordt beslist als volgt.