RB
Gepubliceerd op donderdag 5 september 2013
RB 1905
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Conclusie A-G: wanneer de consumentenvereniging over een andere rechtsgang beschikt

Conclusie A-G HvJ EU 5 september 2013, zaak  C-413/12 (Asocicíon de Consumidores Indepentientes de Castilla y León tegen Anuntis Segunda Mano SL)
Verzoek om een prejudiciële beslissing. Audiencia Provincial de Salamanca.
Oneerlijk beding, consumentenovereenkomst, consumentenbescherming. Uitlegging van de artikelen 4, 12, 114 en 169 VWEU, artikel 38 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (PB 2000, C 364, blz. 1) en richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB L 95, blz. 29). Geschikte en doeltreffende middelen om een einde te maken aan het gebruik van oneerlijke bedingen. Preventieve collectieve vordering ingesteld door een vereniging voor consumentenbescherming om het gebruik van oneerlijke bedingen door een handelaar te doen verbieden. Nationale regels van burgerlijk procesrecht waarin bevoegdheid wordt toegekend aan de rechter van de zetel van de verwerende partij. Nationale wetgeving die elk beroep uitsluit tegen een beschikking waarbij de rechter zich territoriaal onbevoegd verklaart.

Conclusie A-G:

In de huidige stand van het Unierecht verzet het doeltreffendheidsbeginsel, beschouwd in samenhang met de door richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten nagestreefde doelstelling om een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen, zich in de context van het hoofdgeding niet tegen een nationale procedureregel volgens welke geen rechtsmiddel openstaat tegen een beslissing waarbij de geadieerde rechter zich territoriaal onbevoegd verklaart in het kader van een door een consumentenvereniging ingediende stakingsvordering, wanneer voorts uit het onderzoek van het nationale recht blijkt dat die vereniging effectief over een rechtsgang beschikt om haar vordering ten gronde geldend te maken.

Gestelde Prejudiciële vragen

1. Mag de Audiencia Provincial, als nationale appelrechter, overeenkomstig de bij richtlijn 93/13/EEG van de Raad betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten aan de consument geboden bescherming, ondanks het ontbreken van een nationale wettelijke grondslag, uitspraak doen over het hoger beroep tegen het vonnis van de rechter in eerste aanleg waarin is geoordeeld dat de rechter van de woonplaats van de verwerende partij territoriaal bevoegd is om uitspraak te doen over de stakingsvordering die is ingesteld door een niet bij een unie of federatie aangesloten consumentenvereniging met een beperkt territoriaal actieterrein, weinig financiële middelen en een gering aantal leden?

2. Dienen de artikelen 4, 12, 114 en 169 van het Verdrag [betreffende de werking van de Europese Unie] en artikel 38 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, gelezen in samenhang met richtlijn 93/13 en de rechtspraak van het Hof van Justitie over het hoge niveau van bescherming voor de consument alsook het nuttig effect van richtlijnen en de beginselen van gelijkwaardigheid en doeltreffendheid, aldus te worden uitgelegd dat territoriaal bevoegd is om uitspraak te doen over een vordering tot staking van toepassing van oneerlijke bedingen die ter bescherming van collectieve of individuele consumentenbelangen is ingesteld door een niet bij een unie of federatie aangesloten consumentenvereniging met een beperkt territoriaal actieterrein, weinig financiële middelen en een gering aantal leden, de rechtbank van de plaats van de zetel van deze vereniging en niet van de zetel van de verwerende partij?