Interventie door consumentenbeschermingsorganisatie is toegestaan
HvJ EU 27 februari 2014, zaak C-470/12 (Pohotovost') - dossier
Verzoek om een prejudiciële beslissing, Okresný súd vo Svidníku, Slowakije. Zie eerder RB 2005. Uitlegging van artikel 6, lid 1, en artikel 8 van richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB L 95, blz. 29) alsmede van de artikelen 38 en 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Overeenkomst voor consumentenkrediet – Gedwongen tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis – Verzoek om interventie van een vereniging voor bescherming van de consumentenrechten in de tenuitvoerleggingsprocedure – Nationale wettelijke regeling die niet voorziet in de mogelijkheid van een interventie van derden – Mogelijkheid voor de nationale rechterlijke instantie om een dergelijke interventie toe te staan. Het Hof verklaart voor recht:
Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, met name de artikelen 6, lid 1, 7, lid 1, en 8 van deze richtlijn, junctis de artikelen 38 en 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, moet aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzet tegen een nationale regeling op grond waarvan het een vereniging voor consumentenbescherming niet is toegestaan te interveniëren aan de zijde van een bepaalde consument in een tegen laatstgenoemde gevoerde procedure tot tenuitvoerlegging van een in kracht van gewijsde gegaan arbitraal vonnis.