RB
Gepubliceerd op maandag 20 mei 2019
RB 3315
Zelfregulering (RCC, KOAG/KAG) ||
15 mei 2019
Zelfregulering (RCC, KOAG/KAG) 15 mei 2019, RB 3315; (vla), https://reclameboek.nl/artikelen/optimel-vla-vanille-in-strijd-met-artikel-2-nrc

'Optimel vla vanille' in strijd met artikel 2 NRC

CVB RCC 16 mei 2019, RB 3315; 2018/00701 (Foodwatch tegen Friesland Campina) Optimel vanillevla van Friesland Campina is misleidend en daarmee in strijd met de wet. De vanillevla bevat in het geheel geen vanille terwijl vanwege de naam en andere uitingen op de verpakking de consument dit wel zou mogen verwachten, aldus de Reclame Code Commissie op 14 februari [RB 3278].  Het College van Beroep oordeelt dat verpakking misleidend is over de samenstelling van het product als bedoeld in artikel 7 lid 1 sub a van verordening (EU) nr. 1169/2011. Om die reden is de uiting in strijd met artikel 2 van de NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

 Het oordeel van de Commissie
1. Het product wordt op de verpakking als volgt aangeduid: op de voorzijde van de verpakking staat ‘Optimel VLA Vanille’; op de achterzijde, boven de ingrediëntenlijst staat: “Optimel vla vanille” en “gepasteuriseerde magere vanillevla”. Op de zijkant van de verpakking staat: “zachte vanillesmaak”. Tussen partijen staat niet ter discussie dat:
–  het product ‘Optimel vla Vanille’ geen vanille van de vanilleplant bevat;
–  verschillende andere merken ‘vanillevla’ wél vanille van de vanilleplant bevatten;
–  ‘aroma’ zowel een natuurlijke als kunstmatige oorsprong kan hebben en dus niets zegt over de herkomst van de smaakmaker. In het product ‘Optimel vla Vanille’ zorgt een kunstmatig gefabriceerd aroma (dat dus geen vanille van de vanilleplant bevat) voor de vanillesmaak van het product.  

2. De Commissie stelt voorop dat bij de beoordeling of een etikettering voor een consument misleidend kan zijn, uit de rechtspraak volgt dat moet worden uitgegaan van de vermoedelijke verwachting van de normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument (HvJ EG 16 juli 1998, 347). En voorts dat deze gemiddelde consument, wiens beslissing tot aankoop wordt bepaald door de samenstelling van een product, eerst de lijst van ingrediënten leest (HvJ EG 26 oktober 1995, C-51/94). Dat de lijst van ingrediënten op de verpakking staat, kan anderzijds niet uitsluiten dat kan worden geoordeeld dat de consument wordt misleid, bijvoorbeeld indien op de verpakking de indruk wordt gewekt dat het product een ingrediënt bevat dat het in werkelijkheid niet bevat, wat uitsluitend blijkt uit de lijst van ingrediënten (HvJ EG 4 juni 2015, C-195/14).

3. De gemiddelde consument zal in het geval een product specifiek naar een bepaald ingrediënt is vernoemd (hier: “vanille”) verwachten dat het product in zekere mate dit ingrediënt bevat. Dat er op de verpakking geen vanillestokjes zijn afgebeeld, maakt dit niet anders, evenals de mededeling “zachte vanillesmaak” (op de zijkant van de verpakking), zoals adverteerder heeft aangevoerd. Een product dat (wel) vanille van de vanilleplant bevat, kan immers ook een zachte vanillesmaak hebben. 4. Nu het product ‘Optimel vla Vanille’ heet, zal de consument door het in het oog springende woord “vanille” verwachten dat er vanille in zit. Dat het product geen vanille van de vanilleplant bevat, blijkt niet uit het etiket. Er worden immers geen mededelingen gedaan over de herkomst van de vanillesmaak, behalve dan dat het volgens de ingrediëntenlijst een “aroma” betreft. Zoals vermeld is niet in geschil dat aroma zowel een natuurlijke als kunstmatige oorsprong kan hebben, zodat het woord “aroma” niet duidelijk maakt of het product al dan niet vanille van de vanilleplant bevat. Ter zitting heeft adverteerder desgevraagd verklaard dat het een kunstmatig aroma is. Door de gebruikte bewoordingen (“Vanille” op de voorzijde, en “vanillevla” op de achterzijde van de verpakking), en de in het oog springende wijze waarop “Vanille” op het etiket is vermeld, wordt onmiskenbaar de indruk gewekt dat het product vanille bevat. Hierdoor kan de verpakking de koper misleiden ten aanzien van de kenmerken van dat levensmiddel en voldoet de bestreden uiting niet aan de eis dat voedselinformatie niet misleidend mag zijn over onder meer de samenstelling als bedoeld in artikel 7 lid 1 sub a van verordening (EU) nr. 1169/2011.

5. Adverteerder heeft zich er in haar verweer op beroepen dat zich in dit specifieke geval een uitzondering voordoet. Vanillevla is volgens adverteerder vanwege het feit dat dit al jarenlang bestaat een “gebruikelijke naam” en een “ingeburgerd begrip” dat geen nadere uitleg behoeft. Bij een “gebruikelijke benaming” (die in artikel 2 lid o van Etiketteringsverordening 1169/2011 wordt gedefinieerd als “een benaming die zonder dat verdere uitleg nodig is, als de benaming van het levensmiddel wordt geaccepteerd door de consumenten in de lidstaat waar het wordt verkocht”) is er volgens adverteerder geen twijfel bij de consument: in het onderhavige geval zou hij weten dat het product geen vanille van de vanilleplant bevat, maar (slechts) een vanillesmaak heeft. Als de consument in het product geen vanille van de vanilleplant verwacht, is de verpakking niet misleidend, aldus adverteerder.

6. Adverteerder heeft haar stelling desgevraagd onderbouwd met een consumentenonderzoek. Het resultaat van dit onderzoek was dat 74% van de ondervraagden niet verwacht dat de vanillesmaak komt van vruchten van de vanilleplant. 88% van de consumenten verwacht dat de vanillesmaak in het product “Optimel vla Vanille” van een ‘aroma’ komt. Klaagster heeft hier tegen ingebracht dat het onderzoek van adverteerder niet ter onderbouwing kan dienen van de stelling dat de gemiddelde consument geen vanille van de vanilleplant in de vla verwacht. Adverteerders onderzoek zou “gestuurde” vragen hebben, waarmee de ondervraagden een bepaalde richting op zijn geduwd. Het onderzoek is daarom niet objectief. Klaagster heeft daarom een ‘tegenonderzoek’ overgelegd, met als resultaat dat 88% van de ondervraagden verwacht dat het product (wel) vanille bevat. Adverteerder heeft vervolgens weer op dit onderzoek gereageerd; zij vindt (juist) het tegenonderzoek van Foodwatch gestuurd, en geen bewijs leveren voor de stelling dat de consument verwacht dat de vanillesmaak van de vla afkomstig is van vanille van de vanilleplant.

7. Wat van eventuele ‘gestuurdheid’ van een of beide onderzoeken ook zij, naar het oordeel van de Commissie is met het consumentenonderzoek dat adverteerder heeft laten uitvoeren niet vast komen te staan dat de gemiddelde consument wéét dat er geen vanille van de vanilleplant in vanillevla dan wel in het product ‘Optimel vla Vanille’ zit. Een relevant deel van de ondervraagden in het onderzoek van adverteerder (26%), verwacht dat het product ‘Optimel vla Vanille’ vanille van de vanilleplant bevat. Dit is volgens de Commissie niet verwonderlijk, gelet op hetgeen onder punt 3 en 4 is vermeld, en omdat er verschillende merken ‘vanillevla’ op de markt zijn die wel vanille van de vanilleplant bevatten. Dat in het onderzoek van adverteerder 88% van de ondervraagden verwacht dat de vanillesmaak van ‘aroma’ komt, biedt evenmin houvast voor adverteerders stelling. De consument die leest dat er aroma in het product zit, kan zeer wel  verwachten dat het product (aroma gemaakt van) vanille van de vanilleplant bevat.