12 sep 2025
P-G: Geen intern regres voor kartelboete tussen moeder- en dochtervennootschap
Parket bij de HR 12 september 2025, RB 3938; ECLI:NL:PHR:2025:999 (Bencis tegen Dossche). In deze zaak zijn zowel een dochtermaatschappij als de voormalige moedermaatschappij van die dochter door de ACM beboet voor een inbreuk op het kartelverbod. Bijzonder in deze zaak is dat de boetes volgtijdelijk zijn opgelegd, eerst aan de dochter en pas later aan de voormalig moeder. Meestal wordt de moeder beboet gelijk met de dochter en is er sprake van hoofdelijkheid. Dat is hier niet het geval. Toen de moeder werd beboet, had zij de dochter al verkocht. Bencis, voormalig moedervennootschap van Meneba, vordert vergoeding van een door haar betaalde kartelboete. De ACM had Bencis op grond van parental liability medeaansprakelijk gehouden voor een kartelovertreding door haar toenmalige dochter Meneba. Inmiddels was Meneba eigendom van Dossche. Bencis baseert zich op de onrechtmatige daad, regres en ongerechtvaardigde verrijking. De rechtbank en het hof wezen de vorderingen af. In cassatie bestrijdt Bencis onder meer dat het hof haar geen interne verhaalsmogelijkheid heeft toegekend.
De P-G concludeert tot verwerping van het cassatieberoep. Bencis en Meneba maakten namelijk deel uit van dezelfde economische eenheid ten tijde van de overtreding. Het Unierechtelijke beginsel dat medeverantwoordelijke entiteiten niet onderling verhaal kunnen nemen, verzet zich tegen een schadevergoedingsvordering door Bencis. Verder concludeert de P-G dat er in dit geval geen regresrecht bestaat, de boetes zijn bij afzonderlijke besluiten opgelegd en geen sprake was van hoofdelijke verbondenheid. Tenslotte is van ongerechtvaardigde verrijking geen sprake, omdat Meneba niet is bevoordeeld ten koste van Bencis. De P-G acht het oordeel van het hof juridisch juist en in lijn met Unierechtelijke uitgangspunten. De conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3.13 Gelet op het voorgaande faalt onderdeel 1. Ik voeg hier aan toe dat, ook als naar het oordeel van uw Raad onderdeel 1 wél slaagt, dit niet leidt tot cassatie van het bestreden arrest omdat niet voldaan is aan de voorwaarden van elk van de door Bencis aangevoerde grondslagen voor betaling van het haar gevorderde bedrag: onrechtmatige daad (onderdeel 2), regres (onderdeel 3) en ongerechtvaardigde verrijking (onderdeel 4).