30 mei 2023
Uiting over de wolf niet in strijd met de wet
CvB 30 mei 2023, RB 3767; Dossiernr. 2022/00531 (Klager tegen Telegraaf) Het College van Beroep heeft zich uitgesproken over een uiting in de Telegraaf die politici oproept om maatregelen te nemen tegen de wolf. De klacht over de uiting luidt dat de wolf in de betwiste reclame-uiting ten onrechte als een bedreiging voor de mens wordt voorgesteld. De klager stelt dat er in het recente verleden geen mensen zijn aangevallen door wolven. De Faunabescherming ziet de uiting als een vorm van opruiing, waarmee misdrijven worden uitgelokt en wordt geappelleerd aan gevoelens van angst.
De Reclame Code Commissie heeft de klacht in de zaak in eerste aanleg afgewezen. De ruime vrijheid van meningsuiting die geldt voor maatschappelijk bedoelde uitingen laat een eenzijdige benadering in reclame toe. Dat men blijkens de klacht verschillend kan denken over de status van de wolf, vormde voor de Commissie geen aanleiding om de betwiste uiting door haar inhoud of vorm in strijd met de wet te achten.
Tegen dit oordeel gaat de klager in hoger beroep bij het College van Beroep. Het College moet beoordelen of een inbreuk op de vrijheid van meningsuiting in dit geval gerechtvaardigd is. Uit de uiting blijkt dat er sprake is van een mening over de status van de wolf. Zoals blijkt uit het standpunt van de klager en de Faunabescherming, zijn er aldus tegenovergestelde opinies over de wolf. Daarmee ligt in feite de vraag voor welke mening over de wolf dient te prevaleren. Het College oordeelt dat dit echter de kern is van het maatschappelijke en politieke debat en dat dit zonder beperkingen gevoerd moet kunnen worden.
Het College bevestigt de beslissing van de Commissie waarbij de klacht is afgewezen.
7.3. Met inachtneming van het voorgaande oordeelt het College als volgt. Er is geen plaats voor toetsing aan de regeling van misleidende reclame in de artikelen 7 en 8 NRC, omdat geïntimeerde geen handelaar is en de uiting geen commercieel doel heeft, zoals is vereist voor toetsing aan die bepalingen. Ten aanzien van de overige grondslagen van de klacht is het volgende van belang. Duidelijk is dat de uiting een subjectieve mening weergeeft over de wolf. Er worden in de uiting geen feitelijke gegevens genoemd maar er wordt volstaan met de subjectieve mening dat beschermende maatregelen nodig zijn wegens de bedreiging die volgens geïntimeerde van de wolf uitgaat. Geïntimeerde heeft voldoende aangevoerd om aan te nemen dat een deel van de bevolking en van de politieke partijen dezelfde mening heeft. Anderen, inclusief De Faunabescherming, menen dat geen plaats is voor maatregelen tegen de wolf. Zij zien in de wolf geen bedreiging. Er is aldus sprake van tegenovergestelde opinies over de wolf waarbij partijen elk vanuit hun eigen overtuiging en argumenten menen dat hun visie de juiste is met het oog op de belangen van mens en dier. Daarmee ligt in feite de vraag voor welke mening over de wolf dient te prevaleren. Dit is echter juist de kern van het maatschappelijke en politieke debat dat zonder beperkingen gevoerd moet kunnen worden. Het gaat de taak van de Commissie en het College te buiten om in deze discussie partij te kiezen.