RB
Gepubliceerd op donderdag 26 april 2012
RB 1380
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Verbodsactie in het algemeen belang

HvJ EU 26 april 2012, zaak C-472/10 (Nemzeti Fogyasztóvédelmi Hatóság tegen Invitel Távközlési Zrt)

Over consumentenovereenkomsten, en verbodsactie in het algemeen belang. oneerlijke bedingen en de eenzijdige wijziging van voorwaarden. In de exacte bewoordingen van het Hof:

1) Het staat aan de verwijzende rechter om, in het kader van een verbodsactie in het algemeen belang die namens de consumenten is ingesteld door een bij de nationale wettelijke regeling aangewezen instantie, gelet op artikel 3, leden 1 en 3, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, het oneerlijke karakter te beoordelen van een beding in de algemene voorwaarden van consumentenovereenkomsten waarin een verkoper in een eenzijdige wijziging voorziet van de met de te verstrekken dienst verbonden kosten zonder duidelijk de wijze van vaststelling van die kosten, noch een geldige reden voor die wijziging te specificeren. In het kader van die beoordeling dient de verwijzende rechter met name na te gaan of, in het licht van alle bedingen in de algemene voorwaarden van de consumentenovereenkomsten waarvan het betrokken beding deel uitmaakt, alsook in het licht van de nationale wettelijke regeling die de rechten en plichten bepaalt welke eventueel bovenop de rechten en plichten in de betrokken algemene voorwaarden gelden, de redenen waarom of de wijze waarop de met de te vestrekken dienst verbonden kosten worden aangepast, op een duidelijke en begrijpelijke manier zijn gespecificeerd en of de consumenten, in voorkomend geval, het recht hebben om de overeenkomst te beëindigen.

 

2) Artikel 6, lid 1, van richtlijn 93/13, juncto artikel 7, leden 1 en 2, van deze richtlijn, moet aldus worden uitgelegd dat:

– het zich er niet tegen verzet dat de vaststelling van de nietigheid van een oneerlijk beding in de algemene voorwaarden van consumentenovereenkomsten in het kader van een in artikel 7 van de genoemde richtlijn bedoelde verbodsactie in het algemeen belang, die namens de consumenten door een bij de nationale wettelijke regeling aangewezen instantie tegen een verkoper is ingesteld, overeenkomstig de genoemde regeling gevolgen heeft ten aanzien van alle consumenten die een overeenkomst met de betrokken verkoper hebben gesloten waarop dezelfde algemene voorwaarden van toepassing zijn, daaronder begrepen de consumenten die geen partij waren bij de verbodsactie;

– wanneer het oneerlijke karakter van een beding in de algemene voorwaarden van overeenkomsten is erkend in het kader van een dergelijke procedure, de nationale rechter daaruit, ook in de toekomst, ambtshalve alle door het nationale recht bepaalde consequenties dient te trekken opdat dit beding de consumenten die een overeenkomst met de betrokken verkoper hebben gesloten waarop dezelfde algemene voorwaarden van toepassing zijn, niet bindt.