Display met sigarenpakjes - reclameverbod
Rechtbank Rotterdam 21 februari 2013, LJN BZ3224 ([A] handelend onder de naam [B] tegen de minister van Volksgezondheid, welzijn en Sport)
Reclameverbod. Uit de foto van het display van eiser blijkt dat sprake was van een staande display met sigarenpakjes van het merk “Moods” boven elkaar opgesteld met de voorkant naar voren. De schuine display bevatte blijkens die foto een stapeling van de verpakking van andere tabaksproducten met de voorkant voor de klant zichtbaar naar boven gericht. De minister heeft de bestuurlijke boete wegens overtreding van het reclameverbod onder verwijzing naar de bijlage bij de Tabakswet vastgesteld op € 450,00.
Eiser betoogt dat de wijze waarop hij de sigaren van het merk “Moods” heeft gepresenteerd valt onder de in artikel 5, vierde lid, aanhef en onder b, van de Tabakswet opgenomen uitzondering van het reclameverbod, dit betoog faalt. Uit deze en eerdere uitspraken van het College volgt onmiskenbaar dat bij hetgeen binnen het beperkte kader van deze uitzondering op het reclameverbod als gebruikelijk kan worden beschouwd, gedacht moet worden aan de in tabaksverkooppunten meest voorkomende methode voor de uitstalling van verpakkingen van tabaksproducten, te weten het op elkaar stapelen of achter elkaar plaatsen in schappen. Ook het betoog van eiser ter zitting dat de stringente uitzondering op het reclameverbod ziet op sigaretten en niet op sigaren faalt.
Bestuurlijke boete wegens overtreding reclameverbod van de Tabakswet door winkelier. Met betrekking tot de hoogte van de boete hebben de gemachtigden van de minister ter zitting desgevraagd aangegeven dat de in de bijlage bedoeld in artikel 11b lid 2 en artikel 12c Tabakswet opgenomen zin “Overtredingen van de artikelen 5 en 5a door anderen worden bestraft met een bestuurlijke boete van € 4 500.” aldus wordt uitgelegd dat het gaat om een boete van te hoogste € 4.500. Ook de rechtbank zal hier van uitgaan (vgl. CBb 6 maart 2008, LJN BC6126). Gelet op het in de volgende zin in die bijlage opgenomen woorden “eveneens” en “ten hoogste” en de daarop volgende zinnen die betrekking hebben op boetes die binnen dit maximumbedrag oplopen naargelang de mate van recidive, is hier blijkbaar sprake van een omissie door de wetgever. De minister heeft aldus terecht aangesloten bij het in de bijlage opgenomen gefixeerde tarief van € 450 dat van toepassing is bij een eerste overtreding.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.