Waarheidsplicht bij reclame-overeenkomst geschonden
Rechtbank Oost-Brabant 19 juni 2013, LJN CA3763 (DZD tegen Vervor)
Rechtspraak.nl: Contradictoir. Reclame overeenkomst i.v.m. "A". Tussenvonnis na bewijsopdracht. Rechtbank verbindt vergaande consequenties aan het handelen in strijd met waarheidsplicht van artikel 21 Rv van één der partijen.
In het tussenvonnis [RB 1466] van 1 augustus 2012 heeft de rechtbank aan DZD bewijs opgedragen van een aantal feiten waaruit zou kunnen worden afgeleid dat Vervor de schijn heeft gewekt dat [B] bevoegd was haar te vertegenwoordigen, dan wel dat Vervor de schijn van bekrachtiging van de door [B] gesloten (reclame) overeenkomst heeft gewekt.
2.7. De rechtbank concludeert dat Vervor bij herhaling tegenstrijdige feiten heeft aangevoerd en op deze punten (zie 2.6) - waaronder ten aanzien van het gesprek van maart 2009 waar het nu om draait - gehandeld heeft in strijd met de waarheidsplicht uit artikel 21 Rv. In ieder geval ten aanzien van dit gesprek heeft [E]/Vervor zijn/haar geloofwaardigheid in dit geding verloren. In deze omstandigheid, tezamen met de latere mededeling van [A] aan [C] over de inhoud het gesprek met [E] zoals blijkt uit de verklaring van [C], ziet de rechtbank voldoende steun voor de verklaring van [A] omtrent de mededeling van [E]. De rechtbank acht dan ook bewezen dat Vervor in de persoon van [E] aan DZD (in de persoon van [A]) heeft medegedeeld dat [B] namens Vervor (verder) zou spreken. Daarmee heeft Vervor de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid van [B] gewekt en staat vast dat DZD en Vervor rechtsgelding de in geschil zijnde overeenkomst hebben gesloten.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 3 juli 2013 voor het nemen van een akte van de zijde van DZD zoals genoemd onder 2.9, alsmede voor opgeven van de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op de woensdagen en donderdagen in de maanden augustus tot en met oktober 2013, waarna dag en uur van de comparitie zullen worden bepaald,