RB
RB 3897
28 april 2025
Uitspraak

Verbod tot gebruik van ‘laagste prijs garantie’ door Bauhaus in vergelijking met de producten van Hornbach toegewezen

 
RB 3894
17 april 2025
Uitspraak

Nordic Fire mag kritisch zijn op Milieu Centraal, maar moet oppassen met absolute milieuclaims

 
RB 3896
16 april 2025
Uitspraak

Greenpeace-lespakket onvoldoende herkenbaar als reclame, deels te stellig geformuleerd

 
RB 164

Gehengen en gedogen

Gerechtshof Amsterdam, 23 november 2006, LJN: AZ3550, Bavaria tegen KNVB

Hoger beroep op dit kortgedingvonnis, grotendeels over de toepasselijkheid van algemene voorwaarden, met een klein staartje reclame.

Voorafgaand aan de oefenwedstrijd op 27 mei 2006 tegen Kameroen in het Feyenoordstadion te Rotterdam, heeft Bavaria in de buurt van dat stadion ongeveer 15.000 leeuwenhosen aan het publiek uitgedeeld. Bij binnenkomst van het stadion moesten allen die een leeuwenhose droegen of bij zich hadden, deze op bevel van de KNVB uittrekken en/of afstaan.

In aanvulling op de vordering van de KNVB vordert Appellant sub 2 in hoger beroep naast de in conventie reeds gegeven veroordelingen veroordeling van de KNVB te gehengen en te gedogen dat hij bij wedstrijden die onder verantwoordelijkheid van de KNVB worden georganiseerd en/of plaatsvinden, een leeuwenhose draagt of bij zich heeft in en bij het desbetreffende stadion.

Appellant sub 2 stelt dat de standaardvoorwaarden, waarin staat vermeld dat toegangsbewijzen niet gebruikt mogen worden voor commerciële doeleinden, vernietigbaar dan wel niet van toepassing zijn, omdat deze hem niet bij het sluiten van de overeenkomst ter hand zijn gesteld. Voorts stelt hij dat de standaardvoorwaarden onredelijk bezwarend zijn. Beide verweren falen.

Ten aanzien van de grieven van de KNVB het volgende. De KNVB wil voorkomen dat Bavaria door het op grote schaal uitdelen of verkopen van leeuwenhosen sluikreclame bedrijft. Bavaria stelt dat de leeuwenhose een promotieartikel is en niet geschikt is om reclame mee te maken, aangezien de naamsvermelding daarop veel te klein is om een vanuit reclame oogpunt relevante impact te hebben.

Het hof: "De leeuwenhose wordt door Bavaria verkocht en uitgedeeld om –zo mag worden aangenomen- de verkoop van het door haar gebrouwen bier te bevorderen. Deze heeft derhalve te gelden als een vorm van reclame. Door nu op zeer grote schaal leeuwenhosen bij een wedstrijd van het Nederlands elftal uit te delen, wetend en zelfs beogend dat de toeschouwers deze zullen meenemen en zullen dragen in het stadion, maakt Bavaria reclame in het stadion hetgeen onrechtmatig is jegens Heineken die –naar onbestreden is- een aanzienlijk bedrag moet betalen om exclusief reclame in het stadion te mogen maken, en onrechtmatig jegens de KNVB omdat de waarde van sponsorcontracten daardoor zou kunnen worden aangetast. Dat de effectiviteit van Bavaria’s reclame-uiting naar haar zeggen niet zeer groot is, wat daar verder van zij, maakt deze inbreuk op de exclusiviteit van reclame in het stadion niet rechtmatig." Het hof bekrachtigt aldus het vonnis van de voorzieningenrechter.

Lees het arrest hier.


 

RB 163

Champagnebier

HvJ EG, conclusie AG Mengozzi, 30 november 2006, zaak C- C-381/05.  De Landtsheer Emmanuel SA tegen Comité Interprofessionnel du Vin de Champagne en Veuve Clicquot Ponsardin SA

De Belgische bierbrouwer Landtsheer brengt een op bubbelwijn geïnspireerde bier op de markt onder de naam “Malheur Brut Reservé”. Op de fles stond ook de tekst “het eerste BRUT bier ter wereld”. Ook is door de directeur van Landtsheer de term “Champagnebier” gebezigd en werd in interviews en artikelen op andere wijzen naar Champagne.

Het Comité  Interprofessionel du Vin de Champagne en Veuve Clicquot vinden dit misleidende en ontoelaatbare vergelijkende reclame en spannen een procedure aan en krijgen in eerste instantie gelijk. Het Brusselse Cour d’appel stelt vragen aan het Hof van Justitie.

Vergelijkende reclame.  In de eerste plaats wil het Cour d’appel weten of de definitie van vergelijkende reclame ook reclameboodschappen omvat waarin de reclamemaker enkel een verband legt met een bepaalde warenklasse zodat alle ondernemingen die in die warenklasse actief zijn een beroep zouden kunnen doen op de regels met betrekking tot vergelijkende reclame?

De AG verwijst naar de Toshiba uitspraak (25 oktober 2001, C-112/99, r.o. 29 e.v.) waarin het Hof oordeelde dat vergelijkende reclame alle reclame is waarin direct of indirect een concurrent of diens producten herkenbaar worden gemaakt. Volgens de AG is een verwijzing naar een warenklasse nog niet hetzelfde als het identificeerbaar maken van een concurrent of diens producten.

Concurrent. Voorts wil het cour d’appel weten of onder concurrent in de zin van artikel 2 van de Richtlijn Vergelijkende Reclame (97/55/EG) iedere onderneming moet worden verstaan die wordt genoemd in de reclame, ongeacht wat die onderneming aanbiedt. Met andere woorden, moet het daadwerkelijk om een concurrent gaan?

De AG twijfelt niet. De richtlijn is duidelijk: het moet gaan om concurrerende ondernemingen waarbij de AG wel een breed begrip van concurrentie aanhangt. Concurrentie in de zin van deze richtlijn is een breder begrip, aldus de AG, dan concurrentie in de zin van de mededingingsrechtelijke Relevante markt..De AG gaat ervan uit dat het hoofddoel van reclame is de vraag naar ene product te doen verhogen terwijl het hoofddoel van vergelijkende reclame volgens de AG zou zijn de vraag naar een concurrerend product ten opzichte van het eigen product te doen verlagen. Daarentegen kan vergelijkende reclame de consument helpen een keuze te maken.

De AG meent dat de regels betreffende vergelijkende reclame moeten zien op reclame die zich op dat vlak afspeelt en dus waar er sprake is van een zekere mate van substitueerbaarheid van producten. Anders dan in mededingingsrechtelijke overwegingen, wordt die substitueerbaarheid geabstraheerd van de prijs.

Het gaat, aldus de AG, erom of er een potentiële concurrentie bestaat tussen de ondernemingen of hun producten, rekening houdend met de toekomistige ontgwikkelingsmogelijkgheden, gebruikersgewoontes en de bijzonderheden van de betreffende producten.

Toch verbieden?

Ten slotte wil het Cour d’appel weten of de nationale regels een dergelijke reclame, wanneer die niet als vergelijkende reclame kan worden aangemerkt, toch mag verbieden. Dergelijke reclame valt buiten het bereik van de richtlijn en moet worden beoordeeld naar nationaal recht.

Sub f: oorsprongsbenaming

Tenslotte oordeelt de AG dat iedere vergelijkende reclame tussen waren met oorsprongsbenaming en waren zonder die oorsprongsbenaming ongeoorloofd.

Lees de conclusie hier

RB 162

Zonder grenzen (2)

In aansluiting op dit eerdere bericht, meldt het ANP dat  “Tv-reclame niet meer in de blokken hoeft te worden uitgezonden. Zenders mogen de commercials over het  hele uur spreiden. Wel blijft er een maximum van twaalf minuten per uur.

Ministers van de EU-landen hebben hierover gisteren een compromis bereikt. Het Europees Parlement geeft in december zijn oordeel. Alleen  kinder- en nieuwsprogramma's mogen pas na een half uur worden onderbroken voor reclame. (…) Nederland probeerde in de EU-wet op televisie vergeefs meer bevoegdheid te krijgen over buitenlandse zenders die zich op Nederlandse kijkers richten, maar kreeg onvoldoende steun. De EU-regels voor televisie gaan ook gelden voor programma's via internet en telefoon. Dat betekent dat die ook een minimumaantal programma's van Europese makelij moeten uitzenden.”

Lees hier meer (adformatie.nl).

RB 161

Handhavend optreden

De Eerste Kamer heeft op 7 november de Wet handhaving consumentenbescherming (Whc) aangenomen. Op basis van deze wet krijgt de Consumentenautoriteit bevoegdheden om haar taak met betrekking tot consumentenbescherming uit te voeren. 

De Consumentenautoriteit kan handhavend optreden tegen overtredingen.Organisaties als bijvoorbeeld de Stichting Reclame Code spelen een belangrijke rol bij het beschermen van consumenten. Uitgangspunt is dat de Consumentenautoriteit wordt gebouwd op dit ‘private fundament’. Dit betekent dat de Consumentenautoriteit geen taken of bevoegdheden van bestaande organisaties overneemt. Zo zal de Consumentenautoriteit bijvoorbeeld met de Stichting Reclame Code afspreken dat inbreuken op de regels van misleidende reclame in beginsel door de SRC zullen worden behandeld. Als een aanbieder zich onttrekt aan de reclamecode of een oordeel van de SRC in de wind slaat, kan de Consumentenautoriteit optreden. Kort gezegd geldt: waar mogelijk werkt het toezicht door de Consumentenautoriteit aanvullend op de activiteiten van de genoemde organisaties, waar nodig versterkend

Behalve de Consumentenautoriteit worden in de Whc ook de Autoriteit Financiële Markten, het Commissariaat voor de Media, de Inspectie Verkeer & Waterstaat, de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Voedsel en Warenautoriteit aangewezen als bevoegde autoriteit om op te treden tegen grensoverschrijdende inbreuken voorzover die betrekking hebben op hun werkterrein.

Lees hier meer. 

RB 160

Zelfs het tappen van een glas bier

Persbericht Vereniging voor Reclamerecht (VvRr): Definitie Alcoholreclame in de Drank-en Horeca- wet gaat te ver.

Binnenkort zal de ministerraad zich buigen over een wetsvoorstel voor wijziging van de Drank-en Horecawet. In dit wetsvoorstel is een zeer ruime definitie van alcoholreclame opgenomen, die is afgekeken van de definitie van reclame in de Tabakswet. Gelet op de grote praktische en juridische problemen die de Tabakswet heeft veroorzaakt, heeft de VvRr een studiecommissie ingesteld om over de definitie van alcoholreclame in de Drank- en Horecawet te adviseren.

Het advies, dat door de VvRr vorige week dinsdag met haar leden is besproken, is op 3 november aan de Ministerraad gestuurd. De conclusie van het advies is dat de voorgestelde definitie niet helder en onnodig ruim is. Toepassing van de definitie in de toekomst door de Minister van VWS zal al snel leiden tot strijd met de vrijheid van meningsuiting.

 

Een parallel met de Tabakswet is er bovendien niet, nu de overheid beoogt alle gebruik van tabak tegen te gaan, terwijl in het geval van alcohol het overheidsbeleid alleen gericht is op het bestrijden van misbruik, maar niet van verantwoord gebruik . Voor alcohol wordt daarom ook niet zoals bij tabak gedacht aan een totaal- verbod voor reclame. Dat moet gevolgen hebben voor de manier waarop reclame wordt gedefinieerd.

Suzanne Poelmann-Teijgeler, voorzitter van de studiecommissie licht toe: “Volgens de nieuwe Drank- en Horecawet is straks alles alcoholreclame. Zelfs het tappen van een glas bier door de barman in een café valt eronder. Dat kan natuurlijk niet de bedoeling zijn. Het geeft veel gedoe en het is net als bij de Tabakswet straks de rechter die het probleem mag gaan oplossen. Dat kost alle betrokkenen, waaronder de overheid, veel tijd en geld. Het zou beter zijn een heldere definitie te formuleren waarmee je dat soort problemen op voorhand voorkomt. Wij hebben daartoe een voorstel gedaan, op basis van andere definities van reclame die in de praktijk hun waarde hebben bewezen”.

De Studiecommissie staat onder leiding van Suzanne Poelmann-Teijgeler (advocaat bij De Brauw Blackstone Westbroek teAmsterdam) en bestaat verder uit Janna van Olst (advocaat bij Stibbe teAmsterdam), Kees Schillemans (advocaat bij Freshfields Bruckhaus Deringer teAmsterdam), SimoneWesseling (lid VvRr) en Willem Leppink, secretaris van deVvRr. Om belangenconflicten te voorkomen heeft het bestuur in de studiecommissie geen bedrijfsjuristen van de drank industrie laten plaatsnemen.

Lees het advies hier.

RB 159

De gekozen vergelijking

Voorzieningenrechter Rechtbank Breda, 25 oktober 2006, LJN: AZ0888. Nederlandse Zuivel Organisatie tegen Alpro Nederland B.V. c.s.

Reclamezaak over melk, soya, cholesterol en gezondheid. NZO is de brancheorganisatie van de Nederlandse zuivelindustrie. Gedaagden brengen onder meer sojamelk en desserts op de markt. Sinds kort wordt op de Nederlandse televisie een reclamespotje voor sojamelk van het merk Alpro soya uitgezonden. In dat spotje wordt volgens NZO met voornoemde reclame-uitingen ten onrechte de indruk gewekt alsof de sojaproducten van gedaagden melkproducten zijn, zodat sprake is van misleidende reclame.

 

Verder zouden gedaagden onrechtmatig handelen door bij het grote publiek met zoveel woorden de indruk te wekken dat er een voedingskundig- en gezondheidsprobleem zou zijn doordat in zuivelproducten cholesterol zit en door zuivelproducten in verband te brengen met cholesterol. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen grotendeels toe.

- De suggestie dat sojamelk een (zuivel)product is dat met echte melk kan worden vergeleken, is gelet op de definitie van het begrip melk in art. 2 van de EG-Verordening 1898/87, misleidend ten aanzien van de aard en de herkomst van het product.

- De verklaring dat de uiting het karakter heeft van een grap waarbij met de slogan “Kies je voor melk met of zonder cholesterol?”, humoristisch gerefereerd wordt aan melk, volgt de voorzieningenrechter niet. Van enig humoristisch, parodiërend effect dat de vergelijking zou kunnen excuseren blijkt daaruit immers niet, met name niet in het licht van de dominante positie die toekomt aan de keuze “met of zonder cholesterol”.

- Juist deze nevenschikking van echte melk en sojamelk acht de voorzieningenrechter misleidend. Omdat gedaagden hun sojamelk bewust plaatsen naast de echte melk van zuivelproducenten, is sprake van een directe vergelijking van hun eigen sojaproduct met het zuivelproduct en daarmee van vergelijkende reclame.

- Weliswaar kan de vergelijking tussen beide producten inzake het cholesterolgehalte worden aangemerkt als objectief, maar naar het oordeel van de voorzieningenrechter is voldoende aangetoond dat het in melk aanwezige cholesterolgehalte dermate laag is dat het niet als een kenmerkend, representatief element van echte melk kan worden aangemerkt.

- Aangezien cholesterol door de hier als maatstaf te nemen gewone, gemiddeld geïnformeerde en oplettende consument wordt geassocieerd met hart- en vaatziekten, moet de door gedaagden gekozen vergelijking van hun product met een niet kenmerkend, representatief element van melk worden aangemerkt als oneerlijk jegens en schadelijk voor zuivelproducenten. Vanwege het geringe gehalte aan cholesterol kan melk ook niet worden aangemerkt als ongezond, temeer omdat het menselijk lichaam cholesterol nodig heeft. Dat melk op andere gronden ongezond is, is niet gebleken. Ook op dit punt wordt de reclame op televisie en in advertenties voor Alpro soya Natural Fresh aangemerkt als onrechtmatig.

- Het yoghurtproduct Alpro soya Yofu wordt in de reclame-uitingen aangeduid als “toetje”, hetgeen zodanig algemeen is dat van een misleiding van het publiek inzake aard en herkomst van dit product niet kan worden gesproken.

- Wel plaatst ook deze reclame dit sojaproduct als zijnde gezond (impliciet) tegenover ongezonde toetjes. Zeker in Nederland, waar het toetje veelal een zuivelproduct is, zet dit sojaproduct zich daarmee af tegen in ieder geval de yoghurt van zuivelproducenten. Met betrekking tot het cholesterolgehalte en de gezondheid van yoghurt overweegt de voorzieningenrechter hetzelfde als hij hiervoor met betrekking tot melk heeft overwogen.

Lees het vonnis hier.

RB 158

Zonder fratsen, zonder franje

Rechtbank Utrecht, 12 oktober 2006, KG ZA 06-826. Schuitema N.V (C1000). tegen Steengoed de Goedkoopste in Non-food B.V. (Met dank aan Martijn Brinkhuis, Allen & Overy)

Geen objectieve prijsvergelijking, gebruik van de, als merk gedeponeerde, slogans van C1000 is kleinerend en schadelijk.

Grootwinkelbedrijf Schuitema maakt bezwaar tegen het gebruik van de haar C1000 woord- en beeldmerken en slogans in reclames en acties van Steengoed. Steengoed gebruikt de merken en de slogan “nu echt zonder fratsen”  in advertenties en op reclameborden, waarmee zij o.a. stelt dat Steengoed 20 tot 40 % goedkoper is dan de C1000 en verwijst naar de (uit)verkoop van een restpartij van tienduizenden C1000-feestpakketten in haar eigen filialen.

 

De voorzieningengrechter wijst de  vorderingen van Schuitema toe. De vergelijkende reclame van Steengoed is onrechtmatig en Steengoed maakt middels de reclame inbreuk op de merkrechten van Schuitema.

“(...) Niet is concreet aangegeven dat slechts de afgebeelde boodschappen 20%-40% goedkoper zijn dan bij Cl 000. Overigens is de toevoeging op “deze boodschappen” niet opgenomen in de advertenties van 24 augustus 2006 en 7 september 2006. (…)  Daarbij komt dat uit de advertenties van Steengoed niet blijkt of de prijzen van de afgebeelde producten op objectieve wijze (waarbij ook rekening is gehouden met verschillen in verpakking, inhoud of volume) zijn vergeleken niet de producten van Cl 000. Steengoed, op wie ingevolge artikel 6:195 13W de bewijslast rust, heeft naar voorlopig oordeel ook niet aannemelijk gemaakt dat deze prijsvergelijking op objectieve wijze is geschied.”

(…) Deze kassabonnen zijn onvoldoende voor het oordeel dat de prijsvergelijking op een juiste en objectieve wijze heeft plaatsgevonden, nu de producten op deze bonnen onvoldoende zijn gespecificeerd. (…) Overigens ontkent Steengoed ook niet dat een aantal van de prijzen bij Cl000 afwijken van de in de advertenties genoemde prijzen, doch stelt zij niettemin nog steeds 20-40% goedkoper te zijn. Dit neemt echter  wat hiervan ook zij - niet weg dat bij de vergelijking vergelijkbare producten en de juiste prijzen moeten worden gehanteerd.

Steengoed heeft nog gesteld dat C 1000 filiaalhouders er een eigen prijsbeleid op na kunnen houden, waardoor prijzen tussen verschillende C1000 filialen kunnen verschillen. Dit kan mogelijk zo zijn, maar ontheft Steengoed niet van haar verplichting om de prijsvergelijking voor de gemiddelde consument op een objectieve wijze te laten plaatsvinden.”

Over het gebruik van de Fratsen en Franje slogans van C1000 zegt de voorzieningenrechter:

“De voorzieningenrechter stelt voorop dat geen noodzaak bestond voor Steengoed om in zijn advertenties - waarbij het ging om vergelijkende reclame gebruik te maken van zeer gelijkende variaties op de als merk gedeponeerde Schuitema slogans. Het ontbreken van een zodanige noodzaak brengt naar voorlopig oordeel met zich dat er strengere eisen aan het gebruik van (variaties op) een merk in vergelijkende reclame dienen te worden gesteld.

De tekst “nu écht zonder fratsen (c.q. franje)” heeft op zichzelf al een negatieve lading, voorts is deze tekst met name in de hiervoor afgebeelde advertenties in een relatief groot Lettertype en in een opvallend rood kader weergegeven. Dit gebruik van het merk van Schuitema dient naar voorlopig oordeel als kleinerend en schadelijk voor de goede naam van C1000 te worden aangemerkt.

Dat de slogans van Steengoed slechts bedoeld zouden zijn als een “een knipoog” naar de lezer/klanten acht de voorzieningenrechter voorshands niet aannemelijk. Evenmin is aannemelijk dat dit voor het publiek duidelijk is. Ook in zoverre dient de vergelijkende reclame van Steengoed jegens Schuitema als onrechtmatig te worden aangemerkt.”

Met betrekking tot de merken van Schuitema stelt de rechter:

”(…) nu reeds onder is geoordeeld dat de door Steengoed gebruikte slogans in strijd zijn met het bepaalde in artikel 6:1 94a BW, onder meer omdat deze kleinerend zijn over de als merk geregistreerde Schuitema slogans, zal thans enkel het gewraakte gebruik van het beeldmerk van C1000 worden beoordeeld.

Het beeldmerk van C 1000 wordt door Steengoed niet gebruikt ter onderscheiding van waren. (…) Naar voorlopig oordeel bestond er voor Steengoed geen noodzaak om voor de door haar gemaakte vergelijkende reclame gebruik te maken van het C1000 beeldmerk. Het maken van vergelijkende reclame is zeer goed mogelijk zonder gebruik te maken van het beeldmerk C1000. Reeds gelet op het feit dat het woordmerk van Cl000 is gebruikt in vergelijkende reclame -die zoals overwogen naar voorlopig oordeel onrechtmatig is - is de voorzieningenrechter van oordeel dat Steengoed door het gebruik van het woordmerk Cl000 ook afbreuk heeft gedaan aan het onderscheidend vennogen en de reputatie van het woordmerk Cl 000.

Ook de vordering strekkende tot vergoeding van de werkelijk gemaakte proceskosten is toewïjsbaar:

“Nu de implementatie-termijn van de Richtlijn 2004/4XiG is verstreken, leidt een richtlijnconforme  interpretatie van art. 237 RV  tot het oordeel dat de werkelijk door Schuitema gemaakte kosten door Steengoed dienen te worden vergoed. Hiervoor is van belang dat Steengoed, hoewel daartoe diverse malen gesommeerd, de inbreuk niet terstond heeft gestaakt. De voorzieningenrechter is van oordeel dat Schuitema de gestelde kosten voor juridische bijstand ten bedrage van EUR 13.366,00 voldoende heeft onderbouwd, Die kosten zullen als salaris worden toegewezen.

Lees het vonnis hier.

RB 157

Auteursrecht op normen

Dagvaarding, persbericht en petitie op Knooble.nl, in aansluiting op dit eerdere bericht over auteursrecht op (verwezen NEN-) normen.

"Op dit moment worden normalisatienormen in Nederland niet conform de bekendmakingsregels gepubliceerd plus er wordt auteursrecht geclaimd. Dit heeft tot gevolg dat de normen tegen relatief hoge bedragen worden verkocht. De verkoper handelt hierbij volgens het profijtbeginsel (de gebruiker betaalt). Deze situatie werpt een drempel op en is, volgens Knooble, niet conform de wet."

 

 

"Battle on the use of information.

Zijn normalisatienormen waarnaar wordt verwezen in wetten Publiekrechtelijk gezien bindend en zo ja waarom worden ze dan niet gewoon gepubliceerd om vrij beschikbaar te zijn voor eenieder? Knooble spant een zaak aan tegen de staat om helderheid te krijgen over deze vragen.

De juridische status van 'verwezen' normalisatienormen in regelgeving is momenteel onduidelijk. Er is een belang dit helder te krijgen. De onduidelijkheid richt zich hierbij op het al dan niet bindende karakter ervan plus, hieraan gekoppeld, de publicatie van normen en de toepasselijkheid van het auteursrecht. Anders gezegd: "Zijn ze bindend en zo ja waarom worden ze dan niet vrijgegeven voor publicatie?"

Normen zouden vrij van auteursrecht moeten zijn

Op dit moment worden normalisatienormen in Nederland niet conform de bekendmakingsregels gepubliceerd plus er wordt auteursrecht geclaimd. Dit heeft tot gevolg dat de normen tegen relatief hoge bedragen worden verkocht. De verkoper handelt hierbij volgens het profijtbeginsel (de gebruiker betaalt). Deze situatie werpt een drempel op en is, volgens Knooble, niet conform de wet. Het huidige systeem van verwijzing naar normalisatienormen impliceert dat deze de status van algemeen verbindende voorschriften hebben/krijgen. Hiermee dienen de normen conform de bekendmakingsregels te worden vrijgegeven. Ook geldt alsdan dat de normen onder artikel 11 van de Auteurswet vallen. In dit artikel wordt bepaald dat wetten en besluiten van auteursrecht zijn uitgesloten. Hiermee zou de tekst van de normen vrij van auteursrecht moeten zijn en kunnen ze gratis op Internet worden geplaatst.

Verwijzing naar NEN-normen in regelgeving

De NEN in Delft, voorheen het NNI, stelt NEN-normen (NEN staat voor Nederlandse norm) vast en regelt de publicatie ervan. De NEN beheert momenteel circa 633.000 normen. De NEN-normen zijn in beginsel gebaseerd op vrijwillige afspraken tussen diverse belanghebbenden zoals producenten en leveranciers. In de normen zijn de eisen waaraan bijvoorbeeld producten, processen, meet- en keuringsmethoden moeten voldoen vastgelegd. Niet alleen in het Bouwbesluit (wet) wordt gebruik gemaakt van het systeem van verwijzing naar normalisatienormen, ook voor andere wetten geldt dit systeem. De normen zijn via zelfregulering opgesteld. Door het huidige systeem van de verwijzing is er sprake van een koppeling tussen zelfregulering en wetgeving. Dit is feitelijk het koppelen van privaatrecht met publiekrecht. Onduidelijkheid over de status van 'verwezen' normen en de wijze waarop deze beschikbaar zijn raakt nagenoeg ieder bedrijf. Het is dan ook zaak dat hier duidelijkheid over komt.

De rol van de overheid

Volgens de huidige opvattingen acht de overheid de Bekendmakingswet niet van toepassing op 'verwezen' NEN-nomen. Er zijn eerder Kamervragen over gesteld maar dit heeft geen duidelijkheid opgeleverd. Daarentegen verwacht de overheid dat eenieder de wet dient te kennen. Om je aan de wet te kunnen houden moet de overheid de burger in de gelegenheid stellen kennis te kunnen nemen van de wet. Het uitgangspunt hierbij is dan ook dat dergelijke informatie wordt gepubliceerd en dat er geen auteursrecht op wetgeving rust. Het ligt hiermee op de weg van de overheid onduidelijkheid over 'verwezen' normen weg te nemen en de voorwaarden te creëren om de informatie vrij toegankelijk te maken.

De kern van de zaak

De Grondwet kent drie categorieën van bindende voorschiften: wetten, algemene maatregelen van bestuur en algemeen verbindende voorschriften. Indien normalisatienormen (zoals de NEN-normen) worden geacht bindend te zijn dan is er, gebaseerd op de Grondwet slechts één mogelijkheid: NEN-normen dienen te worden gekwalificeerd als algemeen verbindende voorschriften. Dit betekent dat de bekendmaking van deze 'verwezen' normen overeenkomstig de wet dient plaats te vinden en dat er geen auteursrecht van toepassing is. Hiermee zouden de normen beschikbaar komen voor iedereen.

Wat is de situatie indien de overheid bij nader inzien normen niet de status van bindende voorschriften geeft?

Indien 'verwezen' normen om welke reden dan ook niet als bindende voorschrift kunnen worden aangemerkt zijn de normen, tenzij partijen hier privaatrechtelijk andere afspraken over maken, niet bindend. Eenieder die handelt of heeft gehandeld gebaseerd op het gerechtvaardige vertrouwen dat dergelijke normen een onderdeel van de wet zijn, heeft voor de naleving hiervan waarschijnlijk kosten gemaakt die hij of zij zonder deze 'verplichting' niet zou hebben gemaakt. Het laat zich raden wat de status 'niet bindend' teweeg zou brengen. Dit zou de weg openen om de kosten die hiervoor ten onrechte zijn gemaakt te verhalen op de veroorzaker(s) van de onduidelijkheid. Dit is waarschijnlijk niet de bedoeling van de wetgever.

Waarom wil Knooble normen vrij beschikbaar maken?

De missie van Knooble is 'het wereldwijd toegankelijk en bruikbaar maken van informatie over en ten behoeve van bouwprojecten'. Een belangrijk onderdeel hiervan is informatie over wetten, regels, voorschiften enzovoorts. Indien het mogelijk is normen beter of volledig te ontsluiten, als het even kan gratis, dan doet Knooble in haar ogen iets goeds. De wijze waarop normen op dit moment beschikbaar zijn en kunnen worden gebruikt is voor velen frustrerend. Er moet fors voor worden betaald plus er zijn, gebaseerd op het auteursrecht, diverse regels voor het gebruik. In de ideale situatie zijn de normen voor eenieder vrij toegankelijk. Knooble wil haar best doen dit, binnen de mogelijkheden van de wet, te bewerkstelligen.

Wat kunt u doen?

Door de petitie te 'tekenen' draagt u uw steentje bij aan het streven de situatie te verbeteren.

Eenieder heeft er baat bij

Alhoewel veel partijen zich keer op keer afvragen waarom (NEN) normen zoveel geld kosten, heeft niemand tot op heden het systeem echt onder de loep genomen. Wat zou er niet mooier zijn dan dat iedereen gewoon even op Internet kan kijken naar de norm voor het te leveren werk! Zo moet informatie beschikbaar zijn. De juridische aspecten van deze zaak zijn complex, de inzet is echter helder: eenieder in het bedrijfsleven zal er baat bij hebben als er duidelijk is over de toepasselijkheid van normen, de juridische status en … eenieder heeft er baat bij als normen vrij beschikbaar komen via internet.

Wij rekenen op uw steun!

RB 118

Televisielandschap

Kamerstuk 29692, nr. 15. 2e Kamer. Politiek en media; Brief minister Van der Hoeven (OCW) met reactie op rapporten reclameontwikkelingen.

De kabinetsreactie (…)  geeft een integrale  visie op het mediabeleid. In de kabinetsreactie is  melding gemaakt van een aantal onderzoeken die inmiddels zijn afgerond.

 

- Het rapport De toekomst van reclame in een digitaal televisielandschap  uitgebracht door TNO. Dit rapport geeft inzicht in de  gevolgen van de technologische veranderingen in de audiovisuele  mediasector voor de reclame-inkomsten voor de commerciële en  publieke omroep in Nederland.

- Het rapport Regulering Nederlandse commerciële televisiemarkt uitgebracht  door het Commissariaat voor de Media.   Beoogd wordt om een gelijk  speelveld tussen commerciële omroepen die actief zijn op de Nederlandse  markt te creëren, ongeacht het land van waaruit zij uitzenden.5  Het Commissariaat doet concrete aanbevelingen voor een gelijk speelveld  voor de commerciële partijen.

- Het rapport Quickscan crossmediale publiek-private samenwerking  publieke omroepinstellingen en uitgevers uitgebracht door het  Centrum voor Intellectueel Eigendomsrecht (CIER). In dit rapport  staan de uitkomsten van onderzoek naar samenwerkingsmogelijkheden  van publieke en commerciële omroepen met andere private  partijen.

Lees de brief hier.

RB 117

Internationale Reclame Code

“This is the eighth revision of the ICC International Code of Advertising Practice, which was first issued in 1937. The new consolidated Code extends the scope from advertising to marketing communications and brings together guidelines for a range of marketing practices from advertising on the Internet and via SMS to the do's and don'ts of communicating with children.”

Lees hier meer (International Chamber of Commerce).