RB
RB 3897
28 april 2025
Uitspraak

Verbod tot gebruik van ‘laagste prijs garantie’ door Bauhaus in vergelijking met de producten van Hornbach toegewezen

 
RB 3894
17 april 2025
Uitspraak

Nordic Fire mag kritisch zijn op Milieu Centraal, maar moet oppassen met absolute milieuclaims

 
RB 3896
16 april 2025
Uitspraak

Greenpeace-lespakket onvoldoende herkenbaar als reclame, deels te stellig geformuleerd

 
RB 138

Doelmatig voorschrijven 2006

Gerechtshof Arnhem, 30 mei 2006, LJN: AX4146. Artsen en Patiëntenorganisaties tegen Menzis c.s.

Na het arrest over de 'rationele module' (eerder bericht hier), nu een vervolg over de module 'doelmatig voorschrijven 2006', met een vleugje Reclamebesluit geneesmiddelen.

De patiëntenorganisaties en artsen stellen onder meer dat de handelwijze van Menzis c.s. strijdig is met regelgeving – met name het Reclamebesluit geneesmiddelen – die beperkingen stelt aan het maken van reclame voor geneesmiddelen.

Het hof: "Ook de aan het Reclamebesluit geneesmiddelen ontleende argumenten kunnen voorshands niet leiden tot toewijzing van de vordering. De module is niet gericht op – en leidt ook niet tot – het bevorderen van de afzet van geneesmiddelen waarop de definities van artikel 1 van het besluit zich richten. In dat verband is van belang dat de module, gegeven de medische noodzaak een statine of protonpompremmer voor te schrijven, slechts de keuze binnen de daartoe beschikbare alternatieven beïnvloedt, waarbij het voor te schrijven middel (simvastatine respectievelijk omeprazol) wordt aangeduid met de stofnaam en niet met één van de specifieke productnamen waaronder de verschillende fabrikanten het desbetreffende middel op de markt brengen. De module is derhalve niet gericht op – en leidt ook niet tot – vergroting van de afzet van geneesmiddelen in het algemeen, noch is zij gericht op – of leidt zij tot – vergroting van de afzet van een specifiek product van een bepaalde fabrikant. Gelet ook op het doel van de module – kort gezegd: kostenbeheersing – volgt daaruit dat het aanbieden van en uitvoering geven aan de module niet valt onder het begrip reclame zoals het besluit die beoogt te reguleren. Het oordeel van de voorzieningenrechter omtrent het toepassingsgebied van het Reclamebesluit en de daartegen aangevoerde grieven behoeven derhalve geen (verdere) bespreking."

Lees het arrest hier.

RB 104

Wat je ziet

Adformatie bericht dat “de stichting Reklame Rakkers is gesommeerd door een andere stichting die zich op jongeren richt, Weet Wat Je Ziet, om het boek ‘Reclame, weet wat je ziet’ per direct uit de handel te halen.” ‘Weet Wat Je Ziet’ is als (beeld)merk geregistreerd.

“Merkrecht-advocaat Ten Hove van de stichting Weet Wat Je Ziet heeft inmiddels contact gehad met de Reklame Rakkers. ‘Maar die organisatie geeft aan nooit eerder te hebben gehoord van de stichting', zo staat in een persbericht.”

Lees hier meer.

RB 137

Ten aanzien van gadgets

Nieuw op de website van het CGR: Uitspraak inzake klacht reclame-uitingen; in conventie uitingen voor Diovan® en Co-Diovan®; verschillende therapeutische indicaties en doseringen niet duidelijk vermeld; in strijd met Gedragscode; klacht ten aanzien van gadgets ongegrond; claims misleidend en/of onvoldoende onderbouwd; klacht grotendeels gegrond; in reconventie; klacht tegen uitingen voor Cozaar®, Hyzaar® en Fortzaar®; geen spoedeisend belang; klacht doorverwezen naar voltallige Codecommissie.

RB 136

Gerechtvaardigde verwachtingen

Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 13 april 2005, LJN: AX3067. Mr. A. Steinz Praktijk B.V. tegen  Kluwer B.V.

IT-zaak, van april vorig jaar, met heel klein beetje reclamerecht: “Aan Kluwer moet worden toegegeven dat enige overdrijving eigen is aan reclamemateriaal en dat aan de uitingen in reclame niet al te groot belang kan worden gehecht. Dat neemt niet weg dat die uitingen wel degelijk kunnen bijdragen tot het ontstaan van gerechtvaardigde verwachtingen van de afnemer, zoals ook blijkt uit de tekst van artikel 7:17 lid 2, eerste zin BW, welke bepaling hetzij rechtstreeks, dan wel analoog op de onderhavige overeenkomst van toepassing is.”

Lees het vonnis hier.

RB 135

Telemakelaar

Rechtbank Alkmaar 16 mei 2006, LJN: AX1924, KG 06-147, Frits Markus c.s. tegen Makelaarsland B.V. (met dank aan Jeroen van Hezewijk, Freshfields Bruckhaus Deringer).

Makelaarsland biedt makelaarsdiensten aan via telefoon, fax en email maar ontvangt geen klanten op kantoor. Zij rekent een vast courtage van 795 Euro. Op de televisie wordt een vermeend misleidende commercial van Makelaarsland uitgezonden: men ziet een groot cruiseschip met daarop (met name) mannen, dat vertrekt van de kade. De mannen wuiven naar één enkele man, die het schip op de kade uitzwaait. Door een voice-over wordt de volgende tekst uitgesproken:

“Er is een nieuwe makelaar in Nederland. Een makelaar die maar 795 euro vraagt voor welk huis dan ook, in plaats van de duizenden euro's die andere makelaars rekenen. Dus heren:"Vaarwel". Het is tijd voor Makelaarsland.nl, de nieuwe makelaar van Nederland.”

Ten slotte verschijnt nog een de domeinnaam Makelaarsland.nl in beeld, alsmede de logo's van de Nederlandse Vereniging van Makelaars en Funda, een website voor aangeboden onroerend goed (Makelaarsland is lid van de NVM).

Op de website van Makelaarsland staat een pagina met de titel "Bereken uw voordeel". Op deze pagina kan de consument na het invullen van de waarde van zijn woning aan de hand van een door Makelaarsland als gemiddeld aangemerkt courtagetarief berekenen hoeveel hij bij een andere makelaar aan courtage verschuldigd is. Het resultaat van deze berekening wordt vervolgens vergeleken met het vaste tarief van Makelaarsland van EUR 795,-, waarbij "de besparing"in een tabel wordt weergegeven.

Markus c.s. zijn concurrerende makelaars en vinden deze reclame-uitingen misleidend omdat de diensten die Makelaarsland aanbiedt, niet kunnen worden vergeleken met de dienstverlening van een ‘traditionele makelaar’. Z0 ook de voorzieningenrechter, met dien verstande dat de gevorderde rectificatie door middel van een televisie commercial wordt afgewezen.

4.2  De kern van de in de commercial gedane mededeling ligt hierin, dat Makelaarsland een vaste courtage vraagt van EUR 795,00 tegenover "de duizenden euro's die andere makelaars rekenen". Daarbij blijft onvermeld dat Makelaarsland bepaalde diensten, die de andere makelaars gebruikelijk wél verlenen, niet verricht. Zo dient de opdrachtgever van Makelaarsland zelf de tekst en foto's te verzorgen voor de advertentie op de website van Funda en moet hij de potentiële koper zelf in zijn woning rondleiden. Vast staat voorts dat Makelaarsland alleen verkoopbemiddeling aanbiedt, en dus geen aankoopbemiddeling. Aldus wordt een verkeerd beeld bij de consument opgeroepen. Bij de gemiddelde consument zal bij het aanschouwen van de commercial de gedachte postvatten dat Makelaarsland voor veel minder geld dezelfde diensten biedt; uit het voorgaande blijkt dat deze suggestie op wezenlijke punten niet klopt. Makelaarsland heeft er nog op gewezen dat verkopers, die een "traditionele makelaar" hebben ingeschakeld, tijdens zogenaamde open dagen gegadigden ook zelf rondleiden; deze bezigheid bij bijzondere gelegenheden doet geen afbreuk aan het feit dat een dergelijke makelaar doorgaans wel degelijk de bezichtigingen voor zijn rekening neemt. Bovendien is het, anders dan Makelaarsland betoogt, niet van belang of de consument de door hem uit te voeren taken wezenlijk voor de verkoopbemiddeling vindt. Het gaat er namelijk om dat de onvolledige voorlichting over de samenstelling van het dienstenpakket van Makelaarsland, ongeacht de aard en relevantie van iedere dienst afzonderlijk, een onjuiste indruk bij de consument wekt of kan wekken

4.3  Aan Makelaarsland kan worden toegegeven dat een televisiecommercial zich in het algemeen niet leent voor een al te uitgebreide productinformatie. Hierin is evenwel geen rechtvaardiging gelegen voor het doen van misleidende mededelingen. Niet valt in te zien dat van Makelaarsland in redelijkheid niet verlangd kan worden dat zij in de commercial - kort - aangeeft wat de consument voor het bedrag van EUR 795,- mag verwachten, dan wel dat zij tenminste een vergelijking in bovenstaande zin met andere makelaars achterwege laat.

4.4  Het misleidende karakter van de commercial wordt niet weggenomen doordat hierin wordt verwezen naar de website van Makelaarsland. Op deze website wordt weliswaar gedetailleerde informatie over de door Makelaarsland aangeboden verkoopbemiddeling gegeven, echter niet kan van de consument gevergd worden dat hij na de commercial de website raadpleegt om de juistheid van de commercial te toetsen teneinde een goed beeld te krijgen van de aangeboden diensten. Overigens zal de consument op het moment van de daadwerkelijke opdrachtverlening wel op de hoogte zal zijn van de inhoud van het dienstenpakket van Makelaarsland, omdat een opdracht slechts verleend kan worden via de website.

4.5 Door de consument in de commercial onjuist voor te lichten over de samenstelling van haar product heeft Makelaarsland zich een ongeoorloofde voorsprong op haar concurrenten verschaft. Het is voldoende aannemelijk geworden dat eisers hierdoor schade lijdt. Het ligt voor de hand dat eisers potentiële cliënten misloopt, omdat deze zich op basis van de (onvolledige) mededelingen in de commercial tot Makelaarsland wenden. Hierbij wordt opgemerkt dat de consument die een huis wenst aan te kopen na raadpleging van de website weet dat hij bij Makelaarsland aan het verkeerde adres is en zich wellicht alsnog tot eisers zal richten, waardoor de schade in zoverre beperkt is.
Daarnaast kan de schade echter ook bestaan uit de kwalijke reuk die uit de commercial opstijgt over de tarieven van de andere makelaars, nu denkbaar is dat zich bij consumenten de gedachte vormt dat deze tarieven exorbitant zijn. Dit kan tot gevolg hebben dat consumenten afzien van het inschakelen van een makelaar bij de koop en/of verkoop van hun huis.

4.6 Gelet op het voorgaande wordt de commercial in de huidige vorm misleidend geacht.

4.7 Vervolgens is aan de orde de vraag of de prijsvergelijking op de website van Makelaarsland eveneens misleidend is.

4.8 De voorzieningenrechter beantwoordt deze vraag bevestigend, reeds omdat als niet weersproken vast staat dat het door Makelaarsland als gemiddeld aangemerkte courtagetarief voor woningen van meer dan twee ton feitelijk onjuist is. Het is voldoende aannemelijk geworden dat eisers door deze onjuiste prijsvergelijking schade lijdt.

4.9 Op grond van het vorenstaande zijn de vorderingen van eisers toewijsbaar in zoverre als hieronder aan te geven. De vordering tot het doen uitzenden van een commercial op televisie, als onder (3) gevorderd, beoordeelt de voorzieningenrechter als te verregaand en bezwaarlijk, ook al omdat de wél op de site van Makelaarsland te plaatsen rectificatie voldoende effectief voorkomt.

Lees het vonnis hier.

RB 134

Problematische schuldsituaties

Kamerstuk 24515, nr.91. Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting. Brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Eerdere berichten hier.

Dit kabinet zet zich in om problematische schuldsituaties te voorkomen en om de diverse spelers binnen de schuldhulpverlening waar mogelijk te faciliteren. (…) Ik heb u eveneens toegezegd bij de minister van Financiën navraag te doen of er mogelijkheden zijn voor vervroeging van de aanscherping van de reclame-eisen per 1 mei a.s.

(…) Aangezien het bovengenoemde Algemeen Overleg aanleiding was voor een aanscherping van de reclame regels is uiteindelijk gekozen voor een periode van 4 maanden om de markt voldoende tijd te bieden hun reclamemateriaal aan te passen aan de nieuwe regels. Per 1 januari jl. is direct de regel in werking getreden dat verstrekte informatie, onder andere in reclames, feitelijk juist, niet-misleidend en voor de consument begrijpelijk moet zijn. De aangescherpte reclameregels zullen vanaf 1 mei aanstaande gelden.

Ik ben hiertoe in overleg getreden met het ministerie van Financiën. Bij nader inzien moet ik concluderen dat vervroeging nauwelijks toegevoegde waarde kan hebben daar ik mijn toezegging deed iets meer dan een maand voor inwerkingtreding van de regels.

Eveneens heb ik u toegezegd te bezien of meer duidelijkheid kan worden verkregen over een omschrijving van “agressieve” of “verleidende” reclame. Daarnaast heb ik u toegezegd na te zullen gaan of er aanknopingspunten zijn om dergelijke reclame aan te pakken en hoe dat past in het huidige traject voor en na 1 mei 2006. Ook heb ik u toegezegd bij partijen in het veld aandacht te vragen voor mogelijkheden van een reclamecode via zelfregulering.

Reclames over financiële producten, waaronder kredieten, zijn geregeld in de Wet financiële dienstverlening (Wfd) en het Besluit financiële dienstverlening (Bfd).

In de Wfd en het Bfd worden de regels voor kredietreclames aangescherpt. In de Wfd en het Bfd zijn verschillende regels opgenomen die het verleidende karakter van reclames zullen beperken doordat in de reclame bepaalde informatie moet worden gegeven over bijvoorbeeld de tarieven of de duur van bepaalde acties zodat loktarieven worden tegen gegaan. Zo moet straks, o.a. (indien van toepassing) in de reclame duidelijk worden aangegeven dat de genoemde kredietvergoeding slechts voor een korte periode geldt, hoe lang die periode duurt en wat na die periode de kredietvergoeding zal zijn. Ook mogen geen fiscale voordelen meer in de tarieven worden verwerkt en moet bovendien, indien een consument verplicht wordt om naast het krediet een verzekering af te sluiten, verplicht in de reclame melding worden gemaakt van deze verzekeringverplichting. Bovendien moet in dat geval in de kredietvergoeding waarmee wordt geadverteerd ook de verzekeringspremie al zijn verwerkt.

Ten aanzien van agressieve reclames zal eerst de vraag moeten worden beantwoord wat een agressieve reclame is. In de Wfd en het Bfd komt de term ‘agressieve reclame’ immers niet voor. In de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken gaat het bij agressieve handelspraktijken om situaties waarin mensen gedwongen worden om tegen hun zin iets te doen. Daar kan bij reclames geen sprake van zijn aangezien mensen niet gedwongen worden een lening af te sluiten door een reclame. Wanneer met een agressieve reclame, een misleidende reclame wordt bedoeld, dan bieden de Wfd en het Bfd voldoende handvatten om deze aan te pakken door handhaving van het algemene verbod om misleidend te informeren. Wanneer met een agressieve reclame, een reclame met onduidelijke actietarieven of kortingen wordt bedoeld, bieden Wfd en Bfd eveneens voldoende handvatten door handhaving van bovengenoemde maatregelen die dat soort loktarieven tegen gaan.

Gelet op deze wettelijk vastgelegde aangescherpte reclameregels, zou het kabinet eerst de effecten van de reclameregels willen kennen die vanaf 1 mei aanstaande in werking zullen treden en bezien of deze aanscherpingen onvoldoende zijn.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,


H.A.L. van Hoof

RB 133

Alle relevante feiten

Rechtbank Zutphen, 3 mei 2006, LJN: AW7379. Lips Nederland B.V. tegen Overbeeke Holding Didam B.V, M&C Protect B.V. & Comari Holland B.V.

Reclamezaak. Sleutelfabrikant M & C moet vergelijkende reclame rectificeren. En voor wat het waard is: circa 80 tot 90% van de inbraken wordt gepleegd door gelegenheidsdieven die zich niet bedienen van de slagmethode. Kern van de campagne was de aanprijzing van M&C dat haar cilindersloten bestand zijn tegen de zogenaamde slagmethode.

De slagmethode houdt in dat een op het cilinderslot toegesneden sleutel, de slagsleutel, in de cilinder wordt gebracht. Door vervolgens op deze sleutel te slaan, kan het slot worden geopend. In haar brochure en op haar website schrijft M&C onder meer dat "Uit onderzoek is gebleken dat 95% van alle cilinders met de slagmethode te openen zijn."

De stelling van Lips Nederland dat het M&C niet moet worden toegestaan in haar reclame-uitingen te beweren dat M&C cilindersloten beter zijn dan de huidige generatie cilindersloten, zal worden gepasseerd. Het gemiddelde publiek zal zich ervan bewust zijn dat in deze aanprijzingen sprake is van overdrijving die normaal is bij het maken van reclame.

Dat een substantieel deel van het publiek wellicht deze reclame-uitingen in het bijzonder ten nadele van de cilindersloten van Lips zal uitleggen, gezien de grote naamsbekendheid van deze sloten - zoals door Lips Nederland wordt aangevoerd - kan M&C niet worden tegengeworpen.

M&C doet slechts mededelingen over haar eigen product en dat het publiek die opvat als tegen Lips Nederland gericht, is inherent aan het bezitten van de positie van marktleider. Bovendien speelt in deze reclame-uitingen het bestand zijn van de M&C sloten tegen de slagmethode geen rol, nu zij ook op andere gronden beter kunnen zijn dan de sloten van de overige aanbieders.

Lips Nederland heeft ook bezwaren ingebracht tegen de wijze waarop M&C specifieke eigenschappen van haar M&C cilindersloten in haar reclame-uitingen aanprijst.

In haar reclames - zo heeft Lips Nederland uiteengezet - doet M&C het voorkomen dat de slagmethode een zeer eenvoudige methode is om sloten te openen. M&C suggereert hierbij dat voor de beoordeling van de kwaliteit van een cilinderslot bedacht moet worden dat de slagmethode een veel voorkomende methode van inbreken is. M&C doet het voorkomen dat, aangezien de M&C sloten niet door deze methode geopend kunnen worden, deze sloten op het gebied van beveiliging te verkiezen zijn boven de sloten van andere aanbieders waaronder Lips.

Ingevolge het bepaalde in art. 6:195 BW rust op M&C de bewijslast van de juistheid van deze beweringen nu die door Lips Nederland gemotiveerd bestreden worden. Dat betekent dat van M&C in beginsel mag worden verwacht dat zij tegenover de betwisting door Lips Nederland, de juistheid van haar gewraakte beweringen in kort geding aannemelijk maakt.

Het verweer van M&C dat zij deze bewijslast nu niet behoeft te dragen, zal worden gepasseerd. Hoewel in een kort geding de beginselen van het bewijsrecht niet gelden, is het wel de bedoeling van de wetgever geweest dat dan op de speciale bewijslastverdeling van artikel 6:195 BW wordt geantecipeerd hetgeen dan ook de vaste lijn in de desbetreffende rechtspraak is.

M&C heeft ter ondersteuning van haar stelling dat het werken met slagsleutels eenvoudig is, onder meer verwezen naar Duits onderzoek waaruit zou blijken dat 95% van de huidige generatie cilindersloten vrij eenvoudig te openen is door middel van de slagmethode. Dit percentage - zo vult M&C aan - wordt genoemd door drie toonaangevende onderzoekers.  Lips Nederland heeft dit argument niet bestreden, zodat wordt geconcludeerd dat M&C haar stelling wat dit punt betreft, aannemelijk heeft gemaakt.

Tegen deze achtergrond gaat de vordering van Lips Nederland voorzover die inhoudt dat M&C een rectificatie moet laten uitgaan met als inhoud dat zij niet kan aantonen dat 95% van de cilindersloten geopend kan worden met de slagmethode en zich verder van het doen van deze bewering moet onthouden, te ver.

Vervolgens doet zich gelet op de reclame-uitingen van M&C, de vraag voor of het gemakkelijk kunnen openen van cilindersloten door middel van de slagmethode, ook een reëel gevaar is voor de doelgroep waarop M&C zich met haar reclame op richt.

Met andere woorden: als M&C in haar reclame-uitingen het bestand zijn van haar sloten tegen de slagmethode als vergelijkingsfactor gebruikt ten opzichte van andere cilindersloten, vergelijkt zij dan de sloten op grond van een relevant kenmerk?

Lips Nederland heeft gesteld dat dit niet het geval is. M&C doet alsof de slagmethode een actueel en dreigend beveiligingsgevaar is voor cilindersloten van andere aanbieders. Deze voorstelling van zaken acht Lips Nederland onjuist en misleidend.

Men dient over professionele vaardigheden te beschikken om deze methode met succes te kunnen toepassen. Het vervaardigen en het aanschaffen van een doeltreffende slagsleutel is - anders dan M&C stelt - niet eenvoudig. Circa 80 tot 90% van de inbraken wordt gepleegd door gelegenheidsdieven die zich niet bedienen van de slagmethode.

M&C heeft deze stellingen niet bestreden doch heeft aangevoerd dat zij niet gehouden is om in haar vergelijkend reclamemateriaal alle relevante aspecten te vermelden die de consument mee moet wegen bij de aankoop van sloten.

Op zichzelf is dit juist, M&C kan bijvoorbeeld volstaan met het noemen van de prijs. Indien M&C in haar vergelijkende reclame-uitingen echter het aspect betrekt van de slagbestendigheid van de sloten ter onderbouwing van haar bewering dat haar sloten beter zijn, dient zij omtrent deze eigenschap alle relevante feiten te vermelden.

Nu M&C dit niet doet, vergelijkt zij volgens de voorzieningenrechter niet op objectieve wijze een relevant kenmerk van de sloten - de mate van veiligheid die deze sloten bieden - waardoor er sprake is van misleiding en waardoor zij onrechtmatig jegens Lips Nederland handelt.

Ook het creëren van, althans inspelen op angstgevoelens bij het voor eigen veiligheid gevoelige publiek draagt aan deze onrechtmatigheid bij. M&C heeft immers niet weersproken dat zij de media-aandacht voor de slagmethode zelf heeft aangewakkerd.

Daarnaast is in het algemeen het gebruik van een merk van een ander in vergelijkende reclame-uitingen toegestaan indien die reclame voldoet aan het gestelde in de Richtlijn.

Het enige stuk waarin expliciet wordt verwezen naar het merk Lips en een Lips sleutel wordt afgebeeld, is het rapport van TOOOL dat M&C als bijlage achter haar brochure heeft gevoegd. Nu M&C dit rapport tot onderdeel van haar brochure heeft gemaakt, kan gesteld worden dat M&C gebruik heeft gemaakt van het merk Lips.

Nu Lips Nederland niet heeft aangevoerd dat voormeld gebruik in strijd is met het gestelde in deze Richtlijn, kan ervan uit worden gegaan dat het onderhavige gebruik door M&C geen merkinbreuk oplevert wegens een geldige reden voor dit gebruik.

Ter voorkoming van een executiegeschil zal aan de veroordeling met als inhoud het schrijven van rectificatiebrieven “aan al degenen die bekend zijn gemaakt met de in de dagvaarding genoemde reclame-uitingen" geen dwangsom worden verbonden, nu Lips Nederland geen lijst van geadresseerden heeft overgelegd noch gesteld heeft dat M&C nog over zo'n lijst beschikt, zodat de vordering op dit punt te weinig concreet is om voor afdwinging door middel van een dwangsom in aanmerking te komen.

Het verweer van M&C dat Overbeeke Holding en Comari Holland ten onrechte zijn gedagvaard, zal worden gehonoreerd nu Lips Nederland dit niet heeft weersproken. Er zijn geen gronden aangevoerd, anders dan hun bestuurderschap, voor hun betrokkenheid bij het door Lips Nederland gewraakte gedrag van M&C. Deze ontoereikende gronden rechtvaardigen een niet-ontvankelijk verklaring.

Nu partijen over en weer op onderdelen in het (on)gelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Lees het vonnis hier.

RB 132

Forever Young

Rechtbank Rotterdam, 25 april 2006,  LJN: AW5519.  British American Tobacco Export B.V tegen de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Bestuurrechtzaak tabaksreclame. Aan B.A.T. zijn boetes van € 45.000,- opgelegd wegens overtreding van artikel 5, eerste lid, Tabakswet, omdat door de wijze van presenteren van de tabaksproducten in de stands op de publieksbeurs Eten en Genieten in de RAI te Amsterdam en op het evenement Forever Young te Grootebroek sprake was van reclame waarop de uitzondering van artikel 5, derde lid, aanhef en onder b, Tabakswet niet van toepassing is.

De uitzondering op het reclameverbod in geval van reguliere presentatie ingevolge artikel 5, derde lid, aanhef en onder b, Tabakswet geldt evenwel voor alle tabaksverkooppunten. Terecht heeft eiseres betoogd dat voor de stands een andere wijze van presenteren regulier is, dan de wijze van regulier presenteren zoals die door de Minister is uitgewerkt, welke uitwerking ziet op de situatie in (afgescheiden gedeelten van) winkels en supermarkten. Eiseres heeft uit de tekst van de wet en de wetsgeschiedenis niet duidelijk kunnen zijn, dat de wijze van inrichting van de stands een niet reguliere presentatie van tabaksproducten was, die als verboden reclame moet worden aangemerkt. De oplegging van de boetes voor de inrichting van de stands is in strijd met artikel 7, eerste lid, EVRM. 
 
Lees de uitspraak hier.

RB 131

Boer zoekt recht

Rechtbank Zutphen, 2 mei 2006, rolnr. 77023/KG ZA 06-73. Reed Business Information (RBI) - Agrio Uitgeverij.

Ongeoorloofde vergelijkende reclame in de landbouwsector.

Agrio, een kleine uitgeverij ten behoeve van de landbouwsector, heeft het rapport 'Lezersonderzoek Agrio' uitgegeven. RBI vordert onder meer dat Agrio verdere verspreiding van het rapport staakt omdat de brochure een directe vergelijking is tussen tijdschriften van Agrio en Boerderij van RBI en dat dit onderzoek op veel punten ondeugdelijk is, onvoldoende inzicht biedt in de wijze waarop het tot stand gekomen is, niet objectief is en niet aselect is uitgevoerd, terwijl het bovendien op enkele punten in de directe vergelijking tussen de Agrio uitgaven en Boerderij nodeloos afbrekend is voor de Boerderij. Het openbaar maken van deze brochure is een vorm van niet geoorloofde, vergelijkende reclame in de zin van artikel 6:194a BW en daarmee onrechtmatig.

 

 

Vaststaat dat Agrio geen lid is van het Nederlands Uitgeversverbond (NUV), zodat zij niet is gebonden aan het in het vonnis vermelde Reglement abonnee-, lezerskring- en mediabereiksonderzoek. Echter, gezien het groot aantal uitgevers dat lid is van de NUV, wordt het Reglement redelijkerwijs ook voor niet-leden van het NUV richtinggevend geacht. '(Potentiële) adverteerders zullen er in beginsel vanuit gaan en dat ook mogen gaan dat lezerskringonderzoeken, die door serieuze marktpartijen als Agrio worden verspreid, aan kwaliteitswaarborgen voldoen, die op zijn minst vergelijkbaar zijn met de voorschriften van het NUV (...)'.

De rechtbank oordeelt '(...) dat de resultaten van de enquête niet gebaseerd zijn op een aselecte steekproef en zij reeds daarom niet als objectief [kunnen] worden beoordeeld. Deze resultaten verstrekken dan ook niet de eerlijke en betrouwbare informatie over de positie van de Agrio bladen onder de doelgroep en ten opzichte van de concurrenten, als door Agrio wordt gesteld in haar brochure, zodat geen sprake is geoorloofde, vergelijkende reclame in de zin van artikel 6:194a BW. Weliswaar blijkt uit de brochure dat de volledige enquête alleen is uitgevoerd onder respondenten, die ook Agrio-lezers zijn, maar dat neemt niet weg dat de conclusies steeds in absolute zin zijn gesteld, zonder enig voorbehoud en enige relativering ten aanzien van de gemaakte keuzes als voormeld. In de (eind)conclusies klinkt op geen enkele wijze door dat het onderzoek van Agrio slechts de beperkte reikwijdte zou hebben van een lezers(kring)onderzoek, integendeel.


Lees hier het vonnis

RB 130

Hemelwater

Rechtbank Breda, 20 maart 2006, LJN: AW2868. Rheinzink tegen Prefa Trading Nederland.

Rheinzink is producent van onder andere zinken hemelwaterafvoer-, dak-, en gevelsystemen. Zij verkoopt haar producten wereldwijd. In Nederland worden haar producten verkocht door het bedrijf Wentzel B.V. Prefa Trading is leverancier in Europa voor aluminium dakpannen, dakshingles, dakgoten en afvoerbuizen voor gevelbekleding.

In een advertentie in december 2005 in een speciale editie van het dagblad Cobouw heeft Prefa Trading een advertentie geplaatst, met daarin (onder meer) de volgende passage:

“De nieuwe regelgeving op het gebied van het milieu, heeft bij Prefa Trading Nederland in Oosterhout een ware revolutie te weeg gebracht. Deze regelgeving zegt dat daar waar hemelwater op het oppervlakte water wordt geloosd, géén zinken dakgoten mogen worden toegepast.(…) Aluminium biedt veel meer voordelen dan alleen het sparen van het milieu. Aluminium blijft ook na vele jaren nog mooi en kwalitatief hoogwaardig. Het milieu vraagt ons aller aandacht. Zeker ook de afvoer van regenwater. Zinken dakgoten zijn uit den bozen. Ze logen uit en zijn zwaar milieubelastend. (….)”

Volgens Rheinzink is dit “misleidende (vergelijkende) reclame”.

De voorzieningenrechter stelt op grond van de door partijen overgelegde rapportages van de deskundigen vast dat er tussen de deskundigen (nog) discussie bestaat over de vraag of en zo ja in welke mate, zink milieubelastend is. Nuancering van de mededeling van Prefa Trading dat zink “zwaar milieubelastend is”, ligt derhalve in de rede, zoals Prefa Trading ook heeft erkend.

Voorts leest de voorzieningenrechter in de door Rheinzink zelf overgelegde rapportage van Professor mr. Freriks dat artikel 1 Wvo een verbod inhoudt voor directe lozing van uitgeloogde bouwmetalen op het oppervlaktewater, zoals zink, via bijvoorbeeld een dakgoot of regenpijp, behoudens de mogelijkheid van ontheffing van dit verbod door middel van een vergunning. De passage in de advertentie dat er regelgeving bestaat die zegt dat daar waar hemelwater op het oppervlaktewater wordt geloosd, géén zinken dakgoten mogen worden toegepast, is derhalve in beginsel juist. Echter: het vergunningenbeleid is belangrijk. Bovendien is van belang dat genoemd verbod niet geldt voor afwatering vanuit zinken goten en pijpen op “werken”, zoals een riool, welke situatie zich vaak voordoet. Rheinzink heeft voorts onbetwist betoogd dat de mate van uitlogen afhankelijk is van (onder andere) de vraag of op de betreffende dakgoot of regenpijp een coating is aangebracht. Deze aangevochten passage is dus door zijn onvolledigheid misleidend, want suggereert een algemeen verbod voor toepassing van zinken hemelwaterafvoer, terwijl de werking van het verbod slechts zeer beperkt is.
De juistheid van de gewraakte passage dat aluminium in tegenstelling tot zink na vele jaren nog mooi en kwalitatief hoogwaardig is, is ter zitting niet waargemaakt, zelfs niet verdedigd.

De door Prefa Trading in de aangevochten reclame gedane mededelingen zijn dus deels door ongenuanceerdheid en onvolledigheid, misleidend geweest en anderdeels feitelijk onjuist. Deze reclame-uiting was daardoor onrechtmatig (6:194 a B.W.) jegens Rheinzink. Rheinzink heeft recht op en belang bij een rectificatie in Cobouw. De gevraagde rectificaties in 2 edities van Cobouw komen voor als passend middel om eventueel reeds opgetreden nadeel te compenseren evenals uit oogpunt van proportionaliteit. De gevorderde rectificaties op de eigen website van Prefa Trading en de website van Cobouw zullen worden afgewezen omdat de genoemde rectificaties al voldoende en proportioneel worden geoordeeld.

Lees het vonnis hier