RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Garanties  

RB 2382

Prejudiciële vragen over of begrip 'verkoper' van toepassing is op professionele tussenpersoon

Prejudiciële vragen aan HvJ EU 16 maart 2015, RB 2382, zaak C-149/15 (Wathelet)
Prejudiciële vragen gesteld door Cour d’appel de Liège, België. Verzoekster Sabrina Wathelet koopt in april 2012 voor € 4000 bij verweerster Garage Bietheres & Fils een auto bouwjaar 2004, kilometerstand 164 183. Omdat de garagehouder druk is krijgt zij niet meteen een betalingsbewijs mee. In juli 2012 krijgt verzoekster pech, de auto wordt naar verweersters garage gesleept waar wordt geconstateerd dat de motor defect is. Als verzoekster de auto komt ophalen weigert zij de factuur te ondertekenen omdat zij van mening is dat verweerster aansprakelijk is voor de defecte motor. Zij stelt verweerster vervolgens in november in gebreke, vraagt alsnog een aankoopfactuur en een onderhoudsdossier, en dient tevens een klacht in bij de politie. Bij het ophalen blijkt verzoekster pas dat verweerster de auto niet voor zichzelf maar voor de vorige eigenaar heeft verkocht.

Verweerster bewijst aan de hand van een kwitantie de ontvangen aankoopprijs meteen aan de vorige eigenaar te hebben overhandigd. Zij stelt niet aansprakelijk te zijn voor deze overeenkomst tussen particulieren. Zij heeft verzoekster aangeboden de schade voor € 2000 te herstellen en verzoekster heeft een leenauto gekregen (die echter na twee weken in de berm moest worden achtergelaten wegens een defecte carter). Verweerster weigert de gerepareerde auto mee te geven zolang verzoekster niet betaalt. Zij start in december 2012 een procedure waarin zij betaling van de factuur + rente eist en ook vergoeding van de schade aan de leenauto. Verzoekster vordert op grond van het BEL BW ontbinding van de koopovereenkomst en terugbetaling van de betaalde aankoopprijs + rente. Zij ontkent ooit van een leenauto gebruik te hebben gemaakt. De rechter stelt verweerster gedeeltelijk in het gelijk en verklaart verzoeksters vordering niet ontvankelijk. Verzoekster gaat in beroep.

De verwijzende BEL rechter (Hof van Beroep van Luik) twijfelt er ernstig aan dat verzoekster op het moment van de koop op de hoogte was van het feit dat verweerster slechts als tussenpersoon optrad hetgeen tot gevolg heeft dat verzoekster niet wist dat hier sprake is van een overeenkomst tussen particulieren. Verzoekster, op wie de bewijslast rust, kan geen factuur overleggen aan de hand waarvan zij kan aantonen dat er tussen haar en verweerster een koopovereenkomst is gesloten. Hij besluit de volgende vraag aan het HvJEU voor te leggen:

“Moet het begrip ‘verkoper’ van consumptiegoederen in artikel 1649bis van het Belgische Burgerlijk Wetboek, zoals ingevoegd bij de wet van 1 september 1994 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen, waarbij Europese richtlijn 1999/44 van 25 mei 1999 betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen in Belgisch recht is omgezet, aldus worden uitgelegd dat het niet enkel betrekking heeft op een handelaar die in de hoedanigheid van verkoper de eigendom van een consumptiegoed overdraagt aan een consument, maar ook op een handelaar die optreedt als tussenpersoon voor een niet-professionele verkoper, ongeacht of hij voor zijn tussenkomst een vergoeding ontvangt en ongeacht of hij de kandidaat-koper heeft ingelicht dat de verkoper een particulier is.”

 

RB 1713

Rammeldende collectebus die niet te vertrouwen is

RCC 25 maart 2013, dossiernr. 2013/00100 (CBF keurmerk)

Niet onjuist, geen misleiding. Het betreft een radio-commercial waarin een voice-over zegt: “Zo klinkt een collectebus van een goed doel, dat te vertrouwen is”. Men hoort het geluid van een rammelende collectebus. “En zo klinkt de collectebus van een goed doel dat niet te vertrouwen is.” Men hoort het exact hetzelfde geluid als voorheen. De voice-over vervolgt: “Lastig hè? Weet waarvoor je geeft. Let op het CBF keurmerk of raadpleeg het register op cbf.nl.”

Klaagster vertegenwoordigt ongeveer 200 particuliere initiatieven die door de commercial in een twijfelachtig daglicht worden gezet, omdat ze het genoemde keurmerk niet hebben.

 

Naar het oordeel van de Commissie zal de gemiddelde consument de bestreden uiting opvatten in die zin dat een goed doel dat in het bezit is van een CBF keurmerk, zekere waarborgen biedt op het gebied van betrouwbaarheid. In de uiting wordt erop gewezen dat er ook goede doelen bestaan die niet te vertrouwen zijn. Dit laatste is overigens door klaagster ter vergadering bevestigd. De uiting spoort de consument in verband met het voorgaande aan om te letten op het CBF keurmerk dan wel het register te raadplegen op de in de uiting genoemde website met de boodschap dat goede doelen die het keurmerk hebben en in het register staan ingeschreven “te vertrouwen zijn”. In de uiting wordt niet met zoveel woorden gezegd dat alle andere goede doelen zonder uitzondering niet te vertrouwen zijn. Naar het oordeel van de Commissie zal de gemiddelde consument de uiting ook niet in laatstbedoelde zin opvatten. (...) De Commissie acht de uiting niet onjuist of misleidend.
RB 1694

Resultaten van slechts 0,03 mm niet "spectaculair" of "verbluffend"

RCC 11 maart 2013, dossiernr. 2013/00047 (Revitalift Laser X3 van L’Oréal)

Uitspraak in strijd met art. 8.2 NRC, 13 NRC. Het betreft de uitingen voor het product Revitalift Laser X3 van L’Oréal op de de website www.loreal-paris.nl waar op de homepagina staat “Een lasersessie je enige wapen in de strijd tegen rimpels? Nu niet meer!” en op de subpagina “Revitalift Laser X3. De 1e anti-age-crème die een lasersessie uitdaagt…"

Daarnaast betreft het de advertorial (...) geplaatst op de pagina VROUW van de website www.detelegraaf.nl, waarin onder de kop “Laseren of smeren?” ondermeer staat: “Overweeg jij cosmetische chirurgie? Je bent niet de enige! Uit onderzoek van L’Oréal en vrouw.nl blijkt dat 10% van de VROUW lezers tussen de 45 en 55 een ingreep overweegt. Of zelfs al heeft gehad. Maar vanaf nu is dat niet meer nodig.” (...) en  de televisiecommercial, waarin over Revitalift Laser X3 “voor een drievoudige werking” onder meer wordt gezegd: “Zo effectief dat we getest hebben tegen een echte lasersessie. De resultaten zijn spectaculair.”

De klacht luidt, kort samengevat, als volgt: In de uitingen wordt een oneerlijke vergelijking gemaakt tussen de resultaten van het gebruik van Revitalift Laser X3 en een fractionele CO2-laserbehandeling. In de klinische studie, waarop de uitingen zijn gebaseerd, is de instelling van de CO2-laser suboptimaal geweest.(...)

De verbetering van de rimpeldiepte met 14% die blijkens de uitingen met Revitalift Laser X3 kan worden bereikt, betreft een verbetering van slechts 0,03 mm, die met het blote oog niet zichtbaar en klinisch niet relevant is. Gelet op het voorgaande is het onjuist en misleidend om met betrekking tot de vergelijking van de crème met een CO2-laser te spreken over resultaten die “niet verwacht”, “spectaculair” en/of “verbluffend” zijn. De vergelijkende studie is qua opzet en analyse ondeugdelijk en kan daarom niet dienen als onderbouwing van de claims. (...)

De Commissie beschouwt de reclame-uitingen als vergelijkende reclame ten opzichte van de gemiddelde aanbieder van CO2-laserbehandelingen.(...) Naar het oordeel van de Commissie wordt in de bestreden advertorial, in tegenstelling tot de overige uitingen, zelfs de indruk gewekt dat Revitalift Laser X3 even effectief is als een laserbehandeling en deze kan vervangen.(...) Gelet op het voorgaande gaan de bestreden uitingen gepaard met onjuiste informatie en wordt daarin voor de gemiddelde consument dubbelzinnige informatie ten aanzien van de voordelen van Revitalift Laser X3 ten opzichte van een laserbehandeling verstrekt als bedoeld in de aanhef en onder b van artikel 8.2 NRC (...) zijn de uitingen misleidend en daardoor in strijd met het bepaalde in artikel 13 aanhef en onder a NRC.

In de televisiecommercial wordt direct na een beschrijving in woord en beeld van het vergelijkende laseronderzoek gezegd: “86% van de vrouwen is overtuigd”(...). Deze mededeling blijkt, naar adverteerder heeft erkend,  niet op de vergelijkende lasertest te zijn gebaseerd, maar op een “consumententest onder 211 vrouwen – na 3 weken gebruik”. Weliswaar wordt dit in een onderin beeld verschijnende ‘disclaimer’ meegedeeld, maar het daarvoor gebruikte lettertype is zo klein en de tekst staat zo kort in beeld (ca. 2 seconden), dat deze mededeling de kijker gemakkelijk kan ontgaan (...). Gelet hierop wordt in de televisiecommercial op dit punt onduidelijke informatie verstrekt als bedoeld in de aanhef van artikel 8.2 NRC. (...)

RB 1693

De context wekt de indruk dat je niet elders naar aanbiedingen hoeft te zoeken

RCC 12 maart 2013, dossiernr. 2013/00095 (Dag, sjouwen met aanbiedingen, Jumbo reclame)

Uiting in strijd met artikel 7 en 8.2 NRC. Het betreft een televisiecommercial waarin, door een voice-over en door verschillende, afwisselend in beeld verschijnende personen, het volgende wordt gezegd: “Dag, sjouwen met aanbiedingen. Dag, meer kopen dan je nodig hebt. Dag dure, dagelijkse boodschappen. Dag, oude supermarkt.” “Hallo Jumbo!” “Hallo, elke dag de laagste prijs.” “Ja, en dat dag in dag uit.” “En alles met de laagste prijsgarantie.” “Op al onze 32.000 producten. Hallo, altijd de laagste prijs.” “Hallo Jumbo!” In beeld verschijnt de tekst: Hallo Jumbo. Altijd de goedkoopste bij u in de buurt!” En “kijk voor de spelregels op jumbosupermarkten.nl”. Aan het eind van de commercial zegt de voice-over: “En vindt u het ergens toch blijvend goedkoper, dan passen wij de prijs aan en krijgt u het gratis”.
 
In de voorwaarde van de laagste prijsgarantie staat echter dat aanbiedingen van andere winkels niet gelden. In de reclame wordt naar de mening van klager ten onrechte de indruk gewekt dat de producten van Jumbo ook altijd goedkoper zijn dan de aanbiedingen van andere supermarkten.

De commercial, waarin de aandacht wordt gevestigd op de laagsteprijsgarantie van Jumbo, vangt aan met onder meer de zinsneden: “Dag sjouwen met aanbiedingen” en “Dag oude supermarkt”. Gelet op deze mededelingen en gelet op de context van de reclame wordt naar het oordeel van de Commissie de indruk gewekt dat men niet elders naar aanbiedingen hoeft te zoeken omdat Jumbo, vanwege haar laagsteprijsgarantie, toch goedkoper is.

Deze indruk wordt, bezien in het licht van de gehele reclame-uiting, onvoldoende weggenomen door de enkele vermelding aan het eind van de commercial, dat de prijs wordt aangepast indien men het product ergens ‘blijvend’ goedkoper vindt.  Naar het oordeel van de commissie is de uiting in strijd met artikel 7 en 8.2 NRC.

RB 1647

Elk moment opzegbaar maar wel met 'buy out' regeling

RCC 20 februari 2013, dossiernr. 2012/01070(A) (Opzeggen met buy out)

Het betreft een advertentie in het Eindhovens Dagblad met de mededeling: “Onbeperkt sporten zonder dat je ergens aan vast zit. Het kan nu bij HealthCity!” Elders in de uiting staat “Sporten v.a. €44,95 p.m. Niet tevreden, geld terug en elk moment opzegbaar"

Klager maakt bezwaar tegen de mededeling “Onbeperkt sporten zonder dat je ergens aan vast zit”, omdat je in praktijk een 2 jarig contract dient af te sluiten en bij tussentijdse opzegging vast zit aan een ‘buy out’ regeling.

Naar het oordeel van de voorzitter zal de gemiddelde consument de mededeling “Onbeperkt sporten zonder dat je ergens aan vast zit” zo interpreteren, dat hij geen enkele additionele verplichting heeft indien hij zijn abonnement tussentijds wenst te beëindigen. Deze indruk wordt versterkt door de mededeling “elk moment opzegbaar” elders in de uiting.

Blijkens artikel 7.5 van de Algemene Voorwaarden HealthCity, en naar adverteerder erkent, is een abonnement vanaf €44,95 per maand echter alleen opzegbaar na een additionele betaling op basis van een herberekening van de abonnementskosten op basis van de daadwerkelijk afgenomen periode en de daarbij behorende hogere lidmaatschapsprijs (“buy out”). Deze financiële verplichting is in tegenspraak met hetgeen wordt medegedeeld in de uiting. (...) Blijkens het voorgaande is geen juiste informatie verstrekt over de voordelen, de uiting is daarom misleidend en daardoor oneerlijk.

RB 1642

Iedere dag “alleen vandaag geen verzendkosten”

RCC 19 februari 2013, dossiernr. 2013/00063 (Geen verzendkosten Tommy Teleshopping)

Op adverteerders website www.tommyteleshopping.com staat boven iedere pagina “Alleen vandaag geen verzendkosten”. Wanneer men adverteerders website een paar dagen achter elkaar bezoekt, blijkt dat deze tekst standaard op de website staat. Door deze mededeling wordt men ertoe gebracht snel te bestellen. Bovendien worden administratiekosten berekend en daarvan wordt noch op de website noch in de algemene voorwaarden melding gemaakt.

De mededeling dat “alleen vandaag” geen verzendkosten in rekening worden gebracht is derhalve te absoluut en daardoor misleidend. Door deze zinsnede kan men ertoe worden gebracht om overhaast en zonder daartoe een weloverwogen besluit te hebben genomen, tot aanschaf van een product over te gaan.

De Commissie acht de uiting onvolledig nu niet is vermeld dat administratiekosten in rekening worden gebracht. Dat deze kosten wel vermeld zijn op de bestelpagina en men op dat moment alsnog kan beslissen of men, ondanks het in rekening brengen van deze kosten, de bestelling toch wil plaatsen, leidt niet tot een ander oordeel. Deze kosten moeten tijdig worden vermeld.

Adverteerder heeft erkend dat de gewraakte zinsnede meestal op de website staat.
De mededeling dat “alleen vandaag” geen verzendkosten in rekening worden gebracht is derhalve te absoluut en daardoor misleidend. Door deze zinsnede kan men ertoe worden gebracht om overhaast en zonder daartoe een weloverwogen besluit te hebben genomen, tot aanschaf van een product over te gaan.
Voorts acht de Commissie de uiting onvolledig nu niet is vermeld dat administratiekosten in rekening worden gebracht. Dat deze kosten wel vermeld zijn op de bestelpagina en men op dat moment alsnog kan beslissen of men, ondanks het in rekening brengen van deze kosten, de bestelling toch wil plaatsen, leidt niet tot een ander oordeel. Deze kosten moeten tijdig worden vermeld.

Gelet op het vorenstaande wordt in de uiting onjuiste informatie verstrekt als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC) alsmede, ten aanzien van de administratiekosten, onvolledige informatie als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de NRC. Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend.

De beslissing
Op grond van het hierboven overwogene acht de Commissie de uiting in strijd met het bepaalde in artikel 8.2 en het bepaalde in artikel 8.3 onder c NRC en beveelt zij adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
RB 1623

Naadloze internetdekking in andere landen

RCC 31 januari 2013, dossiernr. 2012/01078 (droam naadloze dekking)

Naadloze dekking van internet. Garantie. Dekking in andere landen afhankelijk van gekozen carrier.

Het betreft een uiting op https://www.droam.nl/dekking. Daarin staat onder het kopje: “Dekking van Droam1000” onder meer: “Droam1000 garandeert naadloze dekking in de onderstaande landen”. Omdat naadloze dekking wordt gegarandeerd, huurde klaagster een Droam ten behoeve van internet tijdens haar reis naar Engeland. Daar bleek het apparaat geen internet te leveren, behalve hoog op een berg.

Verweer: “Naadloos” moet in dit geval, en zo wordt het door iedereen begrepen, worden gelezen als werkend van land tot land, zonder instellingen of sims te moeten wijzigen. Dat is ook waarin het product zich onderscheidt van wat iedereen zelf kan, namelijk voor elk van de bewuste landen een aparte sim “regelen”. Bovendien is iedereen afhankelijk van de dekking van de gekozen carrier. Verweerder werkt in ieder land met meer carriers, om de dekking te optimaliseren. In geen enkele uiting garandeert verweerder bruikbaarheid of dekking op elke vierkante meter of in ieder gebouw. 

Naar het oordeel van de Commissie kan door de volzin “Droam1000 garandeert naadloze dekking in de onderstaande landen” bij de gemiddelde consument gemakkelijk de indruk ontstaan dat Droam1000 in de betreffende landen overal dekking biedt. Die indruk is onjuist omdat, zoals bij verweer meegedeeld, een mobiel netwerk nooit overal dekking biedt en men afhankelijk is van de dekking van de gekozen carrier.

Volgens verweerder wordt met “naadloze dekking” bedoeld dat Droam1000 werkt “van land tot land, zonder instellingen of sims te moeten wijzigen”. Nu deze betekenis van “naadloze dekking” niet uit de uiting valt op te maken, acht de Commissie de uiting voor de gemiddelde consument onduidelijk ten aanzien van de voordelen van het product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b NRC. Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RB 1607

Misleidende informatie bij productaankoop leidingssysteem

Rechtbank Arnhem 12 december 2012, LJN BZ0957 (Stichting Vivantes Zorggroep tegen Nathan Import/Export B.V. en Uponor GmbH)
Onrechtmatige daad. Misleidende informatie bij productaankoop. Productaansprakelijkheid leidingssysteem na verhoging werktemperatuur in verband met legionell. 6:162 BW en 6:194 BW.

Vivantes exploiteert woonzorgcentra en heeft van Nathan Unipipe systeem afgenomen en laten installeren. Het leidingsysteem is van toepassing voor het transport van koud en verwarmd drinkwater met een bedrijfstemperatuur van maximaal 70 oC en een toelaatbare werkdruk van maximaal 8,0 bar.

De beslissing om de temperatuur te verhogen, op het moment dat de legionellaproblematiek zich voordeed en Vivantes besloot tot verhoging van de aanvangstemperatuur, (mede) is gebaseerd op de mededeling dat de buizen een constante werktemperatuur van maximaal 95o C konden hebben. Vast staat dat gedaagden Vivantes op 21 oktober 2005 hebben gewaarschuwd dat de temperatuur niet moest worden verhoogd boven de 70o C en dat de legionellaproblematiek moest worden ondervangen door een adequate inregeling van het systeem.

Vivantes stelt dat gedaagde onjuiste informatie hebben verstrekt over de producteigenschappen van de Unipipe-buizen.

Zij stelt dat zij, afgaande op de door Nathan en/of Uponor verstrekte informatie, de buizen heeft doen toepassen. De toegepaste druk- en temperaturen vallen ruimschoots binnen de specificaties, maar desondanks zijn de buizen daar niet tegen bestand gebleken, als gevolg waarvan Vivantes schade heeft geleden.

Nathan en Uponor betwisten de vordering gemotiveerd. Hun stellingname komt kort samengevat op het volgende neer. Zij betwisten dat de reclamefolder misleidende mededelingen bevat, dat de keuze van Vivantes op basis van die folder op de Unipipe buizen is gevallen en dat de Unipipe buizen niet geschikt zouden zijn. Zij voeren verder aan dat sprake is van eigen schuld in de zin van artikel 6:101 BW. Zij betwisten de hoogte van de schade.

Uit de feiten blijkt dat er onvoldoende grond is om causaal verband aan te nemen tussen de mededeling in de folder en de beslissing tot aanschaf van deze buizen over te gaan. Het is onduidelijk gebleven hoe dit beslissingsproces zich heeft voltrokken en welke installateurs dan wel onderhoudsbedrijven daarbij betrokken zijn geweest. Vivantes heeft ook niet gesteld dat er door de installateurs is gekeken naar de maximale constante werktemperatuur van de buizen. De vorderingen worden afgewezen.

4.3.  Allereerst moet worden beslist over de vraag of de folder van gedaagden misleidend is in de zin van artikel 6:194 BW. Gedaagden hebben gesteld dat de buizen, anders dan in de folder wordt voorgespiegeld niet een maximale constante werktemperatuur van 95o C kunnen verdragen. Gedaagden hebben aangevoerd dat deze informatie niet misleidend is. Volgens hen is in verwarmingsinstallaties de temperatuur van 95o C geen enkel probleem. Ter comparitie is dat aldus toegelicht, dat het water in een verwarmingsinstallatie niet constant op die temperatuur zal zijn, dat een verwarmingsinstallatie niet constant in gebruik is, en dat het een gesloten systeem betreft met zuurstofarm en dus minder belastend water. Volgens gedaagden zien de aangegeven maximale specificaties niet op toepassing in drinkwaterleidinginstallaties en zeker niet in een ringleiding. Dat was ten tijde van de uitgave van de folder voor elke vakspecialist duidelijk, zo stellen gedaagden. Het standaard drinkwaterbereik dat in de gehele installatiebranche werd toegepast was namelijk een maximale werktemperatuur van 70o C. Daarmee waren professionele installateurs bekend. De folder richt zich uitdrukkelijk tot de professionele installateur.

4.4.  Gedaagden worden hierin niet gevolgd. De rechtbank wil, desnoods veronderstellenderwijs, wel aannemen dat het op het moment van uitgave van de folder niet normaal was om een werktemperatuur voor drinkwaterinstallaties te hanteren die hoger was dan 70o C. De redenen daarvoor waren, zo begrijpt de rechtbank, dat er bij hogere temperaturen risico’s bestaan op verbranding bij de gebruiker, opwarming van schachten en plafonds en daarmee van de koudwaterleidingen, gevaar van kalkafzetting en milieu-overwegingen. Uit het enkele feit dat het om deze redenen, die buiten de technische specificaties van de Unipipe buizen lagen, niet gebruikelijk was om hogere temperaturen te hanteren dan 70o C, kan echter niet worden afgeleid dat de professionele installateur, dan wel andere gebruikers van de folder, behoorden te begrijpen dat de Unipipe buizen geen hogere temperatuur dan 70o C zouden kunnen weerstaan bij toepassing in een ringleiding van een drinkwaterinstallatie. In de folder worden de specificaties immers zonder enige terughoudendheid vermeld. Daarbij staat er in die folder, in deels vetgedrukte letters: “Unicor biedt de professionele installateur de nieuwe meerlagenbuis aan: één buis voor alle toepassingen, of het om sanitair, radiatoraansluitingen of vloerverwarming gaat.” Enkele pagina’s verderop: “Eén systeem voor alle toepassingen. Belastbaarheid Max constante werktemperatuur 95o C. Max. kortstondige werktemperatuur 110o C. (…).” Op die pagina is ook een verouderingsdiagram weergegeven, waaruit lijkt te volgen dat de pijpen zeker 50 jaar mee kunnen. Dat wordt enkele pagina’s verder ook bevestigd met de tekst: “Duurzaamheidstesten worden uitgevoerd om de levensduur van de UNIPIPE te garanderen. Deze testen geven de garantie dat er na 50 jaar nog voldoende zekerheid is voor het probleemloos functioneren.” Hiermee wordt zonder meer de indruk gewekt dat de buis, in welke toepassing dan ook, een maximale constante werktemperatuur kan hebben van 95o C, te meer daar ook een maximale kortstondige werktemperatuur wordt vermeld van maar liefst 110o C.

4.5.  De enige ‘slag om de arm’ is de opmerking, naast het verouderingsdiagram: “De technische goedkeuringen hangen af van de staat van ontwikkeling en test. Gedetailleerde info van verschillende instituten zijn op aanvraag verkrijgbaar.”. Dat is echter niet voldoende duidelijk. Met name behoefde de gebruiker, ook de professionele gebruiker, daaruit niet te begrijpen dat de elders in de folder vermelde maximale constante werktemperatuur niet voor alle toepassingen zou opgaan. Daar komt nog het volgende bij. Tussen partijen staat wel vast dat in Nederland het Kiwa het instituut is dat dergelijke goedkeuringen verstrekt. Uit het Kiwa-certificaat van 1 januari 1998 blijkt dat de Unipipe buizen voor toepassing in leidingsystemen voor koud en warm drinkwater zijn goedgekeurd met de volgende opmerking: “Toepassing en gebruik: het leidingsysteem is van toepassing voor het transport van koud en verwarmd drinkwater met een bedrijfstemperatuur van maximaal 70o C en een toelaatbare werkdruk van maximaal 8,0 bar.” Daaruit kan worden afgeleid dat Kiwa het systeem heeft goedgekeurd voor een bedrijfstemperatuur van maximaal 70o C. Daaruit kan echter niet worden afgeleid dat het systeem ongeschikt zou zijn voor een temperatuur van meer dan 70o C. Indien juist zou zijn, zoals gedaagden stellen, dat het destijds niet gebruikelijk was om drinkwaterinstallaties te ontwerpen voor temperaturen hoger dan 70o C, kan uit het certificaat niet anders worden afgeleid dan dat het niet is onderzocht door Kiwa. Dan blijft overeind dat Unipipe op basis van eigen onderzoeken in haar folder zonder verdere slag om de arm heeft aangegeven dat een maximale constante werktemperatuur van 95o C mogelijk is. De rechtbank is al met al op grond van het voorgaande van oordeel dat die folder op dit punt misleidend is in de zin van artikel 6:194 sub a BW.

4.6.  Dat betekent dat er in beginsel sprake is van een onrechtmatige daad, die aan gedaagden moet worden toegerekend.

4.9.  Met inachtneming van het voorgaande is de rechtbank met gedaagden van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is dat Vivantes haar keuze van de Unipipe-buizen (mede) heeft gebaseerd op de mededeling dat de buizen een constante werktemperatuur van maximaal 95o C konden verdragen. Vivantes werd destijds, bij ontwerp en bouw van de verzorgingstehuizen, bijgestaan door tal van professionele adviseurs.

4.10.  Dan rijst de vraag of de beslissing om de temperatuur te verhogen, op het moment dat de legionellaproblematiek zich voordeed en Vivantes besloot tot verhoging van de aanvangstemperatuur, (mede) is gebaseerd op de mededeling dat de buizen een constante werktemperatuur van maximaal 95o C konden hebben. Vast staat dat gedaagden Vivantes op 21 oktober 2005 hebben gewaarschuwd dat de temperatuur niet moest worden verhoogd boven de 70o C en dat de legionellaproblematiek moest worden ondervangen door een adequate inregeling van het systeem. In dat licht is de beslissing – in 2006 – om de temperaturen desondanks te verhogen niet het gevolg van de mededelingen in de folder, aangezien Vivantes en haar bouwkundige partners door de bespreking van 21 oktober 2005 al bekend waren met het feit dat volgens gedaagden de aanvoertemperatuur niet boven de 70o C moest worden ingesteld.

Over de periode tot 21 oktober 2005 wordt het volgende overwogen. Daarover heeft Vivantes gesteld dat de folder in de revisiedocumentatie zat en dat de installateurs daar kennis van hebben kunnen nemen. Hoewel dit uitdrukkelijk op de comparitie en tijdens het pleidooi ter sprake is gekomen, heeft Vivantes echter geen concrete omstandigheden gesteld op grond waarvan zou kunnen worden geoordeeld dat deze mededeling bij de beslissing om de temperatuur te verhogen een rol heeft gespeeld. Het is onduidelijk gebleven hoe dit beslissingsproces zich heeft voltrokken en welke installateurs dan wel onderhoudsbedrijven daarbij betrokken zijn geweest. Uit hetgeen zij in dat verband naar voren heeft gebracht, of juist niet naar voren heeft gebracht, kan niet worden afgeleid dat de betreffende installateurs de folder of de daarin gedane mededelingen hebben betrokken bij hun beoordeling en advisering omtrent de belastbaarheid van het systeem bij temperaturen van hoger dan 70o C. Zij heeft ook niet gesteld dat er door de installateurs is gekeken naar de maximale constante werktemperatuur van de buizen. Anders dan Vivantes stelt, ligt de stelplicht daaromtrent bij haar. Hierop stuiten de vorderingen af.

RB 1484

95% kans van slagen, bij houden aan gegeven tips

RCC 20 augustus 2012, dossiernr. 2012/00623 (Bruinsma rijles - 95% kans van slagen)

De uiting betreft een uiting op een website over theorie volgens Bruinsma: "jouw kans van slagen 95%."

Klager heeft deelgenomen en na zijn examen werd niet gevraagd of hij geslaagd was en dat bovendien 7 van de 31 deelnemers niet geslaagd waren. In reactie op het verweer vraagt klager zich af waarom in de uiting niet is vermeld dat het percentage van 95% verband houdt met het zich houden aan de tips, gegeven in de  uitnodiging voor de theoriecursus. De Commissie oordeelt dat "jouw kans van slagen 95%" reëel is indien men zich houdt aan de door adverteerder gegeven tips, dit valt niet uit de uiting op te maken. De commissie doet een aanbeveling.

Blijkens het verweer is met de mededeling “• jouw kans van slagen 95%” bedoeld dat een slaagkans van 95% reëel is, indien men zich houdt aan door adverteerder gegeven tips, teneinde het theoriecertificaat te behalen. Nu deze strekking van de mededeling niet uit de uiting valt op te maken, kan naar het oordeel van de Commissie gemakkelijk de onjuiste indruk ontstaan dat de mededeling betrekking heeft op het percentage kandidaten dat gemiddeld met goed gevolg het theorie-examen aflegt.

Bij de uitleg die verweerder aan deze uiting geeft richt hij zich niet tot het algemene publiek, maar tot de bepaalde persoon die op zeker moment kennis neemt van deze uiting. Verweerder kent op dat moment die persoon niet en kan dus niets zeggen over de kwaliteiten die die persoon wel of niet heeft en de daaraan verbonden kans om te slagen. In dit verband overweegt de Commissie dat vast staat dat minder dan 95% van de examinandi slaagt.

RB 1447

Geringe betekenis van technische gegevens

Hof Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem 17 april 2012, LJN BW3101 (A. tegen Auto-Palace Utrecht B.V./Smart Center Utrecht)

Misleidende reclame. Voornaamste kenmerken product. ECE-waarde brandstofverbruik.

Deze zaak gaat om de vraag of A terecht de ontbinding van de koopovereenkomst vordert, omdat de door hem gekochte auto niet aan de overeenkomst voldoet. De auto, Smart Fortwo Cabrio, verbruikt meer benzine dan in de technische specificaties is vermeld. De rechtbank heeft de vordering van A ongegrond verklaard.

Het hof oordeelt mede aan de hand van Europese regelgeving, aangevoerd door A. De ECE-waarde, die verplicht op het label dient te worden weergegeven, kan niet representatief worden geacht voor het brandstofverbruik in de dagelijkse praktijk. De richtlijnen hebben niet tot doel om het brandstofverbruik vast te stellen, maar om een communautaire methode voor het meten van het brandstofverbruik vast te stellen. Het hof oordeelt dat door Smart Center voldoende is gewezen op het karakter van de technische gegevens en de geringe betekenis daarvan in de praktijk. De opgaven in de technische specificaties zijn namelijk bedoeld ter vergelijking van de verschillende voertuigtypen. De rechtbank heeft een onderzoek uitgevoerd naar het verbruik van de tien zuinigste auto's, welke door het hof representatief wordt geacht. Voor alle auto's in die top-10 is een afwijking van 20% of meer vastgesteld. Het hof oordeelt dat uit deze uitkomsten volgt dat het door A gestelde verschil in benzineverbruik niet meebrengt dat de auto niet aan de overeenkomst beantwoordt.

Het hof bekrachtigt de vonnissen van de rechtbank Utrecht van 18 maart 2009 en 9 december 2009 en veroordeelt A in de proceskosten.

4.8 Naar het oordeel van het hof volgt uit de hiervoor weergegeven bepalingen uit de consideransen en de relevante artikelen van de richtlijnen dat zij zowel het opheffen van technische handelsbelemmeringen, die kunnen ontstaan doordat de voorschriften met betrekking tot het meten van het brandstofverbruik van motorvoertuigen van lidstaat tot lidstaat verschillen, beogen te dienen, als het verkrijgen van een schoner milieu (de terugdringing van de emissie van koolwaterstoffen door personenauto’s) en het geven van objectieve, nauwkeurige en uniforme voorlichting aan kopers en gebruikers van auto’s met het oog op de door hen te maken keuze uit verschillende aangeboden modellen aan de hand van de op het voorgeschreven label (brandstofverbruiksetiket) vermelde gegevens over de CO2 uitstoot en het brandstofverbruik.

4.9 Bij de in de richtlijn van 1980, als gewijzigd op 17 december 1993, vastgelegde vaststelling van het brandstofverbruik gaat het om een uniform, onder strikte en gestandaardiseerde condities uitgevoerd, op een laboratoriumproef lijkend, onderzoek. De op grond daarvan gevonden, op het label weer te geven waarde, ook wel de ECE-waarde genoemd, kan niet representatief worden geacht voor het brandstofverbruik in de dagelijkse praktijk. De richtlijnen hebben, anders dan [A] aanvoert, kennelijk ook niet het doel om dit laatste brandstofverbruik vast te stellen, maar wel om een communautaire methode voor het meten van het brandstofverbruik vast te stellen, met de onder 4.8 genoemde doelen. De Nederlandse omzettingswetgeving dient, zoals gezegd, richtlijnconform te worden uitgelegd. Anders dan [A] in hoger beroep aanvoert, kan in zijn processtukken geen gemotiveerde betwisting worden gevonden van de stelling van Smart Center dat de gegevens op het door haar aangebrachte label in overeenstemming zijn met het in Richtlijn 80/1268/EEG, als gewijzigd, voorgeschreven onderzoek, zodat het hof daarvan uitgaat.

4.11 Ten aanzien van de door [A] geuite klachten met betrekking tot het volgen van de uitkomsten van het door de ANWB verrichte, op zijn website gepubliceerde onderzoek overweegt het hof het volgende. Het hof merkt voor zover nodig op dat het de overweging van de rechtbank deelt dat het ter bevordering van de proceseconomie, in het bijzonder ter vermijding van een kostbaar en tijdrovend deskundigenbericht, voor de hand lag om zelf in openbare bronnen onderzoek te doen naar de vraag in hoeverre het door de fabrikant opgegeven verbruik, gemeten volgens de Richtlijn 80/1268/EEG (als gewijzigd) afwijkt van het verbruik in de praktijk, in het bijzonder of een verschil van 25% tussen beide verbruikscijfers ongebruikelijk is, om vervolgens partijen in de gelegenheid te stellen op dat onderzoek en het daarop gebaseerde voorlopige oordeel van de rechtbank te laten reageren.
Aan de stelling van [A] dat bij een openbare bron op het internet niet kan worden geverifieerd welke informatie achter de op te vragen informatie schuilgaat, gaat het hof voorbij. Het gaat erom of de aldus beschikbare informatie van een voldoende betrouwbare en ter zake deskundige bron afkomstig is. [A] heeft niet gesteld dat dit met de website van de ANWB niet het geval is. [A] laat overigens na te vermelden van welke “achterliggende” gegevens hij had willen kennis nemen.

4.12 Het door de rechtbank geraadpleegde, op de website van de ANWB gepubliceerde onderzoek naar het verbruik van de tien zuinigste auto’s, acht het hof evenals de rechtbank representatief. De rechtbank heeft daarbij opgemerkt dat zich bij de tien onderzochte auto’s ook een Smart fortwo Coupé bevindt. Daaruit volgt, anders dan [A] stelt, niet dat de rechtbank niet onder ogen heeft gezien dat dit een andere auto is dan die van [A]. De verwijzing naar de Smart fortwo Coupé is klaarblijkelijk vooral bedoeld om duidelijk te maken dat een vergelijkbare auto van hetzelfde merk tot de in deze groep onderzochte auto’s behoort. Voor alle auto’s in die top-10 is een afwijking van 20% of meer vastgesteld. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat uit deze uitkomsten volgt dat het door [A] gestelde verschil in benzineverbruik tussen het door hem gemeten cijfer en de ECE-waarde (ten aanzien waarvan [A] niet stelt dat dit wordt veroorzaakt door een technisch defect van de auto) niet meebrengt dat de auto niet aan de overeenkomst beantwoordt.

Op andere blogs:
thöenes van der hoeff lichtenveldt advocaten (Informatie over brandstofverbruik bij de aanschaf van auto's misleidend? Niet volgens het Hof Amsterdam.)