RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Berichten Reclamerecht  

RB 2189

Verwijzing naar voorwaarden op kpn.com volstaat

RCC 14 juli 2014, RB 2189, dossiernr. 2014/00414 (KPN radiocommercial)
Afwijzing. Geen misleiding. Het betreft een radiocommercial van KPN waarin wordt gezegd: ”Geen gehaast meer met Begin Gemist van KPN, daarmee ga je direct terug naar het begin van je favoriete tv-programma, ook als je de tv net aanzet. Dat kan alleen bij KPN, met Begin Gemist. Begin Gemist is één van de vele extra’s bij ‘Alles-in-één-thuis’. Nu de eerste zes maanden van 59 voor 35 euro per maand. Ga naar kpn.com voor de voorwaarden en beschikbaarheid.” De klacht: adverteerder wekt in de bestreden uiting ten onrechte de indruk dat haar dienst op alle programma’s en alle zenders beschikbaar is zonder bijkomende kosten. De Commissie wijst de klacht af.

Het oordeel van de Commissie
Met de vermelding in de uiting dat met Begin Gemist direct terug gegaan kan worden naar het begin van het favoriete programma, wordt naar het oordeel van de Commissie door adverteerder niet gesteld dat deze dienst beschikbaar is voor alle programma’s en zenders, te meer nu uitdrukkelijk wordt verwezen naar de toepasselijke voorwaarden en beschikbaarheid. Voorts geldt dat de dienst Begin Gemist voor een aantal zenders gratis is, zodat in zoverre terecht over een ‘extra’ bij het aangeprezen pakket kan worden gesproken. Dat daarnaast voor een aantal zenders voor Begin Gemist moet worden betaald, leidt niet tot het oordeel dat de reclame misleidend is. Het medium radio-commercial is gezien haar aard te beperkt om dergelijke specifieke informatie te vermelden. In zoverre kan adverteerder volstaan met te verwijzen naar de voorwaarden op haar website.
RB 2187

Consument voldoende geïnformeerd over beschikbaarheid juichpakken

Vz. RCC 14 juli 2014, RB 2187, dossiernr. 2014/00446 (Jumbo)
Voorzittersafwijzing. Beschikbaarheid. Het betreft de televisiecommercial voor het “Roy Donders Juichpak” waarin wordt gezegd dat men voor dit pak kan sparen en waarin de mededeling staat: “Op = Op”. Klager stelt dat de pakken niet meer verkrijgbaar bleken te zijn en ontving ook geen zegels meer. Het is klager bovendien niet duidelijk geworden hoe hij de juichpet moet bestellen. Klager vindt dat men de pakken moet kunnen leveren indien men daarvoor reclame maakt. De Commissie wijst de klacht af.

Het oordeel van de voorzitter
1) De voorzitter neemt aan dat klager bezwaar maakt tegen de televisiecommercial waarin wordt gemeld dat men kan sparen voor het Roy Donders Juichpak. Deze televisiecommercial is uitgezonden tot 30 mei 2014. In deze commercial wordt voldoende duidelijk gewezen op het beperkt voorradig zijn van het juichpak door middel van de mededeling “Op = Op”. Uit de door adverteerder overgelegde stukken blijkt overigens dat zij verrast was door het succes van de actie en dat zij, toen deze een succes bleek, een “forse” hoeveelheid juichpakken heeft bijbesteld. Uiteindelijk heeft dit niet ertoe geleid dat in de vraag kon worden voorzien. De voorzitter ziet in de gegeven omstandigheden geen aanleiding om te oordelen dat sprake is van misleiding met betrekking tot de beschikbaarheid van de juichpakken. De gemiddelde consument was geïnformeerd over de beperkte beschikbaarheid en adverteerder heeft aannemelijk gemaakt dat zij in voldoende mate heeft getracht in de vraag te voorzien.
2) Adverteerder stelt dat zij op 28 mei 2014 is gestopt met het actief verstrekken van spaarzegels voor het juichpak. Vanaf 30 mei 2014 tot en met 2 juni 2014 werd een televisiecommercial van adverteerder uitgezonden waarin werd gemeld dat er geen juichpakken meer verkrijgbaar zijn. Voorts heeft adverteerder op 1 juni 2014 in alle landelijke en regionale dagbladen een advertentie geplaatst waarin staat dat de juichpakken zijn uitverkocht. Van 3 tot 5 juni 2014 is een televisiecommercial uitgezonden waarin weliswaar de oranje juichpakken te zien zijn, maar waarin niet wordt gezegd dat men voor deze pakken sparen. Naar het oordeel van de voorzitter zal de gemiddelde consument op grond van het voorgaande niet menen dat nog steeds de mogelijkheid bestaat om te sparen voor een juichpak.
3) In hoeverre de onderhavige actie ordelijk is verlopen, doet voor het onderhavige geschil niet ter zake. Met betrekking tot de stelling van klager dat niet duidelijk is hoe de “juichpet” moet worden besteld, merkt de voorzitter op dat in de desbetreffende televisiecommercial een prijs voor dit artikel wordt genoemd, waaruit blijkt dat het artikel in de winkels van adverteerder kan worden gekocht.
RB 2186

Reclame voor spionnenpen zet aan tot strafbaar gebruik

Vz. RCC 14 Juli 2014, RB 2186, dossiernr. 2014/00464 (REC Pen)
Voorzitterstoewijzing. Strijd met wet. Het betreft: 1) een televisiecommercial waarin de zogenaamde REC Pen wordt aangeprezen. Dit betreft een ballpoint die is voorzien van een videocamera. In de televisiecommercial worden een aantal situaties nagespeeld waarin het nuttig zou zijn de REC Pen te gebruiken 2) de website www.teltv.com voor zover het betreft de aanprijzing van de hiervoor genoemde ballpoint. Op de website staat een link naar een commercial en onder meer de volgende tekst: “Met deze spionnenpen maakt u ongemerkt opnames!”. Klager stelt, samengevat, dat met de REC Pen in het geheim video opnamen kunnen worden gemaakt van personen in de privé-sfeer, dit zet aan tot wetsovertreding. De voorzitter acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 2 NRC.

Het oordeel van de voorzitter
1) De voorzitter constateert dat in de bestreden televisiecommercial en de commercial die op de bestreden webpagina kan worden geopend, het gebruik van de REC Pen in het bijzonder wordt aangeprezen als een mogelijkheid om daarmee heimelijk personen te filmen. De voorzitter verwijst naar de in de commercial getoonde scenes waarin personen in woningen en andere niet-publieke plaatsen worden gefilmd zonder dat dit kennelijk duidelijk vooraf is aangekondigd en met de bedoeling achter bepaalde geheimen te komen. Het betreft een moeder die op deze wijze ontdekt dat haar dochter een relatie met een leraar heeft, respectievelijk het ontdekken van het feit dat men door collega’s stiekem wordt uitgelachen en het ontdekken van schoenendiefstal. Het op een dergelijke wijze gebruiken van de REC Pen, dat wil zeggen zonder dat dit duidelijk vooraf is aangekondigd, kan ertoe leiden dat in strijd met artikel 139f Wetboek van Strafrecht wordt gehandeld. Nu het onderhavige product specifiek wordt aangeprezen voor een gebruik dat op zichzelf genomen verboden kan worden geacht, is de voorzitter van oordeel dat de onderhavige commercials in strijd zijn met de goede smaak en het fatsoen. Derhalve heeft adverteerder ten aanzien van de commercials gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC).
2) Ten aanzien van de tekst op de website ligt het voorgaande in zoverre anders, dat in deze tekst op meer algemene wijze wordt gewezen op de mogelijkheid de pen ongemerkt te gebruiken. Dit neemt evenwel niet weg dat deze tekst dient te worden bezien in samenhang met de commercial die op de website kan worden aangeklikt. Als gevolg van dit laatste zal de consument ook de tekst in deze zin uitleggen dat de REC Pen in het bijzonder geschikt is om daarmee heimelijk personen in een besloten ruimte te filmen. Ook bedoelde tekst dient, gelet op de hiervoor bedoelde commercial, in strijd met artikel 2 NRC te worden geacht.
3) Voor zover klager nog stelt dat de REC Pen zelf aanzet tot wetsovertreding, merkt de voorzitter op dat het adverteerder vrijstaat om reclame te maken voor het onderhavige product, mits deze reclame niet oproept of aanzet tot een gebruik dat een strafbaar feit kan opleveren en de reclame ook verder voldoet aan de eisen van de Nederlandse Reclame Code.
4) Ten aanzien van het verzoek van adverteerder om een termijn van 4 tot 6 weken te krijgen voor aanpassing van de reclame-uitingen, volstaat de voorzitter met op te merken dat dit verzoek niet aan de orde kan zijn, reeds omdat voorkomen moet worden dat de consument op grond van de uitingen de REC Pen zal kopen om daarmee heimelijk in woningen en andere niet-publieke plaatsen mensen te filmen, waardoor hij mogelijk een strafbaar feit zal begaan.

RB 2185

Aanduiding "advocatenkantoor" verwijst naar soort dienstverlening

Vz. RCC 14 juli 2014, RB 2185, dossiernr. 2014/00420 (Advocatenkantoor)
Voorzittersafwijzing. Geen misleidende reclame. Het betreft de websites www.telefoonboek.nl, www.insolad.nl, www.pro-deo-advocaat.nl, www.dels.nl, www.advocatenoverzicht.nl, www.advocatenzoeken.nl en www.curatoren.nl, telkens voor zover verweerder daar staat aangeduid als “advocatenkantoor”. Tevens de LinkedIn profielpagina van [naam betrokkene] voor zover hierop staat dat genoemde persoon op het “advocatenkantoor” van verweerder werkt. Klager stelt, samengevat, dat verweerder als “advocatenkantoor” adverteert terwijl hij als eenmanszaak staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Nu verweerder de enige advocaat op het kantoor is, is sprake van volksverlakkerij. De voorzitter wijst de klacht af.

Het oordeel van de voorzitter
1) Klager heeft diverse uitingen overgelegd die afkomstig zijn van internet, zonder dat evenwel steeds duidelijk is welke specifieke websites het betreft, nu op de uitingen een vermelding van het internetadres ontbreekt. Wel staat in deze uitingen telkens “Advocatenkantoor [naam]”. Verweerder heeft gesteld dat de uitingen geen reclame-uitingen zijn, althans geen reclame-uitingen door of ten behoeve van hem. Daarnaast stelt verweerder dat hij zijn kantoor in taalkundig opzicht mag aanduiden als “advocatenkantoor”.
4) Naar het oordeel van de voorzitter zal de gemiddelde consument het woord “advocatenkantoor” ook niet aldus opvatten dat binnen dat kantoor altijd meer dan één advocaat is gevestigd. Ook voor deze consument verwijst het woord “advocatenkantoor” naar de soort dienstverlening en niet naar het aantal binnen dat kantoor werkzame advocaten. Dit zou anders kunnen zijn indien het woord advocatenkantoor gepaard zou gaan met enige andere omschrijving of verwijzing die de suggestie wekt dat naast verweerder ook een of meer andere advocaten binnen het kantoor zijn gevestigd. Hiervan is echter geen sprake.
5) Ten aanzien van de LinkedIn profielpagina van [naam betrokkene], oordeelt de voorzitter dat deze pagina niet als reclame-uiting van verweerder kan worden beschouwd, zodat reeds hierom aan deze uiting dient te worden voorbijgegaan.
6) Het voorgaande voert tot de slotsom dat, voor zover sprake zou zijn van een reclame-uiting door of ten behoeve van verweerder, geen sprake is van misleiding. De klacht kan derhalve niet slagen.


RB 2184

Onjuiste informatie over samenstelling en werking afslankdrankje

RCC 10 Juli 2014, RB 2184, dossiernr. 2014/00250 (Tommy Teleshopping)
Aanbeveling. Afslankdrank. Onjuiste informatie. Het betreft de uitingen voor ‘Alcachofa de Laon’ afslankdrankjes: 1. Een tv-uitzending van 15 minuten, met onder meer testimonials. Deze testimonials zijn te downloaden via de website www.tommyteleshopping.com (hierna: uiting 1). 2. Uitingen op de website www.tommyteleshopping.com (hierna: uiting 2). 3. De gebruiksaanwijzing van ‘Alcachofa de Laon’, te downloaden via de website www.tommyteleshopping.com (hierna: uiting 3). De klager heeft bezwaren over uitingen die worden gedaan over de werking en (medische) claims van het product. De Commissie acht de uitingen 1 en 3 in strijd met artikel 2 NRC en uiting 2 in strijd met de artikelen 2 en 7 NRC.

Het oordeel van de Commissie
Ad b.
Door adverteerder is niet gesteld noch is de Commissie gebleken dat er sprake is van één of meer goedgekeurde gezondheidsclaim(s) in de zin van de Claimsverordening waar het betreft enerzijds artisjok/cynarine en/of L-carnitine en anderzijds het afslankende of gewichtsbeheersende effect of een vermindering van het hongergevoel. Evenmin is gesteld of gebleken dat adverteerder zich kan beroepen op de overgangsregeling van 28 lid 6 aanhef en onder b van de Claimsverordening, in die zin dat er sprake is van één of meer zogenaamde “on hold claim/s” en van een bepaalde aanbevolen dagdosering.
Gelet op het bovenstaande zijn de uitingen in strijd met artikel 10 lid 1 Claimsverordening, voor zover daarin een verband wordt gelegd tussen (de ingrediënten van) Alcachofa de Laon enerzijds en een afslankend of gewichtsbeheersend effect of een vermindering van het hongergevoel anderzijds, zoals bijvoorbeeld in de mededelingen:
“Je verliest (..) je overgewicht” in uiting 1;
“Stilt de honger” in uiting 2;
“Bevordert de vetverbranding” in uiting 2;
“(…) cynarine, het (…) meest krachtige gewichtssupplement ooit bekend” in uiting 2 en
“(…) artisjokextract (…) het helpt bij gewichtsbeheersing” in uiting 3.
Voorts zijn de claims die zinspelen op de snelheid of mate van gewichtsverlies, zoals bijvoorbeeld: “Ik ben 13 kg kwijtgeraakt in 1 maand” in uiting 1, “cynarine, het snelste en meest krachtige gewichtsverliessupplement ooit bekend” in uiting 2 en “een verschillend aantal kilo’s afvallen” in uiting 3 in strijd met artikel 12 sub b van de Claimsverordening.
Ad c.
Adverteerder heeft niet weersproken dat het product een kunstmatige zoetstof bevat, namelijk sucralose. Gelet hierop acht de Commissie is de mededeling “Alcachofa de Laon ingrediënten zijn 100% natuurlijk” in uiting 2 onjuist. Aldus gaat de uiting gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van de samenstelling van het product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, zijn de uitingen misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.



RB 2183

Radio- en televisiecommercial voor 0.0 % bier is geen alcoholreclame

RCC 9 juli 2014, RB 2183, dossiernr. 2014/00435 (Amstel Radler)
Zie eerder RB 1807. Afwijzing. Bijzondere reclamecode. Niet-alcoholhoudende dranken.  Het betreft de televisiecommercial en radiocommercial voor “Amstel 0.0% Radler”. In de televisiecommercial worden beelden getoond van de kopgroep in een bergetappe in de Tour de France. Waarin de leider van de kopgroep vanuit de ploegleiderswagen, naar het gezien de vorm lijkt, een flesje bier wordt aangereikt. Even later deelt hij enkele van deze flesjes uit aan andere wielrenners van de kopgroep. De commentator in de commercial zegt onder andere “Ja, is dat een bidon? Nee joh, dat is bier!” Tijdens de beelden, waarin twee verpakkingen Amstel bier 0.0% Radler worden getoond, zegt de voice-over: “Amstel 0.0 Radler: de natuurlijke mix van Amstel bier en citroenwater is er nu ook alcoholvrij. Amstel 0.0 Radler, altijd verfrissend.” De klacht: de televisie- en radioreclame hebben betrekking op Amstel 0.0% Radler, maar kunnen volgens EUCAM tevens worden aangemerkt als alcoholreclame voor het merk Amstel en zijn alcoholhoudende Radler-varianten. De Commissie wijst de klacht af.

Het oordeel van de Commissie
In de commercials wordt Amstel 0.0% Radler aangeprezen als verfrissende dorstlesser die bij (top)sport gebruikt kan worden. Ook al wordt de kijker/luisteraar misschien even op het verkeerde been gezet over het drinken van bier door topsporters, is de situatie waarin dat gebeurt - een (berg)etappe in de Tour de France - zo onrealistisch dat voor de gemiddelde consument duidelijk is dat niet daadwerkelijk sprake is van het drinken van alcoholhoudend bier.

In de televisiecommercial wordt het logo van Amstel alleen getoond en in beide commercials wordt de naam Amstel alleen genoemd in combinatie met de toevoeging “0.0” of “0.0%”. Ook daardoor is voldoende duidelijk dat de reclame betrekking heeft op de alcoholvrije drank Amstel 0.0% Radler. In zoverre verschilt de onderhavige reclame van de televisiecommercial in dossier 2010/00381, over welke commercial de Commissie oordeelde dat daarin, naast reclame voor alcoholvrij bier, mede sprake was van reclame voor alcoholhoudend bier nu flesjes van dit alcoholhoudende bier in beeld werden gebracht en de naam en het logo van het biermerk, anders dan in de onderhavige reclame, niet steeds samen met “0.0%” werden getoond.

De vergelijking door EUCAM met de in dossier 1257/03.0157 beoordeelde reclame gaat eveneens mank. Die zaak uit 2003 betrof reclame voor Bavaria Malt op de shirts van een voetbalploeg, waarover het College van Beroep oordeelde dat door de lay-out van de merknaam Bavaria en het daaronder staande woord ‘malt’ op de shirts bij het publiek in het stadion of voor de televisie de nadruk bij uitstek lag op de naam Bavaria, waardoor mede sprake was van alcoholreclame. De onderhavige reclame-uitingen betreffen geen shirtreclame en reeds hierom kunnen de overwegingen van voornoemd College niet één op één worden overgenomen. Bovendien wordt in de hier aan de orde zijnde reclame geen ‘malt bier’ aangeprezen, maar een drank met de als gangbaar te beschouwen aanduiding voor alcoholvrije drank “0.0%”.

Het enkele gebruik van het woord “bier” maakt niet dat sprake is van reclame voor alcoholhoudende drank. Door adverteerder is voldoende aannemelijk gemaakt dat ‘bier’ een in de Bierverordening Productschap Dranken 2003 gereguleerd begrip is, dat ook alcoholvrije varianten omvat. Krachtens de Bierverordening mag en moet voor Amstel 0.0% Radler de aanduiding ‘alcoholvrij bier’ worden gebezigd.
De stelling van EUCAM dat het geven van een rondje en proosten sterke associaties oproepen met alcohol treft naar het oordeel van de Commissie evenmin doel. Deze handelingen zijn immers ook bij niet-alcoholhoudende drank niet ongebruikelijk.

Voor zover de mededeling door de voice-over aan het einde van beide commercials “De natuurlijke mix van Amstel bier en citroenwater is er nu ook alcoholvrij. Amstel 0.0 Radler” wellicht associaties mocht oproepen met alcoholhoudend Amstel bier, vloeien deze associaties voort uit het feit dat adverteerder zowel alcoholhoudend als alcoholvrij Amstel bier produceert. Het staat adverteerder vrij deze twee soorten bier te produceren en de mogelijke associatie met ander door adverteerder geproduceerd bier betekent daarom niet dat in dit geval sprake is van reclame voor alcoholhoudende drank. De mededeling door de voice-over heeft bovendien onmiskenbaar betrekking op de alcoholvrije variant van Amstel Radler.
Op andere blogs:
Hoogenraad & Haak



RB 2182

'Gratis' ooglaseren met kosten voor oogcontrole

RCC 7 juli 2014, RB 2182, dossiernr. 2014/00374 (Vision)
Aanbeveling. Ooglaserbehandeling. Misleidende reclame. Het betreft een uiting op www.vision-ooglaseren.nl. Daarin staat onder de aanhef “Win een ooglaserbehandeling” onder meer: "Ieder kwartaal verloten wij een gratis ooglaserbehandeling! Wilt u in aanmerking komen voor een gratis ooglaserbehandeling? Vul dan het formulier hieronder in” en een aan te vinken hokje met de tekst: “Ik ga akkoord met de voorwaarden van de winactie”. De klacht: na het invullen van het formulier wordt men telefonisch of per e-mail bericht dat men een oogcontrole dient te ondergaan. De kosten van deze oogcontrole, € 75,-, dient men zelf te betalen. Klaagster acht de reclame misleidend, ook al wordt in de voorwaarden op de kosten van € 75,- gewezen. Bij een winactie voor “gratis ooglaseren” verwacht men niet dat eerst € 75,- moet worden betaald. Op deze wijze heeft adverteerder de “gratis” ooglasering er snel uit. De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC.

Het oordeel van de Commissie
Om in aanmerking te komen voor de in de uiting bedoelde “gratis ooglaserbehandeling” dient men een vooronderzoek te ondergaan, waarvoor in beginsel € 75,- moet worden betaald. Deze kosten zijn alleen dan niet verschuldigd, indien men, nadat blijkt dat men niet heeft gewonnen, toch een ooglaserbehandeling laat uitvoeren.
De verplichting om een vooronderzoek van in beginsel € 75,- te ondergaan, acht de Commissie dermate essentieel voor het onderhavige aanbod, dat hier in de uiting direct op had moeten worden gewezen, en niet pas in nog te raadplegen “voorwaarden”. Nu dat niet is gebeurd, is er sprake van een verborgen houden van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c NRC. Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
RB 2181

Waarschuwing voor strenge controles en boetes geen intimiderende reclame

Vz. RCC 3 juli 2014, RB 2181, dossiernr. 2014/00395 (Sociale-Hygiene.nl)
Voorzittersafwijzing. Het betreft een aan klaagster geadresseerde brief met folder. In de aanhef van de brief staat: “Waarschuwing: strenge controles in uw gemeente”. In deze brief staan de boetes die kunnen worden opgelegd bij overtreding van de Drank- en Horecawet en wordt in dat verband voorts gezegd: “Uw gemeente kan ook tot intrekking van de vergunning of zelfs tot sluiting overgaan. Riskeer geen hoge boetes of sluiting! Controleer nu of u voldoende medewerkers heeft die in het bezit zijn van de SVH Verklaring Sociale Hygiëne.” Hierna worden dagcursussen genoemd die adverteerder aanbiedt en wordt voorts onder meer verwezen naar de “Training Hygiënecode HACCP” die in een bijgesloten folder wordt toegelicht. Klaagster stelt dat sprake is van een intimiderende en misleidende reclame voor cursussen. Er wordt gedreigd met boetes als geen cursussen worden afgenomen. De voorzitter wijst de klacht af.

Het oordeel van de voorzitter
Voor zover klaagster stelt dat de uiting misleidend is, stelt de voorzitter voorop dat bij de beoordeling van deze klacht dient te worden gelet op de totale uiting (een brief met folder) en de context waarin de bestreden mededelingen zijn geplaatst. Uitgaande hiervan acht de voorzitter het voldoende duidelijk dat de uiting strekt tot het aanprijzen van cursussen door adverteerder als commercieel bedrijf. Dat adverteerder in de uiting wijst op wettelijke verplichtingen en de mogelijkheid bij haar een wettelijk vereist certificaat (“SVH Verklaring Sociale Hygiëne”) te behalen, leidt niet tot een ander oordeel. Ook deze mededelingen strekken immers onmiskenbaar tot het aanprijzen van de diensten die adverteerder aanbiedt. In de begeleidende folder staat voorts een uitvoerige toelichting voor zover het betreft de “Training Hygiënecode HACCP” die adverteerder aanbiedt. Van misleiding is op grond van het voorgaande geen sprake.

Naar het oordeel van de voorzitter gaat de wijze waarop adverteerder op de noodzaak van het certificaat wijst en de mogelijkheid om bij haar dit certificaat te behalen, de grenzen van het toelaatbare niet te buiten. Weliswaar gaat enige dreiging uit van de verwijzing naar sancties die mogelijk zijn bij het ontbreken van het certificaat, maar het staat adverteerder vrij op deze wijze haar diensten aan te prijzen. Niet in geschil is immers dat deze sancties zullen (kunnen) volgen indien een bedrijf niet over dat certificaat beschikt, zodat daadwerkelijk een noodzaak bestaat om over het bedoelde certificaat te beschikken. Adverteerder mag hierop wijzen. Van intimidatie in de zin van artikel 14 van de Nederlandse Reclame Code is naar het oordeel van de voorzitter daarbij geen sprake.
RB 2180

Aanduiding als 'yoghurt' voor zuivelproduct Oikos toegestaan

RCC 2 juli 2014, RB 2180, dossiernr. 2014/00357 (Danone)
Afwijzing. Voeding. Geen misleiding. Het betreft de benaming “yoghurt” voor het zuivelproduct Oikos op verpakkingen, op de website van Danone (www.danone.nl) en in een televisiereclame. Op de verpakkingen staat “de stevige yoghurt bij trek”. Op de website en in de televisiecommercial wordt Oikos aangeprezen als “de yoghurt die steviger is dan je trek”. De klacht: het aanduiden van Oikos als “yoghurt” is in strijd met artikel 7 van de Nederlandse Reclame Code (NRC), waarin is bepaald dat reclame niet oneerlijk mag zijn. Omdat Oikos een melk verdikt met polymeren is, en geen vet en melkzuurbacteriën bevat, voldoet het product niet aan de in artikel 8 van het Warenwetbesluit Zuivel gestelde eisen om yoghurt genoemd te mogen worden. De Commissie wijst de klacht af.

Het oordeel van de Commissie
De klacht dient naar het oordeel van de Commissie te worden afgewezen. Tegenover de enkele bewering van klager dat de aanduiding “yoghurt” voor Oikos-producten niet toegestaan is gelet op het verdikken van de melk met polymeren en de afwezigheid van vet en melkzuurbacteriën, heeft adverteerder gemotiveerd en onder verwijzing naar de toepasselijke bepalingen uiteengezet dat Oikos-producten voldoen aan de wettelijke vereisten die gelden voor de aanduiding van een zuivelproduct als yoghurt. Van de door klager gestelde misleiding bij de benaming van Oikos-producten is niet gebleken.
RB 2179

Profijt speciale vertrouwen kinderen tegenover leerkrachten bij uitdelen reclame

RCC 3 juli 2014, RB 2179, dossiernr. 2014/00359 (Jumbo)
Gedeeltelijke Aanbeveling. Reclame gericht op kinderen. Het betreft een waardebon van Jumbo Roden, uitgedeeld tijdens de Koningsspelen op de basisschool (de kleuterklas) van klagers zoon, door de juf. In de uiting staat onder het kopje: “Een bijzondere dag verdient iets bijzonder lekkers!” onder meer: “Kom op vrijdag 25 april of zaterdag 26 april naar Jumbo Roden en ontvang gratis 4 oranje tompoucen bij besteding van € 15,- aan boodschappen. Daarnaast hebben we op zaterdag 26 april een ijscokar geregeld! Tegen inlevering van deze waardebon ontvang je een lekker oranje schepijsje gratis”. Klager acht de uiting in strijd met artikel 2 lid 1 aanhef en onder b en c van de Kinder- en Jeugdreclamecode (KJC) Klager stelt hiertoe dat met het aanzetten tot eten van ongezonde zoetigheden de supermarkt de kinderen fysieke schade berokkent, ouders worden overreden tot het brengen vaan een bezoek aan de supermarkt en dat profijt wordt getrokken uit het speciale vertrouwen dat kinderen hebben in leerkrachten. De Commissie acht de uiting slechts in strijd met artikel 2 lid 1 onder c KJC.

Het oordeel van de Commissie
Dat in de mede tot kinderen gerichte waardebon de aandacht wordt gevestigd op “allerlei oranje lekkernijen” bij Jumbo, waaronder “gratis (..) oranje tompoucen” en op een “oranje schepijsje” tegen inlevering van de bon, betekent nog niet dat de bon kinderen fysieke schade berokkent als bedoeld in artikel 2 lid 1 aanhef KJC.

Artikel 2 lid 1 aanhef en onder b KJC luidt, voor zover hier van belang:
“Reclame gericht op kinderen (..) mag er niet rechtstreeks toe aanzetten hun ouders (..) te overreden tot de aankoop van producten waarvoor reclame wordt gemaakt. De uiting bevat naar het oordeel van de Commissie geen rechtstreekse aansporing van kinderen om hun ouders te bewegen tot aankoop van in de uiting aangeprezen producten.

Waar leerkrachten de bon aan kinderen verstrekken, acht de Commissie het aannemelijk dat eerder acht zal worden geslagen op die bon, allereerst door de kinderen zelf, dan wanneer deze zou worden aangeboden door een willekeurige derde. In zoverre is de Commissie van oordeel dat de onderhavige reclame profiteert van het speciale vertrouwen dat kinderen hebben in leerkrachten als bedoeld in artikel 2 lid 1 aanhef en onder c KJC.

De Commissie acht alleen verweerder sub 2 verantwoordelijk voor deze overtreding van de KJC, nu verweerder sub 2 de uiting heeft verspreid.

Ten overvloede overweegt de Commissie het volgende.

Ingevolge artikel 12 van de Reclamecode voor Voedingsmiddelen (RVV) is het verboden om op scholen voor primair onderwijs reclame te maken voor een voedingsmiddel. De onderhavige bon houdt een aanprijzing in van onder meer “allerlei oranje lekkernijen in het assortiment” van Jumbo, waaronder “oranje tompoucen”. Aldus wordt reclame gemaakt voor voedingsmiddelen, en wel in strijd met het verbod van artikel 12 RVV. Van dit verbod is uitgezonderd een voorlichtende reclamecampagne als bedoeld in artikel 12 RVV, maar van een dergelijke campagne is in dit geval geen sprake.