RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Berichten Reclamerecht  

RB 2098

Claims eiwitrijke dieetproducten met suggestie afvallen in strijd met Claimsverordening

RCC 18 maart 2014, dossiernummer 2013/00734 (Slim System)
Aanbeveling. Gezondheidsclaims. Het betreft diverse uitingen voor producten op de websites www.slimsystem.nl, www.betaalbaarafslanken.nl en www.afslanken.nl en in folders. De uitingen bevatten diverse claims over eiwitrijke producten met de suggestie van afvallen/afslanken/gewichtsbeheersing/-verlies en in relatie tot ‘geen hongergevoel’ en ‘verzadigd gevoel’. Op de websites wordt gesteld dat “Het afslankende effect van Slim System is wetenschappelijk bewezen”, bevat diverse claims over de stof L-carnitine zoals bijvoorbeeld “L-carnitine stimuleert de vetverbranding” en “Omdat L-carnitine de vetten sneller omzet naar energie” en diverse claims over de ‘afslankdrank’ Reasons MegaBurner zoals bijvoorbeeld “helpt (..) het hongergevoel te onderdrukken” en “De vetverbranding kan nog geoptimaliseerd worden”.

De Keuringsraad KOAG/KAG heeft onder meer medegedeeld dat het gaat om gezondheidsclaims die in strijd zijn met artikel 13.1 EG 1924/2006, de Europese Verordening inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen (hierna: Claimsverordening). Claims over eiwitrijke producten en/of L-carnitine, maaltijden of diëten in relatie tot verzadiging, gewichtsverlies en onderdrukking van het hongergevoel staan op de lijst van afgekeurde claims in het EU-register. Voorts zijn gezondheidsclaims die zinspelen op de snelheid of mate van gewichtsverlies in strijd met artikel 12 van de Claimsverordening.

Naar het oordeel van de Commissie betreffen vorenbedoelde mededelingen alle gezondheidsclaims die niet voorkomen op de lijst van toegestane gezondheidsclaims (Verordening EG/432/2012. Deze claims zijn in strijd met artikel 10 lid 1 Claimsverordening en daardoor in strijd met artikel 2 NRC.

Nu de uitingen opgenomen in de bijlagen 1, 2, 3, 5 en 6 reeds in strijd zijn met de NRC, wegens strijd met de wet, komt de Commissie niet toe aan toetsing van deze uitingen aan het in de klacht genoemde artikel 8.2 aanhef en onder b NRC.

Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.

De beslissing
Op grond van hetgeen hiervoor in het oordeel onder 5 is overwogen acht de Commissie de uitingen opgenomen in de bijlagen 1, 2, 3, 5 en 6 in strijd met artikel 2 NRC en de uitingen opgenomen in bijlage 4 in strijd met 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Voor het overige wijst de Commissie de klacht af.
RB 2097

Vordering verboden onjuiste etikettering voedingssupplementen afgewezen

Vzr. Rechtbank Rotterdam 27 maart 2014, ECLI:NL:RBROT:2014:2601 (Omega Pharma tegen Procter & Gamble)
Procter & Gamble brengt sinds medio januari 2014 voedingssupplementen (multivitaminen) op de markt onder de naam Vibovit. Omega Pharma vordert een verbod onjuiste etikettering en misleidende claims, TVC en verpakkingen (tenzij afgestickerd), recall en meer. Het gaat om claims als "100% natuurlijke kleurstoffen" en "geen synthetische kunstmatige/kleurstoffen", "geen conserveringsmiddelen", Omega-3- en ijzerclaims en onjuiste etikettering voor "sucrose". De voorzieningenrechter wijst het gevorderde af.

Mede gelet op het zeer substantiële verschil tussen de aangewende hoeveelheid kaliumsorbaat en de hoeveelheid die nodig zou zijn om te kunnen spreken van een conserveermiddel, is naar voorlopig oordeel geen sprake van misleidende reclame.

“100% natuurlijke kleurstoffen” en “geen synthetische kunstmatige/ kleurstoffen
4.13. Omega Pharma stelt nog in haar pleitnota dat zij in voormelde productie 6 niet kan lezen dat het standpunt van de NVWA is dat titaniumdioxide en ijzeroxide niet synthetisch zijn. De voorzieningenrechter leest dat er echter wel in.

4.14. Aan het standpunt van NVWA en de Voedingsraad komt zwaarder gewicht toe dan aan dat van Omega Pharma. Dit zijn twee onafhankelijke organisaties.

“Geen conserveringsmiddelen” (kaliumsorbaat)
4.18 (...) Mede gelet op het zeer substantiële verschil tussen de aangewende hoeveelheid kaliumsorbaat en de hoeveelheid die nodig zou zijn om te kunnen spreken van een conserveermiddel, is naar voorlopig oordeel geen sprake van misleidende reclame.

Claims in strijd met de Claimsverordening (Vo. nr. 116/2010): Omega 3-vetzuren
4.21. Bij deze stand van zaken is de voorzieningenrechter van oordeel dat Omega Pharma op dit onderdeel geen voldoende belang (meer) heeft. Procter & Gamble heeft pas recentelijk vernomen van de beleidswijziging van de KOAG/ KAG en spoedig daarop kon Procter & Gamble al de nieuwe, aangepaste verpakkingen tonen. Het is begrijpelijk dat Procter & Gamble zich heeft verlaten op het standpunt van de KOAG/KAG. In het oordeel wordt voorts betrokken dat de KOAG/ KAG kennelijk een zodanig gezag toekomt dat de NVWA, naar Procter & Gamble stelt en Omega Pharma erkent, althans lijkt te erkennen (in haar pleitnota sub 7.27), het beleid hanteert dat zij, de NVWA, geen sancties pleegt op te leggen aan ondernemingen die een reclame-uiting hebben gedaan die volgens de NVWA weliswaar niet door de beugel kan, maar die de KOAG/ KAG wel preventief heeft goedgekeurd. Het is overigens maar zeer de vraag of Omega Pharma in een eventuele bodemprocedure geoordeeld zal worden dat Procter & Gamble gehandeld heeft in strijd met de Claimsverordening.

claims in strijd met de Claimsverordening (Vo. nr. 116/2010): ijzer
De voorzieningenrechter ziet geen reden om te oordelen dat Procter & Gamble haar toezegging in deze niet zal waarmaken. Het eerder daaromtrent gegeven oordeel wordt hier overgenomen. Voorts is van belang dat Procter & Gamble zich ook hier heeft mogen verlaten op de preventieve toets door de Keuringsraad van de KOAG/KAG, die leidde tot goedkeuring op 29 maart 2013.

gebrekkige etikettering: sucrose
4.28. Afgezien hiervan is naar voorlopig oordeel het bezigen van de term “sucrose” niet ongeoorloofd. Artikel 15 van het -thans vigerende- Warenwetbesluit Suikers bepaalt hieromtrent, zulks ter uitvoering van de Richtlijn 2001/111/EG van de raad van 20 december 2001 inzake bepaalde voor menselijke voeding bestemde suikers (art. 2), respectievelijk van de Warenwet: (...)


RB 2096

Stichting Reclame Code publiceert jaarverslag 2013

Stichting Reclame Code Jaarverslag 2013
De zelfregulering van reclame bestaat inmiddels 50 jaar. Dit jubileum is door de SRC aangegrepen om in 2013 activiteiten op te starten die bijdragen aan een visie op zelfregulering in het digitale tijdperk.

Zo is aan Trendbox opdracht gegeven tot een onderzoek onder adverteerders en reclamedeskundigen (kwalitatief) en onder een landelijk representatieve groep consumenten (kwantitatief). Aan adverteerders is gevraagd naar hun houding ten aanzien van verantwoorde commerciële communicatie en het inzetten van digitale mediadragers, en de rol die zelfregulering daarbij speelt of zou moeten spelen. Aan consumenten zijn vragen voorgelegd die te maken hebben met de herkenbaarheid van digitale reclame-uitingen. De resultaten van het onderzoek worden op 3 april 2014 gepresenteerd tijdens het internationale jubileumseminar over de toekomst van zelfregulering dat de SRC in het Rijksmuseum organiseert.

Het belang van de bijdrage van adverteerders (zowel inhoudelijk als financieel) aan verantwoorde reclame door middel van zelfregulering blijft onverminderd groot. De actualisering van bijzondere reclamecodes, het hoge compliancecijfer (96%) en het feit dat adverteerders de financiële bijdrage aan de SRC ook in 2013 weer hebben voldaan (zie het financieel overzicht), tonen aan dat er een groot draagvlak is voor zelfregulering en de rol van de Stichting. Of we over 50 jaar een nieuw jubileum kunnen vieren, zal moeten blijken. Gelet op het grensoverschrijdende karakter van de digitale marketingontwikkelingen, moet de discussie over de toekomst van zelfregulering in elk geval ook op Europees en internationaal niveau worden gevoerd. De SRC blijft dan ook actief binnen EASA, de European Advertising Standards Alliance, die internationaal het belang van zelfregulering bevordert.

Ik nodig u van harte uit kennis te nemen van onze activiteiten en de belangrijkste ontwikkelingen in 2013 aan de hand van dit jaarverslag.

Namens het bestuur,

Willem van der Mee

RB 2095

Agressieve reclame dat 'handgeschreven' brief met spoed moet worden betaald voor 'gewonnen' prijs

RCC 11 maart 2014, dossiernummer 2014/00121 (Agressieve handgeschreven brief)
Aanbeveling met ALERT. Agressieve reclame. Misleiding. Het betreft een aan klaagster gerichte, schijnbaar handgeschreven brief van adverteerder, met daarbij gevoegd een op klaagsters naam gesteld “definitief prijscertificaat betreffende het bedrag van 28.750,00 Euro”, een “prijs-express-aanvraagbewijs voor u als begunstigde. Prijs: Geldbedrag van 28.750,00 Euro op uw naam” en een “Aannamecertificaat, om mijn bedrag van 1.500,00 Euro te ontvangen”. Volgens klager staat de uiting bol van misleidende “definitieve” prijzen, waardoor de suggestie wordt gewekt dat de geadresseerde een prijs heeft gewonnen. De tekst is zo opgesteld dat adverteerder achteraf, na ontvangst van een bijdrage van € 40,-, kan stellen dat er niets wordt uitgekeerd. Op ontoelaatbare wijze wordt misbruik gemaakt van “achteloze” lezers.

Het oordeel van de Commissie

I.

In zowel de brief als de bijlagen wordt naar het oordeel van de Commissie de stellige indruk gewekt dat klaagster - door snel te reageren - twee geldprijzen, van respectievelijk

€ 1.500,- en € 28.750,-, zal ontvangen.

Zo staat in de brief dat aan klaagster “de betaaldocumenten voor het bedrag van 1.500,00 Euro” worden toegezonden, welk bedrag zij “daarna in ontvangst kan nemen”, als klaagster de aanwijzingen op het “definitief prijscertificaat” opvolgt (van welk certificaat de Commissie overigens heeft geconstateerd dat het alleen betrekking heeft op de prijs van € 28.750) en zodra het “dringend aannamecertificaat” door adverteerder terug is ontvangen.

Met betrekking tot het bedrag van € 28.750,- wordt in de brief gesteld dat klaagster dit in ontvangst kan nemen zodra zij “het winnende ‘prijs-express-aanvraagbewijs’ aan adverteerders adres terugzendt. Benadrukt wordt dat klaagster “niets bijzonders hoeft te doen” om gebruik te maken van de “(gratis) hulp” van adverteerder, behalve “beslist vandaag nog beantwoorden”. In de bijlagen bij de brief wordt door de kop (“definitief prijscertificaat”, “prijs-express-aanvraagbewijs ”en “aannamecertificaat om mijn bedrag van 1.500,00 Euro te ontvangen”) en de inhoud de in de brief gewekte indruk versterkt dat klaagster de genoemde geldprijzen zal ontvangen door deze op te vragen door middel van het inzenden van de betreffende “certificaten”.

De Commissie acht het – mede gelet op het ontbreken van een reactie van adverteerder – niet onaannemelijk dat de door de uiting gewekte indruk dat klaagster definitief winnaar is van de twee genoemde geldbedragen niet strookt met de werkelijkheid. Voorts blijkt uit het “aannamecertificaat” dat niet kan worden volstaan met het insturen van de betreffende certificaten, maar dat een “bescheiden bijdrage van slechts 35 Euro” moet worden toegevoegd, “plus 5 Euro voor de veilige verzending, dus een totaal van 40 Euro”, welke “bijdrage onderdeel [is] van de onkosten voor de verwerking- en verzendingskosten”.

Gelet op het voorgaande dient de onderhavige wijze van reclame maken aangemerkt te worden als agressieve reclame als bedoeld in artikel 14.2 en in de aanhef en onder 2 van Bijlage 2 bij de Nederlandse Reclame Code (NRC), waarin is bepaald dat sprake is van onder alle omstandigheden agressieve reclame in het volgende geval:

De bedrieglijke indruk wekken dat de consument al een prijs heeft gewonnen of zal winnen dan wel door een bepaalde handeling te verrichten een prijs zal winnen of een ander soortgelijk voordeel zal behalen,  als er in feite geen sprake is van een prijs of voor een soortgelijk voordeel, dan wel als het ondernemen van stappen om in aanmerking te komen voor de prijs of voor een ander soortgelijk voordeel afhankelijk is van de betaling van een bedrag door de consument of indien daaraan voor hem kosten zijn verbonden.

Nu sprake is van agressieve reclame, is de uiting ook oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

II.

In de uiting wordt voorts meegedeeld dat adverteerder klaagster een “zeer bijzonder voorwerp [zal] schenken, dat u zal helpen regelmatig geld te winnen” c.q. een “magische rijkdomstalisman”, die voor klaagster “een onuitputtelijke geldbron” zal zijn. Krachtens artikel 8.5 in combinatie met punt 15 van Bijlage 1 bij de NRC betreft het beweren dat producten het winnen bij kansspelen kunnen vergemakkelijken onder alle omstandigheden misleidende reclame. Daardoor is de uiting ook op dit punt oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

III.

In de uiting wordt in tekst en lettertype de indruk gewekt dat sprake is van een handgeschreven brief, hetgeen naar het oordeel van de Commissie het vermoeden rechtvaardigt dat de uiting met name op ouderen gericht is. Bovendien wordt in de uiting druk uitgeoefend op de geadresseerde om snel te reageren. In deze omstandigheden en in de ernst van de overtredingen van de NRC ziet de Commissie aanleiding om de uitspraak als Alert te verspreiden en aldus onder de aandacht te brengen van een breed publiek.

De beslissing

De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

De Commissie zal de uitspraak als Alert laten verspreiden.
RB 2093

'Ook problemen met uw Packshot Creator' is kleinerende uitlating

RCC 20 maart 2014, dossiernummer 2013/00975 (Alphashot in TWiNKLE)

Aanbeveling. Vergelijkende reclame. Het betreft een uit 2 pagina’s bestaande advertentie voor “Alphashot”, “een compacte foto studio” in het blad “TWiNKLE”, met als ondertitel: “concreet over e-commerce”, van oktober 2013. Op de linkerpagina staat onder meer: “Ook problemen met uw Packshot Creator?” en daaronder: “Alphashot. Dé oplossing voor packshotfotografie”. Op de rechterpagina staat onder meer: “Alphashot is dé oplossing voor professionals die veel packshots fotograferen voor webshops, catalogi, brochures en on-line publicaties”. Klager is de dealer van Packshot Creator in de Benelux. In deze advertentie wordt de naam Packshot Creator zonder toestemming van adverteerder of van de “naameigenaar” (Sysnext in Parijs) denigrerend, kwetsend en suggestief gebruikt. Iedereen binnen de markt waar klager actief is, weet wat er met Packshot Creator bedoeld wordt.
Het oordeel van de Commissie

Klager heeft -samengevat- gesteld dat de woorden “Packshot Creator” een verwijzing inhouden naar een specifiek apparaat voor het maken van productfoto’s (packshots), van welk product klager de dealer is in de Benelux. Adverteerder heeft dit niet kunnen weerleggen. Adverteerder heeft onder verwijzing naar een aantal links weliswaar aannemelijk gemaakt dat “packshot” een algemene en in Nederlandstalige uitingen gebruikte benaming is voor een productfoto, maar niet aannemelijk is geworden dat het woord Packshot (met een hoofdletter) in combinatie met Creator (met een hoofdletter) een algemene benaming is voor een product waarmee packshots kunnen worden gemaakt. Het hoofdlettergebruik lijkt ook naar een specifiek product te verwijzen.

Gelet op het bovenstaande gaat de Commissie ervan uit dat de mededeling “Ook problemen met uw Packshot Creator?” voor de in aanmerking komende doelgroep uitdrukkelijk of impliciet verwijst naar het product waarvan klager de dealer is in de Benelux.

Nu deze mededeling wordt gedaan in een advertentie betreffende “Alphashot Dé oplossing voor packshotfotografie”, en klager derhalve kennelijk een concurrent van adverteerder is, is er sprake van vergelijkende reclame als bedoeld in artikel 13 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Vergelijkende reclame is, wat de vergelijking betreft, geoorloofd op voorwaarde dat wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 13 onder a tot en met h NRC.

Door de mededeling “Ook problemen met uw Packshot Creator?” wordt zonder enige toelichting gezinspeeld op problemen die “Ook” de lezer van de advertentie met zijn Packshot Creator zou hebben. Noch in de advertentie noch in de reactie op de klacht heeft adverteerder duidelijk gemaakt op wat voor problemen hier wordt gedoeld en wie die problemen zou ondervinden. Naar het oordeel van de Commissie gaat van deze mededeling onmiskenbaar de boodschap uit dat het product, waarvan klager de dealer in de Benelux is, een gebrekkig product is. Gelet hierop wordt niet voldaan aan de voorwaarde dat de vergelijking zich niet kleinerend uitlaat over het merk van een concurrent als bedoeld in artikel 13 onder e NRC.

Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.

De beslissing

Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 13 aanhef en onder e NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
RB 2092

Vroegboekkorting naar Hotel Radisson Aruba Resort blijkt niet te bestaan

RCC 12 maart 2014, dossiernummer 2014/00111 (Vroegboekkorting Radisson Aruba Ressort)
Voorzitterstoewijzing. Misleidend. Het betreft de volgende uitingen waarin wordt geadverteerd met “Vroegboekkorting”: Een aan klager op 15 januari 2014 verzonden e-mail; en poster in de etalage van een winkel van adverteerder; een advertentie in De Telegraaf van 25 januari 2014. Klager heeft, gelokt door de “Vroegboekkorting” van € 500,--, op de website van adverteerder gekeken, maar daar niet een reis met een dergelijke korting kunnen vinden. Via de Afdeling Support heeft klager een aanbieding gekregen voor “Hotel Radisson Aruba Resort”, maar van een korting van € 500,-- was geen sprake. Dezelfde reis is buiten de aanbiedingsperiode € 1.158,-- goedkoper. De korting blijkt niet te bestaan. Er is sprake van misleiding.

Het oordeel van de voorzitter

1) Vaststaat dat de vroegboekkorting van € 500,-- niet van toepassing was op het “Radisson Aruba Resort” waarnaar klager door de Afdeling Support werd verwezen en welk hotel ook in de voorwaarden van deze korting wordt genoemd. Men ziet deze voorwaarden door op de website van adverteerder te klikken op de banner genaamd “Vroegboekkorting”. Adverteerder stelt dat de korting wel gold voor de volgende hotels: het “Rixos The Palm” in Dubai, het “Emirates Palace” in Abu Dhabi en het “Jemeirah Beach” in Dubai. Adverteerder legt stukken over die haar standpunt voldoende aannemelijk maken. Dit neemt evenwel niet weg dat de consument die naar aanleiding van de uitingen meer informatie over de vroegboekkorting wenste, ten onrechte werd verwezen naar een hotel waarvoor die korting niet gold, alsmede dat niet duidelijk was ten aanzien van welke hotels wel gebruik kon worden gemaakt van de korting. Aldus heeft adverteerder niet op duidelijke wijze de essentiële informatie verschaft die de gemiddelde consument nodig heeft voor een geïnformeerd besluit over de transactie, als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht zou kunnen worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet zou hebben genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

2) De voorzitter neemt kennis van de mededeling van adverteerder dat sprake is van een vergissing en dat zij de verwarring betreurt die daardoor is ontstaan, alsmede dat zij de gewraakte reclame-uitingen inmiddels heeft verwijderd. De voorzitter ziet hierin aanleiding de aanbeveling te doen uitsluitend voor zover nog nodig.

De beslissing van de voorzitter

Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de bestreden reclame-uitingen in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. De voorzitter beveelt adverteerder, uitsluitend voor zover nog nodig, aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
RB 2091

Prijs voor autorondreis 'Noorse fjorden' ANWB niet voor elke dag van vertrek

RCC 5 maart 2014, dossiernummer 2014/00085 (Noorse fjorden)
Voorzitterstoewijzing. Misleidend. Het betreft een advertentie in de Kampioen van de ANWB van januari 2014 waarin een 13-daagse autorondreis "Noorse fjorden” wordt aangeboden. In de uiting worden de aangeboden reizen in de periode na 15 juni 2014 -de voorzitter vermoedt dat klager bedoeld heeft 18 juni 2014- voor € 1209,- aangeboden. Deze prijs geldt alleen indien men op een woensdag vertrekt. Voor vertrek op een zondag moest klager voor 2 personen € 2518,- betalen. Dit blijkt niet uit de advertentie.

Het oordeel van de voorzitter van de Commissie

Adverteerder erkent dat in de advertentie niet staat dat de prijs kan variëren al naar gelang de dag van vertrek. Adverteerder verwijst voor de juiste prijzen naar de website die zo is ingericht dat men, indien gekozen is voor vertrek op een zondag, de daarbij behorende prijs verschijnt.

Nu de in de uiting vermelde prijs echter niet voor iedere dag van vertrek geldt, is de advertentie te absoluut ten aanzien van de prijsvermelding van de reizen.

Blijkens het voorgaande is onjuiste informatie verstrekt ten aanzien van de prijs als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder d van de Nederlandse Reclame Code NRC’. Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De beslissing

Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame uiting in strijd met artikel 7 NRC en beveelt hij adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
RB 2089

Boetes houden stand vanwege ongevraagd bellen door Goede Doelen Loterijen

Rechtbank Rotterdam 20 maart 2014, ECLI:NL:RBROT:2014:1924 (Goede doelen loterijen)
Uit het persbericht (ACM): Op 20 december 2012 heeft ACM (destijds als OPTA) aan de BankGiro Loterij, Nationale Postcode Loterij, VriendenLoterij en de overkoepelende Holding Nationale Goede Doelen Loterijen (gezamenlijk: De Goede Doelen Loterijen) boetes opgelegd van in totaal € 845.000 voor het overtreden van de telemarketingregels.

De loterijen hadden ongevraagd consumenten gebeld die stonden ingeschreven in het Bel-me-niet Register. Daarnaast hadden de loterijen tijdens hun telemarketinggesprekken niet gevraagd of zij in de toekomst nog eens mochten bellen. Ook boden zij inschrijving in het Bel-me-niet Register niet tijdens het gesprek aan.

Tegen het boetebesluit hadden de Goede Doelen Loterijen eerder bezwaar gemaakt. ACM heeft het bezwaar van de loterijen op 27 mei 2013 ongegrond verklaard. Tegen deze beslissing hebben de loterijen vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van de Goede Doelen Loterijen op 20 maart 2014 ongegrond verklaard en de boetes volledig in stand gelaten.

De Goede Doelen Loterijen kunnen tegen deze uitspraak nog in hoger beroep gaan bij het CBb.

 

Rechtspraak.nl: ACM heeft eiseressen bestuurlijke boetes opgelegd tot een bedrag van in totaal € 845.000 wegens overtreding van artikel 11.7, negende en tiende lid, in samenhang met het vijfde lid, en artikel 11.7, twaalfde lid, van de Telecommunicatiewet (Tw). Volgens de rechtbank is geen sprake van dubbele bestraffing. Onderzoeksrapport 1 is gericht op de periode van 1 oktober 2009 tot 1 november 2009, zijnde de eerste maand na invoering van de nieuwe wetgeving. Gesteld noch gebleken is dat ACM tijdens dit onderzoek en de daarop volgende boeteoplegging zich tevens heeft gericht op periode 2. Dat periode 2 afliep voordat onderzoeksrapport 1 afkwam is in dit verband niet maatgevend. Nu onderzoeksrapport 1 en de daaropvolgend opgelegde boete zagen op periode 1 stond het ACM vrij om een nader onderzoek te starten ter zake van periode 2, onderzoeksrapport 2 uit te brengen en nieuwe besluiten te nemen en bestuurlijke boetes op te leggen ter zake van periode 2 (vgl. CBb 1 december 2011, ECLI:NL:CBB:2011:BU9159). Uit artikel 11.7, vijfde en negende lid, van de Tw volgt dat het na de inschrijving van een telefoonnummer van een abonnee in het BMNR niet langer is toegestaan deze te benaderen met ongevraagde commerciële, ideële of charitatieve communicatie door middel van telemarketing. Door inschrijving in het BMNR maakt een abonnee zijn ‘opt out’ kenbaar. Bij telemarketing is het slechts toegestaan de in het BMNR ingeschreven abonnee te benaderen indien onmiskenbaar geen sprake is van ongevraagde communicatie. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval geen sprake, nu de abonnees op initiatief van eiseressen zijn gebeld zonder dat is gebleken dat daarvoor voorafgaand toestemming is verleend. Voor de onderhavige overtreding is echter maatgevend of in het BMNR geregistreerde abonneenummers zijn gebeld door de door eiseressen ingeschakelde callcenters. Uit de logbestanden die eiseressen aan ACM hebben verstrekt, volgt dat dit is gebeurd. Voor zover eiseressen ter zitting hebben willen betogen dat die logbestanden niet voor het bewijs mogen worden gebruikt, omdat die onder druk zouden zijn afgegeven, merkt de rechtbank op dat het hier gaat om zogenoemd wilsonafhankelijk materiaal waarop het zwijgrecht geen betrekking heeft (vgl. HR 12 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3640). Of daadwerkelijk de abonneehouder telkens heeft opgenomen of niet is geen constitutieve voorwaarde om artikel 11.7, negende en tiende lid, in samenhang met het vijfde lid, van de Tw te kunnen overtreden. Gelet op de omstandigheid dat het BMNR uitsluitend is bedoeld voor natuurlijke personen en gelet op het aantal belbestanden en de omvang daarvan is de rechtbank van oordeel dat het buiten redelijke twijfel is dat in ieder geval ook is gebeld met niet-ontdubbelde nummers van natuurlijke personen. Eiseressen betogen dat artikel 11.7, twaalfde lid, van de Tw niet is overtreden. De ingeschakelde interne en externe callcenters wezen de gebelde mensen op het recht op verzet en de mogelijkheid om ingeschreven te worden in BMNR door middel van een ‘Interactive Voice Response’ (IVR)-bandje. Blijkens de toelichting op het Besluit bel-me-niet-register van 26 februari 2009 (Stb. 2009, 129, blz. 8) kan met een IVR-bandje worden voldaan aan de wettelijke informatieplicht. De rechtbank volgt dit betoog niet en verwijst daarbij naar haar uitspraak van 6 december 2012 (ECLI:NL:RBROT:2012:BY5391).

Op andere blogs:
Dirkzwager

RB 2090

Attentie: 1-aprilgrappen op bedrijfssites zijn een oneerlijke handelspraktijk

Bijdrage ingezonden door Arnoud Engelfriet, ICTRecht. Ja, 1 april is een lange traditie in Nederland en ik heb ook regelmatig grappen neergezet hier. Heel leuk allemaal, maar het mag niet. De wetgeving omtrent oneerlijke handelspraktijken verbiedt dit eenvoudigweg. Dat lijkt gek, want juist als het een traditie is zou je zeggen dat de wet daar rekening mee houdt. Maar ja, het gaat om Europese wetgeving en 1-aprilgrappen zijn niet echt een Europese traditie. Bovendien heeft de Europese Commissie weinig gevoel voor humor.

Lees verder

RB 2088

Onduidelijk dat advertentie Lidl 'Het beste wasmiddel' enkel voor witte was geldt

CvB 25 maart 2014, dosssiernummer 2014/00120 (Lidl/Unilever)
Uitspraak ingezonden door Daniël Haije, Hoogenraad & Haak advertising + ip advocaten. Misleidend en oneerlijk. Bekrachtiging bestreden beslissing. Het geschil betreft een advertentie waarop aan de bovenzijde in grote letters staat: "Formil Het beste wasmiddel". Hieronder zijn twee verpakkingen afgebeeld, te weten een verpakking Formil Aktiv en een verpakking Formil Ultra Plus, met daarbij de predicaten die overeenstemmen met de door de Consumentenbond aan die producten toegekende testresultaten. Onderaan de uiting staat ten slotte: "De hoogste kwaliteit voor de laagste prijs", gevolgd door het woord/beeldmerk Lidl. Kern van het geschil is of voor de gemiddelde consument voldoende duidelijk blijkt dat de claim specifiek betrekking heeft op de afgebeelde producten, en zo ja, of voor deze consument tevens voldoende duidelijk is dat de claim uitsluitend geldt indien deze producten voor de witte was worden gebruikt.

5.2. Naar het oordeel van het College zal de gemiddelde consument de claim "Formil het beste wasmiddel" niet los van de daaronder afgebeelde producten beschouwen, maar als een claim die specifiek betrekking heeft op die producten. In dit verband is van belang dat bij die producten prominent de door de Consumentenbond toegekende predicaten zijn afgebeeld, waarin in beide gevallen het woord "beste" voor komt. Er is aldus in de context van de gehele uiting sprake van een onmiskenbare samenhang tussen de claim "Formil het beste wasmiddel" en de predicaten "beste koop" respectievelijk "beste uit de test". Deze samenhang zal, zoals Lidl terecht stelt, de gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende consument niet ontgaan. Derhalve oordeelt het College dat de gemiddelde consument de claim "Formil het beste wasmiddel "zal uitleggen in verband met de daaronder geplaatste verwijzingen naar de door de Consumentenbond aan Formil Aktiv en Formil Ultra Plus toegekende predicaten "beste koop" en "beste uit de test". Hieruit volgt overigens tevens dat de algemene claim "Formil het beste wasmiddel" in de context van de uiting zo wordt genuanceerd, dat Formil Aktiv "beste koop" is en Formil Ultra Plus "beste uit de test".

5.3. Het College constateert dat de advertentie naast de vermelding van de door de Consumentenbond toegekende predicaten en de maand waarin de onderliggende testresultaten zijn gepubliceerd ("Feb 2014") verder geen informatie bevat over de test die tot toekenning van deze predicaten heeft geleid. Derhalve wordt de consument in de uiting niet uitdrukkelijk geïnformeerd over het feit dat de predicaten zijn toegekend op grond van een test van wasmiddelen uitgevoerd op de witte was en waarvan de resultaten ook uitsluitend gelden voor de witte was. Er is geen aanleiding om de gemiddelde consument met dit laatste anderszins bekend te veronderstellen.

5.7. Op grond van het voorgaande oordeelt het College dat de gemiddelde consument de bestreden uiting niet zo zal uitleggen dat de predicaten die bij de afgebeelde verpakkingen staan, uitsluitend van toepassing zijn indien deze producten voor de witte was worden gebruikt. Dit impliceert dat de gemiddelde consument ook niet weet dat de claim "Formil het beste wasmiddel" in de context van de gehele uiting uitsluitend juist is voor zover het de witte was betreft. Van een voldoende herkenbare beperking van de claim en de predicaten tot de witte was is immers geen sprake. Aldus zal de gemiddelde consument aan de claim "het beste wasmiddel" waarschijnlijk een ruimere strekking geven dan op grond v an de test van de Consumentenbond gerechtvaardigd is, en wel aldus dat deze claim niet specifiek is beperkt toot (het gebruik van Formil Aktiv en Formil Ultra Plus voor) de witte was. Dit is het directe gevolg van het ontbreken van voldoende duidelijke informatie over het feit dat de claim respectievelijk de predicaten uitsluitend gelden bij het gebruik van de afgebeelde producten voor de witte was. Vaststaat dat de interpretatie dat "Formil" respectievelijk Formil Aktiv en Formil Ultra Plus ook voor andere was dan de witte was "het beste wasmiddel" is, geen steun vindt in de test van de Consumentenbond waarnaar in de uiting wordt verwezen, terwijl deze uiting ook niet door andere beschikbare informatie wordt onderbouwd.

5.8. Het had, [..] op de weg van Lidl gelegen om de consument voldoende duidelijk te informeren over het feit dat op grond van de test van de Consumentenbond "Formil" in de vorm van Formil Aktiv en Formil Ultra Plus uitsluitend ten aanzien van de witte was als "beste wasmiddel 'kan worden aangemerkt. De uiting bevat geen relevante beperking voor het vermelden van deze essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen. Het ontbreken van deze informatie brengt die consument ertoe of kan hem ertoe brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet zou hebben genomen. Blijkens het voorgaande is sprake van een omissie als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder C NRC.

5.9. Het College komt derhalve, zij het op iets andere gronden dan de Commissie, eveneens tot het ordeel dat de uiting misleidend is en om die reden oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. hetgeen Lidl heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. [..]

Lees de uitspraak:
dosssiernummer 2014/00120 (pdf)