RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Direct mail marketing (klassieke post)  

RB 913

Nee/Nee-sticker ook niet gerespecteerd door Pizzalijn

Voorzitter RCC 2 mei 2011, Dossiernr. 2011/00242 (folder Pizza lijn) 

Reclamerecht. Folder Pizzalijn in brievenbus met Nee/Nee-sticker gedeponeerd. Voorzitter maakt gebruik van bevoegdheid art. 12 lid 1 aanhef en onder a Reglement RCC en CVB. Klacht is niet weersproken en afzender heeft niet gereageerd op e-mail klager. Voorzitter acht art. 3.1 Code VOR overtreden en doet aanbeveling.

Aangezien klager onweersproken heeft meegedeeld dat de bewuste reclame-uiting is gede­poneerd in klagers brievenbus, die voorzien is van een NEE/NEE-sticker - naar de voorzitter aanneemt een sticker als vermeld in bijlage 1 bij de Code Verspreiding Ongeadresseerd Reclamedrukwerk (Code VOR) – en afzender niet heeft gereageerd op de e-mail die klager op 26 januari 2011 aan afzender heeft verzonden naar aanleiding van de ontvangst van de folder, is artikel 3.1 Code VOR overtreden. 

Lees de gehele uitspraak hier (link en pdf)
Regeling: Reglement RCC en CVB art. 12 lid 1 aanhef en onder c; Code VOR art. 3.1
Zie eerdere Nee/Nee-sticker uitspraken: RB 820; RB 737; RB 677

RB 912

Nee/Nee-sticker niet gerespecteerd door Catch!

Voorzitter RCC 2 mei 2011, Dossiernr. 2011/00019 (Nee/Nee-sticker) 

Reclamerecht. Folder in brievenbus met Nee/Nee-sticker gedeponeerd. Verweerder is ervan overtuigd dat zijn medewerkers dit niet hebben gedaan. Voorzitter maakt gebruik van bevoegdheid art. 12 lid 1 aanhef en onder a Reglement RCC en CVB. Nu klacht onweersproken is, acht voorzitter art. 3.1 Code VOR overtreden. Doet aanbeveling. 

Aangezien klager onweersproken heeft meegedeeld dat de bewuste reclame-uiting is gede­poneerd in klagers brievenbus, die voorzien is van een NEE/NEE-sticker - naar de voorzitter aanneemt een sticker als vermeld in bijlage 1 bij de Code Verspreiding Ongeadresseerd Reclamedrukwerk (Code VOR) - is artikel 3.1 Code VOR overtreden. De voorzitter houdt afzender hiervoor verantwoordelijk, nu het om een uiting van hem gaat die op de bewuste datum door medewer­kers van hem is verspreid. Afzender heeft niet specifiek toegezegd maatregelen te nemen om verdere overtreding van artikel 3.1 Code VOR te voorkomen. 

Lees de gehele uitspraak hier (link en pdf)
Regeling: Reglement RCC en CVB art. 12 lid 1 aanhef en onder a; Code VOR art. 3.1
Zie ook eerdere uitspraken over Nee/Nee-sticker: RB 820; RB 737; RB 677

RB 911

Nee/Ja-sticker niet nageleefd door [een acupuncturist]

Voorzitter RCC 2 mei 2011, Dossiernr. 2011/00249 ([een acupuncturist])

Reclamerecht. Folder [een acupunturist] is in brievenbus met Nee/ Ja-sticker gedeponeerd. Voorzitter maakt gebruik van bevoegdheid in art. 12 lid 1 aanhef en onder a Reglement RCC en CVB. Klacht is onweersproken en verweerder heeft niet gereageerd op brief klager. Voorzitter beslist dat art. 3.1 Code VOR is overtreden en doet aanbeveling.

Aangezien klager onweersproken heeft meegedeeld dat de bewuste reclame-uiting is gede­poneerd in klagers brievenbus, die voorzien is van een NEE/JA-sticker - naar de voorzitter aanneemt een sticker als vermeld in bijlage 1 bij de Code Verspreiding Ongeadresseerd Reclamedrukwerk (Code VOR) – en afzender niet heeft gereageerd op de brief die klager op 11 januari 2011 aan afzender heeft verzonden naar aanleiding van de ontvangst van de folder, is artikel 3.1 Code VOR overtreden.

Lees de gehele uitspraak hier (link en pdf)
Regeling: Reglement RCC en CVB art. 12.1 lid 1 aanhef en onder a; Code VOR art. 3.1
Zie ook eerdere uitspraken over Nee/Ja-sticker: RB 830; RB 819; RB 783; RB 509

RB 891

Baby boxkleed

Voorzitter RCC 7 april 2011, Dossiernr. 2011/00168

Reclamerecht. Aanbieding in huis-aan-huis folder over Childhome boxkleed en beschermrand. Klager kocht dit product, alleen ontbrak de beschermrand. Bij navraag bleek deze niet onder de aanbieding te vallen en was er sprake van een drukfout. Klager acht uiting misleidend. Verweerder stelt dat er sprake is van drukfout en na hierop door klager gewezen te zijn, dit te hebben doorgegeven aan drukkerij en de winkels om dit aan te passen. Volgens verweerder geen sprake van misleiding. Voorzitter acht de uitingen onjuist (art. 8.2. aanhef en onder b NRC), ondanks de genomen maatregelen achteraf door verweerder. Acht de uiting dus misleidend en daarom in strijd met art. 7 NRC. Doet aanbeveling.

Adverteerder heeft erkend dat de bewuste aanbieding onjuist is nu het boxkleed, anders dan in de advertentie is vermeld, niet voorzien is van een beschermrand. Ten aanzien van deze onjuistheid zegt adverteerder, weliswaar later dan verwacht mocht worden gezien het moment waarop klager van deze onjuistheid melding heeft gemaakt, maatregelen te hebben genomen om herhaling te voorkomen. Dit neemt de onjuistheid van de reeds geplaatste uitingen evenwel niet weg. Waar het een onjuistheid betreft in de omschrijving van de aanbieding kan adverteerder niet met succes een beroep doen op het door hem gemaakte voorbehoud ten aanzien van drukfouten.

Blijkens het voorgaande is in de uiting onjuiste informatie verstrekt als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Lees de gehele uitspraak hier (link en pdf)
Regeling: NRC art. 7 en art. 8.2 aanhef en onder b

RB 885

Schoonenberg afspraakkaart

RCC 31 maart 2011, Dossiernr. 2011/00152 (Gratis hoortest)

Reclamerecht. Uiting betreft een aan klaagster gerichte brief met afspraakkaart in envelop. Klaagster heeft uiting tweemaal ontvangen en vindt de reclame opdringerig en respectloos. Ook stelt zij dat het verwarrend kan werken voor ouderen. Ook wijst zij op ja/nee-sticker op haar brievenbus. Klacht is gemotiveerd weersproken.

Commissie oordeelt dat uiting duidelijk maakt dat het gaat om uitnodiging voor gratis hoortest. Ondanks verwarring die het bij klaagster heeft opgeleverd, is uiting niet strijdig met NRC. Code VOR is niet van toepassing nu reclame geadresseerd was en er sprake was van ja/nee-sticker. Commissie wijst klacht af.

Ten aanzien van de klacht met betrekking tot de mededeling op de envelop dat deze een afspraakkaart bevat, oordeelt de Commissie als volgt. De Commissie acht het, op grond van de uiting in zijn geheel, duidelijk dat sprake is van een uitnodiging voor de ‘Gratis Hoortest’ en dat de ontvanger van de brief op 27 januari hiervoor tussen 09.00 en 17.00 uur kan langs komen.

Ter vergadering is gebleken dat klaagster, op basis van het op de kaart vermelde adres van Schoonenberg Hoorcomfort (Reinier de Graafweg 1), de indruk kreeg dat zij een afspraak had in het ‘Reinier de Graaf Ziekenhuis’. De Commissie heeft er begrip voor dat de adressering van de winkel waar de hoortest zou plaatsvinden bij klaagster verwarring heeft gewekt. Dit brengt echter niet mee dat de reclame strijdig is met de Nederlandse Reclame Code.

Zoals blijkt uit artikel 2.2 van de Code verspreiding ongeadresseerd reclamedrukwerk (Code VOR, geeft een bewoner of gebruiker van een perceel met een op zijn brievenbus aangebrachte JA/NEE sticker aan geen prijs te stellen op de ontvangst van ongeadresseerd reclamedrukwerk en huis-aan-huisbladen. De onderhavige brief is geadresseerd. Derhalve is de Code VOR hierop niet van toepassing.

Lees de gehele uitspraak hier (link en pdf)
Regelingen: NRC, Code VOR art. 2.2

RB 858

Reclame of afspraakbevestiging?

RCC 11 april 2011, Dossiernr. 2011/00175 (Stedelijk Gymnasium Schiedam v. adverteerder)

Reclamerecht. De uiting lijkt op een bevestiging van plaatsen advertentie in informatiegids MKB. Klaagster stelt dat hiermee ten onrechte wordt gesteld dat er afspraken zijn gemaakt voor het plaatsen van advertentie. Verweerder stelt dat het klaagster alleen heeft benaderd met een voorstel en er geen afspraken zijn gemaakt. Commissie oordeelt dat door de uiting de indruk kan worden gewekt dat er opdracht is gegeven tot plaatsing advertentie. Nu dit niet waar blijkt te zijn, oordeelt Commissie dat er sprake is van onjuiste informatie (art. 8.2 aanhef NRC) en acht de uiting in strijd met art. 7 NRC, want misleidend. Commissie doet aanbeveling.

Bij ontvangst van de “Bevestiging” kan gemakkelijk de indruk ontstaan dat reeds opdracht is gegeven tot plaatsing van een advertentie in de uitgave “Informatiegids voor het MKB” voor een bedrag van € 750,- BTW. De woorden “Bevestiging”, “Opdrachtgever/geefster” en “Uw advertentie gegevens” doen vermoeden dat reeds overeenstemming is bereikt over het plaatsen van een advertentie. Het tegendeel blijkt echter waar te zijn. Adverteerder heeft bij verweer immers meegedeeld dat een op 25 of 26 januari 2011 aan het Stedelijk Gymnasium gedaan telefonisch voorstel om te adverteren, niet is geaccepteerd. Nu de per e-mail van 31 januari 2011 aan klaagster toegezonden, bestreden uiting, waarin is vermeld: “Datum: Woensdag 26 januari 2011”, anders doet vermoeden, gaat de reclame gepaard met onjuiste informatie als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de uiting de gemiddelde consument er bovendien toe kan brengen een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Lees de gehele uitspraak hier (link en pdf).

Regeling: NRC art. 7 en 8.2 aanhef

RB 850

Ritel reclame misleidend

RCC 14 april 2011, Dossiernr. 2011/00195 (Ritel reclame misleidend)

Reclamerecht. Advertentie van Ritel in Zeeuws Vlaams Advertentieblad. Klager stelt dat adverteerder de beslissing van de Commissie in dossiernr. 2010/00573 negeert  (RB 670). Klager stelt dat niet vermeld wordt dat gratis artikelen verbonden zijn aan contractsperiode. Verweerder vind dat Commissie in eerdere dossier verkeerde conclusies heeft getrokken. Verweerder vindt klacht over niet vermelden contractsduur terecht. Zal voortaan dit wel vermelden.

De Commissie acht dat er sprake is van art. 8.3 onder c NRC (ontbreken essentiële informatie) nu adverteerder erkent de contractsduur niet te hebben vermeld. Daarom ook in strijd met art. 7 NRC, want misleidend. Volgens de Commissie tevens niet duidelijk waarvoor het begrip gratis gebruikt wordt. Hierdoor is de uiting onduidelijk t.a.v. de voordelen in de zin van art. 8.2 aanhef en onder b NRC. Daarom wederom strijd met art. 7 NRC. Beveelt niet meer op dergelijke wijze reclame te maken. Voor zover verweerder het niet eens is met een eerdere uitspraak van de Commissie, is hij in de gelegenheid hiertegen beroep in te stellen. Nalating hiervan komt voor rekening van de verweerder.

1. Naar adverteerder erkent, is in de advertentie deels nagelaten om de contractsduur, verbonden aan de in de uitingen gedane aanbiedingen, te vermelden. Het betreft hier het aanbod van een “Galaxy S.” en van een “Nokia N8” in het bovenste, blauwe deel van de advertentie en het aanbod van een “Blackberry9780” en een “HTC Desire HD”, in het onderste, oranje deel van de uiting.
Nu de desbetreffende informatie in de uiting ontbreekt, is er sprake van een verborgen houden van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen als bedoeld in artikel 8.3 onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de uiting de gemiddelde consument er bovendien toe kan brengen een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

2. Voor zover klager bezwaar maakt tegen het gebruik van het begrip ‘gratis’ in de thans bestreden uiting, is de Commissie van oordeel dat in de gevallen waarin dit begrip wordt gebruikt, niet duidelijk is waarop het begrip betrekking heeft. Gelet hierop acht de Commissie de uiting voor de gemiddelde consument onduidelijk ten aanzien van de voordelen van het product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b NRC. Nu de uiting de gemiddelde consument er bovendien toe kan brengen een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting ook op dit punt misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Lees de uitspraak hier (link en pdf).
Zie eerdere Ritel-uitspraak hier (RB 670).
Regeling: NRC 7, 8.2 aanhef en onder b, 8.3 onder c

RB 842

Lotto: extra kans op 2 miljoen prijzen!

RCC 1 april 2011, Dossiernr. 2011/00158 (Lotto; Alleen eerste maand gratis lot van Lotto)

Reclamerecht. Klager stelt dat reclame uiting een gratis lot inhoudt, maar dat na activering blijkt dat men vastzit aan betaalde maandelijkse deelname met dit lot. Verweerder stelt dat voldoende duidelijk is gesteld dat alleen bij afsluiten van maandelijks abonnement op het extra lot, het eerste lot gratis is en dat opzeggen mogelijk is. Commissie acht dat uit de brief voldoende duidelijk blijkt dat het gaat om eenmalig gratis lot, en dat daarna maandelijks € 1,50 moet worden betaald voor het lot, tenzij wordt opgezegd. Ook de mogelijkheid tot opzegging blijkt voldoende duidelijk uit de brief. Commissie acht de klacht dus ongegrond en wijst deze af.

Uit de brief, waarin aan klager een “Gratis: extra kans op ruim 2 miljoen prijzen!” wordt aangeboden, blijkt voldoende duidelijk dat met het daarbij aangeboden lot slechts één maal gratis kan worden meegespeeld.
Reeds in de tweede alinea van deze brief staat: “Met uw extra Lot speelt u één maand GRATIS mee” (…) Na de eerste maand betaalt u slechts € 1,50 per Lot per trekking; …”

In de derde en laatste alinea van deze brief staat nogmaals: “U speelt de eerste maand GRATIS mee” en deze alinea eindigt met de mededeling: “En u weet, uw extra Lot kunt u op elk gewenst moment opzeggen”.

Uit bovenstaande tekstgedeelten blijkt voldoende duidelijk dat het aanbod hieruit bestaat dat men één trekking gratis kan meespelen en dat men voor de volgende trekkingen steeds €1,50 per trekking moet betalen, tenzij men opzegt, hetgeen -aldus de brief- op elk gewenst moment mogelijk is.
Op grond van het bovenstaande overwegingen acht de Commissie de klacht ongegrond.

Lees de gehele uitspraak (link en pdf).

RB 839

SP negeert nogmaals Nee/Ja sticker

RCC 1 april 2011, Dossiernr. 2011/00187 (SP negeert Nee-Ja sticker)

Reclamerecht. Folder van de Socialistische Partij (SP) is in brievenbus met Nee/Ja sticker gedeponeerd. Klager heeft adverteerder laten weten hier geen prijs op te stellen. Adverteerder stelt dat partij geen commercieel winstoogmerk heeft dus dat het de folder mag bezorgen in brievenbussen met Nee/Ja sticker. De Commissie oordeelt dat de folder moet worden aangemerkt als reclame in de zin van art. 1.1. sub b Code VOR, want denkbeelden SP worden erin geuit en ook mogelijkheid tot lidmaatschap wordt aangeboden. Aangezien adverteerder niet weerspreekt de folder in een brievenbus met Nee/Ja sticker te hebben bezorgd, is art. 3.1 Code VOR overtreden. Commissie beveelt aan niet meer op dergelijke wijze reclame te maken. Ook wordt deze uitspraak onder aandacht van breed publiek gebracht (art. 17 lid 1 onder h en art. 18 lid 4 Reglement betreffende de RCC en CvB), daar de adverteerder al meerdere malen geen gevolg heeft gegeven aan dergelijke uitspraken.

 

De folder moet worden aangemerkt als een reclamedrukwerk in de zin van artikel 1.1 sub b van de Code Verspreiding Ongeadresseerd reclamedrukwerk (Code VOR), nu daarin de denkbeelden van de SP worden gepropageerd en men wordt uitgenodigd om lid van de SP te worden.
Klager heeft onweersproken gesteld dat de bestreden folder is gedeponeerd in klagers brievenbus, die was voorzien van een Nee/Ja sticker in de zin van de Code VOR, bedoeld om kenbaar te maken dat men geen ongeadresseerd reclamedrukwerk wenst te ontvangen. Nu desondanks de bewuste folder in klagers brievenbus is gedeponeerd, heeft adverteerder artikel 3.1 van de Code VOR overtreden.
Aangezien de Commissie adverteerder al meermalen heeft aanbevolen om niet meer op een dergelijke wijze ongeadresseerd reclamedrukwerk te (doen) verspreiden en adverteerder daar geen gevolg aan heeft gegeven, heeft de Commissie besloten deze uitspraak onder de aandacht van een breed publiek te brengen, als bedoeld in artikel 17 lid 1 onder h jo. 18 lid 4 van hetReglement betreffende de Reclame Code Commissie en het College van Beroep.

Lees de gehele uitspraak hier (link) en hier (pdf).

Regelingen: Code VOR, art. 1.1 sub b en 3.1; Reglement betreffende de RCC en CvB, art. 17 lid 1 onder h en 18 lid 4
Zie eerder: RB 509 en RB 413

RB 833

Maakt envelop duidelijk genoeg dat het om BankGiroLoterij gaat?

RCC 5 april 2011, Dossiernrs. 2011/00078, 2011/00078A, 2011/00078B (BankGiroLoterij envelop).

Reclamerecht. De BankGiroLoterij (BGL) heeft enveloppen met card rondgestuurd als reclame voor de BGL. Vergelijk ook met RB 791. Hier zijn de volgende klachten over ingediend: neutraliteit envelop waardoor niet zichtbaar is van de buitenkant dat het om BGL reclame gaat; BGL houdt geen rekening met aanmelding bij postfilter; contactmogelijkheden BGL zijn onvindbaar; gebruik logo ING misleidend; niet duidelijk dat het om aanmelding kansspel gaat. Verweerder stelt dat reclame-uiting in zijn geheel dient te worden bekeken worden en uit tekst en voorwaarden brief blijkt dat het om kansspel gaat. Ook stelt verweerder dat gegevens worden ontdubbeld op meldingen in postfilter en logo ING alleen wordt gebruikt om te melden dat ING huisbankier van BGL is. Commissie oordeelt dat envelop niet duidelijk maakt dat het om reclame BGL gaat en oordeelt het daarom in strijd met art. 11.1 NRC. Hieraan doet niet af dat het wel duidelijk wordt na opening envelop. Verder oordeelt zij dat verweerder voldoende heeft bewezen het postfilter te respecteren. Contactmogelijkheden BGL staan op brief. Ook acht Commissie voldoende duidelijk dat, ondanks gebruik logo ING, het om reclame uiting van BGL gaat. Wijst dus overige klachten af.

 

00078 Ad 1.
Op de achterzijde van de envelop is vermeld:
“Indien onbestelbaar s.v.p. retourneren aan: BGL, Postbus 456, 2400 AL Alphen a/d Rijn”.  Noch uit deze vermelding noch uit de rest van de envelop valt voor de gemiddelde consument op te maken dat het een reclame-uiting van de BankGiro Loterij betreft. Gelet op het gebruik van deze envelop acht de Commissie de uiting niet duidelijk als reclame herkenbaar en daardoor in strijd met artikel 11.1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC).
Aan dit oordeel doet niet af dat na het openen van de envelop en het lezen van de inhoud daarvan duidelijk wordt dat het gaat om een reclame-uiting van BGL. 
 
Ad 2.
BGL heeft meegedeeld dat door haar aangekochte gegevens om niet-deelnemers te kunnen benaderen altijd worden “ontdubbeld op de meldingen in het Postfilter”. Voorts heeft BGL meegedeeld dat noch klager noch klagers echtgenote op het in de klacht genoemde adres -naar de Commissie aanneemt tevens het adres waaraan de bestreden reclame was gericht- in het Postfilter is vermeld.
De Commissie ziet geen aanleiding om de juistheid van deze mededelingen in twijfel te trekken. Aldus is niet komen vast te staan dat klager en/of diens echtgenote in het Postfilter waren vermeld ten tijde van verzending van de bestreden reclame.
Daargelaten is nog de vraag of de Nederlandse Reclame Code (NRC) zou zijn overtreden indien zodanige vermelding wel was komen vast te staan. In dit verband overweegt de Commissie het volgende.
 
De “Code voor het gebruik van POSTFILTER”, die deel uitmaakt van de NRC, is op 1 januari 2011 in werking getreden. Ingevolge artikel 6.3 van die code kan een betrokkene, die meent dat in strijd met deze code is gehandeld, een klacht  indienen bij de Stichting Reclame Code, nadat hij eerst een klacht heeft ingediend bij de betreffende adverteerder/opdrachtgever en deze klacht niet tijdig of niet naar tevredenheid van de klager is afgehandeld. Niet is gebleken dat deze procedure in dit geval is gevolgd.
 
Ad 3.
In de bestreden uiting zijn zowel een adres van BGL als twee telefoonnummers vermeld, en wel op de achterzijde van de brief onder het kopje “Hoe het werkt”.
00078A Weliswaar kan de uiting in eerste instantie, gezien de daarop geplakte card en tekstgedeelten als “BankGiroLoterij”, “eerste storting voor u”, “BankGiro card” en de verwijzing naar uitbetaling door ING, inclusief het logo van ING, de gedachte doen postvatten dat het een uiting van een bankinstelling betreft, maar bij lezing van de gehele uiting, daaronder begrepen de achterzijde van de brief met de aanhef: “Hoe het werkt”, acht de Commissie het voor de gemiddelde consument voldoende duidelijk dat het gaat om een aanbod van een loterij, te weten de BankGiro Loterij. Voldoende duidelijk is ook dat men, indien men op het aanbod ingaat, gaat meespelen in de BankGiro Loterij, waarbij maandelijks een bedrag van de rekening wordt afgeschreven.

 

Lees de gehele uitspraak 2011/00078 hier en hier.
Lees de gehele uitspraak 2011/00078A hier en hier.
Lees de gehele uitspraak 2011/00078B hier en hier.