RB
RB 3897
28 april 2025
Uitspraak

Verbod tot gebruik van ‘laagste prijs garantie’ door Bauhaus in vergelijking met de producten van Hornbach toegewezen

 
RB 3894
17 april 2025
Uitspraak

Nordic Fire mag kritisch zijn op Milieu Centraal, maar moet oppassen met absolute milieuclaims

 
RB 3896
16 april 2025
Uitspraak

Greenpeace-lespakket onvoldoende herkenbaar als reclame, deels te stellig geformuleerd

 
RB 1908

De tekst "Roken is dodelijk" op tabaksproducten is niet misleidend

RCC 22 augustus 2013, dossiernr. 2013/00492 (roken is dodelijk)
Roken is dodelijkBezwaar tegen voorzittersbeslissing. Tabak. Afwijzing. Het betreft de teksten “Roken is dodelijk” en “Roken veroorzaakt dodelijke longkanker” die onder meer zijn aangebracht op sigarettenpakjes. Aan vermelding van de gewraakte teksten ligt een wettelijk voorschrift ten grondslag en op grond van artikel 4.1 Reclame Voor Tabaksproducten (RVT) dienen deze teksten te zijn vermeld.

De klacht - De tekst “Roken is dodelijk” houdt in dat roken altijd tot de dood leidt. De mededeling “Roken veroorzaakt dodelijke longkanker” suggereert dat iemand die rookt er bijna recht op heeft om aan longkanker dood te gaan. Beide mededelingen zijn 100% misleidend. Veel rokers worden op een normale manier oud. Zo werd de oudste vrouw van Nederland enkele jaren geleden 110 jaar, hoewel ze een kettingrookster was. Ook krijgen sommige rokers, nadat een röntgenfoto van hun longen is gemaakt het compliment dat hun longen zo schoon zijn.

Het oordeel van de Commissie
Met de teksten “Roken is dodelijk” en “Roken veroorzaakt dodelijke longkanker” wordt tot uitdrukking gebracht dat roken in veel gevallen tot gevolg kan hebben dat men aan longkanker overlijdt, hetgeen wetenschappelijk is aangetoond en door klager niet is weersproken.
Naar het oordeel van de Commissie zal de gemiddelde consument deze zinsneden ook aldus opvatten en deze teksten, anders dan klager, niet opvatten als een stellige mededeling, inhoudende dat iedereen die rookt aan longkanker overlijdt.
Klager noemt, ter onderbouwing van zijn stelling, enkele voorbeelden, zoals een vrouw die, hoewel zij heeft gerookt, niet aan longkanker is overleden en mensen die roken maar desondanks, naar uit een röntgenfoto blijkt, schone longen hebben. Deze voorbeelden staan, naar het oordeel van de Commissie, niet op gespannen voet met de strekking van de mededelingen dat -kort gezegd- roken longkanker kan veroorzaken.

Voorts overweegt de Commissie dat, zoals ook de voorzitter in zijn beslissing van 27 juni 2013 overwoog, ingevolge artikel 1 van het Aanduidingenbesluit tabaksproducten waarschuwende teksten op verpakkingen van tabaksproducten dienen te worden aangebracht. In dit ministeriële besluit is de richtlijn 89/622/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 13 november 1989, betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijk en bestuursrechtelijke bepalingen van de Lidstaten inzake de etikettering van tabaksproducten (Pb EG L 359), geïmplementeerd. Tevens dient ingevolge artikel 4.1 van de Reclamecode voor Tabaksproducten (RVT) in reclame voor tabaksproducten de tekst “Roken is dodelijk” te zijn opgenomen.
Nu aan vermelding van de gewraakte teksten een wettelijk voorschrift ten grondslag ligt en de tekst “Roken is dodelijk” tevens op grond van artikel 4.1 RVT in reclame voor tabaksproducten dient te zijn vermeld, acht de Commissie klagers bezwaar ongegrond.

De beslissing

Op grond van het vorenstaande bevestigt de Commissie de beslissing van de voorzitter en wijst de klacht af.

RB 1907

Beantwoording kamervragen over steun tegen tabaksontmoediging door de tabaksindustrie

Antwoord kamervragen over "De macht van de tabakslobby, hoe de industrie de winkelier voor haar karretje spant?", Aanhangsel Handelingen II 2012/13, nr. 3128.

Vraag 1. Wat is uw reactie op het artikel "De macht van de tabakslobby, hoe de industrie de winkelier voor haar karretje spant"?
Vraag 2. Wat is uw (morele) oordeel over het intransparant steunen van campagnes en stichtingen tegen tabaksontmoediging door de tabaksindustrie?
Vraag 3.
Hoe oordeelt u over de oprichting van het Fonds Samenwerking Industrie & Tabaksspeciaalzaken (FSIT), waarvan de NSO (Nederlandse Sigarenverkopers Organisatie) voorzitter is en andere bestuurders bestaan uit vertegenwoordigers van tabaksfabrikanten, dat onder andere als doel heeft de tabaksdetailhandel te promoten?

 

Vraag 4. Welke andere tabaksorganisaties of «geldwervers» vergelijkbaar met FSIT zijn opgericht sinds 2010, en wat is uw mening daarover?
Vraag 5.
Wat gaat u doen om te zorgen dat er geen organisaties worden opgericht met als doel op een intransparante wijze geld op te halen om daarmee de tabaksontmoediging tegen te werken? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 1, 2, 3, 4 en 5

Het staat de NSO en aan de NSO gelieerde organisaties vrij de belangen van de tabaksdetailhandel in Nederland te behartigen.

Op de website van de NSO, www.tabaksdetailhandel.nl, staat dat het Fonds Samenwerking Industrie & Tabaksspeciaalzaken (FSIT) financiële ondersteuning biedt op bijvoorbeeld het gebied van winkelveiligheid en de handhaving van de leeftijdsgrens.

 

Ik sluit niet uit dat er nog andere, met het FSIT vergelijkbare, organisaties bestaan. Zo wordt op de website van de NSO nog een aantal andere aan de NSO verbonden of gelieerde organisaties genoemd: de Stichting Promotie Tabaksdetailhandel (SPT), het Fonds Tabak Speciaalzaken (FTS), de Stichting TabakPlus en het Bureau Tabaksdetailhandel. Het is niet aan het kabinet om te voorkomen dat dergelijke organisaties, die de belangen van een sector willen vertegenwoordigen, worden opgericht. Wel geldt voor deze organisaties dat zij zich moeten houden aan relevante wet- en regelgeving, zoals bijvoorbeeld het verbod op reclame voor tabaksproducten.

RB 1906

Een heel hardnekkig misverstand en een ander voorstel om B2B-acquisitiefraude te bestrijden

P.G.F.A. Geerts, Een heel hardnekkig misverstand en een ander voorstel om B2B-acquisitiefraude te bestrijden, IE-Forum.nl nr. IEF 13013.
Een redactionele bijdrage van Paul Geerts, Rijksuniversiteit Groningen.
Een tijdje geleden heb ik mij voorgenomen om mij niet meer (zo) druk te maken over kwesties rondom het toepassingsgebied van art. 6:193a-j BW, art. 6:194 BW en art. 6:194a BW. Na het lezen van de MvT wetsontwerp 33 712 (Het tegengaan van acquisitiefraude jegens bedrijven) kan ik mij echter niet meer inhouden. Wat lezen wij namelijk op p. 8:

“Daarbij kan de vraag worden gesteld of het wenselijk is om een afdeling (de OHP afdeling, P.G.) die zich specifiek richt op bescherming van consumenten, ook (deels) toe te passen op ondernemers. De wetgever heeft bij de invoering van de afdeling OHP het toepassingsgebied van de afdeling misleidende en vergelijkende reclame beperkt tot B2B-relaties”.

Opnieuw wordt in een (toelichting bij een) wetsvoorstel gesuggereerd dat na invoering van de OHP-regels, art. 6:194a BW alleen ziet op vergelijkende reclame die zich op handelaren richt (B2B-vergelijkende reclame). En bij deze passage blijft het niet, want op p. 9 lezen wij nog het volgende:

“Daarom stellen de initiatiefnemers voor de afdeling inzake misleidende en vergelijkende reclame aan te passen. De bepalingen uit de afdeling OHP - in het bijzonder artikel 6:193d van het BW - dienen als inspiratie bij de voorgestelde wijziging van artikel 6:194 lid 2 van het BW. Deze oplossing heeft als voordeel dat niet getornd hoeft te worden aan de focus van de afdeling misleidende en vergelijkende reclame, namelijk B2B-relaties”.

Samen met Vollebregt heb ik geprobeerd uit te leggen dat art. 6:194a BW nog steeds van toepassing is op B2C-vergelijkende reclame. Ik ga onze argumenten voor dit standpunt hier niet opnieuw herhalen. Ik volsta met een verwijzing. Nieuwe argumenten heb ik niet.

(dit artikel is sterk ingekort, lees het gehele artikel hier)

Daarbij komt dat wij evenmin in de wet een uitdrukkelijke bepaling hoeven op te nemen die bepaalt dat bij de beoordeling of sprake is van een misleidende omissie art. 6:193d lid 4 BW en art. 6:193e sub a-d BW van overeenkomstige toepassing zijn (zie het voorgestelde art. 6:194 lid 3 BW). Dat zijn zulke voor de hand liggende normen (open deuren zo men wil) die wat mij betreft al in art. 6:194 BW ingebakken zitten. De rechter kan zonder uitdrukkelijke vastlegging in art. 6:194 BW die geldende normen gewoon toepassen.

15. En als wij dan toch bezig zijn met wijzigingen aan te brengen in de afdeling misleidende en vergelijkende reclame dan zou ik ook nog in overweging willen geven om:
- in art. 6:194 BW uitdrukkelijk te bepalen dat ook vereist is dat de misleidende reclame/mededinging het economische gedrag van de ondernemer tot wie de reclame/mededeling zich richt kan beïnvloeden of aan een concurrent schade toebrengt of kan toebrengen. Het gaat er in wezen om de eisen die in art. 2 sub b Richtlijn MVR worden genoemd, duidelijker in art. 6:194 BW tot uitdrukking te laten komen;
- de woorden “op de markt” in art. 6:194a lid 2 sub d BW vervangen door de woorden “onder handelaren”, en
- art. 6:195 BW (meer) in overeenstemming te brengen met de tekst van art. 6:193j BW.

Paul Geerts

RB 1905

Conclusie A-G: wanneer de consumentenvereniging over een andere rechtsgang beschikt

Conclusie A-G HvJ EU 5 september 2013, zaak  C-413/12 (Asocicíon de Consumidores Indepentientes de Castilla y León tegen Anuntis Segunda Mano SL)
Verzoek om een prejudiciële beslissing. Audiencia Provincial de Salamanca.
Oneerlijk beding, consumentenovereenkomst, consumentenbescherming. Uitlegging van de artikelen 4, 12, 114 en 169 VWEU, artikel 38 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (PB 2000, C 364, blz. 1) en richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB L 95, blz. 29). Geschikte en doeltreffende middelen om een einde te maken aan het gebruik van oneerlijke bedingen. Preventieve collectieve vordering ingesteld door een vereniging voor consumentenbescherming om het gebruik van oneerlijke bedingen door een handelaar te doen verbieden. Nationale regels van burgerlijk procesrecht waarin bevoegdheid wordt toegekend aan de rechter van de zetel van de verwerende partij. Nationale wetgeving die elk beroep uitsluit tegen een beschikking waarbij de rechter zich territoriaal onbevoegd verklaart.

Conclusie A-G:

In de huidige stand van het Unierecht verzet het doeltreffendheidsbeginsel, beschouwd in samenhang met de door richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten nagestreefde doelstelling om een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen, zich in de context van het hoofdgeding niet tegen een nationale procedureregel volgens welke geen rechtsmiddel openstaat tegen een beslissing waarbij de geadieerde rechter zich territoriaal onbevoegd verklaart in het kader van een door een consumentenvereniging ingediende stakingsvordering, wanneer voorts uit het onderzoek van het nationale recht blijkt dat die vereniging effectief over een rechtsgang beschikt om haar vordering ten gronde geldend te maken.

Gestelde Prejudiciële vragen

1. Mag de Audiencia Provincial, als nationale appelrechter, overeenkomstig de bij richtlijn 93/13/EEG van de Raad betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten aan de consument geboden bescherming, ondanks het ontbreken van een nationale wettelijke grondslag, uitspraak doen over het hoger beroep tegen het vonnis van de rechter in eerste aanleg waarin is geoordeeld dat de rechter van de woonplaats van de verwerende partij territoriaal bevoegd is om uitspraak te doen over de stakingsvordering die is ingesteld door een niet bij een unie of federatie aangesloten consumentenvereniging met een beperkt territoriaal actieterrein, weinig financiële middelen en een gering aantal leden?

2. Dienen de artikelen 4, 12, 114 en 169 van het Verdrag [betreffende de werking van de Europese Unie] en artikel 38 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, gelezen in samenhang met richtlijn 93/13 en de rechtspraak van het Hof van Justitie over het hoge niveau van bescherming voor de consument alsook het nuttig effect van richtlijnen en de beginselen van gelijkwaardigheid en doeltreffendheid, aldus te worden uitgelegd dat territoriaal bevoegd is om uitspraak te doen over een vordering tot staking van toepassing van oneerlijke bedingen die ter bescherming van collectieve of individuele consumentenbelangen is ingesteld door een niet bij een unie of federatie aangesloten consumentenvereniging met een beperkt territoriaal actieterrein, weinig financiële middelen en een gering aantal leden, de rechtbank van de plaats van de zetel van deze vereniging en niet van de zetel van de verwerende partij?

RB 1904

Kennismakingsaanbod staat niet op zichzelf, onderdeel van aangaan abonnement

RCC 20 augustus 2013, dossiernr. 2013/00477 (kennismakingsaanbod)
Misleiding, ontbrekende informatie, abonnement, aanbod. Aanbeveling. Het betreft de per e-mail aan klaagster gezonden reclame-uiting met de aanhef: “Kennismakingsaanbod: De Eekhoorn 10 unieke zoogdieren postzegels + Nu met GRATIS boek “Zoogdieren uit alle windstreken””.

De klacht - De suggestie wordt gewekt dat een proefbestelling wordt aangeboden bestaande uit 10 dierenzegels waarbij men een boek cadeau krijgt. Voor de voorwaarden wordt de aandacht getrokken door het oranje vlak met de tekst “Ontdek de unieke zoogdieren postzegels”. Klaagster, die vaardig is op het web en alert is op mogelijke misleiding, heeft in de uiting geen addertjes onder het gras kunnen vinden.

Bij de bevestiging van de bestelling werd klaagster echter duidelijk dat er onder de afbeelding van de eekhoorn een tekst in klein grijze lettertjes staat, waaruit blijkt dat het gaat om een serie/abonnement met de daarbij behorende prijs. Om deze tekst te kunnen lezen moet men behoorlijk scrollen. Gelet op het vorenstaande acht klaagster de uiting misleidend.

Het oordeel van de Commissie
In de reclame-uiting zoals deze op het beeldscherm van klaagster verscheen, wordt de indruk gewekt dat men bij gebruikmaking van het kennismakingsaanbod van 10 unieke zoogdierenpostzegels tegen betaling van € 5,40, zijnde de frankeerwaarde van deze zegels, nu gratis het boek “Zoogdieren uit alle windstreken” ontvangt. In het in de uiting staande oranje vlakje wordt nog enige extra informatie over de aanbieding gegeven, die wordt afgesloten met de tekst “Vraag nu aan”. Daarnaast staat, eveneens in de uiting,  een kader met de tekst “Vraag hier uw velletje postzegels aan” en daarbij wordt de mogelijkheid geboden om na invulling van de gevraagde persoonsgegevens, de aanvraag te versturen door te klikken op “verzenden”.

Niets in deze reclame-uiting wijst erop dat het “kennismakingsaanbod” niet een op zichzelf staand (kennismakings)aanbod is, maar een eerste zending van een hele serie is. Er was dan ook geen reden om op zoek te gaan naar meer informatie en men hoefde er evenmin op bedacht te zijn dat gebruikmaking van het aanbod zou leiden tot verplichte afname van “De hele serie”, waarvan in de kleine lettertjes overigens niet dan wel onvoldoende duidelijk staat hoeveel maanden men een zending ontvangt. 

Nu gebruikmaking van dit aanbod impliceert dat men zich aanmeldt voor een  abonnement, in het kader waarvan men “De complete serie, bestaande uit 36 delen” “voor € 16,50 (exclusief 2,95 verzendkosten) elke maand” krijgt toegestuurd, acht de Commissie de reclame-uiting onvolledig. Dat men zich aanmeldt voor een abonnement acht de Commissie dermate essentieel dat daarvan in de reclame-uiting zelf  melding gemaakt had moeten worden. De in kleine lettertjes onder in de uiting staande informatie neemt de onvolledigheid van de  reclame-uiting niet weg.

Nu eerdergenoemde essentiële informatie niet in de uiting is vermeld, acht de Commissie de reclame-uiting voor de gemiddelde consument misleidend als bedoeld in artikel 8.3 onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Hierdoor kan de gemiddelde consument ertoe worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen. Om die reden acht de Commissie de reclame-uiting oneerlijk en daardoor misleidend in de zin van artikel 7 NRC. Derhalve acht de Commissie de uiting misleidend ook voor wie de kleine lettertjes wel geheel of gedeeltelijk zichtbaar waren.  

Voorts dient de Commissie de vraag te beantwoorden wie voor de gewraakte reclame-uiting verantwoordelijk dient te worden gehouden.

De Commissie acht zowel PostNL als Eurocase B.V. voor de uiting verantwoordelijk en overweegt daartoe als volgt.

De postzegels die in de uiting worden aangeprezen zijn, aldus de uiting waarin ook het logo van PostNL staat, “Officieel door PostNL uitgegeven postzegels”, zodat PostNL voor de wijze waarop de postzegels worden aangeprezen, verantwoordelijk moet worden geacht.

Gelet op de betrokkenheid van Eurocase B.V., hieruit bestaande dat -aldus de kleine grijze lettertjes- “Alle aanmeldingen en uitleveringen worden verzorgd door Eurocase”, acht de Commissie Eurocase B.V mede verantwoordelijk voor deze reclame-uiting .

De beslissing
Op grond van het vorenstaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC en beveelt zij adverteerders aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 1903

Voor 17.30 verstuurd, niet gegarandeerd binnen 24 uur bezorgd

RCC 20 augustus 2013, dossiernr. 2013/00533 (PostNL binnen 24 uur bezorgen)
Misleiding, onjuiste informatie. Aanbeveling. Het betreft een reclamefolder van PostNL met op de voorzijde daarvan de mededeling: “Je pakket voor 18.00 uur verstuurd, is binnen 24 uur bezorgd*”. De asterisk verwijst naar de verticaal in kleine letters aan de zijkant gedrukte tekst: “Als je maandag t/m vrijdag uiterlijk om 18.00 uur (maar altijd een half uur voor sluitingstijd) je pakket aanlevert, streven wij ernaar dit binnen 24 uur te bezorgen.”

Klacht - Klager stelt meestal rond 17.45 uur zijn (zakelijke) post af te geven bij PostNL in de Hoogvliet-vestiging in Alphen aan den Rijn. Dit zou ruim op tijd moeten zijn om de post de volgende dag te laten bezorgen. De post blijkt hier (en op veel andere ophaalpunten) echter vaak eerder opgehaald te worden, volgens een landelijke richtlijn vanaf 17.00 uur. Post die daarna wordt aangeleverd, blijft dus 24 uur liggen. De belofte van PostNL is op basis van haar interne richtlijn niet waar te maken. Het voorbehoud dat het pakket uiterlijk om 18.00 uur, maar altijd een half uur voor sluitingstijd moet zijn aangeleverd, is voor de Hoogvliet-vestiging niet relevant, nu deze vestiging dagelijks tot 21.00 uur geopend is. De relativering dat wordt gestreefd naar een bezorging binnen 24 uur is gezien de interne regels voor het ophalen van post niet reëel.

Het oordeel van de Commissie
De mededeling “Je pakket voor 18.00 uur verstuurd, is binnen 24 uur bezorgd” wordt in de uiting genuanceerd door middel van de verticaal in de uiting geplaatste tekst, waarnaar via een asterisk wordt verwezen. Uit deze tekst blijkt dat PostNL ernaar streeft pakketten die op werkdagen uiterlijk om 18.00 uur - maar altijd een half uur voor sluitingstijd - worden aangeboden, binnen 24 uur te bezorgen. Naar het oordeel van de Commissie zal de gemiddelde consument de uiting aldus opvatten dat PostNL - behoudens niet aan haar toe te rekenen omstandigheden - een uiterlijk om 17.30 uur aangeleverd pakket binnen 24 uur bezorgt. Adverteerder heeft echter erkend dat de door PostNL gehanteerde ophaaltijd van pakketten  vóór 17.30 uur kan liggen, waardoor de kans bestaat dat een na 17.00 uur - maar vóór het genoemde uiterste aanbiedingstijdstip - aangeleverd pakket niet binnen 24 uur bezorgd wordt.

Blijkens het voorgaande is in de uiting te absolute en daardoor onjuiste informatie gegeven als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Dat PostNL zegt (slechts) ernaar te streven een pakket binnen 24 uur te bezorgen, neemt het misleidende karakter van de bestreden uiting niet weg indien, zoals in dit geval, het niet kunnen voldoen aan de gestelde bezorging binnen 24 uur het gevolg is van de door PostNL bepaalde ophaaltijd van pakketpost. Daardoor treft ook adverteerders beroep op de complianceregistratie in dossier 2011/00658 geen doel.

De beslissing
De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 1902

Wetsvoorstel tegengaan acquisitiefraude jegens bedrijven

Voorstel van wet van de leden Gesthuizen en Van Oosten tot wijziging van Boek 6 van het BW in verband met het tegengaan van acquisitiefraude door het doen van misleidende mededelingen jegens diegenen die handelen in de uitoefening van hun beroep, bedrijf of organisatie en wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de strafbaarstelling van acquisitiefraude, Kamerstukken II, 2012-2013, 33 712, nr. 2; Memorie van toelichting (initiatiefvoorstel), Kamerstukken II 2012-2013, 33 712, nr. 3.
Art. 6:194 leden 2 en 3, 6:196 BW en 326d Sr.
Aanleiding
: Dagelijks worden ondernemers, stichtingen en overheden het slachtoffer van acquisitiefraude. Hierbij gaat het om «misleidende handelspraktijken tussen organisaties, waarbij bepaalde verkooptechnieken worden gebruikt gericht op het winnen van vertrouwen en het wekken van verwachtingen teneinde de ander te bewegen tot het aangaan van een overeenkomst, waarbij de tegenprestatie niet of nauwelijks naar behoren wordt geleverd.» Het begrip «acquisitie» is in die zin beperkend, daar het niet enkel draait om het verwerven van opdrachten, maar ook om het uitlokken van onverschuldigde betalingen.

Acquisitiefraude kan diverse vormen aannemen. Het overgrote deel betreft het aanbod om een advertentie of naamsvermelding in een bedrijvengids of op internet te plaatsen.3 Ondernemers worden hierbij misleid met het doel hen een contract te laten tekenen waaruit een betalingsverplichting ontstaat. Ook de ongevraagd en zonder juridische basis toegestuurde «facturen», de zogeheten spooknota’s, vallen onder de noemer acquisitiefraude. De hier genoemde vormen zijn echter niet uitputtend: acquisitiefraudeurs blijven hun werkwijzen vernieuwen, waardoor in de toekomst mogelijk nieuwe vormen ontstaan.

De verkooptechnieken van acquisitiefraudeurs zijn geraffineerd. Vaak nemen zij doelbewust contact op in drukke periodes, bijvoorbeeld tijdens vakantiedagen of vlak voor sluitingstijd. Ook maken ze gebruik van logo’s, «keurmerken» en namen die sterke gelijkenis vertonen met vertrouwenwekkende organisaties en vaak hebben ze professioneel ogende websites. (zie Memorie van Toelichting: hier)

Voorstel voor wijzigingen:

Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek wordt gewijzigd als volgt:
A. Artikel 194 wordt gewijzigd als volgt:
1. Voor de huidige tekst komt de aanduiding «1.» te staan.
2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
2. Een mededeling, openbaar of specifiek gericht op een ander, is in ieder geval misleidend indien sprake is van een misleidende omissie, waarbij essentiële informatie welke hij die handelt in de uitoefening van een beroep, bedrijf of organisatie, nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen, wordt weggelaten, verborgen wordt gehouden of op onduidelijke, onbegrijpelijke, dubbelzinnige wijze dan wel laat verstrekt of gepresenteerd wordt, of het commerciële oogmerk, indien dit niet reeds duidelijk uit de context blijkt, niet laat blijken, waardoor hij die handelt in de uitoefening van een beroep, bedrijf of organisatie, een besluit over een overeenkomst neemt of kan nemen, dat hij anders niet had genomen.
3. Bij de beoordeling of sprake is van een misleidende omissie als bedoeld in het tweede lid, zijn artikel 193d, vierde lid, en artikel 193e, onderdelen a tot en met d, van overeenkomstige toepassing.
B In artikel 196 komt het eerste lid te luiden als volgt:
1. Indien iemand door het openbaar maken of laten openbaar maken van een in artikel 194 omschreven mededeling of een ongeoorloofde vergelijkende reclame, of door het specifiek richten of laten richten van die mededeling op een ander, aan een ander schade heeft toegebracht of dreigt toe te brengen, kan de rechter hem op vordering van die ander niet alleen het openbaar maken of laten openbaar maken van zodanige mededeling of zodanige ongeoorloofde vergelijkende reclame, of het specifiek richten of laten richten van zodanige mededeling op een ander, verbieden, maar ook hem laten veroordelen tot het op een door de rechter aangegeven wijze openbaar maken of laten openbaar maken van een rectificatie van die mededeling of die ongeoorloofde vergelijkende reclame.

ARTIKEL II
In het Wetboek van strafrecht wordt na artikel 326c een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 326d

Hij die, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, een ander die handelt in de uitoefening van een beroep, bedrijf of organisatie mondeling of bij geschrift een aanbod doet waarin niet of op dubbelzinnige dan wel grafisch onduidelijke wijze wordt vermeld dat het een aanbod van overeenkomst tegen betaling betreft, wat de duur van de overeenkomst bedraagt of wat de prijs van de overeenkomst bedraagt, waardoor die ander een overeenkomst sluit die hij niet of niet onder dezelfde voorwaarden zou hebben gesloten indien hij de ware staat van zaken gekend had, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vijfde categorie.

 

RB 1901

Bestaande klanten betreft alleen bestaande TV-klanten

RCC 14 augustus 2013, dossiernr. 2013/00453 (ook voor bestaande klanten)
Misleidende beschikbaarheid. Aanbeveling. Het betreft een radio en televisiereclame. Daarin wordt onder meer het volgende gezegd: “Kies ook voor Alles in 1 van CanalDigitaal. Nu gratis 6 maanden supersnel internet en bellen. Ook bestaande klanten profiteren van deze aanbieding. CanalDigitaal, meer dan tv” .

Klacht - Gesteld wordt dat het aanbod ook voor “bestaande klanten” geldt. Klager is al jaren “bestaande klant”, maar hem werd verteld hij geen gebruik kon maken van de aanbieding.

Het oordeel van de Commissie
Blijkens het verweer hebben de woorden “bestaande klanten” betrekking op zogenaamde TV-klanten ofwel klanten die alleen televisiediensten afnemen van CanalDigitaal. Nu het begrip “bestaande klanten” in de bestreden uitingen niet nader is toegelicht, terwijl in die uitingen wordt benadrukt dat het aanbod ook voor hen geldt, kan gemakkelijk de onjuiste indruk ontstaan dat alle (bestaande) klanten van CanalDigitaal gebruik kunnen maken van het aanbod “6 maanden gratis supersnel internet en bellen”, waaronder klanten die al “Alles-in-1-klant” zijn. Niet voldoende duidelijk is dat het aanbod voor hen niet geldt.
Gelet op het bovenstaande acht de Commissie de bestreden uitingen voor de gemiddelde consument onduidelijk ten aanzien van de beschikbaarheid van het product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.

De beslissing
De Commissie acht de uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 1900

Tablet met of zonder hoes voor 99,95

Vz. RCC 13 augustus 2013, dossiernr. 2013/00481 (onjuiste prijsvermelding tablet)
Misleidende prijsvermelding. Aanbeveling. Het betreft de door adverteerder per e-mail aan klager gezonden reclame-uiting voor een “Android tablet met 8GB geheugen en met of zonder hoes” met de vermelding “Prijs 99,95”. Deze aanbieding stond eveneens op adverteerders (Groupon) website.

De klacht - De tablet wordt in deze reclame-uiting met of zonder hoes aangeboden voor 99,95. Als men, voor meer informatie, verder klikt, blijken er meerdere opties mogelijk te zijn met daaraan gekoppeld een hogere prijs. Daar wordt als prijs vermeld “vanaf € 99,95” en blijkt men voor dit bedrag geen hoes bij de tablet te krijgen. Gelet hierop is de reclame-uiting misleidend.

Het oordeel van de voorzitter
In de door klager per e-mail ontvangen reclame-uiting wordt een “Android tablet met 8GB geheugen en met of zonder hoes” voor “99,95” aangeboden. Deze aanbieding is misleidend omdat, naar klager niet dan wel onvoldoende weersproken heeft gesteld, een Android tablet mét hoes niet voor € 99,95 verkrijgbaar is. Deze blijkt € 114,95 te kosten. Dat men de juiste prijs vindt indien men op zoek gaat naar meer informatie neemt de onjuistheid in de gewraakte reclame-uiting niet weg. Ook de allereerste informatie die wordt gegeven dient juist te zijn, omdat deze informatie de consument heeft kunnen doen besluiten om van het aanbod gebruik te maken.
Nu in de gewraakte reclame-uiting onjuiste informatie wordt gegeven ten aanzien van de prijs is deze in strijd met het bepaalde in artikel 8.2 aanhef en onder d van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de uiting de gemiddelde consument ertoe kan brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, acht de voorzitter de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De beslissing van de voorzitter
Op grond van het hierboven overwogene acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC en beveelt hij adverteerder aan om niet meer op een dergelijk wijze reclame te maken.

RB 1899

Televisie niet te ontvangen op 'alle tablets en smartphones'

Vz. RCC 12 augustus 2013, dossiernr. 2013/00496 (overal televisie)
Vergelijk RB 1815. Misleiding voornaamste kenmerken product. Aanbeveling. Het betreft een televisiereclame van Ziggo waarin onder meer wordt gezegd: “In en om het huis overal televisie. Want met Ziggo kijk je nu ook op je tablet en smartphone.” In beeld verschijnt de tekst: “TV kijken op televisie, tablet en smartphone”.

De klacht - Bij de mededeling dat tv programma’s kunnen worden gekeken op tablet en smartphone wordt geen enkel onderscheid gemaakt naar soort tablet of smartphone. Op tablets met het besturingssysteem Android 4.1.1 zijn de tv programma’s echter niet te ontvangen en krijgt men een foutmelding. Dit blijkt ook uit de op internet geplaatste recensies van gebruikers. De reclame is misleidend.

Gebleken is echter dat het mede van de bouw en/of de technische inrichting van een tablet afhangt of daarop met de app daadwerkelijk tv kan worden gekeken. Nu in de commercial op dit punt geen voorbehoud wordt gemaakt of naar elders te raadplegen randvoorwaarden voor het gebruik van de TV app wordt verwezen, acht de voorzitter de uiting onduidelijk ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden van het aangeprezen product.

Het oordeel van de voorzitter
De voorzitter is van oordeel dat de klacht de Commissie aanleiding zal geven een aanbeveling te doen, en overweegt daartoe het volgende.

In de bestreden televisiecommercial wordt de indruk gewekt dat met de Ziggo TV app zonder meer in en om het huis overal televisie kan worden gekeken op een tablet. Gebleken is echter dat het mede van de bouw en/of de technische inrichting van een tablet afhangt of daarop met de app daadwerkelijk tv kan worden gekeken. Nu in de commercial op dit punt geen voorbehoud wordt gemaakt of naar elders te raadplegen randvoorwaarden voor het gebruik van de TV app wordt verwezen, acht de voorzitter de uiting voor de gemiddelde consument onduidelijk ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden van het aangeprezen product als bedoeld in de aanhef en onder b van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument hierdoor er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De voorzitter ziet in hetgeen adverteerder bij verweer heeft meegedeeld aanleiding om ten aanzien van de aanbeveling te bepalen dat deze wordt gedaan voor zover nog nodig.

De beslissing van de voorzitter
De voorzitter acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Hij beveelt adverteerder - voor zover nog nodig - aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.