Niet-passend advies bij consumptief krediet
De Autoriteit Financiële Markten (AFM) heeft op 22 april 2011 een bestuurlijke boete van € 50.000,- aan Dealer Totaal Concept B.V. (DTC) opgelegd voor niet-passend advies bij het aangaan van overeenkomsten van consumptief krediet en betalingsbeschermers. DTC is een financiële dienstverlener die bemiddelt in consumptieve kredieten en betalingsbeschermers. Een betalingsbeschermer verzekert de consument tegen terugval in inkomen bij arbeidsongeschiktheid, werkloosheid of overlijden.
Lees meer hier
Niet alle informatie van farmabedrijven is reclame
HvJ EU 5 mei 2011, zaak C-316/09 (MSD Sharp & Dohme GmbH tegen Merckle GmbH)
Prejudiciële vragen Bundesgerichtshof, Duitsland. Reclamerecht. Uitleg begrip “(geneesmiddelen)reclame” (art. 86 Richtlijn 2001/83/EG, vgl. art. 1 lid 1 onder xx Geneesmiddelenwet, art. I Gedragscode Geneesmiddelenreclame en art. 1 onder a Code voor de Publieksreclame voor Geneesmiddelen). Uitleg verbod op publieksreclame voor receptplichtige geneesmiddelen (art. 88 lid 1 onder a Richtlijn 2001/83/EG). Actieve search vs. passief platform, ‘push’- en ‘pull’-diensten. MSD heeft op haar website haar receptplichtige geneesmiddelen Vioxx, Fosamax en Singulair voorgesteld via een niet met een wachtwoord beveiligde, en dus voor eenieder vrij toegankelijke, link waarop zowel de verpakking van het product, de therapeutische indicatie, als de bijsluiter werden weergegeven.
Het Hof: verbod op publieksreclame voor receptplichtige geneesmiddelen (art. 88 lid 1 sub a Richtlijn 2001/83/EG) omvat niet de verspreiding via een website door een farmaceutische onderneming van informatie over receptplichtige geneesmiddelen, wanneer deze uitsluitend beschikbaar is voor wie ernaar op zoek gaat en enkel een getrouwe weergave omvat van de verpakking van het geneesmiddel en een letterlijke en onverkorte weergave van de bijsluiter of van de samenvatting van de productkenmerken (SmPC). Verboden is wel via dergelijke website selectie of wijziging van informatie voor reclamedoeleinden. Het is aan de nationale rechter om aan de hand van alle relevante omstandigheden en informatie af te wegen of er sprake is van reclame.
28. Artikel 86, lid 1, van richtlijn 2001/83 definieert het begrip ‘reclame voor geneesmiddelen’ als ‘alle vormen van colportage, marktverkenning of stimulering, die bedoeld zijn ter bevordering van het voorschrijven, het afleveren, de verkoop of het verbruik van geneesmiddelen’.
29. Uit de tekst van deze bepaling, en in het bijzonder uit de woorden ‘alle vormen’, volgt duidelijk dat het door de wetgever van de Unie gehanteerde begrip reclame voor geneesmiddelen zeer ruim is. Zoals uit punt 44 van de considerans van richtlijn 2001/83 blijkt, kan dit begrip de verspreiding via het internet van informatie over geneesmiddelen omvatten (zie in die zin arrest van 2 april 2009, Damgaard, C 421/07, Jurispr. blz. I 2629, punt 28). (…)
32. De definitie van artikel 86, lid 1, van richtlijn 2001/83 sluit dus in beginsel niet uit dat publicaties of boodschappen die enkel objectieve informatie bevatten, als reclame kunnen worden beschouwd. (…) Een zuiver informatieve mededeling zonder publicitair doel valt daarentegen niet onder de bepalingen van deze richtlijn inzake reclame voor geneesmiddelen.
33. Of het verstrekken van bepaalde informatie al dan niet een reclamedoelstelling nastreeft, moet door de nationale rechter worden vastgesteld op basis van een concreet onderzoek van alle relevante omstandigheden van het betrokken geval.
34. Wat de identiteit van de verspreider van informatie over een geneesmiddel betreft, valt inderdaad niet te ontkennen dat de fabrikant van het geneesmiddel een economisch belang heeft bij de commercialisering ervan, maar toch kan uit de enkele omstandigheid dat de fabrikant deze informatie zelf heeft verstrekt, als zodanig niet de conclusie worden getrokken dat hij hiermee een reclamedoelstelling nastreefde. Een dergelijke omstandigheid kan slechts als doorslaggevende aanwijzing voor de kwalificatie van deze verstrekking als reclame dienen, indien uit de gedragingen, initiatieven en handelingen van deze fabrikant zijn voornemen blijkt om door middel van deze informatieverstrekking het voorschrijven, het afleveren, de verkoop of het verbruik van dit geneesmiddel te bevorderen (zie naar analogie arrest van 28 oktober 1992, Ter Voort, C 219/91, Jurispr. blz. I 5485, punt 26). (…)
37. Uiteraard kan niet worden uitgesloten dat een verzoek van een geïnformeerde patiënt de arts ertoe brengt een ander geneesmiddel voor te schrijven dan hetgeen hij aanvankelijk wilde voorschrijven en dat de feitelijke informatie bijgevolg, al is het maar in zeer geringe mate, aan de stijging van de verkoopcijfers bijdraagt. Een dergelijke mogelijkheid volstaat evenwel niet om tot de conclusie te komen dat het de fabrikant van het geneesmiddel erom te doen is de afzet te bevorderen.
38. Dat een patiënt vroegtijdig, dus reeds voor een medisch onderzoek, toegang heeft tot objectieve informatie uit betrouwbare bronnen kan in voorkomend geval bovendien bijdragen aan het voorschrijven van een geschikte behandeling, voor zover een meer vruchtbare dialoog tussen de arts en de geïnformeerde patiënt in de hand wordt gewerkt. (…)
40. Wat de inhoud van de mededeling betreft, blijkt uit de verwijzingsbeslissing dat MSD op haar website haar producten voorstelde door middel van een afbeelding van de verpakking van de betrokken geneesmiddelen, een opsomming van de therapeutische indicaties en een vermelding van instructies uit de bijsluiter.
41 In dit verband moet worden opgemerkt dat artikel 61 van richtlijn 2001/83 bepaalt dat alle gegevens op de verpakking en de bijsluiter van een geneesmiddel moeten zijn voorgelegd aan en goedgekeurd door de daartoe bevoegde autoriteit bij de aanvraag om een vergunning voor het in de handel brengen. Deze informatie is dus niet enkel objectief en vormt a priori geen gevaar voor de consument, maar is ook goedgekeurd en moet overeenkomstig de artikelen 54 en 59 van deze richtlijn verplicht op de verpakking en de bijsluiter worden vermeld.
42 Bovendien mogen de buitenverpakking en de bijsluiter volgens artikel 62 van richtlijn 2001/83 geen elementen bevatten die de afzet kunnen bevorderen. (…)
45. Tot de andere omstandigheden die relevant zijn om te beoordelen of de in het hoofdgeding aan de orde zijnde mededeling als reclame dient te worden aangemerkt, behoren in casu de groep van adressaten en de technische kenmerken van het voor de informatieverstrekking gebruikte communicatiemiddel.
46. In dit verband moet worden opgemerkt dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde informatie volgens de aanwijzingen van de verwijzende rechter inderdaad voor eenieder beschikbaar is, aangezien MSD de toegang ertoe niet tot bepaalde groepen, zoals beroepsbeoefenaars in de gezondheidssector, heeft beperkt.
47. Deze informatie is echter enkel beschikbaar op de website van de fabrikant, volgens het systeem van de zogenaamde „pull”diensten, zodat internetgebruikers ze enkel kunnen raadplegen indien zij er actief naar op zoek gaan en iemand die geen belangstelling voor het betrokken geneesmiddel heeft niet ongewild met deze informatie te maken krijgt. Dergelijke informatieverstrekking via een passief platform is in beginsel niet hinderlijk en dringt zich niet onaangekondigd op aan een breed publiek. Daarin verschilt zij van de zogenaamde „push”diensten, waarbij de internetgebruiker met zulke inhoud te maken krijgt zonder er zelf naar te hebben gezocht, doordat op zijn scherm ongevraagd vensters verschijnen, zogenaamde „pop-ups”, waaruit blijkt dat het zeer waarschijnlijk om reclame gaat.
Het Hof (Derde kamer) verklaart voor recht: Artikel 88, lid 1, sub a, van richtlijn 2001/83/EG [geneesmiddelen voor menselijk gebruik- IEF], zoals gewijzigd bij richtlijn 2004/27/EG (…) moet aldus worden uitgelegd dat het de verspreiding via een website door een farmaceutische onderneming van informatie over receptplichtige geneesmiddelen niet verbiedt, wanneer die informatie op deze website uitsluitend beschikbaar is voor wie ernaar op zoek gaat en enkel een getrouwe weergave omvat van de verpakking van het geneesmiddel, overeenkomstig artikel 62 van richtlijn 2001/83, zoals gewijzigd bij richtlijn 2004/27, en een letterlijke en onverkorte weergave van de bijsluiter of van de samenvatting van de productkenmerken, zoals door de bevoegde autoriteiten inzake geneesmiddelen goedgekeurd. Verboden is daarentegen het via een dergelijke website verstrekken van informatie over een geneesmiddel, die door de fabrikant is geselecteerd of gewijzigd, indien dit uitsluitend door reclamedoeleinden kan worden verklaard. Het staat aan de verwijzende rechter om vast te stellen of en in hoeverre de in het hoofdgeding aan de orde zijnde activiteiten reclame vormen in de zin van richtlijn 2001/83, zoals gewijzigd bij richtlijn 2004/27.
Lees het arrest hier.
Gratis Eredivisie Live bij gratis DVD van AH Bonusactie
RCC 18 april 2011, Dossiernr. 2011/00198 (Eredivisie Live bij bonusactie AH)
Reclamerecht. Televisiereclame en uiting op verpakking DVD betreft twee maanden gratis Eredivisie Live bij gratis DVD van Bonusactie AH. Klager stelt dat de actievoorwaarden niet duidelijk zijn in televisieuiting en op verpakking DVD. Klager kon geen gebruik meer maken van actie, omdat hij recent al een keer had meegedaan met dezelfde actie. Verweerder stelt dat op achterkant DVD en in de winkel naar actievoorwaarden wordt verwezen op de website van Eredivisie. Volgens de Commissie is de restrictie dat niet tweemaal in korte tijd van dezelfde actie gebruik kan worden gemaakt gebruikelijk en dient klager daarop bedacht te zijn, zeker nu er sprake is van een "introductieaanbod". De Commissie wijst derhalve de klacht af.
Naar het oordeel van de Commissie treft de klacht geen doel. Vaststaat dat klager geen gebruik heeft kunnen maken van de actieaanbieding, omdat hij dat recent al had gedaan. De restrictie dat niet binnen korte tijd tweemaal van dezelfde actie gebruik kan worden gemaakt, is zo gebruikelijk, dat van de gemiddelde consument verwacht mag worden dat hij zich tevoren op dit punt laat informeren. Klager had temeer op deze beperking bedacht moeten zijn, nu kennelijk sprake is van een introductieaanbod – er wordt immers gesproken van de eerste 2 maanden – en hij van dit aanbod al gebruik heeft gemaakt.
Het achterwege laten van de bedoelde restrictie in de bestreden uitingen maakt deze naar het oordeel van de Commissie niet misleidend.
Belplafond instellen toch niet zo Simpel!
RCC 18 april 2011, Dossiernr. 2011/00164 (Simpel belplafond)
Reclamerecht. Televisiereclame van Simpel waarin gesteld wordt dat er een belplafond kan worden ingesteld. Klager stelt dat dit onjuist is. Volgens klager kan er pas vanaf 15 euro een plafond worden ingesteld en kan het plafond overschreden omdat Simpel afhankelijk is van door derden aangeleverde informatie. Verweerder verwijst naar website waar de voorwaarden van het belplafond vermeld staan en oordeelt dat er geen sprake is van onjuiste informatie. Daar klager maar eenmalig 24 cent boven het plafond is uitgekomen, vindt verweerder het plafond naar behoren werken.
Commissie: uiting bevat onjuiste informatie (art. 8.2 aanhef NRC) nu de reclame geen melding maakt van mogelijkheid dat belplafond overschreden kan worden, wat door verweerder wordt erkend op de website. Uiting is daarmee in strijd met art. 7 NRC. Ook oordeelt de Commissie dat er sprake is van verborgen houden van essentiële informatie (art. 8.3 onder c NRC) nu niet in de uiting vermeld wordt dat het plafond pas vanaf 15 euro is in te stellen. Dit is tevens in strijd met art. 7 NRC. De Commissie beveelt aan niet meer op dergelijke wijze reclame te maken en brengt deze uitspraak onder de aandacht van breed publiek nu zij al eerder aanbevolen had niet op dergelijke wijze reclame te maken (zie Dossiernr. 2010/00043).
1.In de bestreden televisiereclame wordt de aandacht gevestigd op problemen in huis als gevolg van door kinderen gemaakte hoge kosten voor de mobiele telefoon. In dat kader wordt gewezen op de mogelijkheid om bij Simpel een belplafond in te stellen en wordt ten aanzien van een dochter gezegd: “Bepaalt u voor hoeveel ze mag bellen en sms-en”.
Aldus wordt de indruk gewekt dat ouders kunnen bepalen tot welk bedrag de telefoonrekening kan oplopen. Dat blijkt echter niet altijd het geval te zijn. Zoals immers bij verweer is meegedeeld, kan men door verschillende oorzaken boven het belplafond uitkomen, bijvoorbeeld door het met vertraging aanleveren van gegevens over het gebruik van de mobiele telefoon. Deze mogelijke overschrijding van het belplafond is volgens het verweer vermeld op www.simpel.nl, maar valt niet op te maken uit de bestreden televisiereclame.
Gelet op het bovenstaande gaat de reclame gepaard met onjuiste informatie als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de uiting de gemiddelde consument er bovendien toe kan brengen een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
2.Voorts heeft adverteerder niet weersproken dat het belplafond kan worden ingesteld vanaf € 15,- boven de belbundel. Volgens het verweer staat op www.simpel.nl:
“Het minimum bedrag dat je kunt instellen is € 15,-”. Aangezien niets in de uiting op dit minimale bedrag wijst, en wat betreft kosten alleen wordt gesteld: “Bijvoorbeeld 100 belminuten voor maar € 2,50 per maand”, is er sprake van een verborgen houden van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen als bedoeld in artikel 8.3 onder c NRC. Nu de uiting de gemiddelde consument er bovendien toe kan brengen een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting ook op dit punt misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
Lees de gehele uitspraak hier (link en pdf)
Regeling: NRC art. 7, art. 8.2 aanhef, art. 8.3 onder c
Nuon krijgt 70.000 euro boete van OPTA i.v.m. overtreden telemarketingregels
In de periode 1 oktober 2009 t/m 11 december 2009 heeft Nuon ongevraagd telefonisch bijna 16.000 mensen benaderd die zich in het Bel-me-niet Register (BMNR) hadden geregistreerd. Deze nummers had Nuon achterhaald d.m.v. een online enquête. De OPTA is van mening dat Nuon hiermee art. 11.7 lid 9 en 10 in samenhang met lid 5 Tw heeft overtreden. De OPTA oordeelt dat er altijd een verplichting is tot raadplegen van het BMNR, zelfs als consumenten hun telefoonnummer invullen bij online enquêtes en daarmee impliciet toestemming geven tot gebruik van hun gegevens. Dit aangezien er dan nog steeds sprake is van ongevraagde communicatie.
Gouden Garantie van Montel misleidend
RCC 11 april 2011, Dossiernr. 2011/00185 (Gouden Garantieplan Montèl)
Reclamerecht. Aanbod Gouden Garantieplan 2011 in Montèl catalogus 2011. Klager stelt dat niet wordt vermeld dat garantieplan extra kosten met zich meebrengt en vindt de uiting daarom misleidend. Verweerder stelt dat prijs inderdaad niet vermeld wordt. Stelt dat aangezien deze catalogus alleen wordt verspreid in besloten verkoopgesprekken, klanten worden voorzien van aanvullende informatie, waardoor aankoopbeslissing verantwoord is.
Commissie vat het verweer op dat uiting niet als reclame moet worden aangemerkt en dat eenieder die verkoopgesprek voert, een catalogus kan bemachtigen. Commissie stelt dat nu uiting aanprijzing inhoudt van product van verweerder, deze dient te worden aangemerkt als reclame, zowel in de definitie van voor 1 januari 2011 als definitie van na 1 januari 2011. Commissie verwijst naar beide definities nu de klacht voor 1 januari 2011 is ingediend. Commissie stelt dat uiting in strijd is met art. 7 NRC, nu verweerder de kosten van het garantieplan niet heeft weersproken en deze niet vermeld worden in de catalogus. Aanvullende informatie in de winkel leidt volgens de Commissie niet tot een ander oordeel en doet aanbeveling.
Verweerder stelt dat de catalogus in de winkels van Montèl wordt aangeboden in het kader van een verkoopgesprek. De Commissie leidt hieruit af dat niet alleen klager de mogelijkheid heeft (gehad) om in het bezit te komen van de catalogus, maar dat dat geldt voor eenieder, die een verkoopgesprek voert/heeft gevoerd in een winkel van Montèl.
Gelet hierop en nu de uiting een aanprijzing inhoudt van een product van verweerder, moet de uiting worden aangemerkt als reclame in de zin van artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code, zowel volgens de definitie van “reclame” vóór 1 januari 2011, als volgens de definitie van “reclame” vanaf 1 januari 2011.
Gelet op de geldende overgangsregeling wijst de Commissie op beide definities, nu de klacht is ingediend vóór 1 januari 2011, en niet is komen vast te staan of de catalogus alleen in 2010 is verstrekt, dan wel in 2010 en ook in 2011.
Lees de gehele uitspraak hier (link en pdf)
Regeling: NRC art. 7, art. 8.3 aanhef en onder c
Reclame of afspraakbevestiging?
RCC 11 april 2011, Dossiernr. 2011/00175 (Stedelijk Gymnasium Schiedam v. adverteerder)
Reclamerecht. De uiting lijkt op een bevestiging van plaatsen advertentie in informatiegids MKB. Klaagster stelt dat hiermee ten onrechte wordt gesteld dat er afspraken zijn gemaakt voor het plaatsen van advertentie. Verweerder stelt dat het klaagster alleen heeft benaderd met een voorstel en er geen afspraken zijn gemaakt. Commissie oordeelt dat door de uiting de indruk kan worden gewekt dat er opdracht is gegeven tot plaatsing advertentie. Nu dit niet waar blijkt te zijn, oordeelt Commissie dat er sprake is van onjuiste informatie (art. 8.2 aanhef NRC) en acht de uiting in strijd met art. 7 NRC, want misleidend. Commissie doet aanbeveling.
Bij ontvangst van de “Bevestiging” kan gemakkelijk de indruk ontstaan dat reeds opdracht is gegeven tot plaatsing van een advertentie in de uitgave “Informatiegids voor het MKB” voor een bedrag van € 750,- BTW. De woorden “Bevestiging”, “Opdrachtgever/geefster” en “Uw advertentie gegevens” doen vermoeden dat reeds overeenstemming is bereikt over het plaatsen van een advertentie. Het tegendeel blijkt echter waar te zijn. Adverteerder heeft bij verweer immers meegedeeld dat een op 25 of 26 januari 2011 aan het Stedelijk Gymnasium gedaan telefonisch voorstel om te adverteren, niet is geaccepteerd. Nu de per e-mail van 31 januari 2011 aan klaagster toegezonden, bestreden uiting, waarin is vermeld: “Datum: Woensdag 26 januari 2011”, anders doet vermoeden, gaat de reclame gepaard met onjuiste informatie als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de uiting de gemiddelde consument er bovendien toe kan brengen een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
Lees de gehele uitspraak hier (link en pdf).
Regeling: NRC art. 7 en 8.2 aanhef
Over (franse) Red Bull reclames
Recentelijk heeft de Jury de Déontologie Publicitaire (JDP) van de ARPP drie uitspraken gedaan over Red Bull televisiereclames.
Uitspraak 100/11, gepubliceerd op 24 maart 2011
Red Bull reclame op televisie in de vorm van een tekenfilm waarin de komst van de drie wijzen bij Jozef en Maria wordt uitgebeeld. In de tekenfilm is er sprake van vier wijzen, de extra wijze brengt blikjes Red Bull met zich mee, want Red Bull geeft je vleugels!
Klager vindt dat deze tekenfilm erop gericht is personen met christelijke overtuiging te kwetsen en vindt het stigmatiserend voor het katholieke geloof. Red Bull verweert zich door te stellen dat de uiting weliswaar het katholieke geloof raakt, maar alleen probeert een bekende scène op een grappige manier en op irreële wijze uit te beelden.
De ARPP heeft van tevoren een advies gegeven over deze reclame, welke inhield dat er voldoende afstand was voor de televisiekijker tussen de reclame enerzijds en religieuze symbolen anderzijds. Vandaar dat de ARPP de reclame heeft goedgekeurd. De JDP oordeelt dat de klacht terecht is. Zij baseert zich op de Recommandation "Races, Religions, Ethnies" van de ARPP en stelt dat er een schending is van art. 4 Recommandation. Zij stelt dat de afbeelding van de maagd Maria en haar stem als onzinnig en belachelijk kan worden aangemerkt. Dit kan kwetsend zijn voor katholieken, ondanks dat het als humor wordt aangemerkt.
Uitspraak 111/11, gepubliceerd 2 mei 2011
Televisiereclame van Red Bull in de vorm van een tekenfilm waarin een jongetje Red Bull aan varkens te drinken geeft. Daarna vraagt hij aan zijn moeder wanneer hij naar de club voor volwassenen mag gaan. Antwoord moeder is: "Als de varkens vleugels hebben." Daarna ziet ze de varkens vliegen en zie je het jongetje in een stripclub.
Klager vindt dat dergelijke reclame kwetsend en vindt dat het aanzet kinderen te leren de regels te overtreden. Verweerder zegt dat de reclame is bedoeld als een verdraaiing op het gezegde "quand les poules auront des dents" en dat het gaat om de ondeugendheid van het jongetje. Daarmee geeft Red Bull uiting aan haar imago, te weten: non-conventioneel, non-conformistisch en met zelfspot.
De jury verwerpt de klacht. Oordeelt dat het in overeenstemming is met de Recommandation "Enfant" van de ARPP, want het overschrijdt niet de grenzen, ook gezien het een tekenfilm is, waaruit dus duidelijk blijkt dat het irreeël is.
Lees de gehele uitspraak hier (link en pdf)
Uitspraak 112/11, gepubliceerd op 2 mei 2011
Red Bull televisiereclame waarin een superheld een om hulp roepende vrouw niet te hulp schiet omdat zijn Red Bull op is. Zonder Red Bull, geen vleugels!
Klagers stellen dat deze reclame uitdraagt dat mensen in nood geen hulp moet worden geboden en misdaad niet moet worden aangegeven. Klagers vinden dit in strijd met de goede moraal. Verweerder stelt weer dat reclame in overeenstemming is met het imago dat Red Bull wil uitstralen: non-conventioneel, non-conformistisch en met zelfspot.
De jury wijst de klachten toe. Oordeelt dat reclame niet in overeenstemming is met de Recommandation “Image de la personne humaine” want kan aanzetten tot illegale gedragingen en geeft geen blijk van sociale verantwoordelijkheid. Zelfspot is geen voldoende rechtvaardiging.
Auto milieuvriendelijk?
RCC 13 april 2011, Dossiernr. 2011/00244 (Volvo)
Reclamerecht. In een televisiereclame van een Volvo dealer wordt gezegd: "Friesland wordt steeds schoner met al die energiezuinige Volvo's." Klager stelt dat auto's op fossiele brandstoffen juist meer vervuiling toebrengen aan het milieu. Verweerder stelt dat uit officiële tests blijkt dat Volvo DRIVe minder CO² uitstoot en minder fossiele brandstof verbruikt per km dan traditionele auto's dus minder belastend is voor het milieu.
Commissie oordeelt dat uiting in strijd is met art. 3 Code voor Personenauto's (CVP), nu uiting wordt aangeprezen als milieuvriendelijk product. Zij beveelt aan niet meer op dergelijke wijze reclame te maken.
In artikel 3 van de Code voor Personenauto’s (CVP) is bepaald, dat in reclame-uitingen het gebruik van termen waarmee een auto wordt aangeprezen als een milieuvriendelijk product dient te worden vermeden. Gelet hierop acht de Commissie de mededeling in de bestreden televisiecommercial “Friesland wordt steeds schoner met al die energiezuinige Volvo’s” in strijd met artikel 3 CVP. De klacht wordt daarom toegewezen.
Lees de gehele uitspraak hier (link en pdf)
Regeling: CVP art. 3
Alle 550 vliegmaatschappijen in één overzicht?
RCC 19 april 2011, Dossiernr. 2011/00230 (Worldticketcenter.nl)
Reclamerecht. Radiocommercial en website zeggen: "alle luchtvaartmaatschappijen in 1 overzicht, ook alle lowcost". Klager stelt dat indruk wordt gewekt dat in overzicht alle maatschappijen worden getoond die naar bepaalde bestemming vliegen, maar dat dit niet het geval blijkt te zijn. Verweerder stelt dat in beginsel alle maatschappijen worden getoond, maar dat verschillende omstandigheden, zoals technische problemen en maatstaven van klanttevredenheid, ervoor kunnen zorgen dat niet alle airlines worden getoond.
De Commissie oordeelt dat de indruk wordt gewekt dat wel alle beschikbare maatschappijen worden getoond, dit wordt benadrukt door "ook alle lowcost" te vermelden. Volgens de Commissie wordt geen voorbehoud gemaakt door Worldticketcenter, en daarom acht zij de uitingen te absoluut. Commissie oordeelt dat er sprake is van onjuiste informatie (art. 8.2 aanhef NRC) en de uitingen misleidend zijn (strijd met art. 7 NRC). Beveelt aan niet meer op dergelijke wijze reclame te maken.
In de bestreden uitingen wordt met de zinsneden “alle luchtvaartmaatschappijen in één overzicht” en “alle 550 airlines in één overzicht” de indruk gewekt dat daadwerkelijk alle beschikbare airlines op een bepaald traject in een overzicht worden getoond. Door de toevoeging “ook alle lowcost!“ in de uiting op de website wordt nog eens extra benadrukt dat geen airline van dit overzicht wordt uitgesloten. Ten aanzien van de volledigheid van het overzicht wordt geen enkel voorbehoud gemaakt hoewel - naar World Ticket Center heeft erkend - om uiteenlopende redenen airlines niet altijd in een overzicht (kunnen) worden getoond. Gelet hierop acht de Commissie de mededeling dat alle luchtvaartmaatschappijen c.q. alle 550 airlines worden weergegeven in één overzicht te absoluut. De bestreden uitingen gaan aldus gepaard met onjuiste informatie als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de Commissie voorts van oordeel is dat de bestreden uitingen de gemiddelde consument ertoe kunnen brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, zijn de uitingen misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
Lees de gehele uitspraak hier (link en pdf)
Regelingen: NRC art. 7 en 8.2 aanhef