RB
RB 3869
25 november 2024
Artikel

Laatste plekken: Jurisprudentielunch Merken-, Modellen- en Auteursrecht op woensdag 27 november 2024

 
RB 3867
11 november 2024
Uitspraak

HvJ EU: Parfümerie Akzente

 
RB 3866
8 november 2024
Artikel

Carly van der Beek treedt toe als Senior Associate bij Pinsent Masons Nederland

 
RB 855

Goedgekeurde GVR Slagzinnen

In de reclamepraktijk bestaat grote behoefte aan bescherming van slagzinnen tegen nabootsing. Slagzinbescherming is bij de wet niet apart geregeld. Het auteursrecht, de merkenwetten en de wet oneerlijke handelspraktijken bieden weliswaar een juridisch kader, maar bij een eventuele rechtsgang wegens inbreuk is de uitspraak nooit te voorspellen.

GVR/Slagzinnenregistratie werkt preventief tegen navolging. De gebruiker staat met een ingeschreven zin voor de rechter een stuk sterker dan een gebruiker zonder inschrijving. In praktijk blijkt de rechter belang te hechten aan de inschrijving van een slagzin in het GVR Slagzinnenregister.

Meest recente goedgekeurde slagzinnen in spoedprocedurevergaderingen

Met Verstegen chef je het zelf.

Verstegen Spices & Sauces 

The story of Amsterdam, your entry to the city.

Amsterdam Museum  

 

Meer keuze, meer voordeel, meer Marktplaats.

Marktplaats

Smithuijsen Winters & De Vries. Toonaangevend in Haarlem en Meer.

Smithuijsen Winters & De Vries Advocaten

 

Carinova. Vertrouwd dichtbij.

Carinova

Multivlaai verwent ieder moment.

Multivlaai retail

Tijdens GVR/Slagzinnenvergadering van 30 maart 2011 goedgekeurde slagzinnen:

Sociaal onderweg.    

Stichting Rataplan Fiets

 

Sterk spul hè.

Concorp Holding BV

Tijdens GVR/Slagzinnenvergadering van 26 januari 2011 goedgekeurde slagzinnen: 

Word jij de Rabobank?   

Rabobank Nederland 

 

Vakmensen in opleiding.

Leeuwenborgh Opleidingen

JOZ. Home of the clean stable.

JOZ

 

Geld wordt pas (fout) of goed door wat je er samen mee doet.

ASN Bank

 

Zie ook de website van GVR/Slagzinnenregister (link)

RB 854

Verhoogde normen radioactiviteit

de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mw. drs. E.I. Schippers en mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie de antwoorden op de kamervragen over de verhoogde norm voor radioactiviteit in voedsel.

1 Klopt het dat de Europese Commissie de normen voor radioactiviteit in voedsel per 27 maart 2011 aanzienlijk heeft verhoogd met een noodverordening waarbij de grens is verruimd tot:

- 400 becquerel per kilogram voor flesvoeding,
- 1000 becquerel per kilogram voor zuivelproducten, 
- 1250 becquerel per kilogram voor andere voedingsmiddelen, 
- 12.500 becquerel per kilogram voor visolie of specerijen?

Ja, daarvan is inderdaad enkele dagen sprake geweest. Inmiddels zijn de normen aangescherpt, en in overeenstemming gebracht met de ter zake door de Japanse overheid toegepaste normen. De huidige normen voor producten afkomstig uit Japan in noodverordening (EU) 297/2011 voor cesium-134 en cesium-137 zijn:
- 200 becquerel per kilogram voor zuigelingenvoeding,
- 200 becquerel per kilogram voor zuivelproducten,
- 500 becquerel per kilogram voor andere voedingsmiddelen,
- 200 becquerel per kilogram voor vloeibare voedingsmiddelen.

2 Klopt het dat de grens tot voor kort per kilogram voedsel en diervoeders een maximum van 600 becquerel radioactiviteit van cesium-134 en cesium-137 was, en voor babyvoeding en voor zuivelproducten nog lager: 370 becquerel?

Ja. Inmiddels zijn de desbetreffende normen bij eerdergenoemde noodverordening (EU) 297/2011 vastgesteld op 200 becquerel/kilogram.

3 Wat is de reden van deze verandering in tolerantiewaarden?
4 Waarom werd plotselinge verhoging van de grenswaarden, en het feit dat deze een aanzienlijke verruiming betekent, niet bekend gemaakt?
5 Welke wijziging betreffende de veiligheid van voedsel met radioactiviteit is er opgetreden die deze verhoging rechtvaardigt? Kunt u daarvoor een wetenschappelijke onderbouwing geven?

Antwoorden vragen 3 tot en met 5.

Direct na de ramp in Tsjernobyl zijn door de EEG in 1987 in grote haast normen vastgesteld voor alleen cesium-134 en cesium-137. Deze waren gezien de destijds vereiste spoed niet wetenschappelijk onderbouwd. Die normen zijn nu nog te vinden in verordening (EG) 733/2008.

Enige tijd later in 1987, toen de druk van de ketel was, heeft Euratom wél wetenschappelijk onderbouwde normen vastgesteld. Deze in verordening (Euratom) 3954/87 opgenomen normen zouden in geval van een nucleaire crisis van toepassing kunnen worden verklaard. Dat van toepassing verklaren is gebeurd direct na de ramp in Japan, bij bovengenoemde noodverordening (EU) 297/2011. Deze normen waren voor cesium-134 en cesium-137 minder streng ten opzichte van de in de vorige alinea bedoelde in grote haast vastgestelde normen.

Kort na de vaststelling van noodverordening (EU) 297/2011 bleek dat de daarin opgenomen normen (ook) minder streng waren dan de desbetreffende normen in Japan. Deze ongewenste situatie heeft geleid tot overleg tussen de Europese Commissie en de lidstaten van de Europese Unie. Tijdens dat overleg is besloten de strengere Japanse normen ook in de Europese Unie toe te passen. Daartoe is noodverordening (EU) 297/2011 recent aangepast. De huidige normen zijn te vinden in het Publicatieblad van de Europese Unie van 13 april 2011, nummer L 98, bladzijde 16.

6 Betreft de verhoging van de normen ook baby en kindervoeding? Kan de voedselveiligheid volledig gegarandeerd worden voor alle groepen (inclusief ernstig zieken en kleine kinderen) onder alle omstandigheden?
Van een verhoging (versoepeling) is inmiddels geen sprake meer. De normstelling geldt ook voor baby- en kindervoeding. Uiteraard wordt bij alle normstellingen rekening gehouden met mogelijke risico´s voor alle groepen in de samenleving.

Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Thieme over de verhoogde norm voor radioactiviteit in voedsel (2011Z06849).
1 Kent u het bericht: ‘Foodwatch: Noodverordening Brussel verruimt normen voor radioactiviteit in voeding’?
Ja.

2 Kunt u uiteenzetten op welke gronden voor verhoging van de normen voor radioactiviteit is gekozen?
Zie het antwoord op de vragen 1 tot en met 5 van de beantwoording Kamervragen 2011Z06848 van het Kamerlid Van Gerven.

3 Kunt u uitleggen waarom deze verruiming van de normen niet gemeld is aan de Kamer?
De besluitvorming over deze normen is een uitvoeringsmaatregel en vindt plaats in een technisch comité in Brussel. De Europese Commissie stelt in overleg met de lidstaten uitvoeringsmaatregelen vast. In de vastgestelde noodverordening werd bovendien verwezen naar een bestaande verordening die is bedoeld om in het geval van een nucleaire noodsituatie in werking te worden gesteld.

4 Deelt u de mening dat radioactiviteit in voedingsmiddelen een zeer slecht effect kan hebben op de volksgezondheid, en dat de normverhoging een ongewenste en zelfs gevaarlijke maatregel is?
Ik deel uw mening dat radioactiviteit in voedingsmiddelen een zeer slecht effect kan hebben op de volksgezondheid. Ik ben van mening dat hiervoor strenge, wetenschappelijke onderbouwde normen moeten worden gehanteerd.

5 Deelt u de mening dat in Europa op dit moment geen sprake is van een nucleaire noodsituatie, noch van dreigende voedseltekorten, waardoor het beroep op EU-verordening 3954/1987 niet gerechtvaardigd is?
In Europa is geen sprake van een nucleaire noodsituatie. In Japan is hiervan wel sprake. Daarom was het wel noodzakelijk om maatregelen te nemen voor de importstroom van producten afkomstig uit Japan. Hiervoor werd (in eerste instantie) een beroep gedaan op verordening (Euratom) 3954/1987.

6 Deelt u de mening dat een invoerverbod van levensmiddelen en diervoeders uit Japan, gezien de geringe import vanuit Japan, een passender maatregel is dan het verruimen van de normen?
Ik ben van mening dat een importverbod niet proportioneel zou zijn, omdat naar verwachting de ladingen die aankomen in Europa niet besmet zijn. Met een strikte monitoring in Japan zelf en importcontroles op de luchthavens en in de zeehavens in Europa wordt dit goed bewaakt.

7 Bent u bereid de verhoging van de normen voor Nederland niet te accepteren, en in plaats daarvan in te zetten op invoerverboden voor levensmiddelen en diervoeders vanuit Japan? Indien dit niet mogelijk is, bent u dan bereid bij de Europese Commissie in te zetten op het onmiddellijk weer hanteren van de normale normen voor voedsel en diervoeders en in plaats daarvan in te zetten op invoerverboden? Zo nee, waarom niet?
Inmiddels zijn de normen aangescherpt tot op het niveau zoals deze door Japan zelf gehanteerd worden (zie beantwoording vraag 1 van Kamervragen 2011Z06848 van het Kamerlid Van Gerven). De Europese Commissie heeft deze normen in overleg met de lidstaten vastgesteld. Nederland heeft hiermee ingestemd.

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van het lid Van Gerven (SP), ingezonden 1 april 2011 (vraagnummer 2011Z06848) Lees antwoorden op Kamervragen hier (link)

RB 853

Richtsnoeren voor de toepassing speelgoedrichtlijn

Op 16 april j.l. is een vernieuwde toelichtend oriëntatiedocument van Richtlijn 2009/48/EG betreffende de veiligheid van speelgoed gepubliceerd.

  • Deze geeft Richtsnoeren voor de toepassing van deze Richtlijn, omtrent
  • * definities, wat is speelgoed?
    * verplichtingen marktdeelnemers
    * veiligheidseisen
    * procedures rondom waarborgen en controles hierop
    * CE-markering, etc.

Richtsnoeren zijn beschikbaar hier (pdf NL/ENG). 

RB 851

Jack en Eva trouwen wanneer jij dat wilt

CvB RCC 20 april 2011, Dossiernr. 2011/00081, (Programma gemist van Tele2)

Reclamerecht. Het betreft een reclame over interactieve televisie met als optie "programma gemist". Klacht is dat de prijs van deze optie niet vermeld wordt in de uiting. Verweerder bestrijdt dit, prijs van "programma gemist" wordt onderin in beeld getoond en is voorts terug te vinden op de website van Tele2 en via het informatienummer. De Commissie oordeelt de klacht gegrond. Uiting prijst met name "programme gemist" aan, terwijl heel klein in beeld de kosten hiervoor worden getoond. Hierom oordeelt de Commissie onduidelijk t.a.v. de prijs (art. 8.2 aanhef onder d NRC) en daarom misleidend (art. 7 NRC). Dat de prijs via andere kanalen is te achterhalen doet hier niet aan af.

Door adverteerder zijn twee grieven neergelegd. Grief 1: kosten van "programma gemist" zijn niet ondergeschikt, nu het juist gaat om de werking en voordelen van deze optie. Kosten staan tijdens de gehele uiting onderaan vermeld. Grief 2: Televisie is een beperkt medium naar haar aard in ruimte en tijd. Het College oordeelt dat alleen in het laatste deel van de uiting in kleine letters de prijs van "programma gemist" wordt vermeld. Het College is van oordeel dat wanneer in een reclame uiting een specifieke dienst wordt aangeprezen, de kosten van deze dienst ook duidelijk genoemd dienen te worden. Verweerder kan niet volstaan met kleine lettertjes, zeker niet nu de overige kosten wel prominent in beeld worden gebracht. Dat verweerder kosten op de website vermeld doet hier niet aan af. Grief 1 faalt derhalve. Ook is niet gebleken van een relevante beperking van het medium televisie om de kosten in beeld te brengen. Grief 2 treft dus ook geen doel. College bevestigt beslissing Commissie.

 

1. Vaststaat dat in de gewraakte televisiecommercial specifiek de optionele dienst Programma Gemist wordt aangeprezen en dat de consument die van deze dienst gebruik wil maken, dient te beschikken over de diensten Inter­net&Bellen en Interac­tieve Televisie van Tele2. De kosten van de laatste twee diensten wor­den aan het einde van de televisiecommercial prominent in beeld gebracht. De prij­zen die men aldus zeer groot in beeld ziet, hebben derhalve geen be­trekking op Pro­gram­ma Ge­mist, hoewel deze optie in de televisiecommercial cen­traal staat. De (extra) kosten van Programma Gemist worden slechts vermeld in een zeer klein let­tertype aan de onderzijde van het beeldscherm, overigens, anders dan Tele2 stelt, niet gedurende de gehele uiting, maar slechts gedurende het laatste gedeelte daarvan.

2. Het College is van oordeel dat, indien in een televisiecommercial een specifie­ke dienst wordt aangeprezen, de kosten van deze dienst duidelijk dienen te worden genoemd indien, zoals in het onderhavige geval, uitdrukkelijk ook kosten van ande­re, aanvullende diensten worden genoemd. De gemid­delde consument zal in een der­ge­lijk geval immers verwachten dat de uitdrukkelijk genoemde prijzen (€ 29,95 per maand respectievelijk € 5,-- per maand gedurende het eerste jaar, en daarna € 10,-- per maand) een com­pleet beeld geven van de kosten van de aangeprezen dienst. Aldus lag het op de weg van Tele2 om ook de kosten van Pro­gram­ma Ge­mist (€ 5,-- extra per maand) uitdrukkelijk in beeld te brengen teneinde onduide­lijk­heid bij de consu­ment te voor­ko­men. Tele2 kon niet vol­staan met deze kosten in een zeer klein let­terty­pe te vermelden, bovendien ook nog op een andere plaats dan de uitdrukkelijk ge­noem­de kosten die, ook door hun cen­tra­le plaatsing en wijze van in beeld verschijnen, de meeste aan­dacht vangen.

3. Aldus is juist de prijs van de dienst die specifiek wordt aangeprezen het minst duidelijk vermeld. Het College acht het aan­neme­lijk dat het de ge­middelde consu­ment hierdoor kan ont­gaan dat bovenop de uit­drukke­lijk voor Inter­net&Bellen en Interactieve Televisie ge­noemde prijzen ook nog een bedrag van € 5,-- dient te worden betaald voor Programma Gemist. De overige inhoud van de reclame-uiting neemt deze misleiding niet weg. Hetzelfde geldt voor de stelling van Tele2 dat de kosten van Programma Gemist op haar website duide­lijk worden toegelicht. Een televisiecommercial en een website zijn zelfstandige reclame-uitingen die los van elkaar de consument juist en voldoende dienen te informeren. Grief 1 faalt derhalve.

4. Van een aan het medium televisie inherente rele­vante beperking om de kosten van Program­ma Gemist duidelijk in beeld te brengen is niet gebleken. Tele2 is im­mers wel in staat de kosten van Inter­net&Bel­len en Interac­tieve Televisie duidelijk in beeld te bren­gen, zodat niet valt in te zien waarom dit ten aanzien van de kosten van Pro­gramma Gemist anders zou liggen. Ook grief 2 treft geen doel.

Lees de gehele uitspraak hier (link en pdf volgt).

RB 850

Ritel reclame misleidend

RCC 14 april 2011, Dossiernr. 2011/00195 (Ritel reclame misleidend)

Reclamerecht. Advertentie van Ritel in Zeeuws Vlaams Advertentieblad. Klager stelt dat adverteerder de beslissing van de Commissie in dossiernr. 2010/00573 negeert  (RB 670). Klager stelt dat niet vermeld wordt dat gratis artikelen verbonden zijn aan contractsperiode. Verweerder vind dat Commissie in eerdere dossier verkeerde conclusies heeft getrokken. Verweerder vindt klacht over niet vermelden contractsduur terecht. Zal voortaan dit wel vermelden.

De Commissie acht dat er sprake is van art. 8.3 onder c NRC (ontbreken essentiële informatie) nu adverteerder erkent de contractsduur niet te hebben vermeld. Daarom ook in strijd met art. 7 NRC, want misleidend. Volgens de Commissie tevens niet duidelijk waarvoor het begrip gratis gebruikt wordt. Hierdoor is de uiting onduidelijk t.a.v. de voordelen in de zin van art. 8.2 aanhef en onder b NRC. Daarom wederom strijd met art. 7 NRC. Beveelt niet meer op dergelijke wijze reclame te maken. Voor zover verweerder het niet eens is met een eerdere uitspraak van de Commissie, is hij in de gelegenheid hiertegen beroep in te stellen. Nalating hiervan komt voor rekening van de verweerder.

1. Naar adverteerder erkent, is in de advertentie deels nagelaten om de contractsduur, verbonden aan de in de uitingen gedane aanbiedingen, te vermelden. Het betreft hier het aanbod van een “Galaxy S.” en van een “Nokia N8” in het bovenste, blauwe deel van de advertentie en het aanbod van een “Blackberry9780” en een “HTC Desire HD”, in het onderste, oranje deel van de uiting.
Nu de desbetreffende informatie in de uiting ontbreekt, is er sprake van een verborgen houden van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen als bedoeld in artikel 8.3 onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de uiting de gemiddelde consument er bovendien toe kan brengen een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

2. Voor zover klager bezwaar maakt tegen het gebruik van het begrip ‘gratis’ in de thans bestreden uiting, is de Commissie van oordeel dat in de gevallen waarin dit begrip wordt gebruikt, niet duidelijk is waarop het begrip betrekking heeft. Gelet hierop acht de Commissie de uiting voor de gemiddelde consument onduidelijk ten aanzien van de voordelen van het product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b NRC. Nu de uiting de gemiddelde consument er bovendien toe kan brengen een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting ook op dit punt misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Lees de uitspraak hier (link en pdf).
Zie eerdere Ritel-uitspraak hier (RB 670).
Regeling: NRC 7, 8.2 aanhef en onder b, 8.3 onder c

RB 849

Ramp in Japan gebruiken voor energiereclame?

RCC 14 april 2011, Dossiernr. 2011/00264 en 2011/00264A (Ramp in Japan gebruikt in energiereclame)

Reclameboek. Reclame op nu.nl van energieleverancier E.On die ramp in Japan gebruikt om product aan te prijzen. Klager stelt dat de advertentie misleidend is nu de prijs van een vat olie niet hoger is geworden na de ramp in Japan. Andere klager stelt dat advertentie indruist tegen de goede smaak. Verweerder heeft de advertentie binnen 48 uur offline gehaald, gezien meerdere mensen deze mening waren toegediend. Verweerder stelt dat vergelijking van klager van energieprijzen met vat olie niet op gaat. Verweerder baseert zich op andere bronnen waaruit blijkt dat energieprijzen hoger liggen na ramp.

Commissie acht verweer onvoldoende aannemelijk gemaakt nu alleen verwezen wordt naar twee krantenartikelen en passage op website van E.On. Commissie stelt dat er sprake is van onjuiste informatie als bedoeld in art. 8.2 NRC en tevens misleidend dus in strijd met art. 7 NRC. Voorts acht de Commissie in strijd met art. 2 NRC, nu de grenzen van het toelaatbare zijn overschreden.

2011/00264. Ter onderbouwing van de door klager bestreden stelling in de reclame-uiting dat sinds de ramp in Japan de energieprijzen omhoog schieten, heeft adverteerder verwezen naar (gedeeltes uit) een tweetal krantenartikelen en een passage op de website van energieleverancier E.ON. Naar het oordeel van de Commissie heeft adverteerder hiermee onvoldoende aannemelijk gemaakt dat daadwerkelijk sprake is van een stijging van de energieprijzen, die bovendien zodanig is dat in redelijkheid van het ‘omhoog schieten’ van de prijzen kan worden gesproken.
 
Gelet op het vorenstaande gaat de bestreden uiting gepaard met onjuiste informatie als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de Commissie voorts van oordeel is dat de gemiddelde consument door de uiting ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de reclame-uiting misleidend en om die reden oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

2011/00264A. Bij de beoordeling of een reclame-uiting in strijd is met de goede smaak en/of het fatsoen stelt de Commissie zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter van deze criteria. Met inachtneming van deze terughoudendheid is de Commissie van oordeel dat de grenzen van het toelaatbare zijn overschreden in de bestreden advertentie, waarin de ramp in Japan wordt gebruikt om consumenten over te halen het contract met hun energieleverancier te wijzigen door het tarief vast te zetten. Gelet hierop acht de Commissie de bestreden uiting in strijd met artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC).

Lees de uitspraak 2011/00264 hier (link) en hier (pdf).
Lees de uitspraak 2011/00264A hier (link) en hier (pdf).

Regeling NRC 2, 7 en 8.2

RB 852

Rectificatie (ook) in vakblad Adformatie

Vzr. Rechtbank Amsterdam 28 april 2011, rolnr. KG ZA 11-391 HJ/JWR (Schoolkrantdrukkerij B.V. tegen Apprentice Praktische Communicatie B.V.)

Met dank aan Ebba Hoogenraad en Eva den Ouden, Hoogenraad & Haak advocaten

Schoolkrantdrukkerij. Uiting: "wordt verspreid op 95% van de scholen in het voortgezet onderwijs in Nederland" en "80% van alle schoolkranten in het voortgezet onderwijs wordt gemaakt via Schoolmagazine" en dat het bereik van 730.000 leerlingen groot is. Onrechtmatige misleiding ex 6:194 BW. conform 6:195 omkering bewijslast. Aangehaald rapport geeft onjuiste weergave van de werkelijkheid (niet meetellen praktijkonderwijs en in niet alle gevallen worden exemplaren verspreid, laat staan aangenomen). Meeleesgehalte van 1,9 lezers per uitgave is ook aan de hoge kant. Marktaandeel betreft slechts extern gedrukte schoolkranten, niet alle schoolkranten zoals in de mededeling.

Rectificatie op eigen site, in vakblad Adformatie en op Adformatie online

Rectificatie
Wij hebben de afgelopen periode via verschillende uitingen meegedeeld dat Schoolmagazine wordt verspreid op 95% van de scholen in het voortgezet onderwijs in Nederland en dat deze uitgave een bereik heeft van 730.000 lezers. Daarnaast hebben wij meegedeeld dat 80% van alle schoolkranten in het voortgezet onderwijs wordt gemaakt via Schoolmagazine. De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam heeft geoordeeld dat de juistheid van de hiervoor genoemde getallen niet kan worden aangetoond en dat deze mededelingen daarom misleidend zijn. Genoemde getallen zijn lager.

Apprentice Uitgevers

Lees de uitspraak hier (pdf - let op: 1,7 Mb)

RB 848

Misleidende wetgeving veroorzaakt verwarring

Parallel gepubliceerd van IE-forum 9516. Paul Geerts, Rijksuniversiteit Groningen en Erik Vollebregt, Greenberg Traurig

"Sinds de implementatie van de Richtlijn OHP (in de art. 6:193a-j BW) is onduidelijkheid ontstaan over het toepassingsgebied van zowel art. 6:194 BW (misleidende reclame) als art. 6:194a BW (vergelijkende reclame).

Wij hebben (in 2009) verdedigd dat de art. 6:193a-j BW van toepassing zijn op oneerlijke handelspraktijken van handelaren gericht op consumenten (B2C), art. 6:194 BW van toepassing is op misleidene reclame van handelaren gericht op handelaren (B2B) en art. 6:194a BW van toepassing is op vergelijkende reclame van handelaren gericht op consumenten (B2C) en vergelijkende reclame van handelaren gericht op handelaren (B2B).

In deze bijdrage willen wij een overzicht geven van hetgeen sinds begin 2009 over deze problematiek is geschreven en wat de stand van zaken in de jurisprudentie is. Tot slot vragen wij nog bijzondere aandacht voor art. 6:194a lid 2 sub d BW.

(…) Wij blijven verdedigen dat de art. 6:193a-j BW van toepassing zijn op oneerlijke handelspraktijken (waaronder begrepen (misleidende) reclame) van handelaren gericht op consumenten (B2C), en art. 6:194 BW van toepassing is op misleidende reclame van handelaren gericht op handelaren (B2B).

Wij nuanceren echter ons standpunt over het toepassingsgebied van art. 6:194a BW: art. 6:194a BW is van toepassing op vergelijkende reclame van handelaren gericht op handelaren (B2B) en vergelijkende reclame van handelaren gericht op consumenten (B2C), met die aantekening dat art. 6:194a lid 2 sub d BW niet van toepassing is op B2C vergelijkende reclame.

En nu maar hopen dat er niet nog meer genuanceerd hoeft te worden, want wij vinden het zo al ingewikkeld genoeg."

Lees het volledige artikel hier.

RB 847

Ook Sapph Let's kick some ass toegestaan

CVB RCC 20 april 2011, dossiernr. 2010.00971 (Sapph Let's kick some ass)

Het betreft reclame waarbij donkere man een trappende beweging maakt naar een vrouw (zie inzet).

De uiting is agressief, doet oproep aan mannen vrouwen een trap in hun rug te geven, toelaatbare wordt overschreden, bedreiging volksgezondheid en strijdig met algemeen belang. Beledigend voor donkere mannen, nodeloos kwetsend voor bevolkingsgroep. Hoewel niet gericht op kinderen, kunnen deze negatief beïnvloed worden. Strijd met art. 1, 2, 3, 4 en 13.1 NRC. Het mannelijke model is K-1-kickboxer, dit is met een knipoog bedoelt.

Commissie stelt vast dat er sprake is van reclame, en stelt zich terughoudend op gelet het subjectieve karakter van goede smaak, strijd met fatsoen/goede zeden en nodeloos kwetsend. "Let's kick some ass" is een woordspeling met beeldend element. Schaars gekleed is, in de context van ondergoed aanprijzing, niet ontoelaatbaar. Voor de kickboxer is gekozen vanwege bekendheid, niet als vertegenwoordiger van donkere mannen. Wijst de klacht af...

Bij het College zijn 5 grieven neergelegd de eerste twee, over het betrekken van persbericht in de procedure en de suggestie dat adverteerder op vriendschappelijke voet met de Commissie staat vanwege ondertekening met naam "Rob" treffen geen doel. Voor het overige wijst ook het college de grieven af en bevestigd oordeel van de Commissie:

3. Ten aanzien van hetgeen appellante aanvoert over de wijze van toetsing door de Commissie aan de artikelen 2, 3 en 4 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) oor­deelt het College als volgt. Bij toetsing aan artikelen in de Nederlandse Reclame Code die subjectieve normen bevatten, dient de Commissie, respectievelijk het Col­lege zich terug­houdend op te stellen wegens het subjectieve karakter van die nor­men. Er is immers sprake van een criterium waarbij de invulling afhan­ke­lijk is van de persoon­lijke waardering en opvattingen van degene die met de uiting wordt ge­con­fron­teerd. In een dergelijk geval dient te worden volstaan met te beoordelen of naar de huidige algemene maatschappelijke opvattingen de uiting de grenzen van het toe­laat­ba­re te buiten gaat. Anders dan appellante stelt, brengt dit niet mee dat de be­doelde bepa­lin­gen als onbruikbaar terzijde worden gesteld of anderszins niet aan die be­pa­lingen zou kunnen worden getoetst. Grief 3 treft derhalve geen doel.
 
4. Toegepast op de onderhavige zaak brengt het voorgaande mee dat de Com­mis­sie terecht de uiting niet in strijd met de genoemde artikelen heeft geacht. Wel­iswaar is sprake van een uiting met enige seksuele lading, nu de afgebeelde per­sonen schaars en uitdagend gekleed zijn, maar het College acht de uiting niet in strijd met hetgeen naar de hedendaagse opvattingen toelaatbaar dient te worden geacht. Dit geldt ook voor de trappende beweging die de man maakt. In dat kader  is van belang dat de afbeelding in haar geheel beschouwd niet onmiskenbaar de indruk wekt dat daadwerkelijk aan de vrouw een trap wordt uitgedeeld. Uit de gesti­leer­­de pose van de vrouw blijkt immers duidelijk dat sprake is van enscenering en niet van een realistische situatie. Het College wijst in dit ver­band met name op de wijze waarop de vrouw haar volledig gestrekte handen half ge­draaid omhoog houdt. Deze en­scenering is dusdanig opvallend, dat zij ook auto­mobilisten die het billboard met de ter plaatse geldende snelheid passeren niet zal ontgaan.
 
5. De pas­sant zal op grond van het voorgaande de tekst “Lets kick some ass” en de bijhorende afbeelding niet op­vatten als een serieuze oproep om vrouwen (tegen het achterwerk) te trappen. Naar het oordeel van het College zal de passant in plaats daarvan uit het feit dat personen in lingerie zijn afgebeeld in combinatie met de gestileerde poses van de afgebeelde vrouw en de duidelijke verwijzing naar de merknaam “Sapph”, begrijpen dat sprake is van een reclame-uiting voor lingerie van het merk Sapph, waarbij de uitdrukking “Lets kick some ass” in combinatie met de afgebeelde trappende man, niet letterlijk is bedoeld, maar blijkbaar de strekking heeft om de onderhavige uiting een niet-serieus karakter te geven. Gelet hierop kan niet worden geoordeeld dat de uiting dusdanig vrouwonvriendelijk is, dat deze de grenzen van het toelaatbare te buiten gaat. Grief 4 treft derhalve evenmin doel.

Lees de uitspraak hier (link en pdf)

Deze uitspraak doet sterk denken aan de uitspraak Suit Supply RB 558 (toegestaan) en Autokruispunt.be RB 741 (denigrerend over de vrouw, niet toegestaan)

 

RB 846

Gevoelsmatige ervaring?

RCC 3 maart 2011, dossiernrs 2011/00059 en 2011/00060 (Octaëders)

Klachten betreffen aanbiedingen voor "Man/Vrouw Octaëder" en "Benzoliet Octaëder" op de website www.aquariuswholism.nl. Adverteerder biedt op website producten aan waarbij, aldus de klager, wetenschappelijk bewijs voor aangeprezen producten ontbreekt. Reclame-uitingen volgens klachten misleidend. Verweer: adverteerder baseert aanprijzingen voor producten slechts op gevoelsmatige ervaringen van gebruikers. Ervaringen kunnen niet wetenschappelijk onderbouwd worden. RCC oordeelt dat reclame-uitingen voor beide producten in strijd zijn met artikel 7 NRC wegens verstrekking onjuiste informatie als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b NRC. Door onjuiste informatie heeft consument een besluit over transactie genomen die hij anders niet had genomen. Om die reden zijn de uitingen misleidend en daardoor oneerlijk. Aanbevelingen volgen.
 
Lees uitspraak 00059 hier (link en pdf).
Lees uitspraak 00060 hier (link en pdf).
Regeling artikel 7 en 8.2 NRC