RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Definities commerciële communicatie  

RB 803

Frans advies: interactieve reclame en harmonisering

Reclamerecht. De Franse RCC Conseil Paritaire de la Publicité (CPP), gelieerd aan l'Autorité de régulation professionnelle de la publicité (ARPP), heeft advies gepubliceerd over reclame en nieuwe media.

Dit advies volgt op een eerder besluit van de Conseil d'Administration van de ARPP om de Recommandation Internet te actualiseren naar aanleiding van de ontwikkelingen op het internet, o.a. op het gebied van social media en reclame. Het CPP adviseert dat in de vernieuwde Recommandation Internet op het gebied van reclame, de professionele ethische regels worden uitgebreid en aangepast aan digitale en interactieve reclame uitingen. Ook adviseert het CPP de competentiegebieden en de gedragscodes van de Europese zelfregulerende instanties te harmoniseren.

Lees het Franse bericht hier en het advies van de CPP hier.

Op 17 maart jl. is de nieuwe 'Recommandation Communication Publicitaire Digitale' in werking getreden. Lees het oorspronkelijke bericht hier.

RB 794

nieuwe definitie van toepassing op internetvirals

Desperados zoekt middels YouTube-kanaal de interactiviteit op met de (potentiële) markt. Door middel van de volumeknop, voortgangsbalk en middels klikken kan je feest groeien en kun je het bericht delen via sociale media. Daarbij interessant om te vermelden dat virale reclame nu - middels de nieuwe definitie van reclame - wél onder de reclamecode valt.

Klik hier of op het plaatje om de viral te bekijken

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Art. 25 RVA Een alcoholreclame "on demand" die vraagt om een leeftijdscontrole - check.

Art. 8 RVA indruk wekken causaal verband tussen alcohol en sociaal en seksueel succes (matige check, hier komt het karakteristieke van sociale media; delen en online (sociaal) succes misschien in gedrang)

Art. 6 RVA suggereren dat alcohol sportprestatie positief beïnvloedt (matige check, immers een muur openbreken nadat je alcohol hebt geconsumeerd lijkt toch iets te suggereren).

Praat met ons mee over deze viral op de (gesloten) LinkedIn groep.

RB 792

CvdM "Als zodanig herkenbaar" en "duidelijk onderscheiden"

Het Commissariaat voor de Media heeft de Beleidsregels reclame publieke media-instellingen 2011 gepubliceerd. Dit geeft een kader waarbinnen reclame middels publieke media wordt gepresenteerd; de locatie, de duur, hoeveelheid en de omlijsting ervan. Opvallend zijn de verduidelijking van reclame die wordt onderverdeeld in "als zodanig herkenbaar", "duidelijk onderscheiden" en "reclame voor medische behandelingen". Daarnaast wordt een uitgebreide toelichting gegeven over omroepdiensten en mediadiensten op aanvraag onafhankelijk van type (digitaal) distributieplatform.

Lees de beleidsregels hier (deeplink - pdf) en hier (pdf) en hier (staatscourant)

Handig: de bijbehorende bijlage somt alle aangehaalde wettelijke voorschriften op zoals mediawet, mediabesluit, Richtlijn 2010/13/EU (audiovisuele diensten)

RB 743

Oneigenlijke reclame ingezet om VPB naheffing te vorderen

Hof Arnhem sector Belastingrecht 21 maart 2011, LJN: BP8388, 09/00001, 09/00002, 09/00003 en 09/00004 (Inspecteur v. X Holding BV    foto: yorf1.nl)

Naheffing vennootschapsbelasting. Aan de hand van reclame- en sponsoringactiviteiten wordt beoordeeld of onderneming daadwerkelijk wordt gedreven of dat deze slechts dient om persoonlijke hobby te ondersteunen. Reclame voor en sponsoring door de onderneming zou bestaan uit vermelding "SB X" op een servicebus. Er is geen schriftelijke sponsoringsovereenkomst opgemaakt (r.o. 2.13).

4.11  Op grond van de uitgebreide gedingstukken, waaronder foto’s met betrekking tot de kart-activiteiten en verslagen en weergaven van die activiteiten op het internet, en hetgeen door partijen hierover ter zitting is aangevoerd, acht het Hof niet aannemelijk dat de reclame-uitingen bij kart-wedstrijden in meer dan slechts zeer beperkte mate tot vergroting van de naamsbekendheid en het cliëntenbestand van Straalbedrijf hebben geleid. De aanduiding “SB” zal bij de toeschouwers slechts in zeer beperkte mate de associatie met Straalbedrijf hebben opgeroepen terwijl de achtervoeging “X” ook de achternaam is van de desbetreffende racers.

Hof Arnhem maakt een schatting op van het na te vorderen bedrag over de jaren 1998 - 2001.

2.13.  Voor de race-activiteiten zijn onder meer een servicebus en enkele karts in gebruik geweest. Op de servicebus was reclame aangebracht voor de C kartshop in Z en het merk E. Op enkele bedrijfsmiddelen was vermeld "SB X" hetgeen staat voor Straalbedrijf X. Een expliciete vermelding van de naam "Straalbedrijf X" kwam niet voor. Terzake van de sponsoring van de race-activiteiten is tussen C en Straalbedrijf geen schriftelijke sponsoringovereenkomst opgemaakt.

4.7  Belanghebbende heeft aangevoerd dat de kart-activiteiten dienden om reclame te maken voor de kart-shop en het in de onderneming van C ondergebrachte importeurschap van E-karts, en voor Straalbedrijf. Zij stelt dat die reclame-uitingen ook vruchten hebben afgeworpen. Kartraces vormen bij uitstek gelegenheden om nieuwe klanten voor het Straalbedrijf te ontmoeten. D is, althans in de onderhavige jaren, klant gebleven van Straalbedrijf doordat X soms een zoon van een werknemer van D die het daar voor het zeggen had, meenam naar races. Tekenend is, aldus belanghebbende, dat D als klant afhaakte toen zij stopte met de racerij.

4.11 Op grond van de uitgebreide gedingstukken, waaronder foto’s met betrekking tot de kart-activiteiten en verslagen en weergaven van die activiteiten op het internet, en hetgeen door partijen hierover ter zitting is aangevoerd, acht het Hof niet aannemelijk dat de reclame-uitingen bij kart-wedstrijden in meer dan slechts zeer beperkte mate tot vergroting van de naamsbekendheid en het cliëntenbestand van Straalbedrijf hebben geleid. De aanduiding “SB” zal bij de toeschouwers slechts in zeer beperkte mate de associatie met Straalbedrijf hebben opgeroepen terwijl de achtervoeging “X” ook de achternaam is van de desbetreffende racers

4.12  Aan het vorenstaande verbindt het Hof de conclusie dat tussen enerzijds de kosten van de kart-activiteiten en anderzijds het nut van deze kosten voor belanghebbendes onderneming een ernstige wanverhouding bestaat. Gelet op deze wanverhouding, alsmede op de omstandigheden dat X een verklaard liefhebber is van de race-sport in het algemeen en het kart-racen in het bijzonder en dat de zoons van X in de onderhavige jaren de enige wedstrijdrijders waren, is het Hof van oordeel dat de bedoelde kosten niet alleen met het oog op de zakelijke belangen van belanghebbendes onderneming zijn gemaakt, maar ook ter bevrediging van de persoonlijke behoeften van X als aandeelhouder van belanghebbende. Naar het oordeel van het Hof zou geen redelijk handelende ondernemer – waaronder wordt verstaan een met belanghebbende vergelijkbare vennootschap bij wie het beleid tot het doen van uitgaven als de onderhavige niet mede wordt ingegeven door de persoonlijke behoeften van haar aandeelhouder – deze kosten in deze omvang hebben gemaakt om een vergroting van naamsbekendheid te realiseren zoals door belanghebbende is beoogd. Nu partijen geen nadere informatie hebben verstrekt omtrent het bedrag dat, in hun ogen, de vorenbedoelde ondernemer zou hebben besteed aan uitgaven als hier aan de orde, stelt het Hof die kosten, gelet op al hetgeen partijen in de stukken en ter zitting hebben aangevoerd, in goede justitie vast op ƒ 25.000 voor de jaren 1998 en 1999 en, gelet op het in 4.11, slot, gegeven oordeel, ƒ 15.000 respectievelijk € 6.806 voor de jaren 2000 en 2001.

Lees de uitspraak hier(link) en hier(pdf).

Regeling:  Algemene wet inzake rijksbelastingen art. 15;  Wet op de vennootschapsbelasting 1969 art. 16

RB 737

Hypodomus: Deurhanger is geen brievenbus

RCC 24 december 2010, Dossiernr: 2010/00811 (Hypodomus deurhanger)

Reclamerecht, bijzondere reclamecode, Code verspreiding ongeadresseerd reclamedrukwerk (VOR). Uiting betreft een deurhanger die dienst doet als folder van makelaar- en hypotheekadviseur Hypodomus. Klacht: ondanks NEE/NEE-sticker is deze deurhanger aan deur van klager gehangen. Verweer: de uiting werd aan deurknop gehangen, en niet in of op de brievenbus. Op de onduidelijk geformuleerde klacht heeft adverteerder niet gereageerd. De RCC legt een test aan, ex art. 2.2 Code VOR: de betekenis van de NEE/NEE-sticker neer op dat de bewoner of gebruiker van het perceel geen prijs stelt op reclamedrukwerk. Strijd met art. 3.1 Code VOR en doet een aanbeveling.

Het oordeel van de Commissie

De uiting betreft reclamedrukwerk dat gratis huis-aan-huis wordt verspreid zonder vermelding van adres en woonplaats van de ontvanger en moet daarom worden beschouwd als ongeadresseerd reclamedrukwerk in de zin van artikel 1.1 sub d van de Code Verspreiding Ongeadresseerd Reclamedrukwerk (Code VOR).
 
Niet is weersproken dat klager een NEE/NEE sticker op zijn brievenbus heeft aangebracht als bedoeld in bijlage 1 bij de Code VOR. Blijkens artikel 2.2 Code VOR wordt met een dergelijke sticker aangegeven dat de bewoner of gebruiker van het desbetreffende perceel geen prijs stelt op de ontvangst van ongeadresseerd reclamedrukwerk en huis-aan-huisbladen.
 
Ondanks de aanwezigheid van een NEE/NEE sticker is de van Hypodomus afkom­stige deurhanger aan klagers voordeur gehangen. Naar het oordeel van de Com­mis­sie heeft Hypodomus hierdoor gehandeld in strijd met artikel 3.1 Code VOR, waarin is bepaald – voor zover hier van belang – dat een afzender van ongeadres­seerd reclamedrukwerk alle maatregelen en voorzieningen moet treffen die nood­zakelijk zijn om de respectering van de NEE/NEE sticker te bereiken. Het verweer dat de deurhanger niet in de brievenbus is gedaan en daarom buiten het bereik van de NEE/NEE sticker valt, houdt geen stand. Onder ontvangst van ongeadresseerd reclamedrukwerk, waarop klager blijkens de sticker geen prijs stelt, dient ook te worden begrepen het hangen van een folder aan de deurknop van een voordeur.
 
De Commissie acht voldoende aannemelijk geworden dat klager zich voorafgaand aan het indienen van de onderhavige klacht schriftelijk bij Hypodomus als afzender heeft beklaagd over het in strijd met de NEE/NEE sticker ontvangen van de deur­hanger, en de afhandeling van zijn klacht door de afzender onbevredigend heeft geacht, zodat is voldaan aan de bepalingen in de artikelen 5 en 6 Code VOR.

Lees de uitspraak hier(link) of hier(pdf).
Zie o.a. hier bij de Consumentenbond hoe Hypodomus wordt gedacht.

Regeling: Code VOR: art. 1.1, 2.2, 3.1, 5 en 6. 

RB 726

KPN Zakelijk een stuk eenvoudiger

RCC 17 februari 2011, Dossiernr: 2010/00938 (KPN Zakelijk Belbasis - klik plaatje voor vb uiting)

Reclamerecht. (Tele)communicatie aanbieder KPN zend aan Zakelijke Belbasis abonnees een brief met de kop “Uw Zakelijk Belbasis abonnement wordt een stuk eenvoudiger”. KPN meldt daarbij een aantal wijzigingen in de tarieven en contractsduur van dit abonnement per 1 januari 2011; klager meent dat door melden stijging van o.m. starttarief de uiting misleidend is. RCC toetst of dit reclame is (JA) naar oude definitie (overgangsrecht). Echter: de brief is voldoende duidelijk, van 8 naar 3 verschillende tarieven is een vereenvoudiging en opzegging was kostenloos mogelijk. Afwijzing van de klacht.

Het oordeel van de Commissie
 
In de eerste plaats dient beoordeeld te worden of de bestreden uiting reclame betreft in de zin van de Nederlandse Reclame Code (NRC), nu dit door KPN wordt bestreden.
 
Met ingang van 1 januari 2011 is het aangepaste artikel 1 NRC, waarin wordt gedefinieerd wat onder reclame moet worden verstaan, in werking getreden. Krachtens het daarbij geldende overgangsrecht moeten klachten die zijn ingediend voor 1 januari 2011 en betrekking hebben op uitingen die zijn gepubliceerd in 2010 en niet meer in 2011, worden beoordeeld met toepassing van de definitie van reclame in het oude artikel 1 NRC. Nu de onderhavige klacht is ingediend in december 2010 en de bestreden mailing  in 2011 niet meer wordt gebruikt, beantwoordt de Commissie de vraag of sprake is van een reclame-uiting aan de hand van het tot 1 januari 2011 van kracht zijnde artikel 1 NRC. Hierin is bepaald dat onder reclame wordt verstaan iedere openbare aanprijzing van goederen, diensten of denkbeelden, alsmede het vragen van diensten.
 
Naar het oordeel van de Commissie moet de gewraakte brief als een reclame-uiting in de zin van artikel 1 NRC (oud) worden beschouwd. De uiting is niet specifiek en uitsluitend aan klager gericht, maar is verzonden aan een groep klanten met een bepaald abonnement en is in zoverre aan te merken als een openbare uiting. De uiting, gericht aan bestaande klanten met het doel hen ook na de aangekondigde wijzigingen als klant te behouden, heeft een onmiskenbaar wervend karakter.
 
De brief bevat een duidelijke omschrijving van de in te voeren wijzigingen in de tariefstruc­tuur. Nu het aantal verschillende tarieven wordt teruggebracht van acht naar drie kan met recht worden gesproken van een vereenvoudiging van de tarie­ven. Dat de klant mogelijk in veel gevallen duurder uit is dan voorheen, brengt nog niet mee dat de reclame-uiting misleidend is. In de uiting wordt uitdrukkelijk vermeld dat het effect van de wijzigingen op de factuur van de klant afhankelijk is van het belgedrag van deze klant. De klant dient er derhalve rekening mee te houden dat hij volgens de nieuwe tariefstructuur een hogere factuur zal krijgen dan onder de oude tariefstructuur. De klant dient in verband daarmee te con­troleren in hoeverre zijn belgedrag onder de nieuwe tarieven zal leiden tot een hogere reke­ning. De brief biedt de klant daartoe voldoende houvast. In de brief staat immers een duidelijke tabel met daarin naast elkaar weergegeven de oude en de nieuwe tarieven. Boven­dien wordt de klant gewezen op de mogelijkheid het abonnement naar aanleiding van de aangekondigde wijzigingen kosteloos te beëindigen. Derhalve treft de klacht geen doel.

Lees de uitspraak hier(link) en hier(pdf).

Regeling: NRC (oud) art. 1

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 31 - 36 van 36