RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Zuigelingenvoeding  

RB 1412

Afwijzing zuigelingenvoedingreclame

Vz (afwijzing) 22 mei 2012, dossier 2012/00326 (Etos flesvoeding)

Op de website van Etos staat: "Baby’s en peuters in de groei verdienen natuurlijk het allerbeste. Daarom kies je voor Etos babyvoeding: flesvoeding en potjesvoeding van de hoogste kwaliteit. Goed afgestemd op de ontwikkeling van jouw kindje. Gezond, lekker en voordelig!".  Klacht: Het niet toegestaan is reclame te maken voor flesvoeding voor baby’s onder de 6 maanden.

Verweer: Uit de tekst en de teneur van de bestreden webpagina  en de daaraan gelieerde webpagina’s volgt dat de uiting is gericht op flesvoeding voor baby’s ouder dan 6 maanden. Niet wordt opgeroepen flesvoeding te verkiezen boven borstvoeding.

De voorzitter wijst de klacht af. De uiting in haar geheel beschouwd (tekst met oude baby en links naar informatie over flesvoeding voor baby's van 6 tot 12 respectievelijk  12+ maanden oud), levert geen schending van de reclamregels op.

De Voorzitter: Tussen partijen is niet in geschil dat geen reclame mag worden gemaakt voor volledige zuigelingenvoeding voor baby’s jonger dan 6 maanden. Naar het oordeel van de voorzitter is echter voldoende duidelijk dat de onderhavige uiting geen specifieke aanprijzing van dergelijke volledige zuigelingenvoeding betreft. Hierbij is van belang dat de uiting in haar geheel moet worden beschouwd, dat wil zeggen het bestreden tekstfragment in combinatie met de daarbij geplaatste foto van een baby die ouder lijkt dan 6 maanden en de link die leidt naar informatie over Etos flesvoeding bestemd voor “baby’s van 6 tot 12 maanden” en “baby’s van 12 maanden of ouder”.

RB 1411

Kruidvat eigen merk is (g)een A-merk

RCC 15 mei 2012, dossiernr. 2012/000148 (eigen merk/ het voordeligste A-merk)

Definitie van een A-merk. De klacht betreft de televisiereclame voor babyvoeding waarin onder meer wordt gezegd: “Van Kruidvat eigen merk, het voordeligste A-merk.” Echter, een echt A-merk blijft continu nieuwe producten ontwikkelen, zet de trend en heeft een distributiespreiding van 75%. Blijkens de door adverteerder overgelegde onderzoeken naar “onmisbare merken” geniet Kruidvat weliswaar grote naamsbekendheid doch niet is gebleken dat ook aan de overige, eerdergenoemde criteria is voldaan.

De voorzitter wijst de klacht toe en beveelt de adverteerder aan niet meer op dergelijke wijze reclame te maken. Blijkens de door adverteerder overgelegde onderzoeken naar “onmisbare merken” geniet Kruidvat weliswaar grote naamsbekendheid doch niet is gebleken dat ook aan de overige, eerdergenoemde criteria is voldaan.

De RCC komt tot een ander oordeel, omdat de gemiddelde consument zal begrijpen dat met de gewraakte zinsnede “het voordeligste A-merk” wordt bedoeld dat de producten van het eigen merk van Kruidvat dezelfde (goede) kwaliteit hebben als A-merken. Niet is gesteld of gebleken dat deze mededeling niet juist is.

Verweer:

De omschrijving die klager geeft van een A-merk is subjectief. Het is te verdedigen dat adverteerder zijn Kruidvat-producten als A-merk aanduidt, zodat de slogan niet misleidend is. Adverteerder verricht het nodige onderzoek naar zijn producten. Daarnaast blijkt uit onderzoek van onder meer AC Nielsen dat producten onder het Kruidvat merk als hoogste scoren op het gebied van goede kwaliteit-eigen merk, goede prijs-kwaliteit verhouding en goede prijs-eigen merk. Daarnaast geniet Kruidvat als merknaam grote naamsbekendheid en heeft het een goede reputatie, hetgeen tevens blijkt uit het resultaat van een “merk onmisbaarheidsonderzoek” uit 2010 en 2011, waarin Kruidvat respectievelijk als derde en tweede eindigde en waarvan adverteerder kopieën overlegt. Kruidvat is derhalve een merk dat men niet zou willen missen. Voorts is de “brand awareness” van Kruidvat 97%. Producten met de merknaam Kruidvat kunnen derhalve terecht als A-merk worden gekwalificeerd. Een gemiddeld geïnformeerde consument zal zich door deze zinsnede niet misleid voelen en weten dat hij een Kruidvat-product koopt nu dit letterlijk gezegd wordt.

Oordeel van de commissie:
Naar het oordeel van de Commissie zal de gemiddelde consument de reclame-uiting, waarin juist het ‘eigen merk’ van Kruidvat wordt aangeprezen, niet aldus opvatten dat sprake is van A-merk producten in de door klager bedoelde zin, maar zal hij begrijpen dat met de gewraakte zinsnede “het voordeligste A-merk” wordt bedoeld dat de producten van het eigen merk van Kruidvat dezelfde (goede) kwaliteit hebben als A-merken. Niet is gesteld of gebleken dat deze mededeling niet juist is. 

Aldus is naar het oordeel van de Commissie geen sprake van misleidende reclame en dient de klacht alsnog te worden afgewezen.

RB 1265

Dubbelzinnigheid van de mededeling

Vz afwijzing 3 november 2011, dossiernr. 2011/00895 (T-Mobile Ali B/ likken aan lipjes (luier))

In de commercial [red. winnaar gouden loekie 2011] is onder andere te zien hoe Ali B., die een baby een schone luier geeft, wordt gebeld door een vriend die eveneens een baby verschoont en vraagt “Hoe zit het ook alweer met die lipjes man, van die luiers?” Hierop antwoordt Ali B.: “Die moet je likken.” Na de ongelovige vraag van de vriend “Likken?” is te zien hoe Ali B. zijn tong uitsteekt.

De dubbelzinnigheid van de mededeling dat aan de lipjes van de luier gelikt moet worden en de bewegingen die Ali B. daarbij maakt met zijn tong is walgelijk. De reclame is confronterend voor mensen die te maken hebben gehad met misbruik van kinderen voor kinderporno.

Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met criteria zoals de goede smaak en/of het fatsoen dan wel nodeloos kwetsend is, zoals klaagster kennelijk met haar klacht bedoelt, stelt de Re­clame Code Commissie zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter van die cri­teria. Met inachtneming van deze terughoudend­heid is de voorzitter van oordeel dat de on­der­havige uiting niet van dien aard is dat de grenzen van het toelaatbare worden over­schre­den. De televisiecommercial is duidelijk humoristisch bedoeld en zal door de gemiddelde consument niet worden opgevat als een verwijzing naar kinderporno.

De voorzitter heeft er overigens begrip voor dat niet iedereen de onderha­vige uitingen zal waarderen. Dit kan evenwel niet tot een andere beslissing leiden.

RB 943

Nestlé Groeie Start reclame voldoet aan zuigelingenvoeding richtlijn

RCC 10 mei 2011, Dossiernr. 2011/00165 (Nestlé)

Reclamerecht. Televisiereclame voor Nestlé Groeie Start met L.Comfortis. Klaagster stelt dat het lijkt alsof reclame voor jonge baby's bedoeld is en dat mededeling over borstvoeding beter dan kunstvoeding bijna onleesbaar is en kort in beeld. Lijkt volgens klaagster in strijd met WHO regels. Verweerder stelt dat verbod reclame voor jonge baby's niet volgt uit WHO regels maar uit art. 14 Richtlijn 2006/141/EG. Baby's in uiting zijn ouder dan 6 maanden, onderbouwd met e-mail reclamebureau. Uiting over borstvoeding is volgens verweerder 6 seconden in beeld.

Commissie oordeelt dat verbod uit art. 14 Richtlijn niet is overtreden omdat in uiting meerdere malen wordt gesproken over opvolgmelk. Geen reden om aan mededeling verweerder over leeftijd baby's te twijfelen. In uiting duidt geen mededeling in het bijzonder op baby's jonger dan 6 maanden. Geen wettelijke verplichting uiting over borstvoeding te vermelden bij opvolgmelk, dus klacht ongegrond. Wijst klacht af.

Ad 1. Tussen partijen staat vast dat geen reclame mag worden gemaakt voor volledige zuigelingenvoeding voor baby’s jonger dan 6 maanden. Naar adverteerder onweersproken heeft meegedeeld, volgt dit verbod niet uit “de WHO regels”, maar uit artikel 14 van de Europese Richtlijn over zuigelingenvoeding, richtlijn 2006/141/EG, welke regelgeving is geïmplementeerd in de “Warenwetregeling Zuigelingenvoeding 2007”.
In artikel 14 van voornoemde richtlijn staat onder meer:
“Voor volledige zuigelingenvoeding mag slechts reclame worden gemaakt in gespecialiseerde publicaties op het gebied van babyverzorging en in wetenschappelijke publicaties”
en
in artikel 2 van voornoemde Warenwetregeling staat onder meer:
“Het (…) verhandelen van:
a.    volledige zuigelingenvoeding
(…)
geschiedt met inachtneming van de artikelen (…) tot en met 14, van richtlijn 2006/141/EG”. 

Naar het oordeel van de Commissie wordt bovenbedoeld verbod in dit geval niet overtreden, omdat in de uiting meermalen wordt gesproken over “opvolgmelk”. Hierdoor is voor de gemiddelde consument voldoende duidelijk dat de uiting een aanprijzing inhoudt van “opvolgmelk” en niet van volledige zuigelingenvoeding.

Ad 2. Ingevolge artikel 13 lid 4 van richtlijn 2006/141/EG dient de etikettering van volledige zuigelingenvoeding onder meer de volgende vermelding te bevatten:
“a) een verklaring dat borstvoeding te verkiezen is”. Ingevolge artikel 13 lid 8 sub b van de richtlijn geldt deze eis ook voor “de reclame”. Een dergelijke verplichting is niet in de richtlijn opgenomen voor opvolgmelk, ofwel, zoals in de richtlijn aangeduid, “opvolgzuigelingenvoeding”.
Adverteerder heeft meegedeeld dat zij heeft besloten om bovenbedoelde verklaring ook toe te voegen aan haar communicatie over opvolgmelk, zonder dat daartoe een wettelijke verplichting bestaat. Naar adverteerder stelt, is aan het begin van de bestreden televisiereclame 6 seconden in beeld:
“borstvoeding is de meest geschikte voeding voor zuigelingen”.
Naar het oordeel van de Commissie kan men van mening verschillen over de leesbaarheid van deze mededeling, maar dat leidt, nu niet is gebleken van een (wettelijke) verplichting tot zodanige vermelding, niet tot het oordeel dat de klacht, dat wat dit betreft “de WHO regels” worden overtreden, gegrond is.

Lees de gehele uitspraak hier (link en pdf)
Regeling: Richtlijn Zuigelingenvoeding (2006/141/EG) art. 13 lid 4, art. 14

RB 942

Olvarit peutermenu - toelaatbare overdrijving

RCC 11 mei 2011, Dossiernrs. 2011/00236 en 2011/00236A (Olvarit peutermaaltijd)

Reclamerecht. Televisiecommercial over Olvarit peutermenu. Daarin zie je peuters die hun bordje groenten niet opeten en wordt gezegd dat 79% van de peuters te weinig groente binnen krijgt. Klager 1 stelt dat er niet wordt gerefereerd aan wetenschappelijk onderzoek en dat er sprake is van overdrijving waardoor ouders schuldgevoel wordt aangepraat. Klager 2 stelt dat er sprake is van onjuiste weergave werkelijkheid omdat losse groenten worden afgezet tegen samengestelde maaltijd. Verweerder stelt dat uiting gebaseerd is op onderzoeksrapport RIVM, geen bedoeling om schuldgevoel te creëren, alleen groenten tegenover Olvarit afzetten is om boodschap duidelijk te maken, niet om te impliceren peuters alleen groenten voor te zetten.

Commissie oordeelt dat verweerder voldoende aannemelijk gemaakt dat percentage is gebaseerd op rapport RIVM, dit onderdeel van klacht 1 treft daarom geen doel. Ook is de grens van het toelaatbare niet overschreden als het gaat over aanpraten schuldgevoel. Wijst klacht 1 af. Commissie oordeelt over klacht 2 als volgt: sprake van duidelijke en herkenbare overdrijving dus toelaatbaar, wijst klacht 2 ook af.

2011/00236. Tegenover de niet onderbouwde ‘inschatting’ van klager dat het in de commercial genoemde percentage peuters dat te weinig groenten binnen krijgt niet juist is, heeft adverteerder naar het oordeel van de Commissie voldoende aannemelijk gemaakt dat het genoemde percentage van 79% is gebaseerd op onderzoeksresultaten van het RIVM.
Dit onderdeel van de klacht treft daarom geen doel.
2011/00236A. In de commercial wordt meegedeeld dat uit onderzoek is gebleken dat 79% van de peuters te weinig groenten binnen krijgt. Deze boodschap wordt geïllustreerd met beelden van peuters die met de op hun bord liggende groenten spelen en deze niet opeten. Het tonen van enkel groenten op een bord is geen weergave van een werkelijke maaltijd zoals deze aan peuters zal worden voorgezet. Naar het oordeel van de Commissie maakt dit de uiting echter niet misleidend, nu de beelden een voor de consument duidelijke en herkenbare overdrijving bevatten om het onderwerp van de uiting -het eten van groenten door peuters- te benadrukken. Een dergelijke duidelijke en herkenbare overdrijving wordt toelaatbaar geacht.

Lees de gehele uitspraak 2011/00236 hier (link en pdf)
Lees de gehele uitspraak 2011/00236A hier (link en pdf )

RB 854

Verhoogde normen radioactiviteit

de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mw. drs. E.I. Schippers en mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie de antwoorden op de kamervragen over de verhoogde norm voor radioactiviteit in voedsel.

1 Klopt het dat de Europese Commissie de normen voor radioactiviteit in voedsel per 27 maart 2011 aanzienlijk heeft verhoogd met een noodverordening waarbij de grens is verruimd tot:

- 400 becquerel per kilogram voor flesvoeding,
- 1000 becquerel per kilogram voor zuivelproducten, 
- 1250 becquerel per kilogram voor andere voedingsmiddelen, 
- 12.500 becquerel per kilogram voor visolie of specerijen?

Ja, daarvan is inderdaad enkele dagen sprake geweest. Inmiddels zijn de normen aangescherpt, en in overeenstemming gebracht met de ter zake door de Japanse overheid toegepaste normen. De huidige normen voor producten afkomstig uit Japan in noodverordening (EU) 297/2011 voor cesium-134 en cesium-137 zijn:
- 200 becquerel per kilogram voor zuigelingenvoeding,
- 200 becquerel per kilogram voor zuivelproducten,
- 500 becquerel per kilogram voor andere voedingsmiddelen,
- 200 becquerel per kilogram voor vloeibare voedingsmiddelen.

2 Klopt het dat de grens tot voor kort per kilogram voedsel en diervoeders een maximum van 600 becquerel radioactiviteit van cesium-134 en cesium-137 was, en voor babyvoeding en voor zuivelproducten nog lager: 370 becquerel?

Ja. Inmiddels zijn de desbetreffende normen bij eerdergenoemde noodverordening (EU) 297/2011 vastgesteld op 200 becquerel/kilogram.

3 Wat is de reden van deze verandering in tolerantiewaarden?
4 Waarom werd plotselinge verhoging van de grenswaarden, en het feit dat deze een aanzienlijke verruiming betekent, niet bekend gemaakt?
5 Welke wijziging betreffende de veiligheid van voedsel met radioactiviteit is er opgetreden die deze verhoging rechtvaardigt? Kunt u daarvoor een wetenschappelijke onderbouwing geven?

Antwoorden vragen 3 tot en met 5.

Direct na de ramp in Tsjernobyl zijn door de EEG in 1987 in grote haast normen vastgesteld voor alleen cesium-134 en cesium-137. Deze waren gezien de destijds vereiste spoed niet wetenschappelijk onderbouwd. Die normen zijn nu nog te vinden in verordening (EG) 733/2008.

Enige tijd later in 1987, toen de druk van de ketel was, heeft Euratom wél wetenschappelijk onderbouwde normen vastgesteld. Deze in verordening (Euratom) 3954/87 opgenomen normen zouden in geval van een nucleaire crisis van toepassing kunnen worden verklaard. Dat van toepassing verklaren is gebeurd direct na de ramp in Japan, bij bovengenoemde noodverordening (EU) 297/2011. Deze normen waren voor cesium-134 en cesium-137 minder streng ten opzichte van de in de vorige alinea bedoelde in grote haast vastgestelde normen.

Kort na de vaststelling van noodverordening (EU) 297/2011 bleek dat de daarin opgenomen normen (ook) minder streng waren dan de desbetreffende normen in Japan. Deze ongewenste situatie heeft geleid tot overleg tussen de Europese Commissie en de lidstaten van de Europese Unie. Tijdens dat overleg is besloten de strengere Japanse normen ook in de Europese Unie toe te passen. Daartoe is noodverordening (EU) 297/2011 recent aangepast. De huidige normen zijn te vinden in het Publicatieblad van de Europese Unie van 13 april 2011, nummer L 98, bladzijde 16.

6 Betreft de verhoging van de normen ook baby en kindervoeding? Kan de voedselveiligheid volledig gegarandeerd worden voor alle groepen (inclusief ernstig zieken en kleine kinderen) onder alle omstandigheden?
Van een verhoging (versoepeling) is inmiddels geen sprake meer. De normstelling geldt ook voor baby- en kindervoeding. Uiteraard wordt bij alle normstellingen rekening gehouden met mogelijke risico´s voor alle groepen in de samenleving.

Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Thieme over de verhoogde norm voor radioactiviteit in voedsel (2011Z06849).
1 Kent u het bericht: ‘Foodwatch: Noodverordening Brussel verruimt normen voor radioactiviteit in voeding’?
Ja.

2 Kunt u uiteenzetten op welke gronden voor verhoging van de normen voor radioactiviteit is gekozen?
Zie het antwoord op de vragen 1 tot en met 5 van de beantwoording Kamervragen 2011Z06848 van het Kamerlid Van Gerven.

3 Kunt u uitleggen waarom deze verruiming van de normen niet gemeld is aan de Kamer?
De besluitvorming over deze normen is een uitvoeringsmaatregel en vindt plaats in een technisch comité in Brussel. De Europese Commissie stelt in overleg met de lidstaten uitvoeringsmaatregelen vast. In de vastgestelde noodverordening werd bovendien verwezen naar een bestaande verordening die is bedoeld om in het geval van een nucleaire noodsituatie in werking te worden gesteld.

4 Deelt u de mening dat radioactiviteit in voedingsmiddelen een zeer slecht effect kan hebben op de volksgezondheid, en dat de normverhoging een ongewenste en zelfs gevaarlijke maatregel is?
Ik deel uw mening dat radioactiviteit in voedingsmiddelen een zeer slecht effect kan hebben op de volksgezondheid. Ik ben van mening dat hiervoor strenge, wetenschappelijke onderbouwde normen moeten worden gehanteerd.

5 Deelt u de mening dat in Europa op dit moment geen sprake is van een nucleaire noodsituatie, noch van dreigende voedseltekorten, waardoor het beroep op EU-verordening 3954/1987 niet gerechtvaardigd is?
In Europa is geen sprake van een nucleaire noodsituatie. In Japan is hiervan wel sprake. Daarom was het wel noodzakelijk om maatregelen te nemen voor de importstroom van producten afkomstig uit Japan. Hiervoor werd (in eerste instantie) een beroep gedaan op verordening (Euratom) 3954/1987.

6 Deelt u de mening dat een invoerverbod van levensmiddelen en diervoeders uit Japan, gezien de geringe import vanuit Japan, een passender maatregel is dan het verruimen van de normen?
Ik ben van mening dat een importverbod niet proportioneel zou zijn, omdat naar verwachting de ladingen die aankomen in Europa niet besmet zijn. Met een strikte monitoring in Japan zelf en importcontroles op de luchthavens en in de zeehavens in Europa wordt dit goed bewaakt.

7 Bent u bereid de verhoging van de normen voor Nederland niet te accepteren, en in plaats daarvan in te zetten op invoerverboden voor levensmiddelen en diervoeders vanuit Japan? Indien dit niet mogelijk is, bent u dan bereid bij de Europese Commissie in te zetten op het onmiddellijk weer hanteren van de normale normen voor voedsel en diervoeders en in plaats daarvan in te zetten op invoerverboden? Zo nee, waarom niet?
Inmiddels zijn de normen aangescherpt tot op het niveau zoals deze door Japan zelf gehanteerd worden (zie beantwoording vraag 1 van Kamervragen 2011Z06848 van het Kamerlid Van Gerven). De Europese Commissie heeft deze normen in overleg met de lidstaten vastgesteld. Nederland heeft hiermee ingestemd.

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van het lid Van Gerven (SP), ingezonden 1 april 2011 (vraagnummer 2011Z06848) Lees antwoorden op Kamervragen hier (link)

  • 1
  • 2
  • 11 - 16 van 16