RB
RB 3838
10 juni 2024
Artikel

Laatste plekken voor de Actualiteitenlunch Reclamerecht

 
RB 3837
3 juni 2024
Artikel

Vacature Simmons & Simmons: Advocaat-stagiaire IP / Life Sciences

 
RB 3836
31 mei 2024
Artikel

Pinsent Masons Amsterdam zoekt voor haar octrooi- en Life Sciences team junior en senior advocaat-medewerkers

 
RB 2380

De gemiddelde consument zal een ‘vanafprijs’ opvatten als de laagst mogelijke prijs

RCC 8 april 2015, RB 2380, dossiernr. 2015/00173 (KLM vanaf prijzen)
Misleiding. Aanbeveling. De uiting: Het betreft de boekingsmodule op adverteerders website www.klm.nl, voor zover daarin een retourvlucht Amsterdam – Bangkok met vertrekdatum 20 juli 2015 wordt aangeboden voor de prijs vanaf € 778,-. De klacht: De uiting doet voorkomen dat retourvluchten naar Bangkok met vertrekdatum 20 juli 2015 worden aangeboden met een vanafprijs van € 778,-. Het is echter niet mogelijk gebleken om voor die prijs een retourvlucht te boeken. De laagste prijs is € 850,-. Het vermelden van een lagere prijs dan de werkelijk geldende prijs acht klager misleidend.

Het oordeel:

1) De bestreden uiting met boekingsmodule is een uitnodiging tot aankoop gericht op de Neder-landse markt betreffende reisdiensten en is aldus aan te merken als een uiting waarop - naast de andere bepalingen van de Nederlandse Reclame Code (NRC) - de Reclamecode Reisaan-biedingen (RR) van toepassing is. Ingevolge het bepaalde in artikel V lid 1 RR dienen aanbie-ders te zorgen voor een redelijke beschikbaarheid van de door hen in reclame-uitingen aange-boden diensten voor de genoemde prijs. De Commissie vat de klacht aldus op dat adverteerder volgens klager niet heeft gezorgd voor enige beschikbaarheid van de voor € 778,- aangeboden retourvlucht Amsterdam – Bangkok met vertrekdatum (‘outbounddatum’) 20 juli 2015.

2) Gelet op de klacht ligt het op de weg van adverteerder om aannemelijk te maken dat wel sprake is (geweest) van een redelijke beschikbaarheid van de retourvlucht voor de geadverteerde prijs van € 778,-. Daarin is adverteerder naar het oordeel van de Commissie niet ge-slaagd. Adverteerder heeft slechts een screenshot overgelegd waaruit blijkt dat de prijs van € 778,- geldt voor een retourvlucht met vertrek op 20 juli 2015 en terugreisdatum (‘inbounddatum’) 27 september 2015, derhalve tien weken later. De Commissie acht dit een voor de gemiddelde consument bij het boeken van een retourvlucht ongebruikelijk lange termijn tussen vertrek en terugkomst. In dat geval kan niet gesproken worden van een redelijke beschikbaarheid van de aangeboden retourvlucht voor de genoemde (vanaf)prijs als bedoeld in artikel V lid 1 RR.

3) Indien en voor zover adverteerder heeft willen betogen dat voor de consument de beschikbaarheid van retourvluchten voor de geadverteerde vanafprijs voldoende duidelijk is, omdat door het invoeren van de terugreisdatum de aanvankelijk bij de vertrekdatum getoonde vanaf-prijs kan dalen, treft dit betoog geen doel. De gemiddelde consument zal een ‘vanafprijs’ immers opvatten als de laagst mogelijke prijs.

4) Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.


De beslissing

De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel V lid 1 RR. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
RB 2379

Bandje met verwijzing naar bel-me-niet-register-site is overtreding telemarketingregels

Rechtbank Rotterdam 8 januari 2015, RB 2379; ECLI:NL:RBROT:2015:25 (Pretium tegen ACM)
Recht van verzet. De rechtbank heeft (onder 2.4.4) geoordeeld dat het woord ‘geboden’ in artikel 11.7, vierde lid (oud), van de Tw erop duidt dat een actief handelen wordt verwacht van degene die de abonnee benadert. Met het laten horen van een bandje aan het einde van het gesprek met een tekst waarin verwezen wordt naar een website waar men zich kan afmelden voor telemarketing wordt de consument niet actief de mogelijkheid geboden om in het gesprek zelf door te geven dat hij niet meer door eiseres gebeld wil worden.

Het feit dat ACM zich niet openlijk heeft gedistantieerd van het voorstel van de branchevereniging, leidt niet tot een ander oordeel, in het bijzonder omdat de branchevereniging er vóór de ontwikkeling van de Telemarketing bijsluiter (29 mei 2007) al van op de hoogte was dat ACM kenbaar had gemaakt dat het recht van verzet actief dient te worden aangeboden. Uit drie datasets met de aan de overtreding ten grondslag gelegde gespreksopnames blijkt onmiskenbaar dat in gesprekken met abonnees waarbij het recht van verzet aangeboden behoorde te worden, dit door of namens eiseres vrijwel nooit actief is gedaan. Geen sprake van ongelijke behandeling ten opzichte van andere marktpartijen. Door ACM laat ingediende stukken zien niet op bewijs, maar op beroep op gelijkheidsbeginsel; geen sprake van schending van verdedigingsrechten. Matiging boete omdat ACM uit is gegaan van te hoog aantal overtredingen en vanwege overschrijding redelijke termijn.

ACM bericht: ACM heeft aan Pretium Telecom B.V. in oktober 2011 een boete opgelegd voor het niet juist naleven van de regels voor telemarketing in 2007 en 2009. Het gaat om enkele honderdduizenden telemarketinggesprekken die door Pretium zijn gevoerd in drie afzonderlijke periodes van in totaal 6 maanden. Pretium bood in deze gesprekken de consument niet actief aan zich te laten registreren als deze niet meer door het bedrijf gebeld wilde worden voor marketingdoeleinden. Pretium was op grond van de Telecomwet wel verplicht om dit zogenoemde recht van verzet in alle verkoopgesprekken aan te bieden.

Het boetebesluit van ACM wordt nu pas openbaar omdat Pretium zich tegen eerdere openbaarmaking heeft verzet. Afgelopen januari heeft de rechtbank Rotterdam geoordeeld dat ACM terecht heeft vastgesteld dat Pretium de telemarketingregels heeft overtreden, maar dat de boete daarvoor lager moest zijn. De boete bedraagt nu 106.250 euro. ACM mag het door de rechtbank aangepaste boetebesluit nu wel publiceren.

RB 2378

Mededeling "tegen concurrerende prijzen" op website geen overeenkomst

Rechtbank Midden-Nederland 25 februari 2015, RB 2378; ECLI:NL:RBMNE:2015:2292  (Fast Forward Freight tegen Sigmatex Holland)
Overeenkomstenrecht. Reclame. Sigmatex verkoopt serverkasten en computeronderdelen. Sigmatex importeert deze uit China en laat APL de verschepingen regelen. APL heeft de zeevracht van Sigmatex van 2012 tot eind 2013 uitbesteed aan FFF. Er is een geschil ontstaan over de hoogte van de factuur die FFF dientengevolge richt aan Sigmatex. FFF vordert nakoming van de betalingsverplichting. Sigmatex beroept zich op bedrog of dwaling nu op de websites van APL en FFF de mededeling stond dat tegen concurrerende prijzen werd vervoerd. De rechtbank wijst het verweer af omdat de uitlating op de website van FFF als aanprijzing in algemene bewoordingen moet worden aangemerkt en wijst de vordering van FFF toe.

De beoordeling:

4.4. Ten overvloede overweegt de kantonrechter nog dat, als er al zou worden aangenomen dat partijen zijn overeengekomen dat FFF alleen aanspraak zou kunnen maken op betaling van concurrerende tarieven, Sigmatex onvoldoende heeft onderbouwd dat de door FFF gehanteerde vrachttarieven niet concurrerend zijn geweest.

4.5. Gezien het bovenstaande komt de kantonrechter tot de conclusie dat er geen sprake is geweest van een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis door FFF. In dit licht is het beroep van Sigmatex op opschorting van haar verplichting tot betaling van de factuur van 5 november 2013 ten onrechte geweest.

4.6. De kantonrechter is verder ook van oordeel dat er geen sprake is geweest van bedrog door FFF. De kantonrechter merkt de vermelding op de website van FFF inhoudende dat zij de meest aantrekkelijk geprijsde manier van vracht kan vinden, aan als een aanprijzing in algemene bewoordingen (zoals “de beste” en “de snelste”). In artikel 3:44, derde lid, BW staat dat aanprijzingen in algemene bewoordingen, ook al zijn ze onwaar, op zichzelf geen bedrog opleveren. Dat er meer concrete en specifieke toezeggingen vanuit Sigmatex zijn gedaan, heeft FFF niet gesteld. Overigens is daarnaast gesteld noch gebleken dat FFF opzettelijk Sigmatex willens en wetens heeft willen misleiden en opzettelijk onjuiste mededelingen heeft gedaan terwijl ze wist dat deze onwaar waren.

4.7. Omdat het hier gaat om algemene aanprijzingen, is er ook geen grond voor een beroep op dwaling (T.M., Parlementaire Geschiedenis Boek 6 BW, p. 903). Sigmatex had tot een juiste voorstelling van zaken kunnen komen door de tarieven van de concurrenten van FFF te onderzoeken alvorens het vervoer via FFF, en de daarbij behorende tarieven, overeen te komen.
RB 2377

Boetes overtredingen Warenwet omhoog naar € 810.000

Warenwet, Kamerstukken II 2014-2015, 33 775, nr. 19
De boetes voor overtredingen van de Warenwet gaan omhoog van een maximum van € 4.500 naar maximaal € 810.000. Foodwatch:  "Het initiële voorstel tot wijziging van de Warenwet van minister Schippers bevatte een voorstel voor de verhoging van de boetes voor overtredingen van de Warenwet tot € 81.000. Dankzij een wetswijziging die werd ingediend door PvdA-Kamerlid Sjoera Dikkers werd een verhoging tot het tienvoudige daarvan mogelijk gemaakt: 810.000 euro.

Wat vindt foodwatch?
Foodwatch wil dat de overheid er alles aan doet om fraude in de voedselsector te voorkomen en daarmee jouw gezondheid en recht op informatie beschermt. Ook kan op die manier het beschadigde consumentenvertrouwen hersteld worden. Daarom pleiten we al jaren voor meer transparantie, ketenverantwoordelijkheid, betere handhaving en hogere boetes en straffen. Op die laatste eis zijn nu stappen gezet. Ook zijn er afgelopen jaar ambities geformuleerd voor een hardere aanpak van voedselfraude op Europees niveau.

Het verhogen van de boetes is volgens foodwatch een stap in de goeie richting, maar de vele schandalen die de afgelopen jaren aan het licht zijn gekomen illustreren dat voedselfraude een grootschalig probleem betreft. Om risico’s voor de volksgezondheid uit te kunnen sluiten is foodwatch dan ook van mening dat het tijd is om van een reactief systeem naar een preventief systeem van fraudebestrijding om te schakelen."

Lees hier het bericht van Foodwatch.

RB 2376

Aanpassingen in reglement Reclame Code Commissie en College van Beroep

Met ingang van 10 maart j.l. is een kleine aanpassing in het reglement Reclame Code Commissie en College van Beroep van kracht. Het betreft een toevoeging in artikel 28, dat betrekking heeft op de kosten van een klachtenprocedure. Nieuw is dat het heffen van klachtengeld ook mogelijk is nadat een beslissing definitief is geworden.

Een andere aanpassing die in 2014 is ingevoerd, is dat de (voorzitter van de) Reclame Code Commissie nu kan bepalen dat een adverteerder weliswaar de code heeft overtreden, maar een aanbeveling achterwege kan laten. Dit kan bijvoorbeeld als tijdens de procedure blijkt, dat de adverteerder passende maatregelen heeft genomen om de bestreden uiting te laten voldoen aan de Nederlandse Reclame Code. De voorzitter van de Reclame Code Commissie heeft sinds de wijziging medio 2014 24 keer gebruik gemaakt van deze nieuwe bevoegdheid, de voltallige Reclame Code Commissie twee keer. Een voorbeeld van zo’n situatie vindt u in de rubriek Uit de praktijk, de casus Coup de Coeur Hachette.

RB 2375

College van B&W wijkt af van handhavingsbeleid zonder toereikend argument

Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 25 maart 2015, RB 2375, (X tegen College van B&W Gemeente Utrecht)
Omgevingsrecht. Illegaal aangebrachte reclame-uiting. X brengt illegaal reclame-uitingen aan aan de buitenkant van een avocatenkantoor. Het betreft het plaatsen van gevelletters met de bedrijfsnaam aan de gevel van het perceel en het aanbrengen van stickers met belettering aan de binnenzijde van de ramen op de begane grond van het perceel. Bij besluit heeft het College van B&W aan X gelast om de illegaal aangebrachte reclame-uitingen aan het pand te (doen) verwijderen en verwijderd te (doen) houden, zulks onder verbeurte van een dwangsom. Het besluit wordt door de voorzieningenrechter geschorst omdat het College van B&W, door handhavend op te treden, in dit geval is afgeweken van zijn eigen handhavingsbeleid zonder dat daarvoor een toereikend argument is gegeven.

14. Verweerder heeft in zijn verweer van 23 maart 2015 en ter zitting toegelicht dat hij in het kader van illegale reclame tot op heden geen actief handhavingsbeleid voert, maar dat sprake is van een reactionair beleid waarin alleen handhavend wordt opgetreden op basis van meldingen en klachten. Dit beleid is naar aanleiding van onderhavige zaak onderhevig aan heroriëntatie, waarna het zal worden opgenomen in het Handhavingsbeleid van de gemeente. De handhaving in onderhavige zaak is in gang gezet naar aanleiding van een klacht, aldus verweerder. Desgevraagd ter zitting is toegelicht dat deze klacht afkomstig was van M. van der Wiel, secretaris van de welstandscommissie.

15. Voorop staat dat het gelijkheidsbeginsel een consistent en doordacht bestuursbeleid vergt. Het veronderstelt dat het bestuur welbewust richting geeft en derhalve een algemene gedragslijn volgt ten aanzien van zijn optreden in individuele gelijke gevallen. [...]

16. In dit geval komt doorslaggevende betekenis toe aan de gang van zaken die aan het besluit tot handhaving is vooraf gegaan en deze heeft ingeleid. Niet in geschil is dat tussen verzoeker en de secretaris van de welstandscommissie contact heeft plaatsgehad over de aanvaardbaarheid van de reclame-uitingen (althans van de gevelletters) voorafgaand aan het aanbrengen daarvan. Evenmin is in geschil dat de secretaris van de welstandscommissie toen heeft laten weten dat voor wat betreft het aanbrengen van de gevelletters vanwege de beoogde positionering geen positief welstandsadvies zou kunnen volgen. Vervolgens heeft de secretaris van de welstandscommissie naar aanleiding van haar eigen constatering dat de reclame-uitingen waren aangebracht dit in een intern e-mailbericht van 15 april 2013 gericht aan de teamleider Toezicht en Handhaving van de gemeente Utrecht (in weinig subtiele bewoordingen) onder diens aandacht gebracht en een handhavingsactie gesuggereerd met de woorden: “Hopelijk kun je er toch iets mee”. Hierop is de inspectie van 6 mei 2013 gevolgd, hetgeen tot de bestreden handhaving heeft geleid.

17. Deze gang van zaken acht de voorzieningenrechter in strijd met het eigen reactionaire handhavingsbeleid dat verweerder in geval van illegale reclame voert en met het uitgangspunt dat een bestuursorgaan zorg heeft te dragen voor een consistente beleidstoepassing. Daartoe heeft te gelden dat het beleid van verweerder, dat alleen wordt opgetreden naar aanleiding van klachten of meldingen, niet anders kan worden uitgelegd dan dat het moet gaan om klachten en meldingen afkomstig van (belanghebbende) derden. Het standpunt van verweerder, ingenomen ter zitting, dat het niet uitmaakt van wie de klacht of melding afkomstig is, ook wanneer dat een medewerker van verweerder is, kan niet worden aanvaard. Immers, op deze wijze heeft verweerder het alsnog zelf in de hand of en wanneer hij wel en wanneer hij niet tot handhavend optreden overgaat, terwijl hij dat optreden beleidsmatig lage prioriteit heeft gegeven en afhankelijk heeft gemaakt van de belangen van derden. Een andere opvatting zou ertoe leiden dat toepassing van dit beleid in concrete gevallen ten minste de schijn van willekeur met zich kan brengen.

18. Uit het vorenstaande volgt dat het bestreden besluit in beroep naar verwachting niet in stand zal blijven en dat ook het primaire besluit niet zal kunnen worden gehandhaafd. De voorzieningenrechter wijst het verzoek dan ook toe en treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit wordt geschorst tot zes weken nadat uitspraak is gedaan op het beroep met zaaknummer UTR 15/576.

RB 2374

Het vakantieverblijf kon niet meer voor het vermelde bedrag worden geboekt

Voorz. RCC 14 april 2015, RB 2374, dossiernr. 2015/00196 (Roompot.nl)
Reisaanbieding. Voorzitterstoewijzing. De uiting: Het betreft de website www.roompot.nl voor zover op deze website een aanbieding stond voor vier nachten in Kustpark Egmond aan Zee voor € 79,--. De klacht: Klaagster stelt, samengevat, dat zij voor het genoemde bedrag een huisje wilde huren. Het huisje bleek echter aanzienlijk duurder te zijn. Adverteerder houdt de aanbiedingen in het weekend niet bij en beroept zich op een clausule waarin dit zou staan evenals dat de prijzen “vanaf” zijn. Last minute aanbiedingen zouden echter ook in het weekend moeten gelden.

Het oordeel:

1. De voorzitter stelt voorop dat de bestreden uiting valt onder de reikwijdte van de Reclamecode Reisaanbiedingen (RR) 2014, zodat aan deze code zal getoetst.

2. De voorzitter begrijpt dat op het moment dat klaagster het vakantieverblijf wilde boeken dit niet meer mogelijk bleek voor de prijs van € 79,--, terwijl dit bedrag nog wel op de website stond waardoor het leek alsof de aanbieding nog voor dit bedrag geboekt kon worden. Uit hetgeen klaagster stelt, volgt dat adverteerder blijkbaar in het weekend haar website niet actualiseert waardoor aanbiedingen die niet meer geldig zijn nog wel enige tijd op haar website blijven staan. Adverteerder had echter, zoals volgt uit het bepaalde onder V sub 2 RR 2014, het adverteren onverwijld dienen te staken zodra het vakantieverblijf niet meer voor het bedrag van € 79,-- kon worden geboekt. Nu adverteerder dit heeft nagelaten, heeft zij in strijd met bedoeld artikel gehandeld, hetgeen in feite ook niet door adverteerder is betwist.

3. De voorzitter neemt nota van het feit dat adverteerder excuses heeft gemaakt alsmede een financiële tegemoetkoming aan klaagster heeft aangeboden. Dit op zichzelf genomen te waarderen handelen brengt niet mee dat de voorzitter gebruik kan maken van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 12 lid 5 van het Reglement van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep om een aanbeveling achterwege laten. Aan dit laatste staat in de weg dat adverteerder niet heeft gesteld dat zij passende maatregelen heeft genomen om herhaling te voorkomen. Derhalve wordt beslist als volgt.
RB 2373

Doorgeschakelde gesprekken KPN niet gratis

RCC 26 maart 2015, RB 2373, dossiernr. 2014/00938 (KPN Doorschakelen)
Ontbrekende informatie. Misleiding. Aanbeveling.  De uiting: Het betreft de volgende mededelingen over “Inkomende gesprekken op vaste telefoon door laten sturen” op www.kpn.com/prive: “Wat kost Doorschakelen? Het aan- en uitzetten van Doorschakelen is gratis. Je betaalt de normale gesprekskosten van je telefoonnummer naar het nummer waarnaar is doorgeschakeld, maar alleen als er wordt opgenomen”. De klacht: Klager heeft bij adverteerder een zakelijke telefonie abonnement afgesloten waarbij hij onbeperkt kan bellen naar mobiele en vaste telefoonnummers in en buiten zijn regio. De uiting wekt de indruk dat de doorschakeldienst gratis is en dat op grond van zijn abonnement ook bij doorschakelen de gesprekskosten in zijn abonnement zijn inbegrepen. Klager betaalt immers daarvoor een vast bedrag per maand. Inmiddels blijkt adverteerder bij doorschakelde gesprekken gesprekskosten in rekening te brengen. Volgens klager is de uiting misleidend.

Per abuis is de verkeerde uiting overgelegd. Als bijlage is thans de juiste uiting overgelegd, deze heeft betrekking op zakelijke abonnementen. Voor het overige handhaaft klager zijn klacht. De thans overgelegde uiting bevat de volgende mededelingen over “Doorschakelen | Ontvang gesprekken op een andere telefoon” op www.kpn.com/zakelijk: “(…) Wat kost Doorschakelen? Het aan- en uitzetten van *61 is gratis. U betaalt de normale gesprekskosten voor de doorgeschakelde gesprekken vanaf uw bedrijf naar het doorgeschakelde toestel.”

Het oordeel:

1. De Commissie stelt voorop dat in de bestreden uiting zonder toelichting of verwijzing naar verdere informatie staat dat doorschakelen gratis is en dat men bij de doorgeschakelde gesprekken uitsluitend de normale gesprekskosten betaalt (volgens adverteerder is dit het standaard beltarief). Indien men, zoals blijkbaar in het geval van klager, gekozen heeft voor de abonnementsvorm Zakelijk Belvrij Totaal, waarbij men tegen betaling van een vast bedrag onbeperkt en zonder bijkomende kosten kan telefoneren, zal de gemiddelde zakelijke consument veronderstellen dat ook doorgeschakelde gesprekken onder dat abonnement vallen. Het betreft immers gesprekken die binnenkomen op het telefoonnummer dat valt onder het abonnement, zodat het voor de hand ligt dat de doorgeschakelde gesprekken niet tot bijkomende kosten zullen leiden. Weliswaar staat in de uiting dat men de normale gesprekskosten betaalt, maar de Commissie acht deze enkele mededeling onvoldoende om de gemiddelde zakelijke consument die voornemens is een Zakelijk Belvrij Totaal abonnement af te sluiten te informeren over het feit dat bij het doorschakelen een situatie ontstaat die afwijkt van het contract, en wel in deze zin dat alsdan alsnog gesprekskosten afzonderlijk in rekening worden gebracht bovenop het vaste bedrag dat men maandelijks betaalt voor de afkoop van het belverkeer.

2. Blijkens het voorgaande is sprake van het op onduidelijk wijze verstrekken van essentiële informatie als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Het had op de weg van adverteerder gelegen om meer duidelijkheid te verschaffen over het feit dat doorschakelen óók bij abonnementsvormen waarbij men een vast bedrag per maand betaalt, tot extra kosten kan leiden, te weten gesprekskosten die niet in het vaste bedrag zijn inbegrepen. Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument door het ontbreken van deze informatie ertoe gebracht zou kunnen worden een besluit over een transactie te nemen (te weten doorschakelen), dat hij anders niet zou hebben genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
RB 2372

Opstartkosten van 799 euro zijn onvermeld

RCC 27 maart 2015, RB 2372, dossiernr. 2015/00176 (DTG Website Bouwen)
Ontbrekende informatie. Misleiding. Uitnodiging tot aankoop. Aanbeveling.  De uiting: Het betreft: A. de televisiecommercial (tag-on) waarin door een voice-over wordt gezegd: “Laat uw website bouwen door DTG. Inclusief ontwerp en service alles goed geregeld. En dat vanaf 29 euro per maand. Kijk op dtg.nl.” Tijdens het uitspreken van deze tekst verschijnt de volgende mededeling in beeld: “Website vanaf € 29,- p/m”. B. de uiting op de homepage van adverteerders website www.dtg.nl, waar staat:  "Uw website volledig geregeld Vanaf € 29,00 per maand”. De klacht: In beide uitingen biedt DTG het bouwen en volledig regelen van een website aan voor de vanafprijs van € 29,- per maand. Hierbij wordt niet vermeld dat sprake is van opstartkosten van € 799,-. Klager acht de uitingen misleidend.

Het oordeel:

In de bestreden uitingen doet adverteerder het aanbod om een website te bouwen en/of volledig te regelen voor een vanafprijs van € 29,- per maand. In deze uitingen wordt niet vermeld dat sprake is van bijkomende kosten in de vorm van (eenmalige) opstartkosten ten bedrage van € 799,-.

Het aanbod in de bestreden uitingen betreft een uitnodiging tot aankoop die verband houdt met een overeenkomst op afstand als bedoeld in artikel 8.4 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Ingevolge artikel 8.4 onder i NRC dient in dat geval op duidelijke en begrijpelijke wijze als essentiële informatie te worden verstrekt “de totale prijs van de zaken of diensten, met inbegrip van alle belastingen (…), alle extra vracht-, leverings- en portokosten en eventuele andere kosten”. Het enkele vermelden van een vanafprijs of de algemene verwijzing naar de website is onvoldoende om aan deze informatieverplichting te voldoen.

Nu de opstartkosten niet in de uitingen zijn vermeld, is sprake van het verborgen houden van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen. Omdat de Commissie voorts van oordeel is dat de uitingen de gemiddelde consument ertoe kunnen brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, zijn de uitingen misleidend als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c NRC en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
RB 2371

Fair Play toezegging NVM misleidend want biedt geen garantie

RCC 5 maart 2015, RB 2371, dossiernr. 2014/00480 (Fair Play NVM)
Misleiding. Aanbeveling. De uiting: Het betreft een krantenadvertentie met de aanhef: “Wij spelen Fair Play”. Daarin staat onder het kopje: “De NVM erecode: úw garantie voor eerlijk zakendoen bij aankoop of verkoop van een huis” onder meer: “Als u een huis gaat kopen of verkopen kies dan een makelaar die is aangesloten bij de NVM. Want de NVM hanteert eigen Fair Play regels, de NVM Erecode, waar iedere NVM-makelaar zich aan moet houden. Zo mag hij bijvoorbeeld niet gelijktijdig voor de aankopende en verkopende partij optreden (…). Aan een NVM-makelaar die zich niet aan de Erecode houdt, delen wij een gepaste ‘kaart’ uit. Maar gelukkig komt dat zelden voor, zodat u de garantie heeft dat een NVM-makelaar deskundig, onafhankelijk en alleen in úw belang optreedt” (…)”.

De klacht:

Adverteerder lijkt de consument te willen beschermen tegen oneerlijke handelspraktijken, maar treedt niet op bij schending van de NVM Erecode. Klager maakt met name bezwaar tegen de slogan “Wij spelen Fair Play”.

Klager verwijst naar de inhoud van zijn bij de klacht overgelegde brief van 30 juni 2014 aan de NVM. Daaruit blijkt -zo stelt klager- dat de NVM op de hoogte is van een aantal ernstige overtredingen door NVM-kantoren, maar dat niet-naleving van de regels wordt gedoogd. De reclame ‘Fair Play’ acht klager dan ook misleidend voor de consument en de vastgoedmarkt.

In de brief van 30 juni 2014 aan de NVM vraagt klager waarom “de consument toch een goed gevoel bij een NVM-makelaar zou moeten krijgen, in het geval dat NVM-makelaars wel gelijktijdig voor de aankopende en verkopende partij (kunnen) optreden”. Bij twee door klager genoemde NVM-makelaars is er naar zijn mening sprake van schijn en is de onafhankelijkheid niet gewaarborgd. Ter toelichting hiervan stelt klager onder meer het volgende.

1. De ene makelaar is al jaren (mede-)eigenaar van de andere makelaar.

2. Beide makelaars houden al jarenlang kantoor in hetzelfde pand.

3. Bij de twee kantoren van de ene makelaar zijn nagenoeg dezelfde medewerkers werkzaam als bij de andere makelaar.

4. Indien de naam van één van de vestigingen van de ene makelaar wordt ingetoetst, verschijnt de naam van een onderdeel van de andere makelaar.

Het oordeel:

Klager heeft gemotiveerd bezwaar gemaakt tegen de bestreden advertentie waarin onder de aanhef “Wij spelen Fair Play” onder meer staat:

“De NVM erecode: úw garantie voor eerlijk zakendoen bij aankoop of verkoop van een huis” en

“Aan een NVM-makelaar die zich niet aan de Erecode houdt, delen wij een gepaste ‘kaart’ uit. Maar gelukkig komt dat zelden voor, zodat u de garantie heeft dat een NVM-makelaar deskundig, onafhankelijk en alleen in úw belang optreedt” (…)”.

Meer in het bijzonder heeft klager met betrekking tot twee door hem genoemde NVM-makelaars in twijfel getrokken dat er sprake is van onafhankelijk optreden, dit onder verwijzing (in de punten 1 tot en met 4 van “De klacht” hierboven) naar volgens klager bestaande eigendomsverhoudingen en omstandigheden waaronder de betreffende makelaars werkzaam zijn.

Vervolgens is adverteerder niet inhoudelijk op klagers stellingen ingegaan. Adverteerder heeft volstaan met de mededeling dat klager ter onderbouwing van zijn stellingen geen stukken heeft overgelegd. Voorts heeft adverteerder verwezen naar de mogelijkheid om een klacht in te dienen in het kader van de tuchtrechtspraak van de NVM en gesteld dat dat klachten van klager, ingediend bij tuchtrechtsprekende colleges binnen de NVM, ook in hoger beroep ongegrond zijn verklaard. Niet is gesteld of gebleken dat deze ongegrond verklaarde klachten zijn gebaseerd op de stellingen die klager in de onderhavige procedure inneemt.

Naar het oordeel van de Commissie heeft adverteerder, mede gelet op de gemotiveerde stellingen van klager, niet voldoende aannemelijk gemaakt dat men “de garantie” heeft “dat een NVM-makelaar deskundig, onafhankelijk en alleen in úw belang optreedt”.

Een enkele verwijzing naar het geldende tuchtrecht is daartoe in het licht van deze stellingen onvoldoende. In zoverre acht de Commissie de uiting te absoluut en daardoor onjuist. Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC) en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.