RB
RB 3838
10 juni 2024
Artikel

Laatste plekken voor de Actualiteitenlunch Reclamerecht

 
RB 3837
3 juni 2024
Artikel

Vacature Simmons & Simmons: Advocaat-stagiaire IP / Life Sciences

 
RB 3836
31 mei 2024
Artikel

Pinsent Masons Amsterdam zoekt voor haar octrooi- en Life Sciences team junior en senior advocaat-medewerkers

 
RB 2238

CheckDeReclamecode.nl

Deze maand introduceerde de Stichting Reclame Code haar nieuwe website: www.checkdereclamecode.nl. Met een ludieke en opvallende online campagne bestaande uit tien verschillende uitingen attenderen we iedereen die actief te maken heeft met reclame op deze hulptool. Aan de hand van een paar eenvoudige vragen, gerubriceerd naar branche, marktsegment of algemene onderwerpen, komt u al snel te weten wat u moet doen en laten om binnen de grenzen te blijven die de Nederlandse Reclame Code stelt aan een reclameboodschap.

Voor alle informatie rondom deze campagne verwijzen we graag naar de campagne-editie van onze nieuwsbrief. In dit boekje krijgt u meer uitleg over de campagne en website.

RB 2237

Predicaten duidelijk alleen voor twee bekroonde smaken koffiecups

RCC 8 oktober 2014, RB 2237, dossier 2014/673 (Bellarom koffiecapsules)
Uitspraak ingezonden door Ebba Hoogenraad en Bram Duivenvoorde, Hoogenraad & Haak. In de consumentengids hebben diverse Lidl Bellarom koffiecapsules de predicaten 'Beste uit de test' en 'Beste koop' ontvangen. Nu maakt Lidl daarmee reclame. In geen van de gepresenteerde uitingen wordt op misleidende wijze gesuggereerd dat de predicaten voor meer dan de twee bekroonde smaken koffiecups zijn verstrekt. Voor de gemiddelde consument is het duidelijk dat de claims en predicaten op de twee duidelijk uitgelichte, groot weergegeven smaken betrekking hebben. De klacht wordt afgewezen.

RB 2236

Via een Cross border referral krijgt TomToms uiting in Nederland een aanbeveling

College van Beroep van de RCC 20 oktober 2014, RB 2236, dossier 2014/00266 (Garmin tegen TomTom)
Beslissing ingezonden door Daniël Haije en Sarah Arayess, Hoogenraad & Haak. Misleidende vergelijkende reclame. Art. 13 aanhef en onder a en c NRC. Navigatieapparatuur. Garmin maakt met succes bezwaar tegen het gebruik van de snelheidsclaim "TomTom Traffic gets you there fastest" en de mededelingen in het kader van "reliability of data". Het geschil is met een "cross border referral" ter verdere behandeling door de Advertising Standards Authority (ASA) naar de Nederlandse RCC gestuurd nu TomTom in Nederland is gevestigd. Aan de aanbeveling hoeft niet te worden toegevoegd dat het Britse doelgroep van de uiting betreft. Enig verschil in opvatting tussen de Britse en de Nederlandse maatman-consument maakt geen verschil om te beoordelen dat de uitingen misleidend zijn. Het buiten beschouwing blijven van producten met DAB-technologie van Garmin geeft een vertekenend beeld waardoor het resultaat van de vergelijking ten onrechte ten gunste van TomTom wordt beïnvloed.

Leestips: 6.1-6.3, 6.5, 6.10, 6.16.

RB 2235

Superioriteitsclaims van vijfpuntsgordel autozitjes ongeoorloofde vergelijkende reclame

Rechtbank Oost-Brabant 17 oktober 2014, RB 2235 (Cybex tegen Maxi Miliaan)
Artikel 6:194a BW. Ongeoorloofde vergelijkende reclame tussen autozitjes met vijfpuntsgordelsysteem en veiligheidskussensysteem. Dorel/Maxi Miliaan plaatst in haar nieuwsbrief en op haar website een verklaring over de optimale bescherming van peuters in autostoeltje met een vijfpuntsgordelharnas met de suggestie dat dit systeem veiliger is dan een veiligheidskussensysteem. De procedure in Duitsland was niet op tegenspraak, en komt daarom ook geen doorslaggevende betekenis toe. Op een aantal punten heeft Dorel niet voldaan aan het controleerbaarheids- en objectiviteitsvereiste waardoor deze kwalificeert als ongeoorloofde vergelijkende reclame in de zin van artikel 6:194a BW. Een rectificatie wordt bevolen. Het gaat om de superioriteitsclaims als "veiligere afremming door belasting van sterke lichaamsdelen" en "Stevig vasthouden op de veiligste positie".

Het is een feit dat krachten op het buikgebied niet zijn te meten, omdat dummy's geen sensoren in die zone hebben.

4.12 (...) De eerste hoofdreden is “veiligere afremming door belasting van sterke lichaamsdelen”. Door het gebruik van het woord veiligere” maakt Dorel een superioriteitsclaim. Die moet zij ook hard kunnen maken met objectief bewijs. Los van de vraag of zij daartoe in staat is, heeft te gelden dat zij heeft nagelaten om in de Mededeling aan te geven op welke onderzoek(en) zij haar superioriteitsclaim baseert zodat niet is voldaan aan het controleerbaarheidsvereiste en is reeds op die grond sprake van ongeoorloofde vergelijkende reclame. Dat laat onverlet dat het voor partijen van belang is om te weten of de uitingen in de Mededeling wel toelaatbaar zijn indien sprake zou zijn van een deugdelijke bronvermelding. De voorzieningenrechter zal daarom ook ingaan op de vraag of vergelijking berust op objectieve gronden.

4.19. Ook de tweede hoofdreden die Dorel noemt in de Mededeling bevat een superioriteitsclaim. Dorel heeft het immers over stevig vasthouden op de veiligste positie. Met andere woorden op een positie die veiliger is dan van een stoeltje voorzien van een veiligheidskussen. Daarvoor geldt eveneens dat Dorel niet heeft voldaan aan het controleerbaarheidsvereiste omdat elke verwijzing naar een onderbouwing van die stellig in de Mededeling ontbreekt. Dat betekent dat ook die superioriteitsclaim reeds om die reden kwalificeert als ongeoorloofde vergelijkende reclame. Onder verwijzing naar de hierboven behandelde producties ontbreekt het bovendien aan voldoende objectieve onderbouwing van de claim. Ook voor deze stelling ontbreekt het naar het oordeel van de voorzieningenrechter aan voldoende objectief bewijs. Dorel mag wel stellen dat een kind in een vijfpuntsgordelharnas veilig wordt vastgehouden, maar zij mag op basis van de thans overgelegde stukken niet suggereren dat een kind in een stoeltje voorzien van een veiligheidskussen minder veilig wordt vastgehouden zoals zij wel doet in de Mededeling. Ook om die reden maakt Dorel zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter schuldig aan ongeoorloofde vergelijkende reclame.
RB 2234

De Italiaanse tekstversie van 'misleidende handeling'

HvJ EU 19 december 2013, RB 2234, zaak C-281/12 ( Trento Sviluppo et Centrale Adriatica)
Het gaat in deze casus om de vertaling van een uitdrukking die is opgenomen in het Italiaanse wetboek voor consumentenrecht: artikel 21 (Misleidende handelingen), lid 1, van de Codice del consumo bepaalt: „Als misleidend wordt beschouwd een handelspraktijk die gepaard gaat met informatie die niet met de werkelijkheid overeenstemt of, zelfs als die informatie feitelijk correct is, de gemiddelde consument op enigerlei wijze, inclusief door de algemene presentatie, misleidt of kan misleiden ten aanzien van een of meer van de volgende elementen, en de gemiddelde consument er zowel in het ene als in het andere geval [‘e in ogni caso’] toe brengt of kan brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen (…)”

Trento Sviluppo drijft enkele supermarkten in Trento uit de groep COOP Italia. Centrale Ariatica verleent diensten aan vennootschappen van de COOP-groep (van welke groep zij zelf ook deel uitmaakt).

In 2008 start CA een promotiecampagne met enkele producten als ‘aanbieding’ waaronder een laptop. Volgens de folder met ‘kortingen tot 50%’. Een consument klaagt bij de Italiaanse consumentenautoriteit (AGCM) dat er in de campagneperiode geen laptops te koop waren in de winkel waar hij vaak komt. AGCM start dan een procedure tegen verzoeksters wegens oneerlijke handelspraktijken die in eerste instantie tot een boeteoplegging leidt. Hiertegen gaan verzoeksters in beroep. Zij stellen voldoende laptops te hebben ingekocht maar niet alles kon direct door de fabrikant worden geleverd. Er zijn dan ook alsnog laptops geleverd ver nadat de campagne voorbij was.

De verwijzende Italiaanse rechter is van mening dat het gebeurde niet valt onder praktijken die ‘onder alle omstandigheden’ misleidend zijn zoals voorgeschreven in de Italiaanse consumentenwet. Hij ziet dan ook reden een vraag aan het Hof te stellen, en stuit bovendien op een taalkundig probleem in de tekst van de richtlijn: Moet de uitdrukking ‚e in ogni caso’ in de Italiaanse [...]versie van artikel 6, lid 1, van richtlijn 2005/29[...] aldus worden uitgelegd dat één van de in het eerste deel van het genoemde lid bedoelde voorwaarden volstaat om een praktijk te kwalificeren als een misleidende handelspraktijk, of is van een dergelijke handelspraktijk alleen sprake indien ook is voldaan aan de aanvullende voorwaarde dat de handelspraktijk de consument ertoe kan brengen een afwijkend besluit over een transactie te nemen?”

Antwoord: Een handelspraktijk moet worden aangemerkt als „misleidend” in de zin van artikel 6, lid 1, van („richtlijn oneerlijke handelspraktijken”), wanneer die praktijk ten eerste gepaard gaat met onjuiste informatie of de gemiddelde consument kan bedriegen en ten tweede van dien aard is dat zij de consument ertoe kan brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen. Artikel 2, sub k, van genoemde richtlijn moet aldus worden uitgelegd dat onder het begrip „besluit over een transactie” alle besluiten vallen die rechtstreeks verband houden met het besluit om een product al dan niet te kopen.
RB 2233

Bittere nasmaak voor de Duitse consumentenbond

Bijdrage ingezonden door Brigitte Spiegeler, Spiegeler advocaten. Al bijna 50 jaar test de Duitse Stiftung Warentest, de Duitse Consumentenbond, alles wat er te testen valt. Van wasmachines tot printers, zonnebrand en babyvoeding. Een “zeer goed” leidt vaak tot een enorme verkoop hausse voor de producent, een “onvoldoende” staat gelijk aan een doodsvonnis voor het product in kwestie. Nu heeft een producent met een product dat een slechte beoordeling kreeg teruggeslagen.

De bekende Duitse chocolade fabrikant Ritter kwam afgelopen jaar in opstand tegen de “onvoldoende” van de Stiftung Warentest voor diens notenchocolade. Warentest baseerde haar oordeel op het aroma ‘piperonal’, een aroma met vanille- en amandelachtige smaak, dat zij in de geteste chocolade had aangetroffen en dat anders dan door Ritter wordt beweerd, volgens haar geen natuurlijk aroma was. Om precies te zijn beweerde de Stiftung dat het aroma niet natuurlijk kon zijn. Volgens de testers komt piperonal wel in de natuur voor, maar is er geen methode bekend waarmee de stof in de benodigde hoeveelheid geëxtraheerd kan worden voor het gebruik in chocolade. Ritter kwam in actie en in november 2013 heeft de rechter in München de Stiftung bij voorlopige beschikking verboden de bewering te handhaven dat Ritter’s chocolade chemisch geproduceerd aroma bevat. Deze voorlopige uitspraak is in januari jl. door het Landgericht München bekrachtigd.

Op 9 september 2014 heeft Ritter ook het laatste gevecht weten te winnen en heeft het Oberlandesgericht München het verbod in hoger beroep wederom bekrachtigd. Volgens de rechters heeft de Stiftung haar woorden niet met de nodige zorgvuldigheid gekozen en bij haar lezers de indruk gewekt dat er kunstmatig aroma in de Ritter-chocolade zat. Het enkele feit dat de testers niet bekend zijn met een methode waarop in grote hoeveelheden piperonal natuurlijk gewonnen zou kunnen worden is volgens het Oberlandesgericht geen afdoende bewijs dat het aroma feitelijk chemisch geproduceerd is, maar kan alleen tot de conclusie leiden dat dit (waarschijnlijk) zo is. De Stiftung heeft met andere woorden niet onomstotelijk bewezen dat het aroma niet natuurlijk is, maar heeft dit geconcludeerd door uit te sluiten dat het aroma op natuurlijke wijze is verkregen. Gezien de zwaarwegende impact van de tests van de Stiftung Warentest op het koopgedrag van de Duitse consument had de Stiftung volgens de rechters beter op haar woordkeuze moeten letten.

Jammer genoeg bestaat er nu nog steeds geen duidelijkheid over de exacte herkomst van het aroma. De Stiftung heeft op 25 september jl. in een persbericht laten weten dat zij deze zaak verder zal laten rusten. Het is twijfelachtig of Ritter zelf duidelijkheid zal verschaffen of het aroma al dan niet ‘natuurlijk’  is.

Brigitte Spiegeler – Lena Kröger

RB 2232

Misleidend signaal bij RTL Business Class

CBb 11 september 2014, RB 2232 (RTL Business Class)
Financieel. Misleidend signaal. Boete van €96.000,- voor marktmanipulatie (artikel 5:58, eerste lid, aanhef en onder d, Wft); verspreiden van informatie waarvan een misleidend signaal uitgaat; uitlatingen CEO tijdens interview RTL Business Class.

3.3.3. (...) Het College is met de rechtbank van oordeel dat appellant met het antwoord “(…) 12 juni komt een persbericht aan waar heel wat aankondigingen instaan die denk ik heel interessant zijn voor de aandeelhouders om te horen” in combinatie met de daaraan voorafgaande vraag “ (…) wanneer die beurskoers nou weer een beetje omhoog gaat van die [naam 4]” in ieder geval de suggestie heeft gewekt dat het aankomend persbericht positief zou zijn voor de beurskoers van [naam 4]. Van een neutraal antwoord - vanwege het gebruik van de (in beginsel) neutrale term “interessant” - kan in dit geval, gelet op de context, niet worden gesproken.  (...)

3.3.4    Het College is voorts van oordeel dat appellant redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de door hem verstrekte informatie onjuist of (in ieder geval) misleidend was. Appellant heeft de suggestie gewekt dat een voor de beurskoers positief persbericht aanstaande was, terwijl hij op grond van de hem op dat moment beschikbare informatie - onder meer (de communicatie over) het conceptpersbericht - wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die informatie niet voor de beurskoers positief was. Uit de hem bekende informatie volgde juist onder meer dat [naam 4] voornemens was over 2009 geen dividend uit te keren, wat in het persbericht van 12 juni 2009 vervolgens ook is meegedeeld. Dat het besluit inzake het dividend over 2009 formeel nog niet genomen was ten tijde van de opname van het interview, doet daar niet aan af. Appellant was toen immers al wel op de hoogte van het voornemen daartoe, maar heeft toch in dat interview gesuggereerd dat een voor de beurskoers van [naam 4] positief persbericht aanstaande was. Appellant wist toen of had toen redelijkerwijs moeten vermoeden dat de uitlating onjuist, dan wel (in ieder geval) misleidend was.
RB 2231

Betalen in sloffen sigaretten voor deelname brainstormsessie is reclame

CBb 11 september 2014, RB 2231 (eiser tegen Minister van VWS)
Tabakswet. Eerder ECLI:NL:RBROT:2013:1386. Samenwerkingsvergoeding voor deelname aan door tabaksfabrikant georganiseerde brainstormsessies. Betaling in de vorm van twee of vier sloffen sigaretten per maand gedurende een jaar is reclame en sponsoring. Boete in zoverre terecht opgelegd. Uitreiken 'om niet' aan niet verschenen contractanten niet bewezen. Aangevallen uitspraak vernietigd. Recidive. Geen bijzondere omstandigheden die tot matiging boete nopen. Overschrijding redelijke termijn.

4.5
Ten aanzien van dit laatste overweegt het College, mede gezien hetgeen appellante in haar vierde grond ten aanzien van de evenredigheid van de boete heeft aangevoerd, het volgende.
4.5.1
De minister heeft de boete wegens overtreding van artikel 5, eerste lid, van de Tabakswet verhoogd tot € 135.000 omdat appellante bij besluit van 19 december 2008 is beboet wegens overtreding van dezelfde bepaling en nog geen twee jaar zijn verlopen sinds die eerdere bestuurlijke boete onherroepelijk is geworden. Voor zover appellante in dit verband heeft aangevoerd dat zij slechts eenmaal eerder is beboet en bovendien sprake was van een geheel andere overtreding, te weten het plaatsen van een dispenser in een horecagelegenheid, is het College van oordeel dat het feit dat eenmaal eerder, binnen voornoemde termijn, dezelfde bepaling is overtreden, volstaat om van recidive te spreken.
4.5.2
Er zijn het College geen feiten of omstandigheden gebleken die tot de conclusie leiden dat het in de bijlage bij de Tabakswet aangewezen boetebedrag van € 135.000 voor herhaalde overtreding van artikel 5, eerste lid, van de Tabakswet door een fabrikant van tabaksproducten in het geval van appellante niet passend en geboden is te achten. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, heeft de wetgever uitdrukkelijk voor ogen gehad dat hoge boetes worden opgelegd aan, onder meer, fabrikanten van tabaksproducten zoals appellante. Appellante is ook geen relatief kleine fabrikant, maar een groot tabaksconcern, zodat geen aanleiding bestaat een uitzondering aan te nemen op het uitgangspunt dat deze boetes in beginsel passend zijn en recht doen aan de ernst van de gedraging. Dat appellante na het in de publiciteit raken van de eerste brainstormsessie direct contact heeft opgenomen met NVWA om in overleg te treden over de vraag of zij in overtreding was, noopt niet tot matiging van de hoogte van de boete. Ook in het feit dat appellante zich niet herkent in de overwegingen van de rechtbank dat appellante met haar handelwijze welbewust de randen van de wet heeft opgezocht en dat kennelijk alleen van relatief hoge geldboetes enige prikkel tot het naleven van de Tabakswet door appellante zal kunnen uitgaan, wat daarvan zij, ziet het College geen aanleiding het boetebedrag te matigen.
4.5.3
Wel ziet het College aanleiding om in navolging van de rechtbank de hoogte van de boete te matigen wegens schending van het recht van appellante op behandeling van haar zaak binnen een redelijke termijn. De rechtbank heeft de boete wegens overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg gematigd met een bedrag van € 10.000. In hoger beroep is die matiging niet ter discussie gesteld. Het College vindt hierin aanleiding de hoogte van de aan appellante op te leggen boete vast te stellen op een bedrag van € 125.000. Daarbij ziet het College onder ogen, dat ook de termijn voor behandeling van de zaak tot en met het hoger beroep is overschreden.
RB 2230

Niet aannemelijk dat de Body Wrap leidt tot daadwerkelijk blijvend afslanken

RCC 26 augustus 2014, RB 2230, dossiernr. 2014/00474 (Beauty Vibes)
Aanbeveling. Misleidende reclame. Het betreft een aanbieding op de website www.groupon.nl met de volgende aanhef: “€ 29,99 voor een Infrared Body Wrap om 1200 kcal te verbranden bij Beauty Vibes”. De beloftes in de uiting dat je met de Infrared Body Wrap 1200 kcal per behandeling verbrandt en van de behandeling (blijvend) afvalt, kunnen niet waargemaakt worden. De Commissie acht de bestreden reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC.

Het oordeel van de Commissie

De Commissie stelt voorop zowel Beauty Vibes - als aanbieder van de behandeling met de Infrared Body Wrap - als Groupon - die de behandeling als ‘deal’ op haar website aanbiedt – verantwoordelijk te achten voor de bestreden uiting en aan te merken als adverteerder.

Klaagster heeft gemotiveerd betwist dat met de Infrared Body Wrap 1200 kcal per behandeling wordt verbrand en de behandeling leidt tot (blijvend) afvallen. Nu klaagster aldus de juistheid aanvecht van de mededelingen in de uiting omtrent de werking en de effecten van de FormoStar Infrared Body Wrap, dienen adverteerders de werking en de effecten van het aangeprezen product aannemelijk te maken. Daarbij wordt opgemerkt dat, hoewel een zekere overdrijving of het overbelichten van de positieve eigenschappen van een product inherent is aan (het wervende karakter van) reclame, men in beginsel op de juistheid van feitelijke mededelingen ter zake van de van een product te verwachten resultaten moet kunnen vertrouwen. Dit geldt in des te sterkere mate indien deze resultaten, zoals in het onderhavige geval, worden “gegarandeerd”.

Adverteerders hebben ter onderbouwing van de bestreden mededelingen in de uiting verwezen naar de bekendheid van “de werking van infrarood in zijn algemeenheid”, het rapport “Thermo Therapy System” van Dr. Flickstein en “een technische uitleg van FormoStar omtrent de werking van infrarood straling die bij het toestel wordt gebruikt”.

De Commissie is van oordeel dat uit de verstrekte informatie blijkt - kort gezegd - dat het product infrarood warmte afgeeft en er een samenhang bestaat tussen de ‘productie’ van een bepaalde hoeveelheid zweet en de verbranding van de hoeveelheid kilocalorieën. Niet is echter onderbouwd dat één behandeling met de FormoStar Infrared Body Wrap gegarandeerd de verbranding van 1200 kcal tot gevolg heeft. Evenmin acht de Commissie aannemelijk gemaakt dat één behandeling leidt tot daadwerkelijk blijvend afslanken.

Op grond van het voorgaande komt de Commissie tot de conclusie dat adverteerders de juistheid van de bestreden beweringen met betrekking tot de werking en de effecten van de FormoStar Infrared Body Wrap niet aannemelijk hebben gemaakt. Aldus is in de uiting geen juiste informatie verstrekt over de van het gebruik van het aangeprezen product te verwachten resultaten als bedoeld in de aanhef en onder b van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de Commissie van oordeel is dat de gemiddelde consument door de uiting ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
RB 2229

Romantische getaway met 40% korting van TravelBird duurder dan boeken via het hotel

RCC 26 augustus 2014, RB 2229, dossiernr. 2014/00481 (TravelBird)
Aanbeveling. Misleidende prijs. Het betreft de website www.travelbird.nl voor zover daarop de volgende aanbiedingen stonden vermeld: Aanbieding 1: “Hotel Olaertsduyn, een romantische getaway beleef je op Landgoed Olaertsduyn, gelegen midden in de natuur en op steenworp afstand van het strand! Nu 3 dagen met ontbijt en een 3-gangendiner. Van € 97,-- voor € 59,-- 40% korting”. TravelBird biedt dit arrangement aan exclusief € 20,-- boekingskosten, terwijl hetzelfde arrangement rechtstreeks bij het hotel (zonder korting) te boeken is voor € 69,50. Boeken via TravelBird is dus € 10,-- duurder dan rechtstreeks boeken via de website van het hotel. Van een korting van 40%, zoals vermeld in de uiting, is dan ook geen sprake. De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC.

Het oordeel van de Commissie

1. De Commissie merkt op dat klager in de klacht tevens verwijst naar een televisiecommercial. Nu de klacht evenwel specifiek is toegelicht aan de hand van de aanbiedingen op de website en de televisiecommercial daarbij niet nader wordt genoemd, zal de Commissie uitsluitend oordelen over bedoelde aanbiedingen op de website.

2. De Commissie begrijpt de klacht aldus, dat volgens klager de onderhavige uitingen misleidend zijn, nu hierin de indruk wordt gewekt dat TravelBird hotelarrangementen aanbiedt met hoge kortingen (40% respectievelijk 53%), terwijl de arrangementen rechtstreeks bij het hotel te boeken zijn voor dezelfde prijs of zelfs voor een lager bedrag dan waarvoor TravelBird de arrangementen aanbiedt.

3. Ten aanzien van aanbieding 1 is als erkend vast komen te staan dat, anders dan in de uiting wordt gesuggereerd, geen sprake is van een kortingsvoordeel van 40%. Derhalve is er geen juiste informatie verstrekt over het bestaan van een specifiek prijsvoordeel als bedoeld onder d van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de onder 1 genoemde uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.