Robeco ONE-commercial onduidelijk over “behaald rendement”
RCC 5 januari 2015, RB 2307 (Robeco ONE)
Aanbeveling. 8.2 NRC en 4:19 lid 2 Wft. De uiting: Tijdens de laatste gesproken tekst, zijnde “Wow, met een rendement van 10,7% per jaar” verschijnt in beeld een cirkel met de tekst “10,7% per jaar*”. De asterisk komt niet nogmaals voor in de bestreden uiting. De klacht: In de commercial wordt een opbrengst gesuggereerd van 10,7%. Robeco kan echter niets garanderen, maar dat ontdekt men pas na het aanvragen van de prospectus.
De Commissie stelt vast dat in de uiting in relatief grote letters een rendement van “10,7%” is vermeld, voorzien van een asterisk die niet -ter toelichting- terugkomt in de uiting. Voorts wordt door de voice-over zonder nadere, gesproken toelichting gezegd:
“Wow, met een rendement van 10,7% per jaar”.
In relatief kleinere letters is in de uiting vermeld:
“Fondsvariant is offensief. Gemiddeld jaarrendement van Robeco ONE Offensief sinds start tot 31 augustus” en:
”De waarde van uw beleggingen kan fluctueren. In het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst.”
Uit deze mededelingen moet de consument kennelijk opmaken dat genoemd rendement een “gemiddeld jaarrendement” betreft over een bepaalde periode in het verleden, waarbij het begin van die periode -sinds start”- niet aan iedereen bekend zal zijn.
Naar het oordeel van de Commissie ligt aldus in de uiting weliswaar niet de garantie besloten dat het product Robeco ONE een rendement van 10,7% zal opleveren, maar is voor de gemiddelde consument niet voldoende duidelijk dat het gaat om een “behaald rendement”, noch van welke periode daarbij precies is uitgegaan. Gelet hierop is de uiting voor de gemiddelde consument onduidelijk ten aanzien van de voordelen van het product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b NRC. Nu de uiting de gemiddelde consument er bovendien toe kan brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, acht de Commissie de uiting misleidend en daardoor oneerlijk als bedoeld in artikel 7 NRC en in strijd met artikel 4:19 lid 2 Wet op het financieel toezicht en daardoor in strijd met artikel 2 NRC.
Geen onjuist beeld door Dance4life over meisjes uit Ermelo
Vz RCC 23 december 2014, RB 2306 (Dance4life)
Uitspraak ingezonden door Bram Duivenvoorde & Daniël Haije, Hoogenraad & Haak. Voorzittersafwijzing. De uiting: Het betreft de televisiecommercial “Ermelo4Ermelo”. Een meisje fietst door een Hollands landschap. De voice-over zegt: “Kimberly woont in Ermelo. En ze heeft hiv, net als velen op Kimberly’s school. In Ermelo is aids de belangrijkste doodsoorzaak onder meisjes van 14.” Nadat later een gele trein voorbij is geraasd komt een ander meisje in beeld, eveneens zittend onder een bord met de plaatsnaam Ermelo, maar op een duidelijk niet-Nederlands perron. Dat meisje zegt in het Zuid-Afrikaans “Mijn naam is Kimberly en ik kom uit Ermelo Zuid-Afrika en ik ben hiv-positief.” De klacht: Dance4life erkent op haar website dat met de commercial verwarring wordt gecreëerd over de vraag of deze betrekking heeft op Ermelo in Nederland of Zuid-Afrika, om daardoor de aandacht te trekken van het publiek...
... Aldus wordt willens en wetens het beeld geschapen dat de in Ermelo (NL) wonende meisjes, veelal met een godsdienstige achtergrond, mogelijkerwijs aids hebben. De gecreëerde verwarring is niet kortstondig, maar duurt het grootste deel van de commercial ...De reclame is niet in overeenstemming met de waarheid, de goede smaak en/of het fatsoen. De commercial is strijdig met het algemeen belang van de meisjes in Ermelo (NL), waardoor de openbare orde kan worden verstoord. De reclame is onweerlegbaar in strijd met de goede zeden, en voorts nodeloos kwetsend voor alle meisjes in Ermelo (NL). Er wordt willens en wetens verwarring gecreëerd over de bedreiging die er onder meisjes in Ermelo (NL) zou zijn gelet op hun geestelijke gezondheid (onbezonnen seks) en lichamelijke gezondheid (aids). Door de vorm en de inhoud van de commercial wordt het vertrouwen in reclame geschaad. Er wordt zonder rechtvaardiging geappelleerd aan gevoelens van angst voor meisjes uit Ermelo (NL) omdat zij aids zouden hebben. Er wordt een oneerlijk beeld gegeven van meisjes uit Ermelo (NL), waardoor sprake is van misleiding. In de commercial worden geen getuigschriften, attesten of verklaringen van deskundigen getoond, daarvoor moet de website van Dance4life worden bezocht. De commercial is voor het grootste deel niet herkenbaar als reclame die betrekking heeft op Ermelo in Zuid-Afrika. De televisiecommercial wekt een agressieve indruk in de benadering van de kijker.
De beoordeling:
1) Voorop gesteld wordt dat de (voorzitter van de) Commissie slechts bevoegd is een voorgelegde reclame-uiting te toetsen aan de bepalingen van de NRC en, in geval de daartegen gerichte klacht gegrond wordt geacht, de betreffende adverteerder aan te bevelen dan wel vrijblijvend te adviseren om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. De (voorzitter van de) Commissie is niet bevoegd tot het opleggen van een verplichting tot betaling van een schadeloosstelling en/of een dwangsom.
2) De voorzitter begrijpt de kern van de klacht aldus dat de televisiecommercial bewust verwarring creëert bij het publiek, waardoor volgens klager een negatief en onjuist beeld van meisjes in het Nederlandse Ermelo zou kunnen ontstaan.
Deze klacht kan naar het oordeel van de voorzitter niet slagen.
Aanvankelijk wordt in de commercial inderdaad verwarring geschapen, wanneer de mededelingen dat Kimberly uit Ermelo en veel van haar schoolgenoten hiv hebben en aids doodsoorzaak nummer 1 is onder meisjes van 14 in Ermelo, worden begeleid door beelden van een meisje in Nederland. De commercial dient echter in zijn geheel te worden beoordeeld. In de loop van de commercial blijkt voldoende duidelijk wat de boodschap van de commercial is en dat de genoemde cijfers betrekking hebben op (meisjes in) Ermelo in Zuid-Afrika en niet op (meisjes in) het Nederlandse Ermelo. Naar het oordeel van de voorzitter zal de gemiddelde consument niet op basis van de commercial menen dat het in beeld getoonde meisje dan wel veel meisjes in het Nederlandse Ermelo daadwerkelijk hiv hebben en aids in deze plaats de belangrijkste doodsoorzaak is onder meisjes van 14.
3) Nu de in de commercial genoemde cijfers niet het Nederlandse Ermelo betreffen, is de commercial niet in strijd met de waarheid. Niet is gesteld of gebleken dat de cijfers voor Ermelo in Zuid-Afrika onjuist zijn. Evenmin kan worden geoordeeld dat de commercial misleidend of oneerlijk is nu, zoals hiervoor is overwogen, voor de gemiddelde consument voldoende duidelijk is dat de verstrekte gegevens geen betrekking hebben op meisjes in het Nederlandse Ermelo.
4) Bij de beantwoording van de vraag of de reclame-uiting in strijd met de goede smaak en/of het fatsoen dan wel nodeloos kwetsend is, stelt de voorzitter zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter van deze criteria. Daarbij spelen de boodschap van de uiting, het met de uiting beoogde doel en de wijze waarop een en ander in de uiting is uitgewerkt een rol. De boodschap van de onderhavige commercial luidt: “Aids is nog lang niet onze wereld uit”, en het met de commercial beoogde doel is, zo begrijpt de voorzitter, het vragen van aandacht voor de noodzaak en de mogelijkheden om aids terug te dringen. De wijze waarop boodschap en doel in de commercial zijn uitgewerkt is indringend, maar gaat naar het oordeel van de voorzitter - voornoemde terughoudendheid in acht genomen - niet de grenzen van hetgeen naar huidige maatschappelijke opvattingen toelaatbaar moet worden geacht te buiten. De commercial wordt daarom niet in strijd met de goede smaak en/of het fatsoen geacht. Evenmin kan worden geoordeeld dat de uiting nodeloos kwetsend is voor meisjes uit het Nederlandse Ermelo, nu de commercial zich niet negatief over hen uitlaat.
Gelet op het voorgaande kan ook niet worden aangenomen dat de commercial in strijd is met het algemeen belang of de goede zeden dan wel een bedreiging voor de openbare orde vormt.
5) Klager heeft aangevoerd “De verwarring wordt willens en wetens gecreëerd dat er een bedreiging zou zijn onder de meisjes van Ermelo (NL) gelet [op] hun geestelijke (onbezonnen seks) en lichamelijke volksgezondheid (aids)”. De voorzitter begrijpt deze klacht aldus, dat volgens klager in de commercial ten onrechte het beeld wordt geschapen dat meisjes in het Nederlandse Ermelo een gevaar voor de geestelijke en lichamelijke volksgezondheid vormen. Zoals eerder overwogen is echter voldoende duidelijk dat in de commercial niet wordt beweerd dat veel meisjes in het Nederlandse Ermelo hiv-positief zijn en/of aan aids overlijden. Om dezelfde reden wordt niet geoordeeld dat in de commercial zonder rechtvaardiging wordt geappelleerd aan gevoelens van angst voor met hiv besmette of aan aids lijdende meisjes in het Nederlandse Ermelo.
6) De voorzitter gaat ervan uit dat klager met zijn klacht dat in de commercial geen getuigschriften, attesten of verklaringen van deskundigen worden getoond, een beroep wil doen op artikel 9 NRC. Deze klacht kan niet slagen. Genoemd artikel bevat geen verplichting om getuigschriften, attesten of verklaringen van deskundigen in reclame op te nemen, maar bepaalt dat, indien hiervan gebruik wordt gemaakt in een reclame-uiting, deze op waarheid dienen te berusten en in overeenstemming moeten zijn met recent aanvaarde wetenschappelijke inzichten.
7) De voorzitter begrijpt dat klager de televisiecommercial onvoldoende herkenbaar als reclame en daardoor in strijd met artikel 11.1 NRC acht, nu niet direct duidelijk is dat de gesproken tekst betrekking heeft op (meisjes in) Ermelo in Zuid-Afrika. Dat in het begin van de commercial verwarring wordt geschapen over de plaats waarop de commercial betrekking heeft, betekent echter niet dat de – tijdens reclameblokken op televisie uitgezonden - commercial in zijn geheel niet duidelijk als reclame herkenbaar is.
8) Ten slotte heeft klager gesteld dat de televisiecommercial een agressieve indruk in de benadering van de kijker wekt. Krachtens artikel 14.1 NRC moet onder agressieve reclame – voor zover hier van belang - worden verstaan reclame die (…) door intimidatie, dwang, inclusief het gebruik van lichamelijk geweld, of ongepaste beïnvloeding de keuzevrijheid van de gemiddelde consument aanzienlijk beperkt. Naar het oordeel van de voorzitter kan de commercial niet als agressief in de zin van artikel 14.1 NRC beschouwd worden.
HvJ EU: Elektronisch boekingssysteem voor vluchten vanaf EU moet meteen definitieve prijs vermelden
HvJ EU 15 januari 2015, RB 2305 ; C‑573/13 (Air Berlin tegen Verbraucherzentral Bundesverband)
Reclamerecht. Uit het perscommuniqué: Een elektronisch boekingssysteem moet voor elke vlucht vanaf het grondgebied van de Unie waarvoor het tarief wordt weergegeven, meteen de te betalen definitieve prijs vermelden. Het Hof verklaart voor recht:
1) Artikel 23, lid 1, tweede volzin, van verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap, dient aldus te worden uitgelegd dat bij een elektronisch boekingssysteem zoals dit welk aan de orde is in het hoofdgeding de te betalen definitieve prijs bij elke vermelding van de prijzen van de luchtdiensten moet worden aangegeven, ook reeds bij de eerste vermelding daarvan.
2) Artikel 23, lid 1, tweede volzin, van verordening nr. 1008/2008 dient aldus te worden uitgelegd dat bij een elektronisch boekingssysteem zoals dit welk aan de orde is in het hoofdgeding de te betalen definitieve prijs niet alleen voor de door de klant gekozen luchtdienst moet worden vermeld, maar ook voor elke luchtdienst waarvan het tarief wordt weergegeven.
Gestelde vragen:
1) Moet artikel 23, lid 1, tweede volzin, van verordening nr. 1008/2008 aldus worden uitgelegd dat de te betalen definitieve prijs in een elektronisch boekingssysteem bij de eerste vermelding van de prijzen van luchtdiensten moet worden aangegeven?
2) Moet artikel 23, lid 1, tweede volzin, van verordening nr. 1008/2008 aldus worden uitgelegd dat de te betalen definitieve prijs in een elektronisch boekingssysteem enkel voor de door de klant specifiek gekozen luchtdienst dan wel voor elke getoonde luchtdienst moet worden aangegeven?
Belettering op Eneco-windmolens in Houten is ‘aanprijzing’
Rechtbank Midden-Nederland 30 december 2014, IEF 14551; ECLI:NL:RBMNE:2014:7276 (St. Gigawiek en B&W Houten)
Bestuursrecht. Reclame. Beroep tegen weigering om handhavend op te treden tegen aangebrachte belettering op gondels van windmolens. In tegenstelling tot wat de gemeente heeft gesteld, voegt de belettering wel degelijk extra informatie toe aan de windmolens, zodat sprake is van algemene aanprijzing van waren en diensten in de zin van de APV. De rechter verklaart het beroep gegrond, maar laat de rechtsgevolgen in stand.
16. De rechtbank is, anders dan verweerder en derde-partijen, van oordeel dat de namen “UWind” en “Eneco” wel als handelsreclame zijn aan te merken. De belettering voegt extra informatie toe aan de windmolens en bewerkstelligt daarmee aandacht voor (het opwekken van) groene stroom zoals UWind voorstaat en voor de leverancier van deze groene stroom Eneco in het bijzonder. Dit heeft het karakter van een openbare aanprijzing van een goed met een kennelijk commercieel doel, zoals omschreven in artikel 1:1 van de APV.
Het aanbrengen van dergelijke handelsreclame is ingevolge artikel 4:15 van de APV slechts verboden als sprake is van een opschrift, aankondiging of afbeelding waardoor het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder ontstaat voor de omgeving. Dat doet zich hier naar het oordeel van de rechtbank niet voor. De namen “UWind” en “Eneco” op de gondels van de windturbines vormen geen gevaar voor het verkeer en veroorzaken evenmin ernstige hinder voor de omgeving; het zijn uitsluitend letters, het zijn geen afbeeldingen of bewegende beelden. Verder is niet bestreden dat de gondels van de windturbines zich op een hoogte van 105 meter boven het maaiveld bevinden. Hierdoor is de invloed op het verkeer en de omgeving naar objectieve maatstaven bezien relatief gering. De rechtbank vindt ook steun voor dit oordeel in bovengenoemd advies van de welstandscommissie. Het verbod uit artikel 4:15, eerste lid, van de APV is dan ook niet op deze situatie van toepassing, zodat de aanwezigheid van de belettering geen overtreding van dit artikel inhoudt en de bevoegdheid voor verweerder om hiertegen uit hoofde van dit artikel handhavend op te treden ontbreekt. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Lees ook het artikel op dichtbij.nl
Live pauzeren enkel mogelijk voor NPO, dus misleidend
Vz RCC 22 december 2014, RB 2303 (Tweak)
Aanbeveling. Misleiding. 7 NRC. De uiting: Het betreft de mededeling “Live TV pauzeren” als een van de kenmerken van de door adverteerder op haar website www.tweak.nl aangeboden dienst “Interactieve TV van Sparql”. De klacht: Live pauzeren alleen mogelijk is voor NPO1 en voor alle andere zenders niet.
Als erkend is komen vast te staan dat adverteerder op haar website “live TV pauzeren” heeft aangeprezen als één van de voordelen van de door haar aangeboden dienst “Interactieve TV van Sparql”, terwijl die functie op dat moment niet beschikbaar was. Aldus gaat de uiting gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van de beschikbaarheid van het aangeprezen product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de gemiddelde consument door de uiting ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
Bounce op reply nieuwsbrief niet toegestaan
Vz RCC 23 december 2014, RB 2302 (Bounce)
Aanbeveling. 2.3 Code e-mail. De uiting: Het betreft een nieuwsbrief van afzender met als onderwerp: “Ga bricken en win een auto!”. De klacht: Klager is ex-klant. Op zijn vraag waarom hij de nieuwsbrief ontvangt, volgt een “bounce”.
Niet in geschil is dat toen klager op de toegezonden nieuwsbrief wilde reageren, hij een “bounce” kreeg. De voorzitter neemt aan dat deze bounce het gevolg is van het feit dat geen sprake is van een werkend antwoordadres waarop response kan worden ontvangen. Afzender heeft hierdoor gehandeld in strijd met artikel 2.3 Code e-mail. De voorzitter neemt nota van de mededeling van afzender dat de onderhavige nieuwsbrief per abuis aan klager is verzonden en dat zij maatregelen zal nemen om herhaling te voorkomen. Niet gebleken is echter dat deze bereidheid ook ziet op de eis bij het verzenden van reclame via e-mail te voldoen aan artikel 2.3 Code e-mail. Derhalve wordt beslist als volgt.
Ludieke actie met blauwe envelop onvoldoende herkenbaar als reclame
Vz RCC 22 december 2014, RB 2301 (MotoFun)
Voorzitterstoewijzing. Herkenbaarheid reclame. 11.1 NRC. De uiting: Blauwe envelop met, naast een logo, de opdruk “Belastingdienst” en “Postzegel niet nodig”. Linksonder op de envelop staat, in zeer kleine letters en dwars gedrukt: “Dit is een actie van MotoFun uit Twello”. In de envelop bevindt zich een tweezijdig bedrukte uiting, waarvan de voorzijde het uiterlijk heeft van een aanslagbiljet van de Belastingdienst met een aangehechte acceptgiro. De achterzijde bevat aanbiedingen van adverteerder met onder andere “extreem véél belastingvoordeel!!”. De klacht: men is hier “echt te ver gegaan”.
De voorzitter vat de klacht aldus op, dat klaagster de uiting in strijd acht met artikel 11.1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC), waarin is bepaald dat reclame duidelijk als zodanig herkenbaar dient te zijn door opmaak, presentatie, inhoud of anderszins, mede gelet op het publiek waarvoor zij is bestemd. Volgens de vaste lijn van beslissingen van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep is aan dit vereiste voldaan indien het publiek waarvoor de uiting is bestemd zonder moeite, reeds op grond van de envelop, kan vaststellen dat een bepaalde uiting reclame is. Naar het oordeel van de voorzitter is dat bij de onderhavige uiting niet het geval. Met de envelop is door de kleur en de opdruk “Belastingdienst” duidelijk aangehaakt bij de bekende blauwe belastingenveloppen. Daaraan doet niet af dat naast de aanduiding “Belastingdienst” een logo staat dat niet van de Belastingdienst is, nu dat logo zeer onduidelijk is en eerst bij aandachtige beschouwing van adverteerder afkomstig blijkt te zijn. Voorts is de mededeling “Dit is een actie van MotoFun uit Twello” in een dermate klein lettertype en bovendien dwars op de envelop afgedrukt, dat deze mededeling de ontvanger gemakkelijk kan ontgaan en derhalve evenmin de indruk wegneemt dat sprake is van post die afkomstig is van de Belastingdienst. De voorzijde van de uiting die zich in de envelop bevindt versterkt de indruk dat het post van de Belastingdienst betreft, nu door kleurstelling en lay-out van deze uiting duidelijk is aangehaakt bij het aanslagbiljet van de Belastingdienst. Eerst uit de achterzijde van de uiting blijkt voldoende duidelijk dat sprake is van een reclame-uiting van adverteerder.
Nuon Blijven Loont onvoldoende duidelijk over actievoorwaarden
RCC 19 december 2014, RB 2300 (Nuon)
Aanbeveling. Misleiding. 7 en 8.3 NRC. De uiting: Het betreft televisie- en radiocommercials voor “Nuon Blijven Loont”. De klacht: Er wordt niet vermeld dat de consument zowel gas als stroom moet afnemen om in aanmerking te komen en voorts blijkt “Nuon Blijven Loont” pas in te gaan na de einddatum van een bestaand contract.
2. Niet in geschil is dat afname van zowel gas als stroom een voorwaarde is om in aanmerking te komen voor “Nuon Blijven Loont”. Deze door Nuon gestelde voorwaarde is een wezenlijke beperking van “Nuon Blijven Loont” zodat dit voldoende duidelijk uit de uitingen zelf had moeten blijken en niet kan worden volstaan met slechts algemene verwijzingen naar de website. De onderhavige media (radio- en televisiecommercial(s)) bieden weliswaar beperkingen, maar de Commissie acht deze niet van dien aard dat niet reeds in de commercials zelf deze informatie zou kunnen worden vermeld.
3. Gelet op het vorenstaande oordeelt de Commissie dat sprake is van het te laat verstrekken van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c NRC. Nu de reclame-uitingen de gemiddelde consument er bovendien toe kunnen brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, zijn de uitingen misleidend en daardoor oneerlijk als bedoeld in artikel 7 NRC.
Onleesbare (kleine) tekst Renault-commercial is gebrekkig en misleidend
Vz RCC 17 december 2014, RB 2299 (Renault)
Voorzitterstoewijzing. Misleiding en ontbrekende informatie. 7 en 8.3 NRC. De uiting: een televisiecommercial voor de Renault Twingo. Aan het einde van de commercial verschijnen diverse mededelingen in beeld, waaronder de tekst “All-in-one vanaf € 99,- per maand Renault.nl”. De klacht: Nadat men op de website van adverteerder heeft gekeken, ontdekt men dat deze prijs realiseerbaar is indien men € 4.498 aanbetaalt en na vier jaar nog eens € 2.497 bijbetaalt.
1) De voorzitter heeft in verband met de beoordeling van de klacht de commercial bekeken op een groot formaat televisie. Daarbij heeft de voorzitter het volgende geconstateerd. De onderhavige televisiecommercial duurt ongeveer 29 seconden. Gedurende de laatste seconden (het betreft volgens de waarneming van de voorzitter drie seconden) verschijnen diverse mededelingen in beeld, waaronder - centraal in beeld en in een relatief groot lettertype - de tekst “All-in-one vanaf € 99,- per maand Renault.nl”. Opvallend hierbij is dat de aangeprezen auto om deze tekst heen rijdt. Dit leidt in enige mate de aandacht af van de overige teksten die gedurende de laatste drie seconden in beeld zijn. Dit geldt met name voor de onderin beeld staande tekst “Maandbedrag berekend o.b.v. financiering v.d. consumentenprijs na aftrek van (a) een aanbetaling van 33,33% v.d. consumentenprijs en (b) betaling van een slottermijn ineens van 25% v.d. consumentenprijs. Exacte voorwaarden op renault.nl”. De voorzitter acht het aannemelijk dat deze tekst de gemiddelde consument gemakkelijk zal kunnen ontgaan, niet alleen doordat sterk de aandacht wordt gevestigd op de all-in-one prijs met de daarom heen rijdende auto, maar ook door het relatief zeer kleine formaat letter. Het voor die mededelingen gebruikte formaat is zelfs dermate klein dat de tekst ook op een groot formaat televisiescherm niet leesbaar is. Dit geldt indien de commercial wordt bekeken op een gebruikelijk te achten kijkafstand, hetgeen in dit geval de toepasselijke beoordelingsmaatstaf is.
2) Op grond van het voorgaande kan de gemiddelde consument niet in staat worden geacht kennis te nemen van de – overigens complexe - inhoud van bedoelde voorwaarde. De voorzitter oordeelt dat sprake is van essentiële informatie die de consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen, mede gelet op het feit dat de uiting als een uitnodiging tot aankoop dient te worden aangemerkt nu daarin een bepaalde auto voor een prijs wordt aangeprezen. Derhalve dient duidelijk te zijn onder welke voorwaarden deze prijs van toepassing is. Nu deze informatie niet geacht kan worden de gemiddelde consument te bereiken, is sprake van een omissie als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c in verbinding met artikel 8.4 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de voorzitter van oordeel dat deze consument hierdoor ertoe gebracht zou kunnen worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet zou hebben genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
Korting op fotoboek misleidend door minimaal aantal pagina’s
RCC 11 december 2014, RB 2298 (Kruidvat)
Aanbeveling. Ontbrekende informatie. 8.3 NRC. De uiting: “Speciaal voor jou nu tot 40% korting op een extra dik large hardcover fotoboek (tot wel 122 pag!) van 82,79 voor maar 49,99*! Onderaan de uiting staat:(…)Korting is geldig op fotoboek large, tot 122 pagina’s, normaal papier(…). De klacht: De korting gaat pas in vanaf 66 pagina’s. Dit blijkt niet uit de actievoorwaarden. Pas als men het fotoboek af heeft en tot bestelling overgaat, blijkt dat men niet in aanmerking komt voor de korting.
(…) Wat daarvan zij, de Commissie vat de klacht op in die zin dat klaagster niet duidelijk acht dat het boek waarvoor de korting geldt, minimaal 66 pagina’s dient te bevatten. Adverteerder heeft niet weersproken dat de actie geldt voor een boek van minimaal 66 pagina’s. Deze voorwaarde valt niet, althans onvoldoende duidelijk uit de uiting op te maken. De Commissie overweegt daartoe dat zij niet aannemelijk acht dat de gemiddelde consument bij een “extra dik large hardcover fotoboek (tot wel 122 pag!)” zal denken aan een boek van minimaal 66 pagina’s. Voorts is niet komen vast te staan dat uit de actievoorwaarden, waarnaar in de uiting wordt verwezen, blijkt dat voornoemde voorwaarde geldt. In de bij de klacht overgelegde actievoorwaarden 1 tot en met 3 wordt deze actievoorwaarde in elk geval niet genoemd.