RB
RB 3869
25 november 2024
Artikel

Laatste plekken: Jurisprudentielunch Merken-, Modellen- en Auteursrecht op woensdag 27 november 2024

 
RB 3867
11 november 2024
Uitspraak

HvJ EU: Parfümerie Akzente

 
RB 3866
8 november 2024
Artikel

Carly van der Beek treedt toe als Senior Associate bij Pinsent Masons Nederland

 
RB 2297

Intransparant recensiebeleid vormt gebrek aan essentiële informatie

RCC 10 december 2014, RB 2297 (socialdeal.nl)
Aanbeveling. Ontbrekende informatie. 8.3 NRC. De uiting: Recensies betreffende restaurants op adverteerders website www.socialdeal.nl.De klacht: Social Deal plaatst alleen gunstige recensies op haar website. Daardoor bevat 95% van de recensies de beoordeling ‘uitstekend’ en de overige 5% de beoordeling ‘ruim voldoende’. Klager heeft gebruik gemaakt van een dineraanbieding van Social Deal. Gevraagd naar zijn mening heeft hij gezegd dat die negatief was. Zijn beoordeling is niet op de website geplaatst. In een e-mail heeft een medewerker van de klantenservice van Social Deal meegedeeld dat Social Deal niets mag doen zonder toestemming van het bedrijf waaraan de service wordt verleend, waardoor het kan voorkomen dat slechtere recensies niet worden geplaatst. Klager acht dit misleidend.

Niet is weersproken dat Social Deal kan besluiten – al dan niet op verzoek van het betreffende bedrijf – om bepaalde recensies niet op haar website te plaatsen. Bij de weergegeven recensies wordt niet vermeld dat deze mogelijk een selectie betreffen van de door consumenten gegeven beoordelingen, en evenmin welke omstandigheden bij die selectie een rol spelen. Naar het oordeel van de Commissie betreft de mogelijkheid dat op grond van bepaalde, te benoemen omstandigheden een selectie van recensies wordt weergegeven essentiële informatie waarop de consument in de uiting gewezen moet worden. Nu dit niet wordt gedaan, is sprake van het ontbreken van essentiële informatie als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
RB 2296

Spotjes over wijziging zorgstelsel zijn geen aanprijzingen

RCC 16 december 2014, RB 2296 (Overheid)
Onbevoegdheid. Uitleg 'aanprijzing'. Art. 1 NRC. De uiting: Het betreft drie televisiespots (waaronder deze) over veranderingen in de zorg per 1 januari 2015, welke spots klager in november 2014 heeft waargenomen. De klacht: De spotjes doen het voorkomen alsof alles beter geregeld gaat worden en mensen de zorg krijgen die ze nodig hebben. De spotjes geven geen eerlijke informatie; onvoldoende wordt belicht dat mensen steeds meer (mantel)zorg in hun omgeving moeten regelen en dat zij veel minder in aanmerking komen voor de zorg zoals die in de spotjes is te zien. Gelet op het bovenstaande acht de Commissie zich niet bevoegd om inhoudelijk over de bestreden uitingen te oordelen.

Anders dan zich wel voordoet bij andere uitingen van de overheid, die wel als reclame zijn aan te merken, kan de burger naar aanleiding van de onderhavige uitingen niet besluiten om zich aan de veranderingen te onttrekken. De overheid roept ook niet op om iets wel of niet te doen of een denkbeeld aan te hangen. Van een aanprijzing van goederen, diensten en/of denkbeelden in de zin van artikel 1 NRC is geen sprake.
RB 2294

Adverteren met model dat niet valt onder actievoorwaarde is misleidend

Vz RCC 22 december 2014, RB 2294 (fauteuils)
Voorzitterstoewijzing. Misleiding. Art. 8.3 NRC. De uiting: “Deze week 2 halen 1 betalen*”. De klacht: In de folder zijn enkele mooie fauteuils afgebeeld met daarbij de aanbieding “Deze week 2 halen 1 betalen*”. De asterisk verwijst onder andere naar de mededeling “De gratis stoel is er een uit de actie-collectie”. Hiermee belooft adverteerder, aldus klager, dat bij aankoop van een van afgebeelde fauteuils een identieke fauteuil gratis verkregen kan worden. In werkelijkheid blijken de afgebeelde fauteuils echter niet tot de “actie-collectie” te behoren en krijgt men een andere stoel gratis.

Deze klacht treft doel. Naar het oordeel van de voorzitter kan de aanduiding “actie-collectie” in de voorwaarden bij de gemiddelde consument de indruk wekken dat gedoeld wordt op de collectie stoelen en banken waarop de actie ‘2 halen 1 betalen’ betrekking heeft, en dat men dus bij de aanschaf van een bank of stoel uit de maatwerkcollectie, waarvoor de actie geldt, een stoel uit dezelfde collectie gratis krijgt. Vast is komen te staan dat met “actie-collectie” in werkelijkheid gedoeld wordt op een collectie niet op maat gemaakte - en daardoor goedkopere - stoelen.

Het vorenstaande leidt ertoe dat in de uiting sprake is van het op onduidelijke wijze verstrekken van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
RB 2293

NS misleidt met 4%-korting bij ineens-betaling OV Jaarkaart

RCC 22 december 2014, RB 2293 (NS)
Aanbeveling. Art. 8.2 onder d RC. De uiting: “Bij betaling ineens van de OV Jaarkaart ontvangt u 4% korting. Deze korting is in de prijs verwerkt.”. De klacht: Klager stelt dat de uiting misleidend is omdat bij het narekenen blijkt dat geen sprake is van een korting van 4% maar van 3.1%. Door navraag bij de telefonische klantenservice werd duidelijk dat de korting enkel wordt berekend over het deel van de prijs dat betrekking heeft op de diensten van de NS. Op de website wordt echter geen enkel voorbehoud gemaakt en kan ten onrechte geconcludeerd worden dat de korting over het hele bedrag is berekend.

1) De voorzitter constateert dat niet in geschil is dat in de bestreden uiting ten onrechte een korting van 4% wordt vermeld, terwijl het in werkelijkheid slechts een korting van 3% over het totale bedrag betreft. Aldus is geen juiste informatie verstrekt over het bestaan van een specifiek prijsvoordeel van het product als bedoeld onder d van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

2) De voorzitter is van oordeel dat adverteerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij passende maatregelen heeft genomen, zodat ervan kan worden uitgegaan dat sprake is van een eenmalige fout. Om die reden zal de voorzitter gebruik maken van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 12 lid 5 van het Reglement van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep en een aanbeveling achterwege laten.
RB 2292

Evides misleidt met aanbeveling van onthard water

RCC 22 december 2014, RB 2292 (Evides)
De uiting: “Drinkwater mag niet te ver onthard worden. Onder bepaalde omstandigheden kan te ver onthard water leiden tot risico’s voor de volksgezondheid en leidingen en apparaten binnenshuis aantasten.” De klacht: Zou Evides hierin gelijk hebben, dan lopen wereldwijd miljoenen - en in Nederland vele honderdduizenden - huishoudens risico’s. Op de Veluwe en in Almere bijvoorbeeld heeft het drinkwater een hardheid van ongeveer 3,5ºDH (Duitse hardheid). Volgens de website van Evides, waarnaar in de advertentie wordt verwezen, wordt gesteld dat water niet verder onthard mag worden dan 5,6ºDH. Volgens een onderzoek van TNO uit 2012 (“bron: www.aquacombi.nl”) biedt kunstmatig onthard water (0ºDH) bovendien een betere bescherming van koperen leidingen.

4. In de advertentie staat: “Onder bepaalde omstandigheden kan te ver onthard water (…) leidingen en apparaten binnenshuis aantasten”. De Commissie begrijpt dat dit naar corrosie verwijst. Gebleken is dat er verschillende methoden bestaan om (thuis) water te ontharden. Als erkend is komen vast te staan dat bij ontharding door middel van ionenuitwisseling, welke methode onder meer wordt toegepast bij de door klagers bedrijf verkochte waterontharders, geen corrosie optreedt. Gelet hierop acht de Commissie de bestreden mededeling in de advertentie te ongenuanceerd, nu deze bij de gemiddelde consument de onjuiste indruk kan wekken dat bij elke waterontharder onder omstandigheden aantasting van de leidingen door corrosie te verwachten valt. In de advertentie wordt niet toegelicht wat onder “bepaalde omstandigheden” moet worden verstaan. Dat onder “bepaalde omstandigheden” de methode van ontharden moet worden begrepen, zoals ter zitting door Evides is aangevoerd, kan niet worden aangenomen nu duidelijk wordt gesproken van elke waterontharder. Gelet hierop zal de advertentie door de gemiddelde consument zo worden begrepen dat bij elke waterontharder mogelijk corrosie kan optreden. Daar komt bij dat niet valt te verwachten dat de gemiddelde consument bekend is met de samenhang tussen de methode van waterontharding en het al dan niet bestaan van corrosiegevaar.

5. De bestreden uiting vermeldt voorts: “Onder bepaalde omstandigheden kan te ver onthard water leiden tot risico’s voor de volksgezondheid”.Adverteerder heeft in de eerste plaats aangevoerd dat een risico voor de volksgezondheid kan ontstaan als te ver onthard water stoffen onttrekt uit materialen waarmee het in contact komt. Zoals hiervoor (onder 4) is overwogen, bestaat dit gevaar niet bij water dat wordt onthard door middel van ionenuitwisseling. Voorts heeft adverteerder gewezen op het belang van de bijdrage die niet-onthard drinkwater levert aan de totale inname van magnesium en calcium, mineralen die ieder mens nodig heeft. Vast staat dat water dat is onthard met een ionenwisselaar geen calcium en magnesium meer bevat. Voorts is niet in geschil dat voldoende inname van calcium en magnesium van belang is voor de gezondheid, maar ook dat deze inname voor het overgrote deel geschiedt door middel van voedsel. De Commissie acht niet aannemelijk gemaakt dat de bijdrage van het door Evides geleverde drinkwater aan de inname van calcium en magnesium zodanig is, dat gezegd kan worden dat onthard water waaruit deze mineralen verwijderd zijn daadwerkelijk een gevaar voor de volksgezondheid oplevert.
RB 2291

Onjuiste weergave aantal beschikbare tickets is misleidend

RCC 11 december 2014, RB 2291 (tickettribune.nl)
Aanbeveling. Misleiding. Art. 7 en 8.2 NRC. De uiting: “De live optredens zijn altijd zeer spraakmakend. Zorg daarom dat je op tijd Sting tickets bestelt”. “Beschikbare Paul Simon & Sting tickets: vakken A/B/C voorraad: 20, Eerste Ring Lange Zijde voorraad: 20." De klacht: De website geeft consistent aan dat er nog 20 tickets beschikbaar zijn, waardoor het lijkt alsof de consument zich moet haasten om een ticket te kunnen bemachtigen. Het ligt niet voor de hand dat er van elk concert inderdaad slechts 20 tickets beschikbaar zijn.

3. Met betrekking tot de klacht over de op de website weergegeven ticketvoorraad oordeelt de Commissie als volgt. Adverteerder heeft erkend dat van de concerten waarvan op de website staat vermeld dat er een ticketvoorraad is van 20, nog tickets kunnen worden bijbesteld bij de leverancier. Het aantal van 20 suggereert een beperkte beschikbaarheid, die bovendien versterkt wordt door de mededeling dat tickets snel zijn uitverkocht, terwijl in werkelijkheid sprake is van een ruimer aanbod. De Commissie is van oordeel dat adverteerder door de consument op deze wijze voor te lichten onjuiste informatie heeft verstrekt ten aanzien van de beschikbaarheid als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (hierna: NRC). Omdat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting op dit punt misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
RB 2290

Staatsloterij verstrekt misleidende spelvoorwaarden bij Gelukstrekking

RCC 19 december 2014, RB 2290 (Staatsloterij)
Aanbeveling. Misleiding. Art. 8.2 NRC. De uiting: “Wordt 1 oktober uw geluksdag? Die kans is heel groot, want u speelt mee met de Staatsloterij Gelukstrekking. Tijdens deze trekking heeft u met 1 Gelukslot 100 kansen op € 100.000!” De klacht: In de brief staat dat men met een extra Gelukslot 100 extra kansen op € 100.000 heeft. In de actievoorwaarden heet de actie echter “5 x 100”. Klaagster legt -naar zij stelt- “de actievoorwaarden over”. De aanhef hiervan luidt: “Algemene spelvoorwaarden ‘5 x kans op 100 loten voor de Gelukstrekking”. Naar de mening van klaagster doet adverteerder ten onrechte voorkomen dat men door het kopen van een extra lot 100 x meer kans heeft om een hoofdprijs van € 100.000,- te winnen.

Naar aanleiding van het verzoek van de Commissie om nadere informatie heeft adverteerder meegedeeld dat de mededeling “* Kijk voor de actievoorwaarden op www.staatsloterij.nl/extralot” in de bestreden brief leidde naar de bestelpagina waarop extra loten voor de Gelukstrekking konden worden besteld. Adverteerder heeft een afdruk van deze bestelpagina overgelegd. Onderaan deze bestelpagina staat de link: “Bekijk hier de actievoorwaarden”. Desgevraagd heeft adverteerder meegedeeld dat men, door op deze link te klikken, bij de “Algemene spelvoorwaarden ‘5 x kans op 100 loten voor de Gelukstrekking’” komt. Voorts heeft adverteerder meegedeeld dat de bestreden brief is gezonden aan “alle deelnemers die met hun abonnement automatisch meespelen in de Gelukstrekking” en dat uit de artikelen 4 en 5 van de “Algemene spelvoorwaarden ‘5 x kans op 100 loten voor de Gelukstrekking’” blijkt dat de promotieactie ‘5 x kans op 100 loten voor de Gelukstrekking’ alleen openstaat voor deelnemers die nog niet automatisch meespelen.

De Commissie constateert dat de mededeling “* Kijk voor de actievoorwaarden op www.staatsloterij.nl/extralot” in de bestreden brief -via de bestelpagina voor extra loten voor de Gelukstrekking- leidt naar de “Algemene spelvoorwaarden ‘5 x kans op 100 loten voor de Gelukstrekking’”. Hierdoor wordt de indruk gewekt dat deze spelvoorwaarden verband houden met het aanbod van een extra Gelukslot in de bestreden brief. Die indruk is echter onjuist, omdat de actie ‘5 x kans op 100 loten voor de Gelukstrekking’ alleen openstaat voor deelnemers die nog niet automatisch meespelen, en dus niet voor de personen aan wie de bestreden brief is gezonden.

Gelet op het bovenstaande acht de Commissie de brief voor de gemiddelde consument onduidelijk als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Dat artikel 5 van de spelvoorwaarden luidt: “Iedere deelnemer die nog niet meespeelt kan zich aanmelden voor de actie, en maakt kans op maximaal één prijs” neemt bovenbedoelde onduidelijkheid niet, althans niet voldoende, weg.
RB 2289

Google geen 'adverteerder' bij tonen advertenties Chinese verkopers

Vz RCC 9 december 2014, RB 2289 (MiniInTheBox)
Voorzittersbeslissing. Afwijzing (gedeeltelijk). Misleiding. Art. 7 NRC. De uiting: Het betreft advertenties die op Google verschijnen na het invoeren van bepaalde zoekopdrachten. De klacht: onwetende klanten in Nederland zullen op de onderhavige Google-advertenties klikken en vervolgens een product kopen waarvoor tegen een zeer lage prijs wordt geadverteerd. In de uitingen wordt niet gezegd dat de prijs exclusief btw, invoerrechten en eventuele PostNL kosten is. Hierdoor krijgt de consument die iets bestelt achteraf btw en een boete opgelegd. Ook kunnen er invoerrechten worden geheven en bestaat de mogelijkheid van vernietiging van het pakket. In de uitingen wordt niet gezegd dat het praktisch onmogelijk is om producten bij defecten te retourneren. Op de pakbon worden voorts extreem lage bedragen vermeld om de Nederlandse douane te omzeilen. Klager stelt dat Google adverteerder hierbij helpt en stelt dat Google hierop dient te worden aangesproken.

1) De voorzitter constateert dat klager de onderhavige klacht tegen Google heeft ingesteld wegens het feit dat Google advertenties van bedrijven als MiniInTheBox mogelijk maakt. Nu Google echter, naar klager erkent, niet de adverteerder is en voorts geen aanleiding bestaat om Google mede verantwoordelijk te achten voor de onderhavige advertenties, vat de voorzitter de klacht in deze zin op, dat deze is gericht tegen (de advertenties van) MiniInTheBox.

2) Beoordeeld dient te worden of de advertenties op de Nederlandse consument zijn gericht. De voorzitter beantwoordt deze vraag bevestigend. De onderhavige advertenties zijn immers in de Nederlandse taal en vermelden de prijzen in euro’s. Kennelijk betreft dit een bewuste keuze van adverteerder, nu deze in China is gevestigd. Voorts neemt de voorzitter aan dat de advertenties doorlinken naar de website van adverteerder, waar men de producten kan bestellen. Het is de voorzitter ambtshalve gebleken dat in de extensie van die website de vermelding “nl” is opgenomen waardoor een versie van deze website wordt getoond die onmiskenbaar specifiek voor de Nederlandse consument is bedoeld. De voorzitter oordeelt op grond van het voorgaande dat de advertenties op de Nederlandse consument zijn gericht, zodat de (voorzitter van de) Reclame Code Commissie bevoegd is daarover te oordelen.

3) Voor zover het producten betreft met een waarde tot € 22,--, hoeft adverteerder niet te vermelden dat btw verschuldigd is. Immers, tot dit bedrag is, naar algemeen bekend kan worden verondersteld, geen btw of andere heffing vanwege de overheid verschuldigd.

4) Met betrekking tot het product dat is omschreven als “V959-16 Camera” en dat € 29,43 kost, ligt dit anders. Voor dit product is bij de invoer wel btw verschuldigd. Naar het oordeel van de voorzitter had, rekening houdend met de in artikel 8.4 onder i in verbinding met artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC) omschreven informatieverplichting, alsmede met het feit dat de btw niet bij de aankoop maar pas bij de invoer verschuldigd is, adverteerder ten aanzien van het hier bedoelde product reeds in de uiting dienen te vermelden dat de prijs van dit product exclusief btw is, zodat voor de consument duidelijk is dat er nog extra kosten verschuldigd zijn. Het betreft essentiële informatie die in de uiting niet mocht ontbreken. Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument door het ontbreken van die informatie ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet zou hebben genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Adverteerder kan overigens, gelet op de summiere aard van de advertenties, volstaan met de vermelding dat de prijs van het hier bedoelde product exclusief btw is. Van andere heffingen is, gelet op de waarde van de hier bedoelde zending, geen sprake, zodat deze niet hoeven te worden vermeld.

5) Voor zover klager stelt dat er “eventuele PostNL kosten” verschuldigd zijn boven het aankoopbedrag, is de voorzitter van oordeel dat klager deze stelling onvoldoende heeft onderbouwd. De voorzitter oordeelt op grond hiervan dat geen aanleiding bestaat te veronderstellen dat de consument die de aangeprezen producten bij adverteerder bestelt, dergelijke kosten verschuldigd zal (kunnen) zijn. Evenmin kan de klacht slagen voor zover klager stelt dat het bij bedrijven die “handel drijven vanuit China” praktisch onmogelijk is om producten bij defecten te retourneren respectievelijk dat op de pakbon extreem lage bedragen worden vermeld om de Nederlandse douane te omzeilen en dat de mogelijkheid van vernietiging van de verzending bestaat. Klager heeft onvoldoende onderbouwd dat deze bezwaren ook specifiek voor adverteerder gelden.

De beslissing:

Op grond van hetgeen onder 4) is vermeld acht de voorzitter de reclame-uiting waarin de “V959-16 Camera” voor € 29,43 wordt aangeprezen in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. De voorzitter beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. Voor het overige wijst de voorzitter de klacht af.
RB 2288

Geen misleiding bij Independer's verwijzing naar klantenservice

CVB RCC 23 december 2014, RB 2288 (Independer)
Vernietiging. Afwijzing. Art. 7 en 8 NRC. 4:19 lid 2 Wft. Uit de uitingen van Independer (als volmachtnemer) volgt niet de expliciete toezegging dat de betrokken verzekeraar zelf de klantenservice zal verlenen. Voldoende duidelijk is dat Independer als wederpartij voor de klant optreedt. Uit de uitingen volgt dan ook dat de klant zich eerst tot Independer dient te wenden voor kwesties die gerekend kunnen worden tot het begrip klantenservice. De verwijzing naar een “goede klantenservice” is dan ook niet misleidend of in strijd met de waarheid.

4. Voor zover in de uitingen naar een “goede klantenservice” wordt verwezen, gebeurt dat blijkens het voorgaande uitsluitend in het kader van de boodschap dat Independer bij de samenstelling van het Beste-in-1 Pakket verzekeraars selecteert op het punt van een goede klantenservice. Uit de uitingen volgt niet de expliciete toezegging dat de betrokken verzekeraar vervolgens zelf de klantenservice zal verlenen. Voor zover geïntimeerde stelt dat de hoofdcommercial wel een dergelijke verwachting wekt, oordeelt het College als volgt.

5. Uit de uitingen blijkt dat Independer een actieve rol speelt bij het samenstellen van het pakket. Bovendien blijkt uit de uitingen dat dit tot een zelfstandig product van Independer leidt, te weten het Beste-in-1 Pakket, waarin alle verzekeringen (deze kunnen betrekking hebben op producten van verschillende verzekeraars) in één polis worden gebundeld. Daarbij is duidelijk dat Independer de wederpartij wordt van de klant. Daarom is duidelijk dat Independer aanspreekpunt en eerst verantwoordelijke is voor kwesties die verband houden met de verzekeringen. Het ligt immers niet voor de hand dat Independer geen enkele bemoeienis meer zou hebben ten aanzien van de verzekeringen die onderdeel zijn van de polis die zij met de klant sluit.

6. Voor zover de consument op grond van de televisiecommercial bepaalde verwachtingen zou hebben met betrekking tot de partij die verantwoordelijk is voor de klantenservice, kunnen deze derhalve niet inhouden dat Independer hierbij geen enkele taak heeft. Uit de uitingen volgt dat in plaats daarvan de klant zich eerst tot Independer dient te wenden voor kwesties die gerekend kunnen worden tot het begrip klantenservice. Independer heeft gesteld dat zij, overeenkomstig afspraken met de verzekeraars, regelmatig ook verzekerden meteen naar de klantenservice van de betrokken verzekeraar doorverwijst. Het gaat daarbij vooral om kwesties die de betreffende verzekeraar zelf wenst te behandelen, zoals juridische bijstand bij rechtsbijstandsverzekeringen, letselschadegevallen bij autoverzekeringen en situaties waarin een vermoeden van fraude bestaat. In die situaties ontstaat alsnog een direct contact tussen de verzekerde en die klantenservice.
RB 2287

NHA misleidt met “erkende” opleidingen

CVB RCC 23 december 2014, RB 2287 (NHA)
Vernietiging (gedeeltelijk). Aanbeveling. Art. 7 NRC. BRC sub b. Het College is van oordeel dat de door NHA bedoelde cursussen die uitsluitend “erkenning in de markt” genieten niet als “erkend” kunnen worden beschouwd. Het enkele feit dat de door NHA aangeboden cursussen in de markt wel een bepaald aanzien genieten, is onvoldoende om deze dezelfde status toe te kennen als de officieel door het Ministerie van OCW of de desbetreffende branche erkende cursussen. Het College vernietigt daarom de bestreden beslissing met betrekking tot de televisiecommercial waarin wordt gezegd dat men bij NHA “400 erkende opleidingen en cursussen” vindt. “Erkend door Ministerie van Onderwijs” en “De voordeligste erkende opleider van Nederland” in de context van de hier bedoelde uitingen wekt bovendien de indruk dat de erkenning ziet op het gehele opleiding- en cursusaanbod van NHA, zodat ook in dit opzicht sprake is van misleiding en oneerlijke reclame.

4. Het College is van oordeel dat de door NHA bedoelde cursussen die uitsluitend “erkenning in de markt” genieten niet als “erkend” in de hiervoor (onder 2) bedoelde zin kunnen worden beschouwd. Het enkele feit dat de door NHA aangeboden cursussen die niet officieel zijn erkend mogelijk in de markt wel een bepaald aanzien genieten, is onvoldoende om deze dezelfde status toe te kennen als de officieel door het Ministerie van OCW of de desbetreffende branche erkende cursussen. Derhalve oordeelt het College dat de cursussen die uitsluitend “erkenning in de markt” genieten buiten beschouwing dienen te blijven bij de vraag hoeveel erkende opleidingen en cursussen NHA in totaal aanbiedt. Op grond hiervan ziet het College overigens ook geen aanleiding om Laudius nog in staat te stellen te reageren op hetgeen namens NHA ter zitting in beroep is aangevoerd. Dit kan immers niet tot een ander oordeel leiden.

5. Uit het voorgaande volgt dat NHA haar mededeling in de televisiecommercial dat zij 400 erkende opleidingen en cursussen aanbiedt, niet kan waarmaken. In werkelijkheid is het aantal erkende opleidingen en cursussen aanzienlijk lager dan het in de televisiecommercial genoemde aantal en nog niet eens de helft van het genoemde aantal. Derhalve oordeelt het College dat NHA in zoverre geen juiste informatie heeft verstrekt over de status van de erkenning van de door haar aangeboden cursussen als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder f NRC. Tevens handelt NHA hierdoor in strijd met het bepaalde in de bijzondere reclamecode sub b (Cursussen) dat in samenhang met de hiervoor bedoelde bepalingen van de Nederlandse Reclame Code dient te worden uitgelegd. Grief 1 treft op grond van het voorgaande doel.

(…)

8. Het College oordeelt derhalve, in aanvulling op de beslissing van de Commissie, dat de mededelingen dat NHA is “Erkend door Ministerie van Onderwijs” en “De voordeligste erkende opleider van Nederland” in de context van de hier bedoelde uitingen de indruk wekken dat de erkenning ziet op haar als organisatie voor het gehele opleiding- en cursusaanbod dat zij verzorgt. Dat NHA in de hier bedoelde uitingen vermeldt: “Erkend/aangewezen door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen op grond van de WEO en WEB en WHW voor zover het onderwijs onder de reikwijdte van de wet valt”, neemt deze misleiding onvoldoende weg. In navolging van hetgeen de Commissie onbestreden heeft overwogen, oordeelt ook het College dat deze mededeling voor de gemiddelde consument onvoldoende begrijpelijk is en onvoldoende duidelijk maakt dat bedoelde erkenning niet tevens ziet op NHA als organisatie die het desbetreffende cursusaanbod verzorgt. Hierdoor handelt NHA ook in zoverre in strijd met artikel 8.2 aanhef en onder f NRC in verbinding met het bepaalde in de bijzondere reclamecode sub b (Cursussen). De gemiddelde consument kan hierdoor ertoe gebracht worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting op dit punt eveneens misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.