RB
RB 3897
28 april 2025
Uitspraak

Verbod tot gebruik van ‘laagste prijs garantie’ door Bauhaus in vergelijking met de producten van Hornbach toegewezen

 
RB 3894
17 april 2025
Uitspraak

Nordic Fire mag kritisch zijn op Milieu Centraal, maar moet oppassen met absolute milieuclaims

 
RB 3896
16 april 2025
Uitspraak

Greenpeace-lespakket onvoldoende herkenbaar als reclame, deels te stellig geformuleerd

 
RB 1

Merkenrecht

G-Star heeft tevergeefs geprobeerd de Makro de verkoop en exploitatie van G-Star jeans onder het beeld/woordmerk G-Star te beletten. De Makro heeft de jeans gekocht van een distributeur van G-Star. G-Star vindt dat de Macro het imago en de reputatie van het G-Star merk schaadt door deze op haar website en in haar folder te gebruiken voor de verkoop. Volgens G-Star zou de Macro niet dezelfde luxe uitstraling hebben als een G-Star filiaal, waardoor de reputatie van het merk zou zijn geschaad


Allereerst oordeelt de rechter dat G-Star zich op grond van haar woord/beeldmerk niet kan verzetten tegen de verhandeling door Macro van G-Star producten ten aanzien waarvan de merkrechten van G-Star zijn uitgeput. De rechter oordeelt dat een sober en minder trendy uitstraling, voorzover deze samenhangt met een winkelformule, niet een gegronde reden voor de merkhouder oplevert om hiertegen op te treden. G-Star heeft geen relevante bijzondere omstandigheden genoemd die wel een gegronde reden zou kunnen opleveren. Ook is het volgens de rechter gebruikelijk op gelijkbare wijze reclame te maken voor verschillende producten in één folder. Opvallend is dat de rechter de Makro toestaat het woord/beeldmerk G-Star daarvoor te gebruiken. Volgens de rechter is dit nu eenmaal een doelmatig middel om de consumenten omtrent het aanbod van de producten te informeren. De Macro heeft dat niet op een zodanige manier gedaan dat daarmee de grenzen van het toelaatbare zijn overschreden. Door het gebruik van het woord/beeldmerk roept de Macro geen gevaar in het leven dat bij het publiek de indruk wordt gewekt dat er een commerciële band tussen de Macro en G-Star bestaat. Naar mijn mening gaat de Makro te ver door onnodig het beeldmerk van G-Star te gebruiken. Het gebruik van het woordmerk volstaat om het publiek te kunnen informeren over de aard van het product.

 

hier

RB 2

Reclamerecht / Merkenrecht

Rb. Amsterdam, 13 januari 2005, rolnummer KG 05/55 SR, McDonald´s tegen Burger King. Ronald McDonald koopt Big King bij Burger King: Belachelijkmakend karakter van reclame redt belachelijk gedeponeerd merk. 

Verweer van Burger dat getoonde clown onvoldoende verwantschap vertoont met McDonald´s Ronald McDonald treft doel: hoewel het volkomen evident is dat de gebruikte clown Ronald McDonald moet voorstellen vertoont hij onvoldoende verwantschap met het door McDonald gedeponeerde zwartwit beeldmerk (onder andere omdat de opvallende jumpsuit onder een regenjas verborgen blijft).

Impliciete vergelijkende reclame, ongeoorloofd omdat McDonald´s in de reclame belachelijk wordt gemaakt. Verweer dat McDonald´s het onderzoekrapport van Burger King zodanig laat heeft ontvangen dat zij geen tegenonderzoek meer kon verrichten, wordt niet gehonoreerd, aangezien zij voorbereid had moeten zijn op een dergelijk rapport. Onderzoek Burger King voldoet aan eisen.

RB 69

Ook in braille

Brieven van de Minister van Volksgezondheid aan Neprofarm / Dhr. C. de Visser inzake nota van wijziging Geneesmiddelenwet. (bijlage bij 2e Kamer, vws0501659): "Naar aanleiding van uw bovengenoemde brief bericht ik u het volgende. Ik stel het zeer op prijs dat u zich actief betrokken opstelt bij de totstandkoming van de nieuwe Geneesmiddelenwet. U heeft zelfs concrete voorstellen gedaan voor aanpassing van een aantal bepalingen. Van sommige daarvan heb ik dankbaar gebruik kunnen maken ter verbetering van het wetsvoorstel. Ik dank u daarvoor. Evenals u betreur ik het dat de datum waarop de richtlijnen 2004/27/EG en 2004/24/EG zouden moeten zijn geïmplementeerd in de nationale wetgeving, zijnde 30 oktober 2005, niet is gehaald.Daardoor ontstaat er inderdaad een discrepantie tussen de Nederlandse wetgeving en de desbetreffende Europese regels. Door het nemen van maatregelen van organisatorische aard met betrekking tot de aanvraag of de verlening van vergunningen, hoop ik deze discrepantie in de praktijk zoveel mogelijk te beperken." Enkele fragmenten over aanduidingen, etikettering en reclame:

 

 

"(...) Anders dan u ben ik van mening dat er geen behoefte bestaat aan een definitie van traditioneel kruidengeneesmiddel ter afgrenzing van kruidenpreparaten. Een product dat in de wandeling een kruidenpreparaat wordt genoemd, maar niet onder de definitie van geneesmiddel valt, valt niet onder de reikwijdte van de Geneesmiddelenwet. In dat geval is in beginsel de Warenwet van toepassing. Indien een product dat in de wandeling een kruidenpreparaat wordt genoemd, maar wel onder de definitie van geneesmiddel valt, valt het in elk geval onder de reikwijdte van de Geneesmiddelenwet. Het gaat er niet om hoe een product wordt genoemd, maar om de aard van het product.

(...) ben ik nog steeds van mening dat de naam van het geneesmiddel ook in braille op de buitenverpakking en de primaire verpakking moet worden aangebracht, behalve bij blistervepakkingen of hele kleine verpakkingen. Ook de Raad van State was die mening toegedaan. Hoewel ook ik van mening ben dat het beter zou zijn geweest als dit voorschrift zich zou hebben beperkt tot buitenverpakkingen, kan van de nationale wetgever niet worden verwacht dat zij de van de richtlijn afwijkende interpretatie die de Commissie nu geeft in de braille richtsnoeren, in de wet gaat opnemen. De beste weg om deze discrepantie weg te nemen, is het indienen door de Commissie van een voorstel tot wijziging van richtlijn 2001/83 op dit punt. Ik heb aan de Tweede Kamer voorgesteld om in artikel 69, lid 3, van het wetsvoorstel de zinsnede "in braille of in een voor slechtzienden geschikte vorm" te vervangen door: in een voor blinden of slechtzienden geschikte vorm. Voorts wordt voorgesteld de laatste volzin van het derde lid in te voegen: op verzoek van patiëntenorganisaties.

(...) Wat betreft uw opmerkingen met betrekking tot vergelijkende reclame, wijs ik er op dat deze vorm van reclame, met uitzondering van één situatie, niet is verboden. Ingevolge artikel 90, onder b, van de richtlijn is vergelijkende reclame in de zin van het vermelden of de indruk wekken dat de werking van een geneesmiddel beter is dan die van een ander geneesmiddel, verboden. Artikel 85, onder b, waarin artikel 90, onder b, van de richtlijn is geïmplementeerd, heeft voor zover het de vergelijking betreft, uitsluitend betrekking op de werking van een geneesmiddel."