CVB 6 april 2011, dossiernr 2010/00879 (AH Allerhande – testpanel over Port)
Reclamerecht. Klager betoogt dat de rubriek testpanel in de Allerhande van november 2010 (én klik op plaatje voor vergroting) waarin drie door Albert Heijn verkochte merken port onder de aandacht worden gebracht door een testpanel bestaande uit, onder meer, een – volgens het bijschrift - 67-jarige consument misleidend. In werkelijkheid is volgens klager de persoon op de foto jonger, hetgeen klager misleidend acht. Voorts stelt klager dat het ‘onlogisch’ is dat het ‘gebruiksmoment’ van port wordt veranderd van nagerecht naar voorgerecht. Geen strijd met artt. 2, 7, 11 NRC of 6, 9 t/m 13, 21 RVA. CVB oordeelt niet anders.
De Commissie acht het, gelet op de opmaak en inhoud van de Allerhande, voor de gemiddelde consument duidelijk dat het blad is samengesteld met de bedoeling om de producten die bij de Albert Heijn worden verkocht onder de aandacht te brengen. Aldus is geen sprake van strijd met artikel 11 NRC. Het opschrift ‘advertorial’ acht de Commissie in dit geval derhalve niet noodzakelijk.
Het opschrift ‘advertorial’ is in dit geval dan ook niet noodzakelijk. Klager heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat geen gebruik zou zijn gemaakt van een echt testpanel. De RCC volgt klager ook niet in zijn mening dat de ‘oudere’ een ‘kwetsbare groep’ betreft in de zin of geest van de RVA. De reclame-uiting richt zich voorts niet specifiek tot minderjarigen. Evenmin acht de RCC het aannemelijk dat de reclame een publiek bereikt dat voor meer dan 25% uit minderjarigen bestaat. Nu klagers betoog in hoofdzaak gestoeld is op de stelling dat de gewraakte uiting nu juist is gericht op ouderen, acht de RCC het onnodig om adverteerder in dit kader met de bewijsplicht te belasten.
In beroep er is sprake is van agressieve reclame. Albert Heijn in de onderhavige reclame-uiting, die verspreid wordt onder argeloze lezers, gebruik van verkoopbevorderende technieken die dusdanig op beïnvloeding zijn gericht, dat sprake is van agressieve reclame.
Het College stelt in dit verband voorop dat reclame agressief is als die, mede gelet op al haar kenmerken en omstandigheden, de feitelijke context, de beperkingen van het communicatiemedium en het publiek waarvoor zij is bestemd, door intimidatie, dwang, inclusief het gebruik van lichamelijk geweld, of ongepaste beïnvloeding, de keuzevrijheid of de vrijheid van handelen van de gemiddelde consument met betrekking tot het product aanzienlijk beperkt of kan beperken, waardoor hij ertoe wordt gebracht of kan worden gebracht over een transactie een besluit te nemen dat hij anders niet had genomen. Voorts is reclame agressief indien zich een situatie voordoet die is vermeld in bijlage 2 bij de Nederlandse Reclame Code (zie art. 14.1 en 14.2 van de Nederlandse Reclame Code).
Het College is van oordeel dat zich geen feiten of omstandigheden voordoen die tot het oordeel kunnen leiden dat sprake is van agressieve reclame in de hiervoor bedoelde zin. De door appellant genoemde feiten en omstandigheden doen aan dit oordeel op geen enkele wijze af. De grieven treffen derhalve geen doel.
In dit geval doen zich geen feiten of omstandigheden voor die tot het oordeel kunnen leiden dat sprake is van agressieve reclame in de hiervoor bedoelde zin, aldus het CVB.
Lees de uitspraak hier (link) en hier (pdf)
Nederlandse Reclamecode (NRC) artt. 2, 7, 11
Reclamecode voor alcoholhoudende dranken (RVA), artt. 6, 9 t/m 13, 21