RB

Media  

RB 984

In beginsel een inbreuk op de beginselen

Hof Amsterdam 14 juni 2011, LJN BQ8050 (Splinq B.V. tegen Commissariaat voor de Media)

In navolging van LJN BN6312

Wet op de vaste boekenprijs. Reclame. eCommerce. Cashback. SplinQ exploiteert advertentiesite voor diverse producten met een cashbackfaciliteit (geregistreerde koper ontvangt deel van koopprijs terug als tegoed, in de regel de helft van koopprijs). Overtreding artikel 6 lid 1 eerste volzin Wet op de vaste boekenprijs?

Boekverkoper verleend geen korting aan eindafnemer, maar plaatst advertentie op een site. Derde (website-exploitant) geeft deel aan advertentie-opbrengst door in het kader van een algemeen beloningssysteem. Geen samenwerking of afspraak tussen boekverkoper en exploitant, noch bijzondere of bovenmatige vergoeding voor plaatsen van advertentie. Dus geen overtreding Wvbp, verklaring voor recht. Proceskostenveroordeling Commissariaat van de Media.

4.1 (...) De cashbackconstructie van SplinQ is volgens de rechtbank in strijd is met dat gesloten stelsel omdat de eindafnemer via SplinQ feitelijk een korting krijgt op de aanschaf van een boek, die afkomstig is van door de boekverkoper aan SplinQ betaalde gelden. Een ander oordeel zou volgens de rechtbank ertoe leiden dat de Wvbp eenvoudig zou kunnen worden ontdoken. De cashbackconstructie is volgens de rechtbank niet in overeenstemming met het doel en de strekking van de Wvbp omdat die constructie leidt tot door de wetgever onwenselijk geachte prijsconcurrentie en de internetboekhandel blijkens de wetsgeschiedenis geen bijzondere positie inneemt.

4.4 (...) Prijsconcurrentie ondergraaft volgens de wetgever deze doelstellingen en met het systeem van de vaste boekenprijs beoogt de wetgever prijsconcurrentie in het boekenvak tegen te gaan. Het systeem vormt aldus in beginsel een inbreuk op de beginselen van de vrije mededinging en het vrij verkeer van goederen en diensten, die ten grondslag liggen aan het handelsverkeer in de Europese Unie. Dat brengt mee dat het niet in de rede ligt de wettelijke regeling extensief uit te leggen.

4.6 In het onderhavige geval waarin de eindafnemer via een advertentie op een website van SplinQ bij de webwinkel van de boekverkoper terecht is gekomen, heeft de boekverkoper de vaste boekenprijs aan de eindafnemer in rekening gebracht en heeft de eindafnemer de vaste boekenprijs aan de boekverkoper betaald. De boekverkoper heeft daarbij geen korting aan de eindafnemer verleend. Enkel heeft de boekverkoper door tussenkomst van een netwerkplatform advertenties doen plaatsen op – onder meer – een website van SplinQ. Het is een derde, de website-exploitant SplinQ, die aan de eindafnemer een deel van de ontvangen advertentie-opbrengst heeft doorgegeven, in het kader van een algemeen beloningssysteem voor aankopen die consumenten via die website tot stand brengen. Daarbij is geen sprake geweest van samenwerking of afspraken tussen de boekverkoper en de website-exploitant en is evenmin een bijzondere of bovenmatige vergoeding voor het plaatsen van de advertenties betaald. De website heeft verder niet specifiek betrekking op boeken. Evenmin heeft de website-exploitant, die zelf geen boekverkoper is, zich schuldig gemaakt aan een door de wet verboden praktijk.

4.7 Naar het oordeel van het hof strekt de verantwoordelijkheid van de boekverkoper in het kader van de Wvbp om de vaste boekenprijs toe te passen, zich niet uit tot de wijze waarop SplinQ als website-exploitant, op wiens website door toedoen van de internetplatforms advertenties ten behoeve van de boekverkoper worden geplaatst, de ontvangen advertentie-inkomsten besteedt door deze in het kader van een algemeen beloningssysteem deels aan zijn publiek door te geven teneinde dat publiek aan zijn website te binden. Die wijze van besteding is de eigen keuze en verantwoordelijkheid van SplinQ als website-exploitant, waarover de boekverkoper in de gegeven omstandigheden geen zeggenschap heeft en die de boekverkoper niet aangaat. Indien de verantwoordelijkheid van de boekverkoper zo ver strekt dat hij rekening moet houden met derden die de verkoop van boeken betrekken in een algemeen voor hun website geldend beloningssysteem, zoals hier aan de orde is, had de wet daarvoor een uitdrukkelijke grondslag moeten bieden. Een beroep op de algemene doelstellingen van de wet volstaat niet. Dat geldt temeer nu niet evident is dat die doelstellingen worden ondergraven doordat naast de aankopen van tal van andere producten ook de aankopen van boeken meetellen in dergelijk algemeen beloningssysteem. Evenmin volstaat een beroep op het als gesloten bedoelde systeem van de vaste boekenprijs, omdat dit systeem zich richt op de door de boekverkoper in diens verhouding tot de eindafnemer te hanteren prijs en niet op het handelen van derden met betrekking tot boekverkopen, voor welk handelen de boekverkoper niet verantwoordelijk kan worden gehouden.

Lees de uitspraak hier (link / pdf)
Wet op de vaste boekenprijs

RB 974

iPad voor iedere kandidaat?

CVB 8 juni 2011, Dossiernrs. 2011/00183 en 2011/00183A (Vriendenloterij)

Reclamerecht. Aan klagers gerichte brief over Vriendenloterij Holland's Next Millionaire. Klagers stellen bij uitzending van programma te zijn geweest maar dat er geen iPad klaar lag voor hen en hun vijf vrienden, zoals beloofd in brief. Verweerder geeft aan dat uiting los staat van andere uitnodiging die klagers hebben gekregen om opnamedag op 14 februari bij te wonen.

Commissie oordeelt dat er sprake is van een omissie (art. 8.2 aanhef en onder c NRC) omdat in uiting niet wordt vermeld dat het uitsluitend gaat om deelnemers van de finale-aflevering. Strijd met art. 7 NRC en doet aanbeveling.
Grieven: Aflevering waaraan klagers deelnamen werd al voor einde actie van de uiting opgenomen, zij kunnen dus daaruit afleiden dat actie geen betrekking had op de door hen bijgewoonde aflevering. Extra lot moet geactiveerd worden bij deelname aan actie, wat klagers niet gedaan hebben.

CVB: samenloop van uitnodiging voor deelname aan uitzending en uiting voor deelname aan finale-aflevering is verwarrend voor consument, mede door ontbreken opnamedatum op uiting en vermelding van "mooi studiocadeau" in de eerdere uitnodiging. Echter niet aannemelijk dat mensen hierdoor extra loten zouden activeren voor de uitzending van 14 februari. In tegenstelling tot Commissie oordeelt de CVB dat er geen strijd is met art. 7 NRC en geen sprake is van een omissie (art. 8.3 aanhef en onder c NRC). Vriendenloterij heeft wel verwijtbaar gehandeld door mailing te zenden die verwarring veroorzaakt bij de consument. Hierdoor is vertrouwen in reclame geschaad (art. 5 NRC). CVB bevestigt aanbeveling met wijziging van de gronden: strijd met art. 5 NRC i.p.v. art. 7 NRC.

 2011/00183 en 2011/00183A5. Wel is het College van oordeel dat de Vriendenloterij verwijtbaar heeft gehan­deld door een mailing te verzenden die bij de consument verwarring veroorzaakt. De Vriendenloterij had deze verwarring kunnen voorkomen door degenen die reeds voor een opname waren uitgenodigd niet de onderhavige uiting te zenden dan wel duidelijker daarin te verwoorden dat uitsluitend degenen die een studioplaats win­nen voor de opname van - specifiek - aflevering 8 van het programma “Holland’s Next Millionai­re”, een iPad ontvangen, zo mogelijk onder vermelding van de datum van de opname van die afle­ve­ring. Door op dit punt onvoldoende maatregelen te nemen, heeft de Vriendenlote­rij het vertrou­wen in reclame ge­schaad. Reclame mag er immers niet toe leiden dat de consu­ment in gerechtvaardigde verwachtingen wordt teleurge­steld. Deze situatie doet zich in het onderhavige geval voor. Geïn­timeerde kon op grond van de samenloop van uitnodigingen en uiting menen dat hij na de televisie­opname waarvoor hij was uitgenodigd, een iPad zou ontvangen. Zijn standpunt dat de Vriendenloterij zijn belofte dient waar te maken, kan als een be­roep op artikel 5 NRC worden beschouwd. De Commissie had op grond van het voorgaande de klacht op deze grond dienen toe te wijzen.

Lees de gehele uitspraak 2011/00183 hier (link / pdf)
Lees de gehele uitspraak 2011/00183A hier (link / pdf)
Regeling: NRC art. 5, art. 7, art. 8.3 aanhef en onder c

RB 972

Alleen optreden tegen overtreding of ook voorkomen?

RCC 25 mei 2011, Dossiernr. 2011/00367 (Qubble)

Reclamerecht. Uiting op website waarop o.a. staat dat bezoeker een iPhone 4 en iPad heeft gewonnen. Klager stelt dat hij geen iPhone 4 of iPad heeft gewonnen en acht de uiting daarom i.s.m. de waarheid en misleidend. Verweerder stelt dat website niet van hem is, maar eigendom van een Affiliate. Website verwijst naar Qubble.com en deze site voldoet aan Code SMS. Verweerder acht website ook misleidend en i.s.m. Affiliate reglement. Heeft Affiliate gesommeerd uiting niet meer te gebruiken. Meent correct op te zijn getreden tegen overtreding door Affiliate.
Commissie oordeelt dat uiting in strijd is met waarheid (art. 2 NRC), nu verweerder deze ook misleidend vindt. Acht dat verweerder actief is opgetreden tegen overtreding door Affiliate maar niet gebleken dat verweerder heeft geprobeerd overtreding te voorkomen. Niet voldaan aan inspanningsverplichting (art. 8.1 aanhef en onder c Code SMS). Doet aanbeveling.

Verweerder heeft meegedeeld dat zij, eenmaal op de hoogte van de onderhavige promotie, de Affiliate heeft gesommeerd om deze te beëindigen. In zoverre is  verweerder actief opgetreden tegen overtreding van de NRC. Naar het oordeel van de Commissie is echter niet gebleken dat verweerder zich heeft ingespannen om mogelijke overtreding van -in dit geval- de NRC door de Affiliate te voorkomen. Gelet daarop is niet voldaan aan de inspanningsverplichting, neergelegd in artikel 8.1 aanhef en onder c van de Reclamecode SMS Dienstverlening, zoals die code overigens gold tot 15 mei 2011.

Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)
Regeling: NRC art. 2; Code SMS art. 8.1 aanhef en onder c

RB 973

Vriendenloterij vergat updates Postfilter te checken

Vzr. RCC 26 mei 2011, Dossiernr. 2011/00266 (Postfilter)

Reclamerecht. Aan klager geadresseerde mailing van Vriendenloterij. Klager stelt dat hij zich bij Postfilter heeft ingeschreven maar toch mailing van Vriendenloterij heeft ontvangen. Verweerder stelt dat hij heeft nagelaten de updates van Postfilter te checken alvorens mailing te versturen. Zal voortaan wekelijks Postfilter checken.

Voorzitter is van oordeel dat Commissie klacht zal toewijzen. Op grond van art. 5.2 Code Postfilter moet Post Register altijd worden geraadpleegd alvorens post te versturen, binnen periode van 6 weken voor feitelijke verzending (art. 5.3 Code Postfilter). Dit is niet gebeurd dus strijd met genoemde artikelen. Doet aanbeveling.

De Code Postfilter is in werking getreden op 1 januari 2011. Adverteerder heeft de bewuste mailing blijkbaar eind januari 2011 verzonden. Op dat moment diende adverteerder de bepa­lingen in de Code Postfilter – die immers reeds in werking was getreden - in acht te nemen.

Op grond van artikel 5.2 van de Code Postfilter dient een adverteerder, voordat hij een adressenbestand met personen wil gebruiken voor het verzenden van Direct Mail, altijd het Post Register te raadplegen. Deze raadpleging dient op grond van artikel 5.3 van de Code Postfilter plaats te vinden binnen een periode van maximaal zes weken voor het feitelijk toesturen van Direct Mail.

Nu adverteerder de bewuste mailing eind januari 2011 aan klager heeft verzonden en niet is gesteld of gebleken dat adverteerder binnen een periode van maximaal zes weken voor het feitelijk toesturen van de mailing de op dat moment actuele inhoud van het Post Register heeft geraadpleegd, heeft adverteerder in strijd gehandeld met de genoemde bepalingen van de Code Postfilter.

Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)
Regeling: Code Postfilter art. 5.2; art. 5.3
Lees hier eerdere uitspraak over de Vriendenloterij: RB 758

RB 970

Reguliere kwalificaties, alternatieve producten

RCC 25 mei 2011, Dossiernr. 2011/00190 (Eline Snel)

Reclamerecht. Uiting op twee websites over Eline Snel waarin o.a. staat: opleiding tot HBO verpleegkundige (BIG registratie); docent aan verschillende opleidingen; docent in algemene ziekenhuizen. Klaagster stelt dat genoemde opleiding niet op HBO niveau is, niet duidelijk is welke opleidingen Eline Snel heeft gevolgd, vermelding BIG registratie en docentschap irrelevant bij aanprijzing mindfulness; BIG-registratie verder misleidend want vermoedelijk geen sprake van herregistratie. Verweerder deelt mee dat er discussie kan bestaan over niveau van verpleegkunde, is bereid het woord "HBO verpleegkunde" te verwijderen, is inschreven in BIG-register tot 1 januari 2014.

Commissie acht dat in uiting waarin staat "opleiding tot HBO verpleegkundige" sprake is van onjuiste informatie (art. 8.2 aanhef en onder f NRC) nu in 1980 (toen Eline Snel haar opleiding volgde) nog geen onderscheid werd gemaakt tussen HBO en MBO niveau. Strijd met art. 7 NRC en doet aanbeveling. Voorts is vermelding docentschap zonder vermelding van vakken en vermelding BIG-registratie niet in strijd met NRC en is BIG-registratie verweerder geldig tot 1 januari 2014. Betreffende onderdelen worden daarom ongegrond verklaard.

 

Ad a.
Adverteerder heeft niet weersproken dat zij in 1980 een verpleegstersopleiding heeft gevolgd. Zoals adverteerder bij brief van 26 januari 2011 heeft meegedeeld, betrof het de “in service opleiding verpleegkunde A”. Bij brief van 4 maart 2011 heeft adverteerder meegedeeld dat het nieuwe opleidingsstelsel, waarbij onderscheid werd gemaakt tussen MBO- en HBO-niveau, is ingevoerd in 1997.
Aangezien adverteerder haar opleiding heeft gevolgd in 1980, toen er -naar de Commissie begrijpt- nog geen sprake was van een opleiding op MBO- dan wel HBO-niveau, en niet is komen vast te staan dat de door adverteerder gevolgde “in service opleiding verpleegkunde A” inmiddels als HBO-opleiding kan worden aangemerkt, gaat de bestreden uiting op www.elinesnel.nl, waarin staat: “opleiding tot HBO verpleegkunde” gepaard met onjuiste informatie met betrekking tot de kenmerken van adverteerder als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder f van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu deze uiting de gemiddelde consument er bovendien toe kan brengen een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Ad c.
Dat in de bestreden uitingen, in het kader van de aanprijzing van onder meer
“bewustwordingstrainingen” en “Mindfulnesstrainingen” wordt gewezen op een BIG-registratie en een docentschap, betekent niet dat de uitingen in strijd zijn met de NRC.

Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)
Regeling: NRC art. 7; art. 8.2 aanhef en onder f

RB 969

Kortingen tot 200 euro

RCC 19 mei 2011, Dossiernr. 2011/00279 (Schoonenberg)

Reclamerecht. Televisiecommercial van Schoonenberg met tekst "omdat de 200ste winkel geopend is, krijgt u nu kortingen tot €200,-. Klager vindt uiting misleidend nu deze korting alleen geldt voor duurste hoortoestellen. Verweerder stelt dat kortingen varieerden van 5 tot 200 euro en van toepassing waren op hoortoestellen en andere producten. Hoge korting alleen van toepassing op duurdere toestellen, maar reclame is niet misleidend.

Commissie oordeelt dat tekst "kortingen tot €200,-" niet misleidend nu in winkel bleek dat korting tussen de 5 en 200 euro op verschillende producten gold. Wijst klacht af.

Nu is gebleken dat in de winkel op verschillende producten kortingen werden verleend, die varieerden tussen € 5,- en € 200,- is de Commissie van oordeel dat de mededeling dat ‘kortingen tot € 200,-’ worden gegeven, niet misleidend is.

Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)

RB 968

300 euro korting tenzij adres met glasvezelverbinding

VzRCC 12 mei 2011, Dossiernr. 2011/00304 (KPN)

Reclamerecht. Folder van KPN gedeponeerd in brievenbus klager met o.a. de tekst '300 euro korting op Sony Full HD LCD-TV bij Alles-in-één Pakket'. Klager stelt dat bij bestelling in winkel bleek dat actie niet voor adressen met glasvezelverbinding geldt. Verweerder stelt dat deze beperking in actievoorwaarden staat vermeld. Klager heeft geen gebruik gemaakt van coulance regeling.

Voorzitter oordeelt dat Commissie klacht zal toewijzen. Beperkende voorwaarde blijkt niet uit folder. Niet voldoende dat beperking in actievoorwaarden, op website en in winkel wordt vermeld. Sprake van omissie (art. 8.3 aanhef en onder c NRC) dus in strijd met art. 7 NRC. Doet aanbeveling.

Naar het oordeel van de voorzitter had deze voorwaarde uit de folder dienen te blijken. De gemiddelde consument zal er immers niet op bedacht zijn dat het hebben van een glas­ve­zelver­binding meebrengt dat men geen gebruik kan maken van de onderhavige actie. Het feit dat deze informatie blijkbaar wel in de actievoorwaarden en op de website van adverteer­der staat en in de winkel wordt meegedeeld, neemt de misleiding die het gevolg is van het ontbreken van deze infor­ma­tie in de folder niet weg, ook niet voor zover in dit verband in de folder naar de website van adverteerder of naar de verkoper wordt verwezen. Het gaat naar het oordeel van de voor­zitter om essen­tiële infor­ma­tie die de consument nodig heeft om een geïnformeerd be­sluit over de transactie te ne­men. Dergelijke informatie dient tijdig, dat wil zeggen reeds in de reclame-uiting, te wor­den vermeld.

Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)
Regeling: NRC art. 7, art. 8.3 aanhef en onder c

RB 967

"Verboden voor meisjes"

RCC 24 mei 2011, Dossiernr. 2011/00324 (Kr@sh)

Reclamerecht. Televisiecommercial voor tijdschrift Kr@sh met slogan "verboden voor meisjes". Klager vindt dat uiting discriminatie op grond van geslacht bevordert. Verweerder stelt dat jongens en meisjes verschillen in doen en laten. Kr@sh is gericht op jongens tussen de 8 en 13 jaar. Deze leeftijdscategorie kan humoristische toon van slogan herkennen.
Commissie oordeelt dat voldoende duidelijk is, ook voor kinderen, dat slogan humoristisch bedoeld is. Niet gebleken dat tijdschrift echt verboden is voor meisjes. Geen sprake van discriminatie. Wijst klacht af.

Naar het oordeel van de Commissie is - ook voor kinderen - voldoende duidelijk dat de slogan “Verboden voor meisjes” een humoristisch bedoelde manier is om tot uitdrukking te brengen dat het aangeprezen tijdschrift Kr@sh gemaakt is voor jongens. Niet is gebleken dat het tijdschrift daadwerkelijk ‘verboden‘ zou zijn voor meisjes. Van discriminatie is geen sprake.

Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)

RB 966

Woensdag, aankomstdag?

RCC 24 mei 2011, Dossiernr. 2011/00306 (Center Parcs)

Reclamerecht. Aan klager gezonden brief met aanbieding van Center Parcs. Klager vindt uiting misleidend nu gewenste aankomstdatum niet mogelijk is en deze datum niet is uitgesloten van actie. Verweerder stelt dat in actievoorwaarden staat dat actie geldt voor weekend- of midweekverblijf. Aanvangsdagen zijn: vrijdag (weekend) of maandag (midweek). Gewenste datum van klager is op woensdag en dit is geen aankomstdag. Klager is regelmatige gast dus aanvangsdagen moeten bij hem bekend zijn.

Commissie acht uit brief voldoende duidelijk dat aanvangsdag op woensdag niet mogelijk is. Wijst klacht af.

In de bestreden brief zijn de voorwaarden voor de actie van 50% korting op een volgend verblijf opgenomen. Als een van de actievoorwaarden is vermeld, dat de korting alleen geldig is voor een weekend- of midweekverblijf. Hierdoor is naar het oordeel van de Commissie voor de geadresseerden van de brief - bestaande klanten van adverteerder die onlangs in één van de parken van Center Parcs hebben verbleven - voldoende duidelijk dat een verblijf met aankomst op een woensdag niet mogelijk is, nu voor alle boekingen bij Center Parcs geldt dat een weekendverblijf aanvangt op vrijdag en een midweekverblijf op maandag.

Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)

RB 961

"Nr. 1 van de regio" niet misleidend

Vzr. RCC 12 mei 2011, Dossiernr. 2011/00300 (De Intake)

Reclamerecht. Advertentie in maandblad met tekst "Al jaren de nr. 1 van de regio in permanent make-up." Klager vindt dat er sprake is van misleiding, geen onderzoek als bewijs tekst.
Voorzitter is van mening dat Commissie klacht zal afwijzen. Voor gemiddelde consument voldoende duidelijk dat tekst mening van adverteerder weergeeft. Sprake van gebruikelijke en toelaatbare overdrijving. Wijst klacht af.

Ten aanzien van de inhoudelijke beoordeling van de klacht is de voorzitter van oordeel dat de Commissie de klacht zal afwijzen. Hij overweegt daartoe het volgende.
Adverteerder presenteert zich als de �NR 1 van de regio in permanent make-up�. Voor de gemiddelde consument zal duidelijk zijn dat deze mededeling niet bedoelt te verwijzen naar (onafhankelijk) onderzoek, maar slechts de persoonlijke visie van adverteerder weergeeft over de status van zijn onderneming binnen de regio. Nu voorts sprake is van in reclame niet ongebruikelijke en toelaatbare overdrijving, is van misleiding geen sprake.

Lees de gehele uitspraak hier (link /pdf)