RB
RB 3867
11 november 2024
Uitspraak

HvJ EU: Parfümerie Akzente

 
RB 3866
8 november 2024
Artikel

Carly van der Beek treedt toe als Senior Associate bij Pinsent Masons Nederland

 
RB 3864
5 november 2024
Uitspraak

HvJ EU: Protéines France

 
RB 2668

Uiting over milieuvoordelen van vliegreizen TUI onduidelijk

RCC 2 februari 2016, RB 2668; Dossiernr. 2015/01195 (TUI)
Audiovisuele mediadienst. Milieuclaim. Uiting: Het betreft een televisiereclame. Daarin wordt het volgende gezegd:
“Dezelfde smile met zoveel meer aandacht voor de rest van de wereld. We brengen je naar de allermooiste bestemmingen op aarde. Je vliegt met één van de duurzaamste airlines van Europa naar een duurzame accommodatie. Ontdek wat TUI met je doet … en boek één van onze 600 duurzame accommodaties al vanaf € 279,- per persoon per week. TUI, discover your smile”.

Terwijl gezegd wordt: “een duurzame accommodatie” verschijnt te samen met beelden van een accommodatie een logo in beeld, bestaande in een groene cirkel met daarin een witte boom. Ditzelfde logo is te zien terwijl later in de uiting de tekst “600 duurzame accommodaties” in beeld verschijnt. 

Klacht: In deze televisiereclame wordt zeer nadrukkelijk gesproken over de vermeende duurzaamheid van de door TUI aangeboden reizen. In het begin wordt gesproken over “de meest duurzame vluchten” of “de meest duurzame luchtvaartmaatschappijen”. Vervolgens wordt het woord duurzaam nog een groot aantal keer gebruikt. Hierdoor wordt ten onrechte de indruk gewekt dat indien men bij TUI een reis boekt, men een zeer duurzame vakantie krijgt.

Alleen al door de reis met een vliegtuig, welke reis met een zeer hoog brandstofverbruik en CO2 uitstoot gepaard gaat, is een vliegvakantie veel minder duurzaam dan ongeveer welke vakantie ook waarbij men zich met een ander vervoermiddel naar de vakantiebestemming verplaatst.

Mogelijk biedt TUI vliegreizen aan die ten opzichte van andere vliegreizen duurzamer zijn, maar bijvoorbeeld treinreizen, busreizen en zelfs reizen met een personenauto of camper zijn vele malen duurzamer. 

Gelet op het bovenstaande vindt klager de wijze waarop TUI de duurzaamheid van haar vliegvakanties benadrukt zeer misleidend. Mensen kunnen in de verleiding komen een vliegvakantie te boeken, omdat ze door deze reclame het gevoel krijgen zeer duurzaam bezig te zijn, terwijl dit niet het geval is.

Commissie:
Het primaire verweer dat er geen belang meer is bij deze klacht en procedure, omdat de bestreden uiting niet (meer) te zien is, kan niet slagen. Voor de behandeling van een klacht tegen een reclame-uiting is niet noodzakelijk dat deze reclame ten tijde van de behandeling van de klacht nog wordt gevoerd.

In de bestreden uiting wordt onder meer gezegd:

“Je vliegt met één van de duurzaamste airlines van Europa naar een duurzame accommodatie. Ontdek wat TUI met je doet … en boek één van onze 600 duurzame accommodaties al vanaf € 279,- per persoon per week”.

Door bovenbedoeld gebruik van de woorden “duurzaamste” en (tweemaal) “duurzame” wordt expliciet gerefereerd aan milieuaspecten verbonden aan de “productie” en “consumptie” van vliegreizen met TUI naar (één van) genoemde accommodaties. Om die reden is de uiting een milieuclaim als bedoeld in artikel 1 van de Milieu Reclame Code (MRC). Artikel 3 MRC luidt:

“Milieuclaims dienen aantoonbaar juist te zijn. De bewijslast rust op de adverteerder. Naarmate de milieuclaims absoluter zijn geformuleerd, worden zwaardere eisen gesteld aan het bewijsmateriaal”.

In de toelichting bij artikel 3 RC staat onder meer:

“Bij de huidige stand van de techniek is het moeilijk voorstelbaar dat dat van veel producten kan worden bewezen dat dat zij absoluut milieuonschadelijk zijn. Daarom is grote terughoudendheid met betrekking tot absolute claims op zijn plaats. Hierbij dient men zich te realiseren dat woorden als “milieuvriendelijk”, “schoon”, “groen”, “goed voor het milieu”, die zonder nadere nuancering worden gebruikt, door het publiek snel als absolute claims worden begrepen”.

Over het gebruik van het woord “duurzame” in de onderhavige uiting oordeelt de Commissie als volgt.

Het woord “duurzaam” heeft geen vastomlijnde betekenis. In de uiting wordt gesproken over “duurzame accommodatie” en “600 duurzame accommodaties” zonder dat wordt toegelicht wat adverteerder hiermee bedoelt. Bij verweer heeft adverteerder meegedeeld dat 600 door TUI aangeboden accommodaties zijn gecertificeerd als ‘duurzame accommodatie’ door een zogenaamd GSTC (Global Sustainable Tourism Council) erkend keurmerk, maar een dergelijke toelichting of een duidelijke verwijzing daarnaar ontbreekt in de televisiereclame. Om deze reden en omdat de duurzaamheidsclaim ook wordt versterkt door een verwijzing naar de in de vliegreizen opgenomen vluchten acht de Commissie de uiting onduidelijk over de milieuvoordelen van de in de uiting aangeprezen vliegreizen van TUI en daardoor in strijd met de artikelen 2 en 3 MRC.

De beslissing
De Commissie acht de uiting in strijd met de artikelen 2 en 3 MRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2667

Reclame-uiting “Snelle Boekers Voordeel” van TUI is misleidend door ontbreken informatie

Vzr. RCC 2 februari 2016, RB 2667; Dossiernr. 2016/00027 (TUI)
Audiovisuele mediadienst. Misleiding. Ontbrekende informatie. Uiting: Het betreft de hierna te omschrijven televisiecommercial.

Klacht: Klager stelt, samengevat, dat adverteerder in de televisiecommercial “vroegboekkorting” aanbiedt. Klager heeft naar aanleiding daarvan een reis geboekt in september/oktober. Bij boeking bleek dat van “vroegboekkorting” geen sprake was. Uit de televisiecommercial blijkt echter dat er altijd korting is. Er wordt niet vermeld dat er voorwaarden verbonden zijn aan het krijgen van korting. Klager acht de televisiecommercial misleidend.

Voorzitter:
1)  Klager maakt in zijn klacht melding van een televisiecommercial waarin wordt gesproken over “vroegboekkorting”. Adverteerder stelt dat zij geen televisiecommercial doet uitzenden waarin dit woord voorkomt. Wel doet adverteerder een televisiecommercial uitzenden waarin de woorden “Snelle Boekers Voordeel” worden gebruikt. De voorzitter begrijpt dat de klacht op laatstgenoemde televisiecommercial betrekking heeft en zal deze als de bestreden uiting beschouwen. Uitgaande hiervan oordeelt de voorzitter als volgt.
2)  In de televisiecommercial wordt zonder enig voorbehoud en zonder verwijzing naar voorwaarden melding gemaakt van “Snelle Boekers Voordeel”. De gemiddelde consument zal om die reden menen dat hij bij een “snelle boeking” recht op voordeel heeft, zonder erop bedacht te zijn dat zich situaties kunnen voordoen waarin hij, ondanks een “snelle boeking”, geen recht op korting heeft wegens bepaalde voorwaarden. De voorzitter acht de informatie over die voorwaarden essentieel voor de gemiddelde consument. Deze voorwaarden bevatten immers belangrijke beperkingen, zoals bij vliegreizen de beperking dat de korting slechts geldt voor bepaalde vliegtuigmaatschappijen. Nu de gemiddelde consument in de televisiecommercial niet op het bestaan van de beperkingen wordt gewezen, is sprake van een omissie als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Verder is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet zou hebben genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
3)  De voorzitter neemt nota van de mededeling van adverteerder dat zij erkent dat in de televisiecommercial essentiële informatie ontbreekt, alsmede dat zij de televisiecommercial onmiddellijk heeft laten aanpassen toen zij dit ontdekte. In de televisiecommercial wordt blijkens de door adverteerder overgelegde screenshots inmiddels wel naar de voorwaarden en de vindplaats daarvan verwezen, zodat de gemiddelde consument hierop wordt geattendeerd. Om die reden zal de voorzitter gebruik maken van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 12 lid 5 van het Reglement van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep en een aanbeveling achterwege laten.

De beslissing van de voorzitter
Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC.

RB 2666

Reclame-uiting Caiway “Alles-in-1 Glas”-pakketten misleidend

Vzr. RCC 2 februari 2016, RB 2666; Dossiernr. 2015/01247 (Caiway)
Misleiding. Uiting: Het betreft de website www.caiway.nl voor zover hierop melding word gemaakt van “Alles-in-1 Glas”-pakketten en een reclamefolder van adverteerder.
Op de website wordt een pakket “Alles-in-1 Glas G75” aangeboden voor 43 Euro per maand waaronder staat:
“75 Mbit/s up- en download”,
“70+ zenders, 31 in HD” en
“voordelig bellen”.

In de folder staat onder meer:
“De voordelen van één aanbieder:
< >: u heeft een compleet pakket al vanaf 43 Euro per maand U blijft televisiekijken in de hoogste kwaliteit zoals u nu gewend bent Overal thuis live tv-kijken op tablet, smartphone en pc Tot wel 20 keer sneller internet via glasvezel Gratis behoud van uw huidige telefoonnummer Eén overzichtelijke factuur”.

Klacht: Klager stelt dat de bestreden uitingen de indruk wekken dat alle diensten, waaronder ook televisie, over glasvezel worden geleverd. Indien men “Alles-in-één Glas 75” wil bestellen, blijkt echter dat televisie over de coaxkabel blijft geleverd en niet over glasvezel. Dit acht klager misleidend.

Voorzitter:
1)  De voorzitter oordeelt dat in de bestreden uitingen, zowel door de naamgeving van de aangeboden pakketten (“Alles-in-1 Glas”) als de beschrijving ervan waarin wordt verwezen naar televisie (“70+ zenders 31 in HD” op de website en “televisie kijken in de hoogste kwaliteit” in de folder), ten onrechte de indruk wordt gewekt dat alle diensten via glasvezel worden geleverd. Niet in geschil is dat dit echter niet geldt voor televisie en radio, terwijl deze wel onderdeel uitmaken van de genoemde “Alles-in-1 Glas”-pakketten. Nu in de bestreden uitingen op geen enkele wijze duidelijk wordt gemaakt dat televisie in de aangeboden “Alles-in-1 Glas”-pakketten niet via de glasvezelverbinding maar via coaxkabel wordt geleverd, is sprake van onduidelijke informatie over de voornaamste kenmerken van het product als bedoeld onder b van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). De voorzitter is van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
2)  In de mededeling van adverteerder dat zij zo snel mogelijk maatregelen neemt om alle uitingen zodanig aan te passen dat duidelijk zal worden gemaakt dat televisie en radio niet via de glasvezelverbinding maar via coaxkabel worden geleverd, ziet de voorzitter aanleiding de aanbeveling te doen voor zover nog nodig. Derhalve wordt beslist als volgt.

De beslissing van de voorzitter
Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. De voorzitter beveelt adverteerder aan, voor zover nodig, om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. 

RB 2665

Uiting KoffieVoordeel omtrent koffiecapsules misleidend

Vzr. RCC 2 februari 2016, RB 2665; Dossiernr. 2016/00039 (KoffieVoordeel)
Misleiding. Uiting: Het betreft
- de website www.koffievoordeel.nl voor zover hierop melding werd gemaakt van de actie “Celeste d’Oro Introductiepakket (200 cups) voor Nespresso® machine + gratis Luxe Nespresso-capsulehouder”, waarbij die capsulehouder en diverse capsules zijn afgebeeld (https://www.koffievoordeel.nl/celeste-d-oro-introductiepakket-voor-nespressor-machine-gratis-luxe-nespresso-capsulehouder.html) en
- een advertentie in het Eindhovens Dagblad waarin volgens klager dezelfde afbeelding stond als hiervoor bedoeld.

Klacht: Op de foto van de advertentie in de krant en op de website van adverteerder zijn aluminium cups weergegeven, net als bij de originele Nespresso. De cups die adverteerder levert, zijn echter van plastic. Dit is slecht voor de machine, want het perforeren gaat erg lastig. Adverteerder levert niet wat in de advertentie staat. Klager legt correspondentie over waarin adverteerder zegt dat de foto in de uiting is aangepast.

Voorzitter:
1)  Nu niet het origineel of een kopie van de advertentie in het Eindhovens Dagblad is overgelegd, kan de voorzitter deze uiting niet beoordelen. Van de bestreden uiting op de website van adverteerder is daarentegen wel een kopie beschikbaar. De voorzitter zal uitsluitend laatstgenoemde uiting beoordelen en stelt daarbij voorop dat adverteerder niet heeft weersproken dat in die uiting zoals klager die zag ten tijde van het indienen van de klacht, aluminium capsules werden afgebeeld. Blijkbaar was ook duidelijk zichtbaar dat de capsules van dit materiaal waren vervaardigd. In werkelijkheid zijn de capsules die met de capsulehouder worden meegeleverd van plastic.
2)  Inmiddels heeft adverteerder de uiting aangepast en worden volgens haar nu op haar website de capsules afgebeeld zoals die worden geleverd. Dat adverteerder de reclame-uiting op haar website heeft aangepast, doet niet af aan het feit dat de oorspronkelijke uiting op de website misleidend dient te worden geacht. In die uiting werd immers een onjuiste indruk gewekt omtrent de uitvoering van de capsules, een van de voornaamste kenmerken van het product als bedoeld onder b van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Hierdoor had de gemiddelde consument kunnen denken dat adverteerder capsules levert van aluminium. Deze onjuiste indruk werd niet weggenomen door duidelijke informatie over het materiaal van de capsules. Verder is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument door het voorgaande ertoe gebracht kon worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen. Klager heeft immers onweersproken gesteld dat aluminium capsules voordelen hebben boven plastic capsules. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
3)  De voorzitter heeft ambtshalve geconstateerd dat de capsules die nu in het kader van de onderhavige actie op de website van adverteerder zijn te zien niet de indruk wekken dat zij van aluminium zijn. In het feit dat de uiting is gewijzigd en blijkbaar nu de capsules worden afgebeeld zoals die worden geleverd, ziet de voorzitter aanleiding gebruik maken van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 12 lid 5 van het Reglement van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep. De voorzitter zal dus een aanbeveling achterwege laten.

De beslissing van de voorzitter

Ten aanzien van de advertentie in het Eindhovens Dagblad wordt de klacht afgewezen omdat die uiting niet kan worden beoordeeld.

De voorzitter acht de bestreden uiting op de website van adverteerder, zoals die zichtbaar was ten tijde van het indienen van de klacht, in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC.

RB 2664

Onrechtmatige vergelijkende reclame door Mazdadealer

Vzr. Rechtbank Den Haag 19 februari 2016, RB 2664; ECLI:NL:RBDHA:2016:1696 (Autobedrijf 1 tegen Autobedrijf 2)
Vergelijkende reclame. Rectificatie. Autobedrijf 1 is in plaats van Autobedrijf 2 door Mazda Nederland aangesteld als erkend Mazdadealer en reparateur voor de verkoop en reparaties van Mazda’s. Autobedrijf 2 is sindsdien uitsluitend nog erkend Mazdareparateur. Autobedrijf 1 eist dat Autobedrijf 2 de uitlatingen waarmee zij de onjuiste indruk wekt dat zij nog steeds erkend Mazdadelar is voor de verkoop van nieuwe Mazda’s verwijdert. De vordering wordt deels toegewezen. Autobedrijf 2 voert aan dat de advertenties en overige reclame-uitingen van Autobedrijf 1 waarin de indruk wordt gewekt dat Autobedrijf 1 Autobedrijf 2 heeft overgenomen misleidend en onrechtmatig zijn. De voorzieningenrechter veroordeelt Autobedrijf 1 om een rectificatie te plaatsen. 

5.1. veroordeelt [Autobedrijf 2] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de zinsnede ‘ook voor het leveren van nieuwe auto’s’ uit de banner op haar website met de tekst ‘Betrouwbaar en vertrouwd. Wij blijven uw vertrouwde aanspreekpunt voor reparatie en onderhoud van MAZDA, ook voor het leveren van nieuwe auto’s’, te verwijderen;

5.2. veroordeelt [Autobedrijf 2] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis het woord ‘DEALER’ uit de tekst op haar website ‘MAZDA service DEALER’ te verwijderen;

5.3. veroordeelt [Autobedrijf 2] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de verwijzing naar het (vroegere) Mazdadealerschap van [Autobedrijf 2] uit de tekst op haar website en haar facebookpagina ‘ [Autobedrijf 2] is gestart in 1970 en is in 1976 begonnen met het MAZDA dealerschap. Sinds 2012 is ook het dealerschap van CHEVROLET onder het dak bij [Autobedrijf 2] te vinden. De auto branche is altijd in beweging zo ook [Autobedrijf 2] Op dit moment zijn er 15 personen in dienst. Wij staan net als de merken Mazda en CHEVROLET voor kwaliteit en vakmanschap.’ te verwijderen;

5.4. veroordeelt [Autobedrijf 2] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de vermelding op haar facebookpagina dat zij Mazdadealer is te verwijderen;

5.10 veroordeelt [Autobedrijf 1] om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis in het Algemeen Dagblad katern Gouda een rectificatie te (laten) plaatsen, afmetingen ten minste 20 bij 20 cm, althans deze tijdig ter plaatsing tegen de daarvoor gebruikelijke betaling aan de redactie aan te bieden, waarvan de tekst als volgt dient te luiden: (…)

5.11. veroordeelt [Autobedrijf 1] om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis in de Krant van Gouda een rectificatie te (laten) plaatsen, paginavullend, althans deze tijdig ter plaatsing tegen de daarvoor gebruikelijke betaling aan de redactie aan te bieden, waarvan de tekst als volgt dient te luiden: (…)

RB 2663

HvJ EU: Sponsorlogo&#039;s in andere programma&#039;s tellen wel, maar zwarte seconden tellen niet mee in maximumreclamezendtijd per klokuur

HvJ EU 17 februari 2016, RB 2663; C-314/14; ECLI:EU:C:2016:89 (Sanoma - Nelonen Media)
Zie eerder: IEF 14233, IEFbe 993. Richtlijn 2010/13/EU. Artikel 19, lid 1. Scheiding van de televisiereclame en de programma’s. Opgedeeld scherm - Artikel 23, leden 1 en 2 - Beperking van de zendtijd voor televisiereclamespots tot 20% per klokuur - Sponsorboodschappen - Andere verwijzingen naar een sponsor - ‚Zwarte seconden’. Het HvJ EU antwoordt:

1) Artikel 19, lid 1, van [richtlijn audiovisuele mediadiensten 2010/13/EU], moet aldus worden uitgelegd dat het niet in de weg staat aan een nationale wettelijke regeling zoals die in het hoofdgeding, op grond waarvan het is toegestaan dat een opgedeeld beeldscherm waarop de programma-aftiteling in het ene deel verschijnt en een programmaoverzicht in het andere om het programma dat wordt beëindigd te scheiden van de erop volgende reclameonderbreking, niet noodzakelijkerwijs wordt gecombineerd met, of wordt gevolgd door, een akoestisch of optisch middel, mits een dergelijk middel om te scheiden – het is aan de verwijzende rechterlijke instantie om dat te verifiëren – op zich beantwoordt aan de in de eerste volzin van dat artikel 19, lid 1, vermelde vereisten.

2) Artikel 23, lid 2, van richtlijn 2010/13 moet aldus worden uitgelegd dat sponsorlogo’s die in het kader van andere programma’s dan het gesponsorde programma worden uitgezonden, zoals die in het hoofdgeding, moeten worden meegerekend voor de in artikel 23, lid 1, van die richtlijn vastgelegde maximumreclamezendtijd per klokuur.

3) Artikel 23, lid 1, van richtlijn 2010/13 moet in het geval waarin een lidstaat geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid, een striktere regel dan die neergelegd in dat artikel in te voeren, aldus worden uitgelegd, niet alleen dat het zich er niet tegen verzet dat „zwarte seconden” tussen de afzonderlijke spots van een televisiereclameonderbreking of tussen die onderbreking en het erop volgende televisieprogramma worden meegerekend voor het maximumaandeel van 20 % per klokuur voor televisiereclame, maar ook dat het gebiedt dat die seconden worden meegerekend.

Gestelde vragen IEF 14233; IEFbe 993:

1) Moet artikel 19, lid 1, van richtlijn 2010/13/EU in omstandigheden als die in het hoofdgeding aldus worden uitgelegd dat dit zich ertegen verzet dat de nationale wettelijke bepalingen zo worden uitgelegd dat de opdeling van het beeldscherm niet wordt aangemerkt als reclameleader die zorgt voor een scheiding tussen het audiovisuele programma en de televisiereclame, daarbij in aanmerking nemend dat een deel van het beeld is voorbehouden voor de programma-aftiteling en een ander deel voor de voorbeschouwing van de daaropvolgende uitzendingen op het kanaal van een omroep door middel van een programmaoverzicht, terwijl noch in het gedeelde beeldscherm noch daarna een akoestisch of optisch middel wordt uitgezonden dat uitdrukkelijk het begin van een reclame-onderbreking markeert?

 

2) In aanmerking genomen dat richtlijn 2010/13 naar haar aard een minimumregeling is, moet artikel 23, lid 2, van deze richtlijn dan in omstandigheden als die in het hoofdgeding aldus worden uitgelegd dat daarmee onverenigbaar is dat sponsorlogo’s die in het kader van andere programma’s dan de gesponsorde programma’s worden uitgezonden, worden aangemerkt als ‚reclamespots’ in de zin van artikel 23, lid 1, van de richtlijn, die voor de maximaal toegelaten reclamezendtijd moeten worden meegerekend?

 

3) In aanmerking genomen dat richtlijn 2010/13 naar haar aard een minimumregeling is, moet het begrip ‚reclamespots’ in artikel 23, lid 1, van deze richtlijn in samenhang met het zinsdeel ‚mag het aandeel [...] per klokuur niet meer dan 20 % bedragen’ ter omschrijving van de maximaal toegelaten reclamezendtijd, in omstandigheden als die in het hoofdgeding aldus worden uitgelegd dat daarmee onverenigbaar is dat de ‚zwarte seconden’ tussen afzonderlijke reclamespots en aan het einde van een reclame-onderbreking tot de reclamezendtijd worden gerekend?

RB 2662

Vragen gesteld aan HvJ EU over verboden piramidespel en de financi&euml;le belofte naar bestaande leden

Hof van beroep Antwerpen 3 december 2015, RB 2662; C-667/15 (Loterie Nationale – Nationale Loterij)
Verwijzing HvJ EU. Kansspel. Handelspraktijk. Verzoekster organiseert onder meer sinds 1978 het ‘lotto’ spel met twee maal per week een trekking. Zij heeft de organisatoren van het Lucky4All (L4A) spel gedaagd tot staking van haar activiteiten wegens strijdigheid met eerlijke marktpraktijken (het spel maakt ook gebruik van gekleurde balletjes en maakt voor promotie gebruik van misleidende slagzinnen); L4A zou een verboden piramidespel zijn.

Verzoekster is houdster van twee Benelux-beeldmerkinschrijvingen (sinds 1998 ‘Lotto’ en sinds 2005 ‘Nationale Loterij’ ‘Loterie Nationale’). De oprichter van L4A heeft ook een beeldmerkinschrijving sinds 2012. Hoe het L4A-spel werkt wordt uitgebreid beschreven in het vonnis van de Rb Antwerpen, pagina 7 – 11. De Rb Antwerpen wijst verzoeksters stakingsvordering toe, maar verzoekster gaat in beroep omdat de Rb het verwijt dat het om een piramidespel gaat als ongegrond afdoet. De Rb oordeelde dat bij het L4A-spel de financiering van de vergoeding die wordt uitgekeerd aan de consument die een nieuwe speler aanbrengt (één van de voorwaarden om van een piramidespel te kunnen spreken) niet afhangt van de bijdrage van de nieuwe deelnemer. Dit zou een verkeerde lezing inhouden van het arrest van het HvJEU in de zaak C-515/12. Verzoekster blijft ook bij haar eis dat het om een misleidende marktpraktijk gaat.

De verwijzende BEL rechter (Hof van Beroep Antwerpen) sluit zich grotendeels aan bij het vonnis van de lagere rechter. Wat rest is verzoeksters stelling dat het om een piramidespel gaat. Partijen zijn het niet eens over de interpretatie van het arrest in zaak C-515/12. Verweerster stelt dat het HvJEU een restrictieve interpretatie van het begrip ‘piramidespel’ heeft gegeven, verzoekster stelt dat de RL oneerlijke handelspraktijken beoogt consumenten een hoog niveau van bescherming te geven. De verwijzende rechter gaat vervolgens na of het L4A-spel voldoet aan de door het HvJEU gestelde constitutieve voorwaarden. De Rb oordeelde dat niet is voldaan aan de (derde) voorwaarde dat er een rechtstreekse band moet bestaan tussen de door de nieuwe leden verrichte betalingen en de door de bestaande leden ontvangen vergoedingen. De verwijzende rechter besluit om daarover de volgende vraag aan het HvJEU voor te leggen:

“Is het voor de toepassing van punt 14 van bijlage I van [OHP-Richtlijn 2005/29 vereist dat van een verboden piramidespel slechts sprake is indien de verwezenlijking van de financiële belofte naar bestaande leden:
• eerder of in hoofdzaak afhangt van de rechtstreekse doorbetaling van de bijdragen van de nieuwe leden ("directe band”), dan wel
• dat het volstaat dat de verwezenlijking van die financiële belofte voor bestaande leden eerder of hoofdzakelijk afhangt van een indirecte betaling door de bijdragen van bestaande leden, i.e. zonder dat bestaande leden eerder of hoofdzakelijk hun vergoeding verkrijgen uit hun eigen verkoop of hun eigen verbruik van goederen of diensten maar voor de verwezenlijking van hun financiële belofte eerder of hoofdzakelijk afhangen van de toetreding en bijdragen van nieuwe leden ("indirecte band")?”
RB 2661

Uiting kraskaart Zeeman oneerlijk door agressieve reclame

RCC 8 februari 2016, RB 2661; Dossiernr. 2015/01198 (Zeeman)
Uiting: Het betreft een kraskaart die klaagster ontving nadat zij een aankoop had gedaan bij Zeeman.
Op de voorzijde van de kaart staat onder de aanhef “Kras & win!”:
“Kras & win!
€ 100 shoptegoed,
Pretpark kaartjes,
Of 1 van de 10.000 andere prijzen!
Kras hier jouw wincode
Ga naar www.zeeman.com/win
Vul jouw wincode in.
Ontdek jouw prijs
"ZEEMAN”.

Op de achterzijde van de kaart staat onder de aanhef “Kras & win!”:
“Kras & win!
€ 100 shoptegoed,
Pretpark kaartjes,
Of 1 van de 10.000 andere prijzen!”.
Hieronder zijn diverse artikelen afgebeeld met in het midden de tekst: “Altijd prijs”.
Onderaan de achterzijde staat: “Voor actievoorwaarden zie www.zeeman.com/win” en “ZEEMAN”.

Klacht: Op de kraskaart staat, na krassen:
“Gefeliciteerd! Je hebt met jouw wincode een prijs gewonnen”.
Als je alle stappen doorlopen hebt, waaronder het beantwoorden van ongeveer acht vragen over je winkelgedrag, worden, onder de aanhef:
“Helaas, er is geen hoofdprijs op jouw code gevallen.
Als troostprijs staat het volgende voordeel voor je klaar”

de volgende keuzes voorgelegd:
1. Onder het kopje “Ga naar zeeman.com”: “Bekijk onze nieuwe weekaanbiedingen”.
2. Onder het kopje “Tot 50% korting op jouw volgende vakantie”: “De mooiste vakantiedeals tegen de allerscherpste prijzen”.
3. Onder het kopje “30 dagen Gratis Napster abonnement”: “Daarna € 9,95 per maand stopt niet automatisch”.
4. Onder het kopje “4 weken gratis* een krant naar keuze”: “* exclusief 1 euro bezorgkosten per week”.

Onder de keuzemogelijkheden 1 tot en met 4 kan respectievelijk worden aangeklikt:
“Naar zeeman.com”, “Bekijk nu”, “Verzilver nu” en “VERZILVER NU”.

Klaagster stelt over de verschillende mogelijkheden:
Ad 1. Dit is een abonnement op een folder van Zeeman, geen prijs.
Ad 2. Bij TravelBird is geen gepersonifieerde korting te vinden. Het betreft een algemene website, waarop geen kortingen zijn te zien.
Ad 3. Als je dit Napster abonnement te laat opzegt, zit je eraan vast.
Ad 4. Dit krantenabonnement kan klaagster altijd al krijgen als zij de betreffende krant belt en zich aanmeldt voor een proefabonnement.

Door middel van de krasactie wordt men verleid om gratis input te geven voor onderzoek naar winkelgedrag. Klaagster stelt: “Dit werkt contraproductief voor de klantenbinding”.

Commissie: De Commissie vat de klacht op in die zin dat de “troostprijs” die men ontvangt, indien er “geen hoofdprijs op jouw code gevallen” is, niet kan worden aangemerkt als een “prijs” zoals vermeld op de kraskaart, waarop staat: “Altijd prijs” en “Kras & win!
€ 100 shoptegoed,
Pretpark kaartjes,
Of 1 van de 10.000 andere prijzen!”.

In het geval van klaagster stond als “troostprijs” “voordeel” voor haar klaar, inhoudende de volgende aanbiedingen:
1. Onder het kopje “Ga naar zeeman.com”: “Bekijk onze nieuwe weekaanbiedingen”.
2. Onder het kopje “Tot 50% korting op jouw volgende vakantie”: “De mooiste vakantiedeals tegen de allerscherpste prijzen”.
3. Onder het kopje “30 dagen Gratis Napster abonnement”: “Daarna € 9,95 per maand stopt niet automatisch”.
4. Onder het kopje “4 weken gratis* een krant naar keuze”: “* exclusief 1 euro bezorgkosten per week”.

Volgens de bij het verweer overgelegde “Voorwaarden Zeeman Kras- & Winactie” ontvangen deelnemers die geen hoofdprijs ontvangen:

“(…) een 30 dagen gratis Napster proefabonnement (daarna € 9,95 per maand. Stopt niet automatisch) en/of 10% korting bij Voordeelvanger (bij een minimale besteding van € 24,95. Geldig t/m 31 januari 2016) en/of 4 weken een gratis krant naar keuze (excl. € 1 verzendkosten per week)”.

Naar het oordeel van de Commissie rechtvaardigt het door klaagster ontvangen voordeel, meer in het bijzonder het Napster abonnement en de gratis krant gedurende 4 weken, die beide ook in de deelnamevoorwaarden worden genoemd, niet dat gesproken wordt over een “prijs”. De Commissie overweegt daartoe dat het Napster abonnement, dat na 30 dagen € 9,95 per maand kost, niet automatisch stopt. Verder heeft adverteerder niet weersproken dat men altijd 4 weken gratis een krant kan ontvangen, wanneer men zich aanmeldt voor een proefabonnement.

Gelet op het bovenstaande wordt op de kraskaart de bedrieglijke indruk gewekt dat de consument door een bepaalde handeling te verrichten een prijs zal winnen, terwijl er in feite geen sprake is van een prijs. In zoverre is er sprake van agressieve reclame als bedoeld in Bijlage 2 onder 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) en daardoor is de uiting oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.
De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2660

Geneesmiddelfolders en -brochures zijn verkoopcatalogi die zijn uitgesloten van reclameregelgeving

NL Rechtbank van eerste aanleg Brussel 15 januari 2016, RB 2660; eerder als IEFbe 1693 (verkoopcatalogus Eurogenerics)
Uitspraak aangebracht door Eric De Gryse, Simont Braun. Het vonnis is in kracht van gewijsde gegaan en dus definitief. Strafrecht. Reclame. Geneesmiddelen. Vrijspraak.  Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten stelt in een proces-verbaal dat de door Eurogenerics gehanteerde brochure onder het begrip 'reclame voor geneesmiddelen' valt en niet valt onder de categorie 'verkoopcatalogi en prijslijsten'. Rekeninghoudend met de schikking, vormgeving en inhoud kunnen de folders bestempeld worden als verkoopcatalogi. De in de geviseerde brochures gehanteerde indeling valt niet te beschouwen is als informatie betreffende de geneesmiddelen zodat zij hun status van verkoopcatalogi - die uitgesloten zijn van de reclame-regelgeving - behouden. De rechtbank spreekt de nv Eurogenerics voor de enige tenlastelegging vrij.

D.6. Het verbieden van een indeling, zoals door de nv Eurogenerics gehanteerd, zou betekenen dat er geen sprake meer kan zijn van verkoopcatalogi. Er zouden bij wijze van spreken enkel nog alfabetische lijsten mogelijk zijn. Zoals gezegd, is het nochtans inherent aan het begrip verkoopcatalogus dat de koopwaar enigszins wordt 'uitgestald', om de gebruiker een overzicht te bieden van het gamma.

D.7. Er moet besloten worden dat de aan de geviseerde folders geen (gekwalificeerd) verkoopsbevorderend oogmerk ten grondslag ligt, zodat zij het karakter van een verkoopcatalogus behouden.

E. Tweede inbreuk: vermelden van gegevens van de geneesmiddelen
E.1. Zoals uiteengezet, moet het als een inherente eigenschap van een verkoopcatalogus aanvaard worden dat er een indeling wordt gehanteerd om de producten op een efficiënte en praktische wijze voro te stellen.
De indeling in deze zaak heeft een neutrale, objectieve bron en heeft een oriënterend in plaats van een beschrijvend karakter. Indien een dergelijke indeling zou worden beschouwd als het verschaffen van gegevens betreffende de medicamenten, zou de term 'verkoopcatalogus' ieder nuttig effect verliezen.
(...)

E.3. Er moet besloten worden dat de in de geviseerde brochures gehanteerde indeling niet te beschouwen is als informatie betreffende de geneesmiddelen zodat zij hun status van verkoopcatalogi - die uitgesloten zijn van de reclame-regelgeving - behouden.
(...)

 

RB 2659

All-in prijs abonnement en toestel voldoet niet aan koop op afbetaling of kredietovereenkomst

HR 12 februari 2016, RB 2659; ECLI:NL:HR:2016:236 (telefoonabonnement met 'gratis' telefoon)
Uitwerking van prejudiciële vragen zoals eerder door HR beantwoord: RB 2146 (Lindorff/Statia). Telefoonabonnement met ‘gratis’ telefoon; Voldoet ‘all-in prijs’ voor abonnement en toestel aan art. 7:61 lid 2 BW en art. 7A:1576 lid 2 BW?

3.6 (...) het antwoord op vraag d aldus luidt, dat art. 7A:1576 lid 2 BW en art. 7:61 lid 2 BW vereisen dat in de overeenkomst de door de consument te betalen koopprijs voor de mobiele telefoon afzonderlijk wordt bepaald, en dat aan die eis niet is voldaan wanneer enkel een all-in prijs is bepaald.

Ambtshalve beoordeling en zo nodig ambtshalve vernietiging overeenkomst door rechter. Richtlijn consumentenkrediet (2008/48/EG), rechtspraak HvJEU. Verplichtingen consument na vernietiging; teruggave toestel; vergoeding voor waardevermindering en voor genot? Art. 6:203 e.v. BW, art. 6:212 BW. Is ‘all-in prijs’ kernbeding in de zin van art. art. 4 lid 2 Richtlijn oneerlijke bedingen (93/13/EEG) en art. 6:231 onder a BW?

De Hoge Raad beantwoordt de prejudiciële vragen op de wijze als hiervoor in 3.6 (vraag d), 3.9 en 3.11.1 (vragen a-c), 3.13 (vraag e), 3.15 (vraag f.I), 3.16 (vraag f.II) en 3.17 (vraag g) vermeld;

Vraag d: voldoet vermelding van een all-in prijs aan de wet?
Vraag e: is nietigheid of vernietiging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar?
Vraag f: afwikkeling van de nietige of vernietigde overeenkomst
Vraag g: oneerlijk beding?

3.9. Gelet op het voorgaande dient de rechter, indien het ‘telefoonabonnement inclusief toestel’ een kredietovereenkomst in de zin van Titel 2A van Boek 7 BW inhoudt, ambtshalve te beoordelen of partijen hebben voldaan aan het bepaalde in art. 7:61 lid 2 BW, en kan hij zo nodig ook ambtshalve de kredietovereenkomst vernietigen.
Een en ander geldt ook indien tegen de consument verstek is verleend. Wel dient de rechter die overweegt een overeenkomst ambtshalve te vernietigen, de beginselen van hoor en wederhoor in acht te nemen en de verschenen partij(en) in de gelegenheid te stellen zich hierover uit te laten en zo nodig hun stellingen aan te passen (vgl. HR 13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:691, NJ 2014/274 (Heesakkers/Voets), rov. 3.9.1–3.9.2). Indien de consument in de procedure is verschenen, heeft hij aldus ook de gelegenheid zich ertegen te verzetten dat de betrokken overeenkomst wordt vernietigd, hetgeen de rechter dan heeft te respecteren (vgl. HvJEU 30 mei 2013, C-488/11, ECLI:EU:C:2013:341, NJ 2013/487 (Asbeek Brusse), punt 49).
3.10 Zoals reeds volgt uit rov. 3.5.4, eerste alinea, van het arrest Lindorff/Statia, geldt hetgeen hiervoor in 3.7.1–3.9 is overwogen evenwel niet indien de aanbieder stelt en aannemelijk maakt dat sprake is van een zogenoemd ‘zacht krediet’ als omschreven in art. 7:58 lid 2, onder e, eerste gedeelte, BW (een krediet zonder rente en andere kosten). Blijkens de aanhef van genoemd lid 2 is in dat geval Titel 2A van Boek 7 BW niet van toepassing. Dat laat overigens onverlet dat het ‘telefoonabonnement inclusief toestel’ dan nog wel onder de regeling van koop op afbetaling valt (art. 7A:1576 e.v. BW).

(ii) Koop op afbetaling
3.11.1 Uit art. 7A:1576 lid 2 BW volgt dat de overeenkomst van koop op afbetaling niet van kracht is indien de door de koper te betalen prijs niet in de overeenkomst is bepaald. Dit betekent dat aan de overeenkomst dan geen rechtsgevolgen kunnen worden verbonden, evenals het geval is bij een overeenkomst die nietig of vernietigd is.
Art. 7A:1576 lid 2 BW strekt ertoe het belang van de koper te beschermen (zie hiervoor in 3.5). Voorts is de koper bij de in deze procedure aan de orde zijnde ‘telefoonabonnementen inclusief toestel’ (zoals omschreven in rov. 3.2 van het arrest Lindorff/Statia) steeds een consument en handelt de verkoper (de aanbieder) steeds in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf. Gelet op een en ander dient de rechter, met het oog op een effectieve bescherming van het belang van de consument die door middel van een ‘telefoonabonnement inclusief toestel’ een overeenkomst van koop op afbetaling ter zake van de mobiele telefoon is aangegaan, ambtshalve te onderzoeken of aan art. 7A:1576 lid 2 BW is voldaan en zo nodig ambtshalve te oordelen dat de koop op afbetaling geen rechtsgevolg heeft.

Beantwoording van vraag e: is nietigheid of vernietiging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar?
3.13. De hiervoor bedoelde vernietiging van (een deel van) de overeenkomst is een gevolg van het feit dat de aanbieder niet heeft voldaan aan wettelijke verplichtingen die strekken tot bescherming van de consument. Daarom kan als regel niet gezegd worden dat die vernietiging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Dat geldt evenzeer voor zover de vernietiging tot gevolg zou hebben dat de consument de beschikking heeft gehad over een mobiele telefoon “zonder dat hij daarvoor iets behoeft te betalen” (hetgeen overigens niet steeds het geval zal zijn, zie hierna bij de beantwoording van vraag f.