RB
RB 3894
17 april 2025
Uitspraak

Nordic Fire mag kritisch zijn op Milieu Centraal, maar moet oppassen met absolute milieuclaims

 
RB 3896
16 april 2025
Uitspraak

Greenpeace-lespakket onvoldoende herkenbaar als reclame, deels te stellig geformuleerd

 
RB 3891
14 april 2025
Uitspraak

Elmex tandpastareclame met witte jas overtreedt reclamecode voor medische hulpmiddelen

 
RB 2675

Reclame-uiting proefabonnement Rendement in strijd met NRC wegens ontbreken informatie

Vzr. RCC 2 februari 2016, RB 2675; Dossiernr. 2016/00007 (Rendement)
Ontbreken informatie. Uiting: Het betreft de website www.rendement.nl voor zover het gaat om de subpagina waarop men een proefabonnement kan aanvragen (https://www.rendement.nl/formulier/proefabonnement-aanvragen-act).

Klacht: Klager stelt, samengevat, dat de bestreden uiting gekwalificeerd moet worden als een uitnodiging tot aankoop, nu deze de koper in staat stelt een proefabonnement af te sluiten op een tijdschrift van adverteerder. Ook consumenten behoren tot de doelgroep van adverteerder. Adverteerder heeft verzuimd om in de uiting de volgende informatie correct te verstrekken:
de prijs, met inbegrip van alle belastingen, van het proefabonnement, hoeveel bladen er worden verzonden, de prijs van de vervolgabonnementen per factureringsperiode, het herroepingsrecht, de voorwaarden voor herroeping en het ‘modelformulier’, het feit dat de overeenkomst stilzwijgend wordt verlengd en met welke periode.

Klager licht het voorgaande als volgt toe. Op grond van artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) is adverteerder verplicht de reclame in overeenstemming met de wet op te stellen. Adverteerder heeft nagelaten om, zoals voorgeschreven op grond van artikel 38 van de Wet op de Omzetbelasting 1968, de prijs inclusief btw te vermelden. Daarnaast heeft adverteerder nagelaten het proefabonnement in overeenstemming met artikel 6:236 sub s BW van rechtswege te doen eindigen, Verder heeft adverteerder volgens klager nagelaten de overige abonnementen in overeenstemming met artikel 6:236 sub p BW stilzwijgend te verlengen met hooguit drie maanden en een opzegtermijn van één maand te hanteren dan wel in overeenstemming met artikel 6:236 sub q BW het abonnement stilzwijgend voort te zetten voor onbepaalde duur waarbij op ieder moment kan worden opgezegd tegen hooguit drie maanden. In strijd met artikel 6:233 sub a jo 6:234 lid 2 BW heeft adverteerder nagelaten haar algemene voorwaarden op dusdanige wijze ter beschikking te stellen dat deze door de consument kunnen worden opgeslagen en toegankelijk zijn voor latere kennisneming.

Voorzitter:

1)  Klager heeft onweersproken gesteld dat de uiting een uitnodiging tot aankoop betreft die mede is gericht op de gewone (niet-zakelijke) consument. Daarbij merkt de voorzitter op dat in de uiting weliswaar een proefabonnement op vakbladen wordt aangeboden, maar dat blijkbaar ook de gewone consument zich door het aanbod aangesproken kon voelen, gelet op het feit dat adverteerder ook niet-zakelijke klanten had. Gewone consumenten konden gebruik maken van het proefabonnement, nu daarbij niet verplicht de naam van een bedrijf of organisatie hoefde te worden ingevuld. Dat dergelijke abonnees slechts een klein deel van het klantenbestand vormden, doet niet af aan het oordeel dat de uiting mede op hen is gericht. Deze uiting dient te worden beoordeeld naar de situatie die gold op 27 december 2015 toen klager de door hem overgelegde print van de bestreden webpagina maakte. Voor zover de uiting toen mede op de gewone consument was gericht, oordeelt de voorzitter als volgt.

2)  In de uiting wordt uitsluitend een bedrag exclusief btw genoemd. Een dergelijke prijsvermelding met betrekking tot diensten die (mede) aan particulieren worden aangeboden, zoals in het onderhavige geval, is in strijd met artikel 38 van de Wet op de omzetbelasting 1968 en daarmee in strijd met artikel 2 NRC.

3)  Met betrekking tot de informatieverplichtingen die gelden voor zover de uiting mede op de gewone consument is gericht, is van belang dat de uiting dient te worden aangemerkt als een uitnodiging tot aankoop in verband met een overeenkomst op afstand. Op grond hiervan had adverteerder in de uiting (onder meer) de volgende informatie dienen te vermelden:

a) de prijs van het proefabonnement inclusief alle belastingen (artikel 8.4 sub i NRC),
b) de prijs van het vervolgabonnement per factureringsperiode (artikel 8.4 sub i NRC),
c) het herroepingsrecht met bijbehorende voorwaarden en het zogenaamde modelformulier (artikel 8.4 sub l NRC),
d) het feit dat de overeenkomst stilzwijgend wordt verlengd en met welke periode (artikel 8.4 sub m NRC).
Nu deze informatie in de uiting ontbreekt, is in strijd met genoemde artikelen gehandeld.

4)  De voorzitter acht het op grond van de uiting evident hoeveel bladen bij het proefabonnement worden verzonden. Het betreft immers een proefabonnement voor drie maanden met betrekking tot een tijdschrift waarover wordt gezegd: “Elke maand een 100% praktisch vakblad”. Duidelijk is derhalve dat het proefabonnement drie edities betreft. In zoverre wordt de klacht afgewezen. Dit geldt ook voor de onderdelen van de klacht die inhouden dat:
- adverteerder heeft nagelaten abonnementen in overeenstemming met artikel 6:236 sub p BW stilzwijgend te verlengen met hooguit drie maanden en een opzegtermijn van één maand te hanteren dan wel in overeenstemming met artikel 6:236 sub q BW het abonnement stilzwijgend voort te zetten voor onbepaalde duur waarbij men op ieder moment kan opzeggen met een termijn van hooguit drie maanden,
- niet wordt voldaan aan de eis van artikel 6:233 sub a jo 6:234 lid 2 BW dat adverteerder haar algemene voorwaarden op dusdanige wijze ter beschikking dient te stellen dat deze door de consument kunnen worden opgeslagen voor latere kennisneming.

Deze punten betreffen contractuele verplichtingen die het kader van de (beoordeling van de) verplichte informatieverstrekking bij een reclame-uiting te buiten gaan.

5)  Adverteerder heeft onderbouwd dat de gewone consument inmiddels geen gebruik meer kan maken van een proefabonnement. Nu daarom geen aanleiding bestaat te veronderstellen dat opnieuw in strijd met genoemde bepalingen zal worden gehandeld, maakt de voorzitter gebruik van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 12 lid 5 van het Reglement van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep, zodat een aanbeveling achterwege blijft.

De beslissing van de voorzitter

Op grond van hetgeen onder 2) is vermeld, acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met artikel 2 NRC.
Op grond van hetgeen onder 3) sub a) en b) is vermeld, acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met artikel 8.4 aanhef en onder i NRC.
Op grond van hetgeen onder 3) sub c) is vermeld, acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met artikel 8.4 aanhef en onder l NRC.
Op grond van hetgeen onder 3) sub d) is vermeld, acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met artikel 8.4 aanhef en onder m NRC.
Voor het overige wijst de voorzitter de klacht af.

RB 2674

Vanafprijs D-reizen stemt niet overeen met actuele situatie en niet tijdige informatie bagagekosten

RCC 1 februari 2016, RB 2674; Dossiernr. 2015/01208 (D-reizen)
Vanafprijs. Uiting: Het betreft een uiting op de website www.d-reizen.nl voor zover het betreft: Hotel Magic Life Jacaranda Imperial***** in Turkije.

Klacht: Klager heeft de volgende bezwaren tegen de uiting:
A. De in de boekingsmodule getoonde ‘vanafprijs’ van € 751,- in stap 2 van het boekingsprogramma is voorzien van een toelichting. Hierin staat vermeld welke kosten exclusief zijn. Over eventuele additionele kosten met betrekking tot bagage wordt in dit stadium van de boeking niets vermeld. Volgens klager moet adverteerder op grond van artikel III van de Reclame Code Reisaanbiedingen duidelijke prijzen hanteren. Nu pas in stap 3 van het boekingsprogramma wordt vermeld dat de consument mogelijk aanvullende bagagekosten verschuldigd is voldoet adverteerder volgens klager niet aan artikel III van de Reclamecode voor Reisaanbiedingen 2014 (hierna: RR 2014).

B. In de bij stap 2 getoonde tabel worden voor 5 verschillende reisduren en 9 verschillende vertrekdata ‘vanafprijzen’ genoemd. Geen van de door klager geprobeerde ‘vanafprijzen’ blijken bij direct doorklikken nog beschikbaar te zijn. De ‘laagste actuele prijs’ is volgens klager in alle van de door hem geprobeerde gevallen enkele tientallen euro’s per persoon hoger dat de getoonde ‘vanafprijs’, hetgeen in strijd is met artikel V onder 1 en/of onder 2 RR 2014.

C. In de toelichting wordt aangegeven dat ‘eventuele verplichte extra kosten ter plaatse’ niet in het aanbod zijn inbegrepen. Verplichte extra kosten zijn per definitie onvermijdbare kosten; die niet mogen worden uitgezonderd van de geadverteerde prijs. Nu in de uiting niet is gespecificeerd welke verplichte extra kosten voldaan dienen te worden noch de hoogte daarvan wordt vermeld heeft adverteerder hiermee in strijd gehandeld met artikel III lid 1 Code RR. Indien adverteerder hier (mede) doelt op toeristenbelasting, dan worden die kosten geacht te zijn verdisconteerd in de prijs, aldus klager.

D. Adverteerder laat volgens klager in strijd met artikel IV lid 2 RR 2014 na om gelijktijdig met de vermelding van de definitieve prijs van de vlucht, de kostenelementen waaruit deze prijs is opgebouwd, te specificeren.


Commissie:
Ten aanzien van onderdeel A

Niet in geschil is dat de bagagekosten niet in de prijs zijn inbegrepen en dat hiervoor afzonderlijk dient te worden betaald. Naar het oordeel van de Commissie stelt adverteerder terecht dat het aan de consument is om te kiezen of hij al dan niet ruimbagage meeneemt, ook bij een 8-daagse pakketreis als in het onderhavige geval. De kosten voor ruimbagage zijn om die reden aan te merken als een vermijdbare kostenpost, die daarom niet in de aanbiedingsprijs opgenomen hoeft te zijn.

Het voorgaande neemt niet weg dat de consument tijdig dient te worden geïnformeerd over het feit dat bagagekosten niet in de prijs zijn inbegrepen en, indien hij ervoor kiest bagage in te checken, welke kosten daaraan verbonden zijn. De informatie over het feit dat aanvullende bagagekosten verschuldigd kunnen zijn en hoe hoog deze zijn, dient te worden verstrekt zodra de consument beschikt over de gegevens die hem in staat stellen een boeking te doen. In die situatie dient voor de consument duidelijk te zijn welke optionele kosten niet in de prijs zijn inbegrepen en waar hij hierover informatie kan vinden. Naar het oordeel van de Commissie had adverteerder om die reden deze informatie reeds in stap 2 van het boekingsproces dienen te verstrekken. Immers, door het achterwege blijven van informatie over het feit dat optionele bagagekosten verschuldigd zijn en over de hoogte daarvan, zou de gemiddelde consument kunnen menen dat deze kosten niet afzonderlijk verschuldigd zijn en inbegrepen zijn in de prijs die wordt getoond op basis van de door hem ingevoerde gegevens. Dat adverteerder pas in stap 3 naar optionele bagagekosten verwijst, dient om die reden onjuist en in strijd met het uitgangspunt van het bepaalde onder IV lid 1 in verbinding met het bepaalde onder III lid 1 RR 2014 te worden geacht. Dat in stap 3 staat: “Toelichting: (…) Indien er aanvullende bagagekosten van toepassing zijn, neemt uw Reisassistent direct na uw boeking contact met u op”, maakt het oordeel van de Commissie niet anders, nog los van het feit dat de consument – indien hij bijkomende (ruim)bagagekosten verschuldigd is – hiervan pas na het boeken bericht ontvangt en daardoor pas na de boeking weet wat de hoogte van deze  kosten is.

Ten aanzien van onderdeel B

Klager maakt bezwaar tegen de uiting voor zover hierin staat: “Kies een vanafprijs voor de beste deal mei 2016 € 751,-”. Klager stelt dat de (pakket)reis naar Turkije niet te boeken is voor de geadverteerde vanafprijs van € 751,- hoewel dit bedrag, evenals de andere genoemde vanafprijzen, nog wel op de website stond en men daarop kon klikken.  Adverteerder heeft niet betwist dat op het moment dat klager voor het genoemde bedrag wilde boeken dit niet meer mogelijk bleek. De Commissie begrijpt aldus dat op de website van adverteerder prijzen werden getoond die niet overeenstemden met de actuele situatie.

Op grond van artikel V lid 2 RR 2014 dienen reclame-uitingen voor diensten die niet meer beschikbaar zijn, onverwijld te worden gestaakt. Uit het voorgaande volgt dat adverteerder in strijd met deze bepaling een prijs op haar website heeft laten staan die niet meer te boeken was, derhalve die niet meer actueel was. Het is aan adverteerder om prijzen te tonen waarvoor de consument op het moment dat deze op zijn scherm verschijnen nog kan boeken. Nu adverteerder dit heeft nagelaten, heeft zij in strijd gehandeld met artikel V lid 2 RR 2014.

Ten aanzien van C

Klager stelt verder dat adverteerder in de geadverteerde prijs ten onrechte niet de “eventuele verplichte extra kosten ter plaatse” heeft verdisconteerd. Op zichzelf genomen stelt klager terecht dat dergelijke kosten in de prijs inbegrepen dienen te zijn. Nu adverteerder evenwel heeft gesteld dat bij de reis die klager heeft geboekt van de in de uiting genoemde “eventuele verplichte extra kosten ter plaatse” geen sprake is omdat al deze kosten reeds in de prijs zijn inbegrepen, en niet gebleken is dat deze stelling onjuist is, dient dit onderdeel van de klacht te worden afgewezen.

Ten aanzien van onderdeel D

De Commissie zal het onderdeel van de klacht waarin klager klaagt over het feit dat adverteerder in strijd heeft gehandeld met artikel IV lid 2 RR afwijzen. De reclame-uiting betreft een pakketreis. De Commissie acht het niet in strijd met genoemd artikel dat adverteerder bij een dergelijke reis geen afzonderlijke specificatie heeft verstrekt met betrekking tot de afzonderlijke kostenelementen van de vlucht die onderdeel uitmaakt van de pakketreis. Deze verplichting volgt ook niet uit artikel 7:501 lid 1 en 2 BW in verbinding met het Gegevensbesluit georganiseerde reizen.

De beslissing

De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel IV lid 1 RR 2014 in verbinding met het bepaalde onder artikel III lid 1 RR 2014, alsmede acht zij de uiting in strijd met artikel V lid 2 RR 2014. Voor het overige wijst zij de klacht af.

RB 2673

Geoorloofde vergelijkende reclame met gratis hoortoestellen

Vzr. Rechtbank Amsterdam 25 februari 2016, RB 2673; ECLI:NL:RBAMS:2016:1052 (Specsavers tegen Beter Horen)
Uitspraak ingezonden door Thijs van Aerde, Houthoff Buruma. Specsavers en Beter Horen verkopen beiden hoortoestellen en verlenen bijbehorende diensten aan consumenten. Specsavers maakt sinds 2013 reclame met gratis hoortoestellen. Beter Horen voert een vergelijkende reclame waarmee, zo stelt Specsavers, de goede naam van Specsavers wordt geschonden, de suggestie wordt gewekt dat Specsavers 'stunt' met het gehoor zodat haar hoortoestellen van een mindere kwaliteit zijn en dat men voor een écht goed advies naar Beter Horen moet gaan. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat in dit geval sprake is van geoorloofde vergelijkende reclame. De beweringen van Beter Horen in haar commercial hebben een subjectief karakter en zijn niet denigrerend van aard. De voorzieningenrechter weigert de gevraagde voorzieningen.

4.1. Specialers heeft gesteld dat de reclame-uitingen van Beter Horen van de commercial Doen jullie óók vaan gratis hoortoestellen? zijn aan te merken als (impliciete) vergelijkende reclame, waarmee Beter Horen de goede naam van Specialers schaadt, door te suggereren dat Specialers (diegenen die gratis hoortoestellen aanbiedt) 'stunt' met het gehoor zodat haar hoortoestellen gevaarlijk, slecht dan wel niet goed kunnen zijn, dan wel van een inferieure, slechte dan wel mindere kwaliteit zijn en dat men voor een écht toe advies ofwel (kwalitatief) het beste althans beter advies naar Beter Horen moet gaan en niet naar degenen die gratis hoortoestellen aanbiedt (Specialers). Deze claims en suggesties zijn onjuist en denigrerend jegens Specialers.
De gemiddelde consument kan immers de reclame-uitingen herleiden tot Specialers, die gratis hoortoestellen aanbiedt. Specialers beroept zich op artikel 6:193a-j BW (oneerlijke handelspraktijken), artikel 6:194 BW (misleidende reclame), artikel 6:194a BW (ongeoorloofde vergelijkende reclame) en artikel 6:162 BW (onrechtmatige daad).

4.6. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat in dit geval sprake is van geoorloofde vergelijkende reclame. Beter Horen beweert in haar commercial dat zij liever niet stunt met het gehoor van de consument, dat de oren van de consument beter verdienen en dat de consument voor een écht goed advies naar Beter Horen met gaan. Deze beweringen hebben naar hun aard een subjectief karakter. Daarbij geldt dat een zekere overdrijving aan reclame eigen is. in dat licht moet ook de term 'stunten' worden bezien, die in de reclame in het algemeen gebruikt wordt in de zin van 'stunten met prijzen', hetgeen hier ook het geval is. Het gaat immers om de prijs van een hoortoestel, gratis of niet gratis. Dat Beter Horen de suggestie wekt dat haar hoortoestellen en haar service beter zijn dan die van de concurrent (ini dit geval Specialers) is toelaatbaar. Dat is immers een suggestie die vrijwel iedere reclame wil wekken. Onnodig denigrerend (tegenover Specialers) is de reclame niet. De suggesties die Specialers voorts in de commercial ziet, dat Specialers risico zou nemen het gehoor of zelfs gevaarzettend zou handelen zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter te ver gezocht en vinden geen steun in de feiten.
Tenslotte valt niet in te zien welke (andere) misleidende mededeling Beter Horen in de reclame Doen jullie óók aan gratis hoortoestellen?  wordt gedaan. Beter Horen doet immers geen mededeling die onjuist of onvolledig is. Beter Horen doet geen feitelijke mededelingen die zij niet waar kan maken. De vermelding dat Beter Horen geen gratis hoortoestellen aanbidt is juist, en de suggestie dat andere aanbidders van hoortoestellen dat wel doen is eveneens juist. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering niet toewijsbaar is op grond van artikel 6:194a BW. Aan het beroep op artikel 6:162 BW zijn geen andere stellingen ten grondslag gelegd dan reeds hiervoor besproken, zodat evenmin op grond van dat artikel de vordering kan worden toegewezen.
De gevraagde voorzieningen zullen dan ook worden afgewezen.

Lees de uitspraak (pdf/html)

RB 2672

Voorjaarsbijeenkomst VvRr 8 maart - Indecent proposals - verboden verleiding

"Indecent proposals: verboden verleiding" Reclameverboden in juridisch en sociaal perspectief
Datum: dinsdag 8 maart 2016; 13.30 uur; Ploum Lodder Princen, Blaak 28, Rotterdam
SGP-Partijleider Van der Staaij pleit voor een verbod op reclamespotjes van Second Love en vergelijkbare sites. Het rijtje van gereglementeerde communicatie dijt bijna geruisloos steeds verder uit: geneesmiddelen, alcohol, snoep, tabak, financiële producten en wellicht in de toekomst ook vreemdgaan-datingsites? Er wordt steeds meer naar beperkende regels en wetgeving gegrepen. Hoe is het zo ver gekomen, wat zijn de juridische implicaties van deze maatschappelijke (r)evolutie en moeten we dit wel willen? Deze thema's staan centraal tijdens deze (spannende) Voorjaarsbijeenkomst.

Onderwerpen / sprekers:
Onder leiding van de dagvoorzitter, Robbert Sjoerdsma (advocaat, De Brauw Blackstone Westbroek), zullen de volgende onderwerpen aan bod komen:
1. Welke reclameverboden kennen we en hebben ze wel zin? Thera Adam-Van Straaten, advocaat, Kneppelhout & Korthals
2. Reclame, een gevaar voor uw gezondheid? Reclameverboden op vlak van farma & voeding.
Ton Artz, advocaat, Leijnse Artz
3. Demonisering van bedrijven? Het reclamerecht als voorloper van vele verboden.
Marjolijn Vencken, Embedded Senior Advisor, Shell / Trouble in Paradise
Erik Vollebregt, advocaat, Axon Lawyers
4. Welke rol heeft reclame in de maatschappij?
Trends in Marketing - Content Plus.
Yvonne Prins, Client Service Director, Universal Media (UM)
De inhoudelijke bijeenkomst wordt afgesloten met een discussie.

Vanaf ongeveer 17.15 uur is er een borrel. Voorafgaande aan het wetenschappelijk gedeelte vindt de Algemene Ledenvergadering van de VvRr plaats. Aanmelden? Graag aanmelden vóór 4 maart 2016 via een e-mail aan het secretariaat (m.curiel@ploum.nl).
Als u geen lid bent van de VvRr wordt uw verzoek tot deelname beschouwd als een aanmelding voor het lidmaatschap.
Indien u advocaat bent en een deelnamecertificaat wilt hebben, wilt u dit dan aangeven?

Bereikbaarheid locatie:
Openbaar vervoer - Ploum Lodder Princen ligt op slechts enkele minuten loopafstand van NS en metrostation Blaak.
Vanaf Rotterdam CS neemt u bij voorkeur metrolijn A, B of C naar station Blaak of Tramlijn 21 en 24 richting De Esch.
Vanaf Station Blaak loopt u richting Westblaak, de kubuswoningen laat u achter zich. Na circa 200 meter vindt u
het kantoor aan de overzijde van de Blaak in een monumentaal voormalig bankgebouw.

Bereikbaarheid per auto
Neem afslag Rotterdam Centrum
- Centrum volgen via Schieweg/Schiekade tot aan Hofplein - Hofplein (rotonde) rechtdoor Coolsingel oprijden
- Coolsingel uitrijden, op kruispunt Churchillplein linksaf slaan naar Blaak – Bij 2e stoplicht links afslaan naar Dominee
Jan Scharpstraat = Parkeergarage Markthal. Vandaar is het 2 minuten lopen naar het kantoor.

Uitrijkaarten zijn beschikbaar bij de receptie.

Deelnamecertificaat Advocaten kunnen bij volledige deelname aan deze studiemiddag een deelnamecertificaat voor twee nettoopleidingsuren krijgen.

In verband hiermee dient u vóór aanvang en aan het einde van de middag de aankomst- en vertreklijst te tekenen!

RB 2671

Misleidende advertentie kweker door niet overeenkomen van prijs en afgebeeld product

Vzr. RCC 9 februari 2016, RB 2671; Dossiernr. 2016/00047 (Het beste van de kweker)
Misleidende prijs. Uiting: Het betreft een advertentie in het weekblad Leidschendammer met daarin een foto van diverse orchideeën bloementakken in een pot. Naast deze foto staat onder meer: “Creëer een originele kerstsfeer met een schitterende orchidee van topkwaliteit Gratis thuisbezorgd in kerstsierpot: nu voor € 15,95! Direct van de kweker.” Hieronder staat een verwijzing naar de website www.hetbestevandekweker.nl waar men de bestelling kan plaatsen.

Klacht: De 85-jarige moeder van klaagster zag de advertentie en wilde twee van de afgebeelde producten bestellen. Op de website staat echter dat de foto in de advertentie meerdere planten betreft en dat de foto slechts was bedoeld als voorbeeld. Klaagster stelt dat deze advertentie vooral oudere mensen op het verkeerde been zet en daarom misleidend is.

Voorzitter:
1)  In de bestreden advertentie staat een foto waarop diverse orchideeën bloementakken in een pot zijn te zien. Het product zoals afgebeeld, kan men niet voor de in de advertentie genoemde prijs ad € 15,95 kopen. Klaagster stelt terecht dat dit niet uit de advertentie blijkt. Door de combinatie van het afgebeelde product en de genoemde prijs zal de gemiddelde consument menen dat de prijs betrekking heeft op het product zoals afgebeeld. Nu dit niet het geval is, heeft adverteerder geen duidelijke informatie verschaft over de prijs van het afgebeelde product als bedoeld onder d van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) in verbinding met de Algemeen Aanbeveling sub i NRC. Indien in een advertentie een product wordt afgebeeld en de in de uiting genoemde prijs niet specifiek op dat product betrekking heeft, dient dat voldoende duidelijk te worden gemaakt teneinde te voorkomen dat bij de gemiddelde consument onjuiste verwachtingen over het aanbod worden gewekt. Daarbij gaat de voorzitter overigens in dit geval uit van de gewone gemiddelde consument in plaats van de oudere consument. De uiting is immers gericht op een algemeen publiek.

2)  Dat het hiervoor bedoelde onjuiste beeld kennelijk wordt weggenomen bij de bestelling via de website die in de advertentie wordt genoemd, doet niet af aan het oordeel dat de bestreden advertentie op grond van het voorgaande misleidend dient te worden geacht. De advertentie is een zelfstandige reclame-uiting die, los van de informatie op de website, aan de eisen van de Nederlandse Reclame Code dient te voldoen. Door de onjuiste informatie in de advertentie kan de gemiddelde consument handelingen verrichten in de fase voorafgaand aan de aankoop, waaronder het gaan bezoeken van de website die in verband met de bestelling wordt genoemd. De voorzitter acht het aannemelijk dat de advertentie een dergelijk effect op de gemiddelde consument zal hebben, omdat uit de advertentie niet blijkt dat de afgebeelde combinatie aanzienlijk duurder is dan € 15,95 en de consument om die reden zal kunnen menen dat sprake is van een aanzienlijk prijsvoordeel. Hieruit volgt dat het economische gedrag van de gemiddelde consument (dat wil zeggen diens besluit over een transactie) door de advertentie is verstoord of kan zijn verstoord. Op grond daarvan is de uiting misleidend en oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Om die reden beslist de voorzitter als volgt.

De beslissing van de voorzitter

Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. De voorzitter beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2670

De Faam doet misleidende gezondheidsclaim met betrekking tot afslankproduct Garcinia Cambogia

Vzr. RCC 9 februari 2016, RB 2670; Dossiernr. 2016/00031 (De Faam)
Drukpers. Gezondheidsclaim. Misleiding. Uiting: Het betreft een advertentie in De Faam waarin in verband met de aanprijzing van Lucovitaal Nuslank Konjacwortel Garcinia Cambogia wordt gezegd: “Garcinia Cambogia: het meest effectieve afslanksucces van nu!”. In de uiting worden diverse mededelingen over het product gedaan waarmee het in verband met gewichtsverlies wordt gebracht.

Klacht: De titel van de advertentie “Garcinia Cambogia: het meest effectieve afslanksucces van nu!” is tamelijk onjuist. Er zijn onvoldoende betrouwbare gegevens over gewichtsverlies door het gebruik van Garcinia Cambogia. Met betrekking tot Konjacwortel, ook bekend als Glucomannan, stelt klaagster dat het gaat om in Azië veel gegeten voedsel. Natural Medicine vermeldt dat Glucomannan samen met Garcinia Cambogia geen gewichtsvermindering bij te zware volwassenen oplevert. Op grond van het voorgaande kan niet worden gesproken van “het meest effectieve afslanksucces van nu!”. Menigeen kan hierdoor een besluit over een transactie nemen dat hij anders niet had genomen, zodat de uiting daardoor oneerlijk is.

Voorzitter:
1)  In deze zaak gaat het om een claim die inhoudt dat de consumptie van het aangeprezen product door zijn nutriënten leidt tot gewichtsvermindering. Deze claim is een gezondheidsclaim in de zin van Verordening (EG) 1924/2006 (de Claimsverordening). Claims met betrekking tot afvallen en gewichtsbeheersing dienen immers op grond van de verordening als gezondheidsclaim te worden beschouwd. Dit is ook niet in geschil.

2)  De ingrediënten van het onderhavige product zijn blijkbaar Garcinia Cambogia en Konjacwortel (Glucomannan). Nu adverteerder blijkens zijn verweer in deze procedure de gezondheidsclaim waarop de klacht betrekking heeft specifiek baseert op laatstgenoemd ingrediënt, zal de voorzitter de beoordeling op Glucomannan toespitsen. Dit impliceert dat in de uiting ten onrechte een gezondheidsclaim wordt toegeschreven aan Garcinia Cambogia. In de titel van de uiting wordt immers dit ingrediënt het meest effectieve afslanksucces genoemd. De voorzitter constateert overigens in dit verband wel ambtshalve dat bepaalde claims met betrekking tot afvallen en gewichtsbeheersing voor Garcinia Cambogia ‘on hold’ staan, dat wil zeggen vallen onder de overgangsregeling van artikel 28 lid 5 van de Claimsverordening. De voorzitter begrijpt het verweer aldus dat adverteerder erkent dat zij niet aannemelijk kan maken dat Garcinia Cambogia het meest effectieve afslanksucces van nu is. Adverteerder heeft meegedeeld dat de gezondheidsclaim aan het ingrediënt Konjacwortel (Glucomannan) had dienen te worden gerelateerd, en zal de uiting in dat opzicht aanpassen. Dit neemt niet weg dat in de uiting een misleidende claim met betrekking tot Garcinia Cambogia wordt gebruikt. De voorzitter acht de uiting in dat opzicht in strijd met artikel 3 Claimsverordening.

3)  De voorzitter constateert ambtshalve dat met betrekking tot Konjacwortel (Glucomannan) de volgende claim door de Europese Commissie is goedgekeurd en is geplaatst op de communautaire lijst van toegestane claim als bedoeld in artikel 13 lid 3 Claimsverordening: ‘Glucomannan in de context van een energiebeperkt dieet draagt bij tot gewichtsverlies’. Voor het gebruik van deze claim geldt op grond van Verordening (EU) Nr. 432/2012 de volgende voorwaarde. De claim mag alleen worden gebruikt voor levensmiddelen die 1 g Glucomannan per gekwantificeerde portie bevatten. Om de claim te dragen moet de consument worden geïnformeerd over het feit dat het gunstige effect wordt verkregen bij een dagelijkse inname van 3 g Glucomannan in drie doses van elk 1 g, tezamen met 1-2 glazen water, vóór de maaltijden en in de context van een energiebeperkt dieet. Daarbij dient op grond van de genoemde verordening ook een waarschuwing voor verstikking te worden vermeld.

4)  De voorzitter oordeelt, voor zover op grond van de ingediende klacht relevant, dat de bewoording “het meest effectieve afslanksucces van nu!” niet voldoet aan de eisen voor het gebruik van een goedgekeurde gezondheidsclaim. Nu in de uiting, zoals uit het verweer blijkt, in feite een effectief afslankend effect wordt toegedicht aan de enkele consumptie van Konjacwortel (Glucomannan), wijkt de claim wezenlijk af van de voorwaarden waaronder voor Glucomannan een claim met betrekking tot gewichtsverlies mag worden gebruikt. De claim wordt blijkens het voorgaande niet gebruikt in de context van een energiebeperkt dieet en evenmin in de zin dat de voedingsstof bijdraagt tot gewichtsverlies. De uiting, voor zover daartegen bezwaar is gemaakt (“het meest effectieve afslanksucces van nu!”), moet om die reden in strijd met de Claimsverordening worden geacht, nog daargelaten dat niet is voldaan aan de hiervoor genoemde waarschuwing. Het is verboden een op zichzelf genomen toegestane gezondheidsclaim (dat wil zeggen een claim die is vermeld op de communautaire lijst van toegestane claims als bedoeld in artikel 13 lid 3 Claimsverordening) te gebruiken op een wijze die niet voldoet aan de Claimsverordening. Dit volgt uit artikel 10 lid 1 Claimsverordening. De voorzitter oordeelt dat adverteerder ook in dat opzicht heeft gehandeld in strijd met een wettelijke verplichting.

5)  Het handelen in strijd met artikel 3 Claimsverordening respectievelijk artikel 10 lid 1 Claimsverordening impliceert dat de uiting in strijd is met artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Uit de klacht blijkt niet dat klaagster ook andere mededelingen en claims in de uiting wenst te bestrijden, zodat de voorzitter de verdere inhoud van de uiting buiten beschouwing laat. Derhalve wordt beslist als volgt.

De beslissing van de voorzitter

Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de bestreden reclame-uiting, voor zover op grond van de klacht aan de orde, in strijd met het bepaalde in artikel 2 NRC. De voorzitter beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2669

Misleidende uiting Bosch Bedding door onduidelijke prijsinformatie

Vzr. RCC 19 januari 2016, RB 2669; Dossiernr. 2015/01219 (Bosch Bedding)
Misleiding. Uiting: Het betreft de website www.boschbedding.nl/fb-boxspring voor zover hierop melding word gemaakt van een aanbieding waarbij een boxspring is afgeprijsd van € 999,-- naar € 249,--. Op de bijbehorende foto is een boxspring voor twee personen afgebeeld. Op Facebook staat een vergelijkbare aanbieding van adverteerder.

Klacht: Klaagster stelt dat de bestreden uitingen de indruk wekken dat de aanbieding een tweepersoons boxspring betreft. Indien men wil bestellen, blijkt dat men moet bijbetalen voor een tweepersoons boxspring. De aanbieding geldt alleen voor een boxspring van 90x200 cm.

Voorzitter:
1)  De voorzitter oordeelt dat in de bestreden uitingen ten onrechte de indruk wordt gewekt dat de prijs van € 249,-- geldt voor de afgebeelde boxspring, die een tweepersoons boxspring betreft. Niet in geschil is dat deze prijs slechts geldt voor een 1-persoons boxspring. Nu in de bestreden uitingen op geen enkele wijze duidelijk wordt gemaakt dat de genoemde prijs een vanafprijs is die niet geldt voor het product zoals afgebeeld, is sprake van onduidelijke informatie over de prijs of het specifieke prijsvoordeel als bedoeld onder d van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) in verbinding met de Algemene Aanbeveling sub i NRC. Verder is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

2)  De voorzitter neemt nota van de mededeling van adverteerder dat de uitingen zo zullen worden gewijzigd dat duidelijk zal worden gemaakt dat het om een vanafprijs gaat die alleen geldt voor de eenpersoons uitvoering van het aangeboden product. Uit de website en de Facebookpagina van adverteerder blijkt echter niet dat adverteerder aan deze toezegging gevolg heeft gegeven. De voorzitter constateert immers dat ten tijde van de beoordeling van de klacht (11 januari 2016) de aanbieding nog ongewijzigd op de website en op de Facebook-pagina van adverteerder staat. Derhalve wordt beslist als volgt.

De beslissing van de voorzitter
Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. De voorzitter beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2668

Uiting over milieuvoordelen van vliegreizen TUI onduidelijk

RCC 2 februari 2016, RB 2668; Dossiernr. 2015/01195 (TUI)
Audiovisuele mediadienst. Milieuclaim. Uiting: Het betreft een televisiereclame. Daarin wordt het volgende gezegd:
“Dezelfde smile met zoveel meer aandacht voor de rest van de wereld. We brengen je naar de allermooiste bestemmingen op aarde. Je vliegt met één van de duurzaamste airlines van Europa naar een duurzame accommodatie. Ontdek wat TUI met je doet … en boek één van onze 600 duurzame accommodaties al vanaf € 279,- per persoon per week. TUI, discover your smile”.

Terwijl gezegd wordt: “een duurzame accommodatie” verschijnt te samen met beelden van een accommodatie een logo in beeld, bestaande in een groene cirkel met daarin een witte boom. Ditzelfde logo is te zien terwijl later in de uiting de tekst “600 duurzame accommodaties” in beeld verschijnt. 

Klacht: In deze televisiereclame wordt zeer nadrukkelijk gesproken over de vermeende duurzaamheid van de door TUI aangeboden reizen. In het begin wordt gesproken over “de meest duurzame vluchten” of “de meest duurzame luchtvaartmaatschappijen”. Vervolgens wordt het woord duurzaam nog een groot aantal keer gebruikt. Hierdoor wordt ten onrechte de indruk gewekt dat indien men bij TUI een reis boekt, men een zeer duurzame vakantie krijgt.

Alleen al door de reis met een vliegtuig, welke reis met een zeer hoog brandstofverbruik en CO2 uitstoot gepaard gaat, is een vliegvakantie veel minder duurzaam dan ongeveer welke vakantie ook waarbij men zich met een ander vervoermiddel naar de vakantiebestemming verplaatst.

Mogelijk biedt TUI vliegreizen aan die ten opzichte van andere vliegreizen duurzamer zijn, maar bijvoorbeeld treinreizen, busreizen en zelfs reizen met een personenauto of camper zijn vele malen duurzamer. 

Gelet op het bovenstaande vindt klager de wijze waarop TUI de duurzaamheid van haar vliegvakanties benadrukt zeer misleidend. Mensen kunnen in de verleiding komen een vliegvakantie te boeken, omdat ze door deze reclame het gevoel krijgen zeer duurzaam bezig te zijn, terwijl dit niet het geval is.

Commissie:
Het primaire verweer dat er geen belang meer is bij deze klacht en procedure, omdat de bestreden uiting niet (meer) te zien is, kan niet slagen. Voor de behandeling van een klacht tegen een reclame-uiting is niet noodzakelijk dat deze reclame ten tijde van de behandeling van de klacht nog wordt gevoerd.

In de bestreden uiting wordt onder meer gezegd:

“Je vliegt met één van de duurzaamste airlines van Europa naar een duurzame accommodatie. Ontdek wat TUI met je doet … en boek één van onze 600 duurzame accommodaties al vanaf € 279,- per persoon per week”.

Door bovenbedoeld gebruik van de woorden “duurzaamste” en (tweemaal) “duurzame” wordt expliciet gerefereerd aan milieuaspecten verbonden aan de “productie” en “consumptie” van vliegreizen met TUI naar (één van) genoemde accommodaties. Om die reden is de uiting een milieuclaim als bedoeld in artikel 1 van de Milieu Reclame Code (MRC). Artikel 3 MRC luidt:

“Milieuclaims dienen aantoonbaar juist te zijn. De bewijslast rust op de adverteerder. Naarmate de milieuclaims absoluter zijn geformuleerd, worden zwaardere eisen gesteld aan het bewijsmateriaal”.

In de toelichting bij artikel 3 RC staat onder meer:

“Bij de huidige stand van de techniek is het moeilijk voorstelbaar dat dat van veel producten kan worden bewezen dat dat zij absoluut milieuonschadelijk zijn. Daarom is grote terughoudendheid met betrekking tot absolute claims op zijn plaats. Hierbij dient men zich te realiseren dat woorden als “milieuvriendelijk”, “schoon”, “groen”, “goed voor het milieu”, die zonder nadere nuancering worden gebruikt, door het publiek snel als absolute claims worden begrepen”.

Over het gebruik van het woord “duurzame” in de onderhavige uiting oordeelt de Commissie als volgt.

Het woord “duurzaam” heeft geen vastomlijnde betekenis. In de uiting wordt gesproken over “duurzame accommodatie” en “600 duurzame accommodaties” zonder dat wordt toegelicht wat adverteerder hiermee bedoelt. Bij verweer heeft adverteerder meegedeeld dat 600 door TUI aangeboden accommodaties zijn gecertificeerd als ‘duurzame accommodatie’ door een zogenaamd GSTC (Global Sustainable Tourism Council) erkend keurmerk, maar een dergelijke toelichting of een duidelijke verwijzing daarnaar ontbreekt in de televisiereclame. Om deze reden en omdat de duurzaamheidsclaim ook wordt versterkt door een verwijzing naar de in de vliegreizen opgenomen vluchten acht de Commissie de uiting onduidelijk over de milieuvoordelen van de in de uiting aangeprezen vliegreizen van TUI en daardoor in strijd met de artikelen 2 en 3 MRC.

De beslissing
De Commissie acht de uiting in strijd met de artikelen 2 en 3 MRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2667

Reclame-uiting “Snelle Boekers Voordeel” van TUI is misleidend door ontbreken informatie

Vzr. RCC 2 februari 2016, RB 2667; Dossiernr. 2016/00027 (TUI)
Audiovisuele mediadienst. Misleiding. Ontbrekende informatie. Uiting: Het betreft de hierna te omschrijven televisiecommercial.

Klacht: Klager stelt, samengevat, dat adverteerder in de televisiecommercial “vroegboekkorting” aanbiedt. Klager heeft naar aanleiding daarvan een reis geboekt in september/oktober. Bij boeking bleek dat van “vroegboekkorting” geen sprake was. Uit de televisiecommercial blijkt echter dat er altijd korting is. Er wordt niet vermeld dat er voorwaarden verbonden zijn aan het krijgen van korting. Klager acht de televisiecommercial misleidend.

Voorzitter:
1)  Klager maakt in zijn klacht melding van een televisiecommercial waarin wordt gesproken over “vroegboekkorting”. Adverteerder stelt dat zij geen televisiecommercial doet uitzenden waarin dit woord voorkomt. Wel doet adverteerder een televisiecommercial uitzenden waarin de woorden “Snelle Boekers Voordeel” worden gebruikt. De voorzitter begrijpt dat de klacht op laatstgenoemde televisiecommercial betrekking heeft en zal deze als de bestreden uiting beschouwen. Uitgaande hiervan oordeelt de voorzitter als volgt.
2)  In de televisiecommercial wordt zonder enig voorbehoud en zonder verwijzing naar voorwaarden melding gemaakt van “Snelle Boekers Voordeel”. De gemiddelde consument zal om die reden menen dat hij bij een “snelle boeking” recht op voordeel heeft, zonder erop bedacht te zijn dat zich situaties kunnen voordoen waarin hij, ondanks een “snelle boeking”, geen recht op korting heeft wegens bepaalde voorwaarden. De voorzitter acht de informatie over die voorwaarden essentieel voor de gemiddelde consument. Deze voorwaarden bevatten immers belangrijke beperkingen, zoals bij vliegreizen de beperking dat de korting slechts geldt voor bepaalde vliegtuigmaatschappijen. Nu de gemiddelde consument in de televisiecommercial niet op het bestaan van de beperkingen wordt gewezen, is sprake van een omissie als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Verder is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet zou hebben genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
3)  De voorzitter neemt nota van de mededeling van adverteerder dat zij erkent dat in de televisiecommercial essentiële informatie ontbreekt, alsmede dat zij de televisiecommercial onmiddellijk heeft laten aanpassen toen zij dit ontdekte. In de televisiecommercial wordt blijkens de door adverteerder overgelegde screenshots inmiddels wel naar de voorwaarden en de vindplaats daarvan verwezen, zodat de gemiddelde consument hierop wordt geattendeerd. Om die reden zal de voorzitter gebruik maken van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 12 lid 5 van het Reglement van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep en een aanbeveling achterwege laten.

De beslissing van de voorzitter
Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC.

RB 2666

Reclame-uiting Caiway “Alles-in-1 Glas”-pakketten misleidend

Vzr. RCC 2 februari 2016, RB 2666; Dossiernr. 2015/01247 (Caiway)
Misleiding. Uiting: Het betreft de website www.caiway.nl voor zover hierop melding word gemaakt van “Alles-in-1 Glas”-pakketten en een reclamefolder van adverteerder.
Op de website wordt een pakket “Alles-in-1 Glas G75” aangeboden voor 43 Euro per maand waaronder staat:
“75 Mbit/s up- en download”,
“70+ zenders, 31 in HD” en
“voordelig bellen”.

In de folder staat onder meer:
“De voordelen van één aanbieder:
< >: u heeft een compleet pakket al vanaf 43 Euro per maand U blijft televisiekijken in de hoogste kwaliteit zoals u nu gewend bent Overal thuis live tv-kijken op tablet, smartphone en pc Tot wel 20 keer sneller internet via glasvezel Gratis behoud van uw huidige telefoonnummer Eén overzichtelijke factuur”.

Klacht: Klager stelt dat de bestreden uitingen de indruk wekken dat alle diensten, waaronder ook televisie, over glasvezel worden geleverd. Indien men “Alles-in-één Glas 75” wil bestellen, blijkt echter dat televisie over de coaxkabel blijft geleverd en niet over glasvezel. Dit acht klager misleidend.

Voorzitter:
1)  De voorzitter oordeelt dat in de bestreden uitingen, zowel door de naamgeving van de aangeboden pakketten (“Alles-in-1 Glas”) als de beschrijving ervan waarin wordt verwezen naar televisie (“70+ zenders 31 in HD” op de website en “televisie kijken in de hoogste kwaliteit” in de folder), ten onrechte de indruk wordt gewekt dat alle diensten via glasvezel worden geleverd. Niet in geschil is dat dit echter niet geldt voor televisie en radio, terwijl deze wel onderdeel uitmaken van de genoemde “Alles-in-1 Glas”-pakketten. Nu in de bestreden uitingen op geen enkele wijze duidelijk wordt gemaakt dat televisie in de aangeboden “Alles-in-1 Glas”-pakketten niet via de glasvezelverbinding maar via coaxkabel wordt geleverd, is sprake van onduidelijke informatie over de voornaamste kenmerken van het product als bedoeld onder b van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). De voorzitter is van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
2)  In de mededeling van adverteerder dat zij zo snel mogelijk maatregelen neemt om alle uitingen zodanig aan te passen dat duidelijk zal worden gemaakt dat televisie en radio niet via de glasvezelverbinding maar via coaxkabel worden geleverd, ziet de voorzitter aanleiding de aanbeveling te doen voor zover nog nodig. Derhalve wordt beslist als volgt.

De beslissing van de voorzitter
Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. De voorzitter beveelt adverteerder aan, voor zover nodig, om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.