Leiden Law Lunch over online pricing, reclame en handelspraktijken
De online Leiden Law Lunch IE van woensdag 1 december (13.00 tot 14.00 uur) gaat over online pricing, misleiding en oneerlijke handelspraktijken. De sprekers zijn Kimia Heidary en Jean-Pierre van der Rest. De moderator is Willem Leppink.
Aanleiding is onder meer HR 2 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1040 Digital Revolution / Media Concept Bürobedarf [IEF 20061]
Lees verder >>
Uiting in strijd met Milieu Reclame Code
RCC 3 november 2021, IEF 20335, RB 3569; Dossiernr: 2021/00432 (Too Good to Go en Albert Heijn) Buitenreclame. De klacht betreft een reclame-uiting op een digitaal scherm op het treinstation met de tekst “De #1 oplossing tegen klimaatverandering = minder voedsel verspillen”. De klacht houdt in dat de tekst onwaar is en ertoe kan leiden dat consumenten via de app van adverteerder 1 eten bestellen, terwijl ze dat wellicht niet hadden gedaan als niet op deze misleidende wijze reclame was gemaakt. Omdat de bestreden uiting refereert aan milieuaspecten wordt de uiting getoetst aan de Milieu Reclame Code (MRC). Volgens artikel 3 van de MRC moet de juistheid van een milieuclaim door de adverteerder aangetoond worden. De gemiddelde consument zal de reclame-uiting zo zou kunnen begrijpen dat het verspillen van voedsel op zich de nummer 1 oorzaak van klimaatverandering is.
Gerecht EU handhaaft miljardenboete Google
Gerecht EU 10 november 2021, IT 3715, RB 3568, IEFbe 3318; ECLI:EU:T:2021:763 (Google Shopping) Het Gerecht verwerpt grotendeels het beroep van Google tegen het besluit van de Commissie waarin wordt vastgesteld dat Google misbruik heeft gemaakt van haar machtspositie door haar eigen prijsvergelijkingsdienst te bevoordelen boven concurrerende prijsvergelijkingsdiensten. Het Gerecht handhaaft de aan Google opgelegde boete van € 2,42 miljard. Het Gerecht erkent het mededingingsverstorende karakter van de litigieuze praktijk en oordeelt dat de Commissie terecht schadelijke gevolgen voor de mededinging heeft vastgesteld. Het Gerecht sluit elke objectieve rechtvaardiging voor het gedrag van Google uit.
Conclusie A-G in Verstappen tegen Picnic
HR Conclusie A-G 8 oktober 2021, IEF 20319; ECLI:NL:PHR:2021:953 (Verstappen tegen Picnic) Deze zaak gaat over een kort filmpje waarin de bekende coureur Max Verstappen wordt nagespeeld door een lookalike. Het filmpje is in het najaar van 2016 door onlinesupermarkt Picnic op haar Facebook-pagina geplaatst. De lookalike bezorgt in dat filmpje, rijdend in een bestelbusje, boodschappen thuis in een raceoutfit en met een pet die sterk lijken op wat Verstappen draagt tijdens optredens in de media en op het circuit. Het filmpje is online geplaatst daags nadat een televisiereclame van supermarktketen Jumbo verscheen, waarin de werkelijke Verstappen boodschappen thuisbezorgt. De vraag die centraal staat, is of Verstappen c.s. zich tegen openbaarmaking van het filmpje van Picnic kunnen verzetten en of Picnic onrechtmatig heeft gehandeld ten opzichte van Verstappen c.s. Het hof [IEF 1939] heeft deze vraag, anders dan de rechtbank [IEF 17658], ontkennend beantwoord. De A-G stelt dat het hof een te scherpe bocht heeft genomen bij de invulling van het begrip 'portret' in art 21 AW. Het filmpje is een portret. Voor de beoordeling of het openbaar gemaakt mocht worden is een nog te maken belangenafweging noodzakelijk. Zijn conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot verwijzing naar het hof.
Nationaal Reclamerecht Congres op 16 december
Houd uw agenda vrij voor het Nationaal Reclamerechtcongres op donderdag 16 december in Hotel Jakarta.
Ebba Hoogenraad en Willem Leppink leiden ons door een interactief dagprogramma, met parallelsessies, paneldiscussies en boeiende sprekers vanuit bedrijfsleven, advocatuur en toezichthouders. Natuurlijk starten we met het jaarlijkse overzicht van rechterlijke ´hits and misses´, een ‘behind the scenes’ van de Stichting Reclame Code en een terugblik op het jaar door de ACM. Het Commissariaat voor de Media geeft een voorzet op enkele beleidsvoornemens (met influencers voorop). In de middag komen thema’s als Pharma, Food en Duurzaamheid aan bod.
Boete voor reclame homeopathische middelen te hoog
Rechtbank Midden-Nederland 1 oktober 2021, RB 3564.LS&R 1993; ECLI:NL:RBMNE:2021:5164 (De maatschap tegen de Minister voor Medische Zorg) De minister heeft de maatschap een boete opgelegd wegens het presenteren van Pertussinum en Asclepias tuberose als geneesmiddelen. De maatschap kan zich niet verenigen met de opgelegde boete en gaat hiertegen in beroep. Net als de minister oordeelt de rechtbank dat de maatschap met de uitingen op haar website reclame heeft gemaakt in de zin van artikel 1 lid 1 onder xx van de Geneesmiddelenwet. Dat het niet de bedoeling was reclame te maken is niet van belang. Wel oordeelt de rechtbank dat de boete van € 15.000 in dit geval te hoog was. De minister heeft nagelaten te motiveren waarom het bereik van de website 'groot' is. Dit moet volgens de rechtbank worden beoordeeld aan de hand van het feitelijke bereik en niet de theoretische vindbaarheid. De boete wordt verlaagd naar € 12.000.
Boete na publicatie verkapte tabaksreclame
Rechtbank Rotterdam 12 oktober 2021, RB 3563; ECLI:NL:RBROT:2021:9962 (Eiseres tegen de Staatssecretaris van VWS) Toezichthouder NVWA heeft naar aanleiding van een inspectie op de digitale krant van De Telegraaf een boete opgelegd. Ten grondslag ligt een overtreding van de Tabaks- en rookwarenwet. Eiseres voert in beroep bij de rechtbank aan dat de advertentie niet kwalificeert als reclame en subsidiair dat de boete in strijd is met het EVRM. De advertentie kan volgens de rechtbank niet anders worden begrepen dan dat dit als doel had om de verkoop van aanverwante producten, te weten e-sigaretten, te bevorderen. Het bestreden besluit komt niet in strijd met het in artikel 10 van het EVRM geformuleerde recht op vrijheid van meningsuiting. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Lunch Merken-, Modellen- en Auteursrecht verplaatst naar 8 december
De jurisprudentielunch Merken-, Modellen- en Auteursrecht van 17 november is verplaatst naar woensdag 8 december.
Tobias Cohen Jehoram (De Brauw Blackstone Westbroek), Charles Gielen (NautaDutilh) en Joris van Manen (HOYNG ROKH MONEGIER) geven u tijdens lunchtijd een compleet overzicht van relevante en recente rechtspraak in drie vakgebieden.
Tijd: 13.00 tot 16.15 uur
Accreditatie: 3 PO punten
Locatie: ntb (Amsterdam)
Bent u er ook bij? Aanmelden kan via de website, of door te mailen naar info@delex.nl
Uitspraak ingezonden door Jens van den Brink, Kennedy Van der Laan.
HR: Gemeente Utrecht tegen DPG Media
HR 24 september 2021, IEF 20217, RB 3560; 20/01411 (Gemeente Utrecht tegen DPG Media) In de Afvalstoffenverordening van de gemeente Utrecht is met ingang van 1 januari 2020 bepaald dat ongeadresseerd reclamedrukwerk en huis-aan-huisbladen alleen mogen worden bezorgd bij inwoners die met een JA/JA- of NEE/JA-sticker hebben aangegeven dat zij dit drukwerk willen ontvangen (het opt-in systeem). De uitgever van een huis-aan-huisblad heeft in een kort geding tegen de gemeente een verbod tot handhaving van deze regeling gevorderd. In cassatie spitst het geschil zich toe op de vraag of het hof heeft kunnen oordelen dat het opt-in-systeem jegens deze uitgever in strijd is met art. 10 EVRM omdat niet voldaan is aan het noodzakelijkheidsvereiste. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep van de gemeente. Zie ook de conclusie van P-G Wassink [IEF 19936].
Prejudiciële vragen over reclametijd
Consiglio di Stato 21 april 2021, IEF 20209, RB 3559, IEFbe 3285, IT 3668; C-255/21 (Reti Televisive Italiane) Verzoek om een prejudiciële beslissing. Via MinBuza: De Italiaanse toezichthouder heeft drie zenders van RTI sancties opgelegd wegens het overtreden van de regels omtrent maximale reclametijd per klokuur. Volgens RTI werd in deze tijd ook zelfpromotie gepresenteerd, die bij de berekening niet mee hoeven worden genomen. In het geschil is dan ook aan de orde de vraag of het aanprijzen door de moedermaatschappij van (radio)programma's van de dochter-onderneming rechtmatig is. De verwijzende rechter verwijst in dit verband naar een besluit van de AGCOM, volgens welke de concentratie van televisie- en radio-uitzendingen ertoe kan leiden dat concurrenten worden uitgesloten van de markt. Er worden verschillende prejudiciële vragen gesteld over deze kwestie. De belangrijkste ziet op de vraag of het bestaan van diverse vormen van communicatie ondergebracht in onderling verbonden ondernemingsgroepen ertoe kan leiden dat de omroeporganisatie als groep aan te merken is als één economische eenheid. De overige vragen zien op de maximumzendtijd voor reclame en de gevolgen hiervan als de verschillende ondernemingen inderdaad als één economische eenheid beschouwd moeten worden.