Misleidende reclame
Rechtbank Amsterdam, 25 maart 2009, HA ZA 07-3221, Adani tegen Odmedical B.V. (met dank aan Hidde Koenraad, Vondst Advocaten)
Auteursrecht. Merkenrecht. Reclamerecht. Bodem in geschil over vaststellingsovereenkomst in merken- en auteursrechtelijk geschil m.b.t. de CONPASS bodyscanner van eiser Adani (zie (Vzr. Rechtbank Amsterdam, 2 augustus 2007, IEF 4469).
Overtreding vaststellingsovereenkomst inz. merk- en auteursrechtelijk geschil leidt tot boete ad € 575.000. Merk- en auteursrechtinbreuk aangenomen. Geen geldige reden voor gebruik CONPASS door ODMedical. Volledige proceskostenvergoeding ad € 25.301,68, aangezien geschil ging over vaststellingsovereenkomst waarvan de kern bestaat uit de bescherming van intellectuele eigendomsrechten.
ODMedical voert in conventie onder andere het verweer:
2. Er is geen sprake van misleidende reclame of onrechtmatig handelen. ODMedical heeft voor de promotie van de nieuwe bodyscanner slechts afbeeldingen gebruikt die niet zijn gemaakt met de CONPASS bodyscanner.
Ad 2. Misleidende reclame in de zin van artikel 6:194 BW: De rechtbank oordeelt dat er sprake is van misleidende reclame. Misleiding ontstaat met name doordat via de testrapporten, certificaten en afbeeldingen eigenschappen van de bodyscanner van Adani toegekend kunnen worden aan de nieuwe bodyscanner van ODMedical. Ook het gebruik van de link op de website kan misleidend zijn in de zin van 6:194 BW.
In reconventie heeft de rechtbank het volgende overwogen: Er is geen sprake van onrechtmatige publicatie geweest van Adani (of haar distributeur) aan het Amerikaanse Consulaat in Frankfurt en aan de douane in Vietnam en Dubai. Voor onrechtmatige publicatie is schade vereist. ODMedical heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij als gevolg van de publicatie schade heeft geleden (8.3.).
Geen sprake van vervallenverklaring wegens non-usus op grond van artikel 2.26 lid 2 sub a BVIE aangezien de gebruikstermijn van de merken van Adani nog niet zijn verstreken (8.4.).
Lees het vonnis hier.
RCC: Klachten televisiecommercials
De Reclame Code Commissie meldt dat zij in korte tijd een groot aantal klachten heeft ontvangen over de televisiecommercial voor Spa & Fruit en de televisiecommercial van de Nederlandse Energie Maatschappij. De Commissie zal bovenstaande klachten behandelen in haar vergadering van 21 april 2009.
In de commercial voor Spa & Fruit probeert een vrouw herhaaldelijk een spin dood te trappen. Klagers achten de commercial misleidend en in strijd met de goede smaak en het fatsoen.
In de commercial van de Nederlandse Energie Maatschappij prijst Natasja Froger het product van deze adverteerder aan. Klagers achten deze commercial onder meer in strijd met de wet, misleidend en agressief. Voorts wordt bezwaar gemaakt tegen het feit dat Natasja Froger het product aanprijst.
Wordt vervolgd..
Bron: Reclamecode.nl
Reclame Code Commissie
Kennisgeving in verband met commercials New York Pizza, 30 maart 2009:
Het taalgebruik in de commercials van New York Pizza overschrijdt de grenzen van het toelaatbare niet, aldus de Reclame Code Commissie.
Ten aanzien van de commercial waarin een man in een rode plas tomatenketchup ligt, heeft de Commissie in een eerdere beslissing geoordeeld dat het in die commercial getoonde geweld in strijd is met de goede smaak en het fatsoen voor zover de commercial wordt uitgezonden vóór 20.00 uur. De Commissie heeft daarbij, gebruikmakend van haar bevoegdheid in artikel 17 lid 1 sub g van het Reglement betreffende de Reclame Code Commissie en het College van Beroep, voorwaarden gesteld aan het tijdstip van de uitzending van de reclame. Deze commercial mag pas na 20.00 uur worden uitgezonden.
Bron: Reclamecode.nl
Recente publicaties IViR
Artikel 7 Grondwet en de richtlijn Audiovisuele mediadiensten, N.A.N.M. van Eijk, Mediaforum, 2009-3, p. 77.
"Het is zover: een voorstel ter implementatie van de Europese richtlijn audiovisuele mediadiensten heeft de Tweede Kamer bereikt (Kamerstukken II 2008/09, 31 876). Een opmerkelijk voorstel dat zorgvuldige lezing vergt en met regelmaat vragen opwerpt. Zoals bekend introduceert de richtlijn een tweedeling in mediadiensten, namelijk televisieomroep/televisie-uitzending (oftewel een lineaire mediadienst) en de audiovisuele mediadienst op aanvraag (oftewel een nonlineaire mediadienst). Ongeacht het onderscheid moeten op grond van de richtlijn aan beide soorten diensten beperkingen worden opgelegd vanwege de inhoud (sponsoring, ‘productplacement’, bescherming van jongeren, bevordering Europese producties, etc.). Hoe moeten deze twee – lineaire en non-lineaire mediadiensten – nu gezien worden in het licht van artikel 7 Grondwet (Gw)? We raken hier aan een van de meest interessante elementen van het wetsvoorstel."
Lees gehele artikel hier.
Annotatie bij HvJEG 10 februari 2009 (Ierland/Parlement en Raad), J.V.J. van Hoboken, Privacy & Informatie, 2009-2.
"Het Europese Hof van Justitie heeft hiermee uitspraak gedaan over de rechtsgrondslag van de Dataretentierichtlijn. Het Hof bekrachtigt de keuze van de Europese wetgever voor de regeling van dataretentie als interne-marktaangelegenheid en doet in navolging van de Advocaat Generaal een opmerkelijke conclusie over de rijkwijdte. In de volgende noot zal ik eerst de zaak kort samenvatten en daarna een aantal van de overwegingen van het Hof kritisch tegen het licht houden."
Lees gehele annotatie hier.
Bron: IViR.nl
Valse hoop geven
Kamerstukken II 2008/09, vraagnr. 2009Z04380. Vragen van het lid Zijlstra (VVD) aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het niet-werkzame medicijn Artrosilium. (Ingezonden 11 maart 2009)
Vraag 1: Bent u op de hoogte van het bestaan van het middel Artrosilium, dat volgens advertenties zou helpen tegen artrose? Bent u tevens op de hoogte van de agressieve vorm van reclame die voor dit middel gebruikt wordt en van het feit dat de Reclame Code Commissie reeds tot drie keer toe de advertenties van Artrosilium als misleidend heeft bestempeld?
Vraag 4: Deelt u de mening dat agressieve en misleidende reclame voor medische middelen zieke mensen valse hoop
geeft?
Lees alle vragen hier.
Scriptie: Over de onderwijsexceptie in Nederland en Frankrijk
Auteur: E.S. van der Deijl
Universiteit: Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Leiden
Datum: 3 april 2008
Pagina's: 53
Lees hier de scriptie
In dit artikel wordt een vergelijking gemaakt tussen de onderwijsexceptie in Nederland en Frankrijk. De reden hiervoor is dat in deze twee landen deze beperking op een heel verschillende manier wordt behandeld en ook de manier waarop het onderwijs omgaat met auteursrechten sterk verschilt.
Dit brengt ons tot twee relevante vragen: Hoe is de onderwijsexceptie in het Europese auteursrecht tot stand gekomen en functioneert deze op Nederlands en Frans niveau afdoende?
Om tot een antwoord op deze vragen te komen, zal eerst in hoofdstuk 2 de herkomst van onderwijsexceptie worden onderzocht zodat duidelijk is waar deze vandaan komt. Vervolgens is in hoofdstuk 3 de Auteursrechtrichtlijn aan de beurt, waarop de onderwijsexcepties in Nederland en Frankrijk zijn gebaseerd en die zelf zijn oorsprong vindt in de in hoofdstuk 2 behandelde verdragen. In hoofdstuk 4 komt dan de onderwijsexceptie in Nederland aan bod, en in hoofdstuk 5 het auteursrecht in Frankrijk, inclusief de onderwijsexceptie aldaar. Hoofdstuk 6 omvat het antwoord op de beide bovengenoemde vragen.
De Franse historicus en onderwijzer Jules Michelet (1798-1874) schreef eens de wijze woorden: “l’enseignement c’est une amitié”. Onderwijs zien als vriendschap, met liefde kennis doorgeven en met liefde kennis ontvangen, wie zou er niet zo iemand als docent willen hebben? Of bedoelde monsieur Michelet soms dat je van vriendschap altijd leert? Want ook dat is natuurlijk waar. En er zijn meer vormen van vriendschap. De vriendschap tussen staten en tussen volken bijvoorbeeld, waar alle partijen ook van leren. Staten die van elkaar leren en volken die van elkaar leren. En het beste voorbeeld van zo’n vriendschap is natuurlijk de Europese Unie.
De Europese eenwording heeft invloed op steeds meer terreinen. De unificatie van Europa schrijdt voort. De Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal is uitgegroeid tot iets wat een staatsvorm genoemd zou kunnen worden, maar waar nog geen term voor bestaat. Ruim 50 jaar lang heeft de Europese Unie zich ontwikkeld. Wat begon als een multilaterale handelsovereenkomst over kolen en staal is een orgaan geworden dat het recht van alle lidstaten beheerst, dicteert en unificeert. Dit gebeurt al lang niet meer alleen op de gebieden die men met handel zou associëren, de Europese Unie heeft op vrijwel alle rechtsgebieden een stevige vinger in de pap.
Ook het auteursrecht kon niet aan de harmonisatie ontkomen. Op 22 mei 2001 kwam na vele jaren van discussie de Auteursrechtrichtlijn tot stand. De lange periode die voorafging aan de totstandkoming leidde uiteindelijk tot een zeer gevarieerde lijst facultatieve excepties en het was aan de lidstaten zelf om te bepalen welke beperking zij implementeerden.
Deze grote variatie in beperkingen uit de Auteursrechtrichtlijn heeft natuurlijk een oorsprong, en wel de grote verscheidenheid aan beperkingen in de verschillende lidstaten van de Europese Unie. Ook de manier waarop deze beperkingen al dan niet worden geïmplementeerd in de lidstaten verschilt sterk.
En dan is er ook nog de unificatie van het onderwijs in de Europese Unie. Al zestien jaar staat het vrije verkeer van personen hoog in het Europese vaandel. Onder deze personen vallen uiteraard ook studenten en om te zorgen dat zij gemakkelijk in een ander Europees land kunnen studeren werd door middel van de nieuwe, uniforme indeling van het universitaire onderwijs - in een bachelor- en masterfase - dit in alle Europese landen gelijk getrokken, en wellicht is het gelijkmaken van álle onderwijsniveaus in Europa wel op handen.
Studenten kunnen pas écht gebruik maken van de unificatie van het onderwijssysteem sinds het arrest Danny Bidar, waarin het Europese Hof bepaalde dat geïntegreerde buitenlandse studenten recht hebben op een studiebeurs van het land waar zij studeren. Daarnaast kunnen studenten sinds 1 september 2007 hun Nederlandse studiefinanciering wereldwijd “meenemen” als zij in een ander land hun hele studie gaan doen. Bovendien wordt studenten door middel van het Socrates-programma (onder studenten beter bekend onder de naam Erasmus) al jaren de mogelijkheid geboden om aan zusterfaculteiten in de hele Europese Unie enige maanden te studeren.
Regelmatig stuiten Europese burgers op onduidelijkheden, problemen of andere rariteiten. Eén daarvan heeft te maken met de zojuist aangestipte unificatie van het (universitaire) onderwijs. Het gaat hier om de onderwijsexceptie. Deze bepaling uit art. 5 lid 3 sub a Auteursrechtrichtlijn en art. 16 Auteurswet levert in diverse Europese staten totaal verschillende resultaten op.
Scriptie: De juridische toelaatbaarheid van fanfiction onder de Auteurswet
Auteur: Yolande Stolte
Universiteit: Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Leiden
Datum: 7 mei 2008
Pagina's: 43
Lees hier de scriptie
Fanfiction, het schrijven van verhalen gebaseerd op bestaande karakters en werelden, is een fenomeen dat al langere tijd bestaat, maar dat met de komst van het internet explosief is toegenomen. De Nederlandse rechtsliteratuur is tot nu toe aan dit fenomeen voorbijgegaan, hoewel er buiten de juridische literatuur wel enige aandacht voor is. Met name in de V.S. is er echter veel aandacht voor dit fenomeen nu een aantal auteursrechthouders tegen fanfiction is begonnen te protesteren. Dit heeft om verschillende redenen echter nog niet tot enige jurisprudentie geleid. Voorlopig beperkt men zich tot dreigementen via ‘cease-and-desist’ brieven, waar over het algemeen gehoor aan gegeven wordt, ondanks het feit dat de juridische toelaatbaarheid van fanfiction nog open staat voor discussie.
Over fanfiction wordt zeer verschillend gedacht. Sommige mensen zien het als een hobby voor gefrustreerde mensen die de deur niet uitkomen, anderen zien het als een laffe oplossing voor auteurs met onvoldoende fantasie om zelf iets origineels te bedenken en weer anderen zien het juist als goede oefening voordat men overstapt op eigen werk. Is het de moeite waard om de juridische toelaatbaarheid van dit fenomeen te verdedigen tegenover auteursrechthouders? Naar mijn mening wel. Een van de belangrijkste doeleinden van het auteursrecht is de stimulering van het creëren van nieuwe werken en hoewel fanfiction inderdaad niet tot een volledig nieuw en origineel werk leidt, kan het niettemin wel leiden tot interessante werken. Daarbij moet niet uit het oog worden verloren dat door de geschiedenis heen een groot aantal beroemde werken op voorgaand werk is gebaseerd. Zoals C.S. Lewis ooit opmerkte: ‘authors never create anything truly original’. Fanfiction is te beschouwen als een moderne vorm van het ontstaan van mythen & legenden. We komen niet langer bij elkaar om het kampvuur om de laatste avonturen van onze helden (na) te vertellen, maar vinden elkaar op het internet . Hier creëren we nieuwe legendarische avonturen, zoals eeuwen geleden dit soort verhalen rondom de nu mythische helden zijn ontstaan. Dit is een vorm van creativiteit waarvoor het auteursrecht ruimte zou moeten bieden. Het is dan ook belangrijk om te onderzoeken of fanfiction onder het huidige recht daadwerkelijk een inbreuk maakt op het auteursrecht. Ik zal dit hier doen aan de hand van de volgende vraagstelling:
Vormt de non-commerciële publicatie van fanfiction een inbreuk op het auteursrecht van het werk waar de fanfiction op is gebaseerd en valt een eventuele inbreuk onder een van de beperkingen op het auteursrecht?
Publicatie van fanfiction vindt voor het grootste deel plaats op het internet, met als gevolg dat het vraagstuk van de juridische toelaatbaarheid van fanfiction een internationaal vraagstuk is, dat meerder rechtstelsels raakt. Ik zal me bij de behandeling van deze vraag met name richten op het Nederlands-Europese recht, maar zal daarnaast ook regelmatig een blik op het Amerikaanse recht werpen, aangezien de kans groot is dat de grote Amerikaanse corporaties de eerste zaken uit zullen vechten.
Scriptie: De auteursrechtelijke aspecten van het Bittorrent Protocol
Auteur: R.A.W. Jungschläger
Universiteit: Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Leiden
Datum: 7 mei 2008
Pagina's: 58
Lees hier de scriptie
Hoewel internet al sinds de jaren negentig beschikbaar is voor het grote publiek en er al een generatie bestaat die met internet is ‘grootgebracht’, staat dit medium toch nog in de kinderschoenen. De ontwikkelingen ontplooien zich in een razend tempo en de drempel om van internet gebruik te maken wordt steeds lager. Vandaag de dag, vernemen mensen het laatste nieuws via nieuwssites, worden sociale contacten onderhouden via hyves en myspace, doet iedereen online zijn bankzaken, worden nieuwe liefdespartners gevonden, wordt online gekocht, gegokt, belastingaangifte gedaan en er bestaat er zelfs een tweede online leven in second life. Het feit dat internet toegankelijk is in het park, op het station of in het plaatselijke koffietentje door wireless routers en GSM-toepassingen, draagt aan deze ontwikkelingen en mogelijkheden alleen maar bij.
Al deze nieuwe ontwikkelingen brengen ook nieuwe rechtsvragen met zich mee. Op de meeste van deze vragen is er echter geen pasklaar antwoord beschikbaar. Het is daarom interessant om te bezien of wat offline geldt ook werkelijk online geldt, en nog veel belangrijker, hoe levensvatbaar zijn offline-normen in een maatschappij die zich steeds meer online manifesteert. Een belangrijk fenomeen of zo men wil probleem op internet is de uitwisseling van bestanden welke geschiedt via de zogenoemde peer-to-peer netwerken. Over het algemeen betreft het hier onderlinge uitwisseling van hoofdzakelijk auteursrechtelijk beschermd materiaal waarvoor geen toestemming is gegeven door de rechthebbende. Muziek, films en Tv-series worden door gebruikers van peer-to-peer systemen met elkaar uitgewisseld of het de gewoonste zaak van de wereld is en in het algemeen zonder zich te bekommeren om de rechtmatigheid van hun gedrag. Anderen verdienen juist weer geld door mensen instaat te stellen inbreukmakend materiaal uit te wisselen. Filesharing via internet lijkt een geschenk uit de hemel…behalve voor de rechthebbenden natuurlijk die hun rechten uitgehold zien worden en hun inkomsten sterk zien afnemen.
Een van de meest recente peer-to-peer protocollen is dat van BitTorrent. De werking van dit protocol brengt grote voordelen met zich mee doordat de software-architectuur net weer even verschilt van voorgaande systemen. Ik vraag mij nu af hoe de jurisprudentie met betrekking tot peer-to-peer programma’s in de Verenigde Staten zich verhoudt tot de beschikbare Nederlandse jurisprudentie, en hoe zich dat vertaalt in een auteursrechtelijke benadering van het BitTorrent protocol.
In het eerste hoofdstuk zal de meest relevante Amerikaanse jurisprudentie aan bod komen. In het tweede hoofdstuk wordt deze jurisprudentie nader uitgewerkt evenals de beschikbare relevante Nederlandse jurisprudentie. In hoofdstuk drie komt het BitTorrent protocol uitdrukkelijk aan bod alsmede de auteursrechtelijke aspecten van dit systeem. Tot slot zal ik in het nawoord mijn persoonlijke visie geven over hoe het er nu feitelijk voor staat in de wereld van bestandsuitwisseling en hoe rechthebbenden hier nu en in de toekomst het beste mee kunnen omgaan.
Op het randje van het toelaatbare
Bas Kist, Shieldmark.Zacco: Op het randje van het toelaatbare. (Gepubliceerd in NRC Handelsblad, 23 maart 2009).
Door het nabootsen van elkaars werk proberen reclamemakers elkaar de loef af te steken. Op dit ogenblik voeren de bieren Bavaria en Heineken een klein tv-oorlogje. De nieuwe Bavariacommercial is duidelijk geïnspireerd op de Heinekencommercial Walk in de fridge. Of, om het anders te zeggen, het is een regelrechte kopie. Gewoon overgenomen en er een Bavariagrap aan toegevoegd. Het is niet de eerste keer dat Bavaria in zijn reclame-uitingen gebruik maakt van Heinekenmateriaal. Een aantal jaren geleden wist de brouwer uit Lieshout onverwachts de bekende ‘drie vrienden’ te strikken, de drie mannen die Heinekendochter Amstel jarenlang voor haar reclames had gebruikt. Plotseling dronken deze vrienden geen Amstel meer, maar lieten ze vanaf een tropisch eiland weten dat ze nu eerst maar eens aan de Bavaria gingen.
Met dergelijke reclames beweegt Bavaria zich op de grens van wat in juridisch opzicht geoorloofd is. Ik acht de kans tamelijk groot dat de brouwer met zijn nieuwste commercial die grens zelfs overschrijdt.
Lees het artikel hier.
Niet passend binnen een restrictief kansspelbeleid
In de Tweede Kamer werd afgelopen week een debat gevoerd over het kansspelbeleid in ons land. Veschillende partijen uitten hun ongenoegen over de agressieve reclamecampagnes van loterijen.
Eind februari wezen kamerleden de minister van justitie al op een nieuwe reclameactie van de Sponsor Bingo Loterij. Hierbij gaf Hirsch Ballin aan dat het Nederlands Kansspel Platform (NKP) vorig jaar een evaluatie van de gedrags- en reclamecode kansspelen heeft uitgevoerd. De minister is van plan om daar binnenkort in een reactie op aan te geven op welke punten de gedrags- en reclamecode aangepast moet worden. Daarin zal de reclameuiting en vergelijkbare reclameacties worden meegenomen. Lees kamervragen hier.
Deze week berichtte de Telegraaf dat minister Hirsch Ballin kwaad is over weer een nieuwe reclamecampagne van de BankGiroLoterij waarbij de loterij op de achterkant van enveloppen een groot rood stempel gedrukt heeft met de tekst ’goedgekeurd door de minister van Justitie’. De minister gaat daarover een klacht indienen bij de Reclame Code Commissie. ‘Het is net alsof ik een keurmerk aan die loterij of reclame heb gegeven. Dat is onacceptabel’, zegt de minister.
Lees hier meer.
Bron: Adformatie