Korting van permanente aard misleidend
Uitspraak College van Beroep van de Stichting Reclame Code, dossier 2009/00108.
Het College van Beroep van de Stichting Reclame Code heeft een uitspraak van de Reclame Code Commissie over twee reclamefolders van de Nationale Handelsacademie (NHA) bevestigd. In de reclame-uitingen wordt de indruk gewekt dat er sprake is van een jubileumkorting en dat deze korting van tijdelijke aard is. In de betreffende folders worden zogenaamde "doorstreepprijzen" getoond die gebaseerd zijn op redelijke commerciële tarieven in plaats van de oude prijzen zonder korting. Het College van Beroep oordeelde dat dit voor de gemiddelde consument niet, tenminste onvoldoende uit de uitingen in kwestie op te maken is. De uitingen zijn daarom misleidend en daarmee in strijd met artikel 7 van de Nederlandse Reclame Code.
Lees hier meer.
Commissariaat van de Media
Het Commissariaat voor de Media (CvdM) heeft het jaarverslag over 2008 gepresenteerd. Het jaar 2008 stond voor het Commissariaat voor de Media voor een deel in het teken van de nieuwe Mediawet, die per 1 januari 2009 in werking is getreden. "Het Commissariaat voerde veelvuldig overleg met de Nederlandse Publieke Omroep om tot goede prestatieafspraken te komen. Veel tijd was ook gemoeid met de voorbereiding op de ledentellingen van omroepverenigingen van voorjaar 2009."
Lees hier meer.
Bron: CvdM
Mc Donalds vs Spinoza
Op 18 juni is de bescherming van bekende merken vergroot door het HvJEG in de L’Oréal /Bellure uitspraak (zie eerder bericht RB372). Maar hoe ver reikt de bescherming van deze bekende merken in een ideële uiting?
Daarover gaat een opinie genaamd "Spinoza en de grenzen aan de bescherming van een bekend merk", die geschreven is naar aanleiding van de Spinozamanifestatie (door Quirijn Meijnen, Van der Steenhoven advocaten N.V.).
"Onderdeel van de Spinozamanifestatie is het “WatSpinoza?” project van web 2.0 bureau Mediamatic (www.mediamatic.net ). Met “WatSpinoza?” wil Mediamatic met een postercampagne, met teksten geïnspireerd op Spinoza en geschreven door Dirk van Weelden, de publieke discussie tussen en met Amsterdammers aanwakkeren."
"Willem Velthoven, directeur van Mediamatic, zegt in het Parool over het gebruik van de merken voor de postercampagne van “Wat Spinoza?”:
"Merken zijn onderdeel van ons bewustzijn. Dat hebben ze zonder onze toestemming, door reclame, bewerkstelligd. Dus mag ik als ik iets wil vertellen gebruikmaken van die merken?"
De redenering van Velthoven is aantrekkelijk. Waarom zou de burger, die ongevraagd met tientallen reclame uitingen per dag wordt geconfronteerd, zodanig dat deze merken en hun betekenis onderdeel van diens bewustzijn zijn geworden, niet gebruik mogen maken van de kracht van deze merken om een bepaalde boodschap over te brengen? Voor zover een andere commerciële partij niet profiteert van het aanhaken bij de bekendheid van een bekend merk, pleit ik voor het ruimhartig toestaan van het gebruik van bekende merken voor het overbrengen van een (de merkhouder wellicht onwelgevallige) ideële boodschap."
Lees hele opinie hier.
Bron: Endymion
Kleurrijker in de winkels
In navolging van het arrest van 18 juni van het HvJEG (HvJ EG, 18 juni 2009, in zaak C-487/07, L’Oréal S.A. c.s. tegen Bellure N.V. ) schrijft Menno Heerma van Voss (KEENON) een expert opinie in het Financieel Dagblad. De laatste woorden zijn nog er nog niet over gesproken...Hoe sterk mag de presentatie van een huismerk op die van een A-merk lijken?
"Voor navolgers is het dus oppassen geblazen. Wat gisteren nog kon, is vandaag wellicht ongeoorloofd. De huismerkproducenten zullen meer eigen creativiteit moeten gebruiken voor de vormgeving en presentatie van hun producten. Het wordt weer wat kleurrijker in de winkels."
Lees hele artikel hier.
Bron: Solv
Recente publicatie IvIR
'Free expression and respect for others'. T. McGonagle, in: Y. Lange (red.), Living together: a handbook on Council of Europe standards on media’s contribution to social cohesion, intercultural dialogue, understanding, tolerance and democratic participation, Straatsburg: Council of Europe Publishing 2009, p. 7-20.
"The right to freedom of expression has been referred to as a precious heritage as well as a dangerous instrument, and rightly so. It can be a great source of empowerment but, conversely, it is also open to abuse. In terms of relevant Council of Europe standards, the question is not so much whether there should be limits to the right to freedom of expression but how those limits should be determined or where they should be positioned. This is because the Council of Europe does not see freedom of expression as an absolute right or examine it in a vacuum. Instead, it situates the right in the broader context of a system of human rights, all of which are closely intertwined."
Lees hele artikel hier.
Bron: IvIR
De belangen van beleggers
Vzr. Rechtbank Amsterdam, 25 juni 2009, LJN: BJ1049, Eiser 1 & Stichting Gin Schade tegen Stichting C.V. In Nood & Stichting Beleggers Gin
Samenvatting rechtspraak.nl: GIN Schade en Beleggers GIN zijn allebei stichtingen die opkomen voor de belangen van beleggers in het failliete beleggingsfonds Groen Invest Nederland (GIN). Beide stichtingen vragen aan de bij hun aangesloten beleggers om een bijdrage. Beleggers GIN heeft op haar website onder meer gesteld dat GIN Schade zich alleen richt op het verhalen van schade en dat GIN Schade ook om een extra bijdrage kan vragen indien niet voldoende beleggers zijn aangesloten.
Volgens GIN Schade zijn deze uitlatingen op de website van Beleggers GIN onrechtmatig en gaat het hier om misleidende vergelijkende reclame. GIN Schade vordert daarom een rectificatie. De vorderingen worden afgewezen. Geen commerciële instelling dus geen vergelijkende reclame. Geen onrechtmatige daad.
4.3. Ten aanzien van Beleggers GIN is allereerst aan de orde of de mededelingen op de website van Beleggers GIN, zoals door [eiser1] en GIN Schade gesteld, als misleidende of vergelijkende reclame moeten worden aangemerkt als bedoeld in de artikelen 6:194 en 6:194a BW. Overwogen wordt dat de artikelen 6:194 en 6:194a BW zien op mededelingen die worden geuit in het kader van commerciële, industriële of ambachtelijke activiteiten. Door Beleggers GIN is in dat verband betoogd dat zij, evenals GIN Schade, een stichting met een ideëel doel is, namelijk de behartiging van beleggers in GIN, en dat door haar geen op winst gerichte activiteiten worden ontplooid. In reactie daarop hebben [eiser1] en GIN Schade weliswaar gesteld dat Beleggers GIN, in tegenstelling tot GIN Schade, wel als een commerciële instelling moet worden aangemerkt, maar daarvoor is geen enkel bewijs aangedragen. De enkele omstandigheid dat Beleggers GIN, evenals GIN Schade, voor het bereiken van haar doelstellingen gebruik maakt van (rechts)personen die met hun handelen wel een commercieel oogmerk hebben is onvoldoende om Beleggers GIN als een commerciële instelling aan te merken. Geoordeeld wordt daarom dat de artikelen 6:194 en 6:194a, alsmede de in dat verband door [eiser1] en GIN Schade genoemde omkering van de bewijslast op grond van artikel 6:195 BW, in het onderhavige geval toepassing missen.4.4. De hiervoor in 4.1. opgeworpen vraag zal in het onderhavige geval derhalve aan de hand het bepaalde in artikel 6:162 BW moeten worden beantwoord.
4.5. Het belang van Beleggers GIN is dat zij zich in het openbaar moeten kunnen uitlaten. Het belang van [eiser1] en GIN Schade is erin gelegen dat zij niet lichtvaardig worden blootgesteld aan voor hen ongewenste publiciteit. Welk van deze belangen, die in beginsel gelijkwaardig zijn, de doorslag behoort te geven, hangt af van de omstandigheden van het geval.
4.10. Nu de door GIN Schade en [eiser1] genoemde mededelingen op de website van Beleggers GIN voorshands niet onrechtmatig zijn, bestaat er geen aanleiding voor toewijzing van de gevorderde verwijdering van die mededelingen of een rectificatie. De vorderingen van GIN Schade en [eiser1] zullen daarom worden afgewezen.
Lees het vonnis hier.
Uitstel algeheel spamverbod
De wetswijziging van de Telecommunicatiewet is op 1 juli effectief geworden. Een maatregel die in werking is getreden door de wetswijziging is bijvoorbeeld de mogelijkheid om een telecomcontract na afloop binnen een maand op te zeggen.
Maar op verschillende punten is de wetswijziging uitgesteld naar 1 oktober 2009. Zo ook het verbod op zakelijke spam. Spam aan natuurlijke personen was in Nederland al verboden. Door het nieuwe verbod ontstaat een algeheel spam verbod in Nederland. OPTA kan Nederlandse bedrijven die toch doorgaan met het versturen van spam boetes opleggen.
Lees hier meer.
In een enkel geval zijn 90 seconden wellicht te kort
Kamerstuk 31876, nr. 26, 2e Kamer.Flitsenregeling. (Gepubliceerd na de stemming: amendement aangenomen).
Wijziging van de Mediawet 2008 en de Tabakswet ter implementatie van de richtlijn Audiovisuele mediadiensten, 2009-06-29. Amendement Tweede Kamerlid, Martijn van Dam (PvdA) ter vervanging van nr. 21 over het bij uitzondering uitzenden van 180 seconden van wedstrijdbepalende sportelementen
“Aan artikel I, onderdeel DD, artikel 5.4, tweede lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: Als de wedstrijdbepalende sportmomenten van het evenement samen langer duren dan 90 seconden en de weergave zich beperkt tot die sportmomenten, mogen korte fragmenten bij uitzondering maximaal 180 seconden duren.
Toelichting: In een enkel geval zijn 90 seconden wellicht te kort om alle wedstrijdbepalende momenten uit een sportevenement weer te geven. Dit amendement maakt het mogelijk dat een algemeen nieuwsprogramma in staat is alle wedstrijdbepalende sportmomenten in beeld te brengen. Men mag in bedoelde bijzondere gevallen de 90 seconden overschrijden met 90 seconden, waardoor een maximum van 180 seconden uitzendtijd ontstaat.
De uitzondering op de 90 seconden-regel kan alleen gebruikt worden voor dergelijke wedstrijdbepalende sportmomenten, dus niet om een verkorte samenvatting te geven van een evenement. Vandaar dat de bewijslast voor de noodzaak tot overschrijding van de 90 seconden-regel bij de verzoekende aanbieder ligt. Bovendien geeft de zinsnede 'bij uitzondering' aan dat overschrijding van de 90 seconden slechts kan plaatsvinden in enkele gevallen en dus niet met vaste regelmaat zoals dagelijks of wekelijks. Met dit amendement wordt de vrije nieuwsgaring gewaarborgd, zonder afbreuk te doen aan de bijzondere waarde van eigenaren of exploitanten van uitzendrechten.”
Lees het amendement hier.
Misleidende lidmaatschappen vakantieclubs
De Consumentenautoriteit is vorige week gestart met een voorlichtingscampagne om vakantiegangers te waarschuwen voor misleidende en agressieve verkoopmethodes van lidmaatschappen voor vakantieclub.
Uit onderzoek van de Consumentenautoriteit naar de oneerlijke handelspraktijken is gebleken dat het gemiddelde schadebedrag wat slachtoffers betalen gemiddeld 1.083 bedraagt. Jaarlijks worden naar schatting zo'n 165.000 Nederlanders slachtoffer. Luister hier naar een interview van de VARA met Marije Hulshof, directeur van de Consumentenautoriteit.
Lees hier meer.
Ongeoorloofde vergelijkende reclame
HvJ EG, 18 juni 2009, in zaak C-487/07, L’Oréal S.A. c.s. tegen Bellure N.V. c.s. (Prejudiciële vragen Court of Appeal (England & Wales) Lees arrest hier.
Expliciete of impliciete vermelding dat een productimitatie van een algemeen bekend merk is ongeoorloofde vergelijkende reclame en daardoor behaald voordeel levert een oneerlijk voordeel op.
Boeiend arrest in de vergelijkende parfumreclamezaak. Gebruik door een adverteerder van het merk van een derde in vergelijkende reclame die met name bestaat uit vergelijkingslijsten. Deze lijsten betreffen i.c. een vergelijk tussen tussen de geur van relatief zeer goedkope parfums en een met de merknaam aangeduid luxeparfums (Trésor, Miracle, Anaïs-Anaïs en Noa Noa). Dat de geuren van de goedkope parfums lijken op die van de bekende luxeparfums is geen toeval, de imitatie van de geur is een doelbewuste keuze van de fabrikant.
Het Hof van Justitie (Eerste kamer) verklaart voor recht:
2) Artikel 5, lid 1, sub a, van richtlijn 89/104 moet aldus worden uitgelegd dat de houder van een ingeschreven merk gerechtigd is, een derde in vergelijkende reclame die niet voldoet aan alle voorwaarden voor geoorloofdheid genoemd in artikel 3 bis, lid 1, van richtlijn 84/450/EEG van de Raad van 10 september 1984 inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame, zoals gewijzigd bij richtlijn 97/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 1997, het gebruik te laten verbieden van een teken dat gelijk is aan dat merk en wordt gebruikt voor dezelfde waren of diensten als die waarvoor dat merk is ingeschreven, ook wanneer dat gebruik geen afbreuk kan doen aan de wezenlijke functie van het merk, die erin bestaat de herkomst van de waren of diensten aan te duiden, mits dat gebruik afbreuk doet of kan doen aan één van de overige functies van het merk.
3) Artikel 3 bis, lid 1, van richtlijn 84/450, zoals gewijzigd bij richtlijn 97/55, moet aldus worden uitgelegd dat een adverteerder die in vergelijkende reclame expliciet of impliciet vermeldt dat de waar die hij in de handel brengt, een imitatie is van een waar met een algemeen bekend merk, „goederen of diensten voorstelt als een imitatie of namaak” in de zin van genoemd artikel 3 bis, lid 1, sub h. Het voordeel dat de adverteerder dankzij een dergelijke ongeoorloofde vergelijkende reclame behaalt, moet als een „oneerlijk voordeel” ten gevolge van de bekendheid van dat merk in de zin van dat artikel 3 bis, lid 1, sub g, worden beschouwd.
Lees noot Prof. Mr. Charles Gielen hier en noot van de hand van Prof. mr. D.J.G. Visser hier.