RB
RB 3936
5 november 2025
Artikel

Op 13 November start de zesde editie van de Mr. S.K. Martens Academie

 
RB 3935
30 oktober 2025
Artikel

Stage: Juridisch redacteur

 
RB 3934
21 oktober 2025
Artikel

U kunt zich nog aanmelden voor Mr. S.K. Martens Academie 2025-2026: Het nieuwe seizoen start op 13 november

 
RB 407

De gewraakte vermeldingen

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 4 mei 2009, LJN: BJ6450, A  B.V. tegen de minister van VWS.

Tabaksreclame. Tabaksfabrikant sponsort jazzweekend. Associatie met tabaksmerk door gebruik naam onderneming. Heel kort:

5.4  Het betoog van C dat uit de toevoeging “A” duidelijk blijkt dat met de vermeldingen enkel is beoogd naar de onderneming “A B.V.” te verwijzen, doet hier niet aan af. De toevoeging van het woord A neemt niet weg dat de naam van het muziekevenement (en/of dat van de hoofdsponsor) bij het publiek een associatie met het tabaksproduct van het merk “merknaam” opriep, enerzijds doordat de naam van een bekend sigarettenmerk daar in beduidende mate deel van uitmaakte en anderzijds doordat het font waarin de naam werd geschreven (alsmede het wapen dat werd gevoerd) zo sterk met dat van bedoeld sigarettenmerk overeenkwam dat slechts bij aandachtige bestudering verschil zal worden opgemerkt. De associatie die met het sigarettenmerk werd opgeroepen, heeft tot gevolg dat aan een tabaksproduct bekendheid werd gegeven dan wel dat product werd aangeprezen. Dat de gewraakte vermeldingen, naar C heeft gesteld, zijn gedaan in de context van ‘corporate communication’, in die zin dat C de intentie had als plaatselijk belangrijk werkgever aan haar omgeving te communiceren dat zij aan haar maatschappelijk verantwoordelijk ondernemerschap invulling geeft door aan het culturele leven in B bij te dragen, doet aan deze associatie met een sigarettenmerk niet af. Het bereik van de website, en dat van het evenement, was voorts geenszins beperkt tot personen die bekend zijn met de plaats die C op de arbeidsmarkt van de regio B inneemt. Aangezien sponsoring van evenementen of activiteiten een gangbare methode is om de naamsbekendheid van een product te vergroten, is aannemelijk dat menigeen bij de vermelding “A” veeleer een verband heeft gelegd met het sigarettenmerk.

5.8  Het College ziet geen grond voor het oordeel dat de omstandigheid dat C eerder dan andere tabaksfabrikanten zou worden geconfronteerd met het verbod op reclame en sponsoring doordat haar bedrijfsnaam verwijst naar de merknaam van een tabaksproduct, meebrengt dat het verbod jegens haar niet zou mogen worden toegepast. Het verbod strekt immers niet zo ver dat C de bedrijfsnaam (en “crest”) die zij van oudsher voert, niet meer mag gebruiken. Het College vermag niet in te zien dat niet van C kan worden verlangd dat zij rekening houdt met de consequenties die de verwijzing naar het gelijknamige sigarettenmerk, die haar ten opzichte van anderen overigens ook tot voordeel kan strekken, kan hebben voor de wijze waarop zij met haar bedrijfsnaam en/of -logo naar buiten treedt.

5.9  Uit het voorgaande volgt dat de minister naar het oordeel van het College bevoegd was C voor overtreding van artikel 5, eerste lid, Tabakswet een boete op te leggen.

Lees de uitspraak hier.

RB 406

De uiting is niet van haar uitgegaan

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 4 mei 2009, LJN: BJ6166, A  B.V. tegen de minister van VWS.

Tabaksreclame. Tabaksfabrikant sponsort het nationale discothekenweekend (inmiddels al weer ter ziele). Geen bewijs dat de gewraakte uiting is uitgegaan van de fabrikant.

5.4  (…) De verklaring die de medewerker van Koninklijk Horeca Nederland blijkens het proces-verbaal heeft gegeven, inhoudende dat de plaatsing van de bedrijfsnaam en het logo van A op de website dient te worden beschouwd als tegenprestatie in het kader van de strategische alliantie die partijen zijn aangegaan, heeft A ten stelligste betwist. Zoals reeds overwogen, vindt de juistheid van die verklaring van de medewerker van Koninklijk Horeca Nederland geen bevestiging in de tekst van de alliantieovereenkomst, terwijl overige gegevens en/of bescheiden die deze uitleg kunnen ondersteunen ontbreken. Dit gebrek kleeft evenzeer aan de stelling van de minister dat sprake zou zijn van een gebruik dat voortvloeit uit de wijze waarop sinds jaren aan de alliantieovereenkomst uitvoering wordt gegeven.

5.5  Gegeven het feit dat de met Koninklijk Horeca Nederland gesloten alliantieovereenkomst geen uitsluitsel biedt omtrent de betrokkenheid van A bij de hier aan de orde zijnde vermelding en in aanmerking genomen de betwisting dat de vermelding rechtstreeks of onrechtstreeks uit deze overeenkomst zou voortvloeien, dan wel dat A op enig andere wijze van die vermelding kennis heeft gedragen, is het College van oordeel dat het op de weg van de minister lag feiten en/of omstandigheden aan te dragen teneinde aannemelijk te maken dat A als overtreder van het verbod van artikel 5, eerste lid, Tabakswet dient te worden aangemerkt. Aangezien van enig overtuigend bewijs ter zake niet is gebleken, is het College, anders dan de rechtbank, van oordeel dat de minister zich ten onrechte bevoegd heeft geacht A een boete op te leggen.

Lees de uitspraak hier.

RB 405

Een economische bijdrage

College van Beroep voor het Bedrijfsleven, 4 mei 2009, LJN: BJ6445, A  B.V. tegen de minister van VWS.

Tabaksreclame. Tabaksfabrikant levert economische bijdrage aan studentenvereniging B.I.L. Bijdragen aan borrel en logo met hyperlink naar rekruteringsgedeelte is namelijk geen sponsoring.

5.7  Het vorenoverwogene leidt het College, anders dan de rechtbank, tot het oordeel dat in het onderhavige geval onder de gegeven omstandigheden de door A aan het evenement geleverde economische bijdrage niet als sponsoring in de zin van de Tabakswet kan worden gekwalificeerd. Niet aannemelijk is dat A met haar bijdragen aan de bedrijvenborrel van de studievereniging en door plaatsing op de website van deze vereniging van een van haar naam en logo voorziene hyperlink naar het rekruteringsgedeelte van haar website het sponsoringverbod van artikel 5, eerste lid, Tabakswet heeft overtreden, zodat haar ten onrechte een boete is opgelegd. Gelet hierop behoeft hetgeen A overigens naar voren heeft gebracht geen verdere bespreking.

5.8  Mitsdien zal het College de aangevallen uitspraak, voorzover de rechtbank heeft geconcludeerd dat A het in artikel 5, eerste lid, van de Tabakswet neergelegde sponsoringverbod heeft overtreden, vernietigen en, doende wat de rechtbank zou behoren te doen, het beroep van A gegrond verklaren, het bestreden besluit van 8 september 2006 vernietigen en het boetebesluit van 15 april 2005 herroepen.

Lees de uitspraak hier.

RB 404

Misleiding omtrent de prijs

Reclame Code Commissie, 6 augustus 2009, Dossier 2009/000384. Uitspraak van de RCC in de zaak tegen Hilversumse Media Compagnie CV.

De RCC heeft geoordeeld dat de reclame voor de TV krant misleidend is omdat deze onjuiste informatie bevat over de prijs van een abonnement. De reclame wekt de indruk dat een abonnement slechts € 0,25 per week kost terwijl deze prijs gedurende de minimale duur van het abonnement ook hoger ligt.

Lees hier meer

Bron: RCC

RB 403

Voedingsclaims

Voedingsclaims op verpakkingen moeten voldoen aan de eisen uit de Europese Claimsverordering. De overgangstermijn is op 31 juli 2009 verstreken. De Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) heeft een onderzoek ingesteld om te bekijken of de levensmiddelenfabrikanten zich aan de wet houden. Uit het onderzoek bleek dat op 57% van de geëtiketteerde voedingsmiddelen minimaal één voedingsclaim niet conform de nieuwe verordening was vermeld.

De VWA meldt dat zij vanaf 1 augustus 2009 producenten direct schriftelijk gaat waarschuwen wanneer voedingsclaims niet aan de verordening voldoen.

Lees hier en hier meer.

Bron: Hoogenhaak.nl, VWA

RB 402

Vals spel dus

Vorige week is er massaal geklaagd door consumenten bij de Reclame Code Commissie over reclame-uitingen van de Staatsloterij voor de jackpot van € 27,5 miljoen. De Commissie had een recordaantal van ruim 60 klachten ontvangen. De klachten komen erop neer dat de reclame misleidend zou zijn, omdat niet is gewezen op de mogelijkheid dat de jackpot op een eenvijfde lot kan vallen.

De Commissie heeft de behandelde klachten gegrond verklaard. Steeds meer mensen kopen een éénvijfde lot waardoor de kans dat de jackpot volledig wordt uitgekeerd kleiner wordt dan 50%.  "De Commissie acht het onder deze omstandigheden onjuist dat in de reclame-uitingen een rechtstreeks verband wordt gelegd tussen het gegarandeerd vallen van de jackpot van € 27,5 miljoen en de omvang van de jackpot. De Commissie is van oordeel dat de consument had moeten worden geïnformeerd over het feit dat er een aanzienlijke kans bestaat dat niet de volledige jackpot zou worden uitgekeerd."

Het Algemeen Dagblad berichtte vrijdag 14 augustus dat het staatsbedrijf bekijkt of weer éénvijfde loten kunnen worden geïntroduceerd die samen een heel lot vormen. Op deze wijze kunnen dan weer vijf deelnemers ieder een vijfde lot kopen. Verder wil de Staatsloterij nog geen commentaar geven op de uitkomst, maar overweegt beroep aan te tekenen.

Lees RCC uitspraak hier.

Stichting Loterijverlies.nl maakt deze uitspraak van de RCC onderdeel van haar rechtszaak die ze namens 22.000 spelers tegen de Staatsloterij voert. Op haar website roept de Stichting consumenten op zich te melden voor haar collectieve procedure tegen de Staatsloterij. Misleidende reclame en vals spel dus, aldus de Stichting.

Lees hier, hier en hier meer.

Bronnen: AD, RCC

RB 401

Dateren van jaren her

Rechtbank Amsterdam 6 augustus 2009, KG ZA 09/1404. Ushio Europe B.V. tegen Philips Lighting B.V. en Koninklijke Philips Electronics N.V. (Met dank aan mr. L. Bakers en C.J.S. Vrendenbarg, BINGH Advocaten)

Ongeoorloofde vergelijkende reclame. Specialistische markt, claims niet gebaseerd op onafhankelijk onderzoek.

Ushio biedt onder meer xenon lampen aan van het type UXL die specifiek gericht zijn op toepassing in bioscopen. Ushio heeft Philips gesommeerd haar claim in diverse reclames dat de Philips Helios Xenon lamp 30% meer licht geeft dan de standaardlampen, waarmee volgen Ushio geduid wordt op de standaardlampen van Ushio en andere misleidende reclames niet meer te uiten, aangezien deze claim volgens Ushio niet juist is. Ushio vordert onder meer dergelijke reclameclaims te staken en een rectificatie. Ushio stelt onder meer dat de markt voor xenon lampen een zeer specifieke is en er maar een gering aantal spelers op die markt is. Howel Ushio niet specifiek wordt genoemd door Philips, zal deze vergelijking vanwege het specialistische karakter van de branche en het aanzienlijke marktaandeel van Ushio (45%) worden herleid tot producten van Ushio. De rechtbank gaat hierin mee en stelt dat er derhalve sprake is van vergelijkende reclame in de zin van artikel 6:194a BW.

Philips zal derhalve moeten aantonen dat haar lampen 'up to' 30% meer licht produceren dan de (voor hetzelfde doel, te weten licht voor projectie op bioscoopschermen bestemde) standaardlampen. "Weliswaar kan vanwege de nuancering 'up to' worden aangenomen dat Philips niet hoeft aan te tonen dat in alle gevallen sprake is van 30% meer licht, maar wel dat dit percentage op zijn minst (eenmalig) moet voorkomen in de tests en dat daarnaast een percentage tussen de 20 en de 30 met een zekere regelmaat geconstateerd wordt.[...] Ushio heeft echter terecht betoogd dat aan deze tests in het kader van het onderhavige geschil geen betekenis toekomst, nu de testresultaten op één na dateren van jaren her, de tests intern (door LTI en Philips zelf) zijn uitgevoerd (en dus niet gebaseerd op onafhankelijk onderzoek) en bovendien geen vergelijking bevatten met de huidige Ushio lampen.

"Philips heeft betoogd dat de vordering om het doen van voornoemde uitingen te staken en gestaakt te houden niettemin dient te worden afgewezen, aangezien zij de desbetreffende claims reeds van haar website heeft verwijderd. Nu Philips evenwel geen onvoorwaardelijke toezeggingen heeft gedaan in dat verband en daarnaast niet uitgesloten moet worden geacht dat de claims nog in door haar verspreide brochures circuleren, heeft Ushio, anders dan Philips heeft betoogd, nog een voldoende (spoedeisend) belang bij het door haar gevraagde verbod."

Lees het vonnis hier.

RB 400

Verboden om reclame te maken voor Maurice de Hond

Reclame Code Commissie, 27 juli 2009, Dossier 2009/000385. Uitspraak van de RCC in de zaak tegen de Nederlandse Energie maatschappij (NEM). De RCC heeft geoordeeld dat de reclamecampagne waarin Maurice de Hond de energiemaatschappij aanprijst niet geoorloofd is.

De bestreden reclamecampagne bevat advertenties en een televisiereclame waarin Maurice de Hond stelt dat uit zijn onderzoek blijkt dat 94% van de huishoudens teveel betaalt voor energie.

De RCC oordeelt dat de reclame-uitingen in strijd zijn met artikel 11.2 NRC. Dit artikel bepaalt dat het verboden is om reclame te maken voor personen die "krachtens hun deelname aan programma's geacht kunnen worden gezag, respectievelijk vetrouwen te hebben bij een bepaalde publieksgroep". In de reclame wordt onmiskenbaar op het vertrouwen ingespeeld, De Hond verwijst immers naar zijn eigen onderzoek. De opiniepeiler heeft volgens de Commissie een te groot gezag als onafhankelijk deskundige en mag daarom niet specifiek een product aanprijzen.

De Volkskrant meldt dat Maurice de Hond verbaasd is.op de uitspraak. Hij wijst er in de krant op dat hij in zijn onderzoek niet in alle gevallen concludeert dat de Nederlandse Energie Maatschappij de goedkoopste is. "In reclames wordt zo vaak verwezen naar onafhankelijk onderzoek. Dat zou toch moeten kunnen?"

Het energiebedrijf was toch al van plan half augustus met de reclame te stoppen maar heeft inmiddels beroep aangetekend tegen de uitspraken.

Lees uitspraak hier en hier.

Bron: RCC, ANP, Volkskrant

RB 399

Douchegoten

Reclame Code Commissie, 27 juli 2009, Dossier 2009/000390 (met dank aan Frank Eijsvogels, advocatenkantoor Howrey). Uitspraak van de RCC in de zaak van Easy Sanitairy Solutions BV tegen Quick Drain bvba.

De bestreden reclame-uitingen bevatten onjuiste mededelingen omtrent de voornaamste kenmerken van douchegoten van adverteerder Quick Drain. 

De mededelingen omtrent de zogenaamde "laagste inbouwhoogte"(ad I), waterafvoercapaciteit (ad IV) en de mededeling  "wereldwijd de enige drain die tegen de muur kan worden geplaatst" (ad II), worden door de Commissie als onjuist en misleidend aangemerkt. Ook de mededeling "vervaardigd uit RVSM" (ad V) is volgens de Commissie misleidend aangezien deze ten eerste (ten onrechte) de suggestie wekt dat het hele product van RVS is gemaakt en ten tweede de suggestie wekt dat het RVS van een betere kwaliteit is door de betekenisloze toevoeging "M".

De adverteerder stelt zich ten opzichte van andere onjuiste mededelingen (ad V, VI, VII) op het standpunt dat zij hiervoor niet verantwoordelijk is omdat deze mededelingen niet van haar afkomstig zijn. De Commissie is het hier niet mee eens omdat zij het "niet aannemelijk acht dat een derde zonder toestemming of medewerking van de adverteerder reclame gaat maken voor haar product".

Lees hele uitspraak hier.

RB 398

Octrooiexpert is geen octrooigemachtigde

Reclame Code Commissie, 28 juli 2009, 2009.00379. Nederlandse Orde van Uitvinders tegen adverteerder (Met dank aan Catrien Noorda, Howrey)

Klacht tegen reclameuiting op de website van een 'octrooiexpert'. Octrooiexpert is geen octrooigemachtigde.

De NOVU voert aan dat de suggestie wordt gewekt in de advertentie dat, afgezien van een verschil in prijs en opleiding, een 'octrooi expert' op één lijn zou zijn te stellen met een octrooigemachtigde. Voorts wordt ten onrechte de infruk gewekt dat er na het door de adverteerder uitgevoerde nieuwheidsonderzoek en het indienen van een octrooiaanvraag onaantastbare bescherming kan worden verkregen. Adverteerder wijst er onder meer op dat de klacht zich richt tegen een besloten website, zodat geen sprake is van een openbare aanprijzing in de zin van artikel 1 NRC.

In de eerste plaats overweegt de Commissie dat de gewraakte website, die voor een ieder toegankelijk is, dient te worden aangemerkt als een openbare aanprijzing van adverteerders diensten en dus een reclame-uiting is in de zin van de NRC.

Ten aanzien van de uiting zelf: "adverteerder [vergelijkt] werkzaamheden die hij als Patentexperte (octrooiexpert) verricht met die van een octrooigemachtigde en stelt [..] dat de waarde en de bescherming van een door hem en een door een  octrooigemachtigde geschreven octrooiaanvrage even groot is. "Patentexperte" en "octrooiexpert' zijn door adverteerder zelf bedachte titels en - anders dan wordt gesuggereerd - geen in Nederland erkende titels. Adverteerder heeft niet aangetoond dan wel aannemelijk gemaakt dat hij een opleiding heeft voltooid, die vergelijkbaar is met die welke een octrooigemachtigde heeft voltooid. Naar eigen zeggen heeft hij in München een tweejarige schriftelijke opleiding gevolgd, maar daarmee heeft adverteerder niet aangetoond een opleiding te hebben voltooid, waardoor hij in staat moet worden geacht om een octrooiaanvrage in te dienen die een uitvinder de bescherming biedt, die in de uiting in het vooruitzicht wordt gesteld"

"Afgezien van het feit dat - anders dan in de uiting wordt gesteld -
wettelijke bescherming niet kan worden gegarandeerd, is ook ten aanzien van de hier bedoelde tekst van belang dat adverteerder niet heeft aangetoond dat de door hem aangeboden dienst in kwalitatief opzicht gelijkwaardig is aan die van een octrooigemachtigde. De omvang van de rechtsbescherming die men aan een octrooi kan ontlenen, hangt voor een groot deel af van de kwaliteit van de aanvrage. Met name nieuwheid, inventiviteit en nawerkbaarheid van de uitvinding dienen, goed onderzocht en omschreven te zijn. Niet gebleken is dat adverteerder in staat is om een aanvraag in te dienen die met name op deze punten kwalitatief gelijkwaardig is aan die van een octrooigemachtigde."

Lees de beslissing hier.