RB
RB 3869
25 november 2024
Artikel

Laatste plekken: Jurisprudentielunch Merken-, Modellen- en Auteursrecht op woensdag 27 november 2024

 
RB 3867
11 november 2024
Uitspraak

HvJ EU: Parfümerie Akzente

 
RB 3866
8 november 2024
Artikel

Carly van der Beek treedt toe als Senior Associate bij Pinsent Masons Nederland

 
RB 369

Media Report

Media Report. "Media Report. “Media Report is een juridisch weblog voor de media, zowel voor juristen als niet-juristen. Op de website staan korte, signalerende berichten, waarin we proberen richting te geven aan gebeurtenissen op mediagebied. Media Report verschijnt in het Nederlands en in afgeslankte vorm in het Engels.

"Media Report is 'powered by' Kennedy Van der Laan en wordt volgeschreven door de advocaten uit het mediateam van Kennedy Van der Laan. Om de Kennedy Van der Laan 'touch' te garanderen wordt gebruik gemaakt van de kunst van Tom Heerschop, die ook voor andere publicaties van ons kantoor wordt gebruikt. Op Media Report staan berichten over de volgende 4 onderwerpen:  Persrecht (vrijheid van meningsuiting), Intellectueel Eigendomsrecht en Nieuwe Media (waaronder databanken- en privacyrecht), Mediaregulering & Reclame."

RB 371

Misleidende reclame voor toiletreiniger

Vandaag meldde Unilever dat de rechtbank Amsterdam heeft bepaald dat de Britse fabrikant van reinigingsmiddelen Reckitt Benckiser haar televisiereclame voor toiletreiniger Harpic Max niet meer mag uitzenden. Unilever maakte bezwaar tegen de reclame-uiting  voor Harpic Max waarna de rechtbank oordeelde dat de reclame ongeoorloofd en misleidend is.

Volgens Unilever plaatste de reclame bleekmiddelen, waaronder die van Glorix, ten onrechte in een slecht daglicht door in de reclame te suggereren dat Harpic Max in één keer overal hardnekkige vlekken in de wc-pot verwijdert. Volgens de rechtbank kan Reckitt Benckiser deze beweringen niet bewijzen.

"Het is bovendien onjuist en denigrerend om de persoon in de reclame die het toilet schoonmaakt met bleekmiddel allerlei gereedschappen te laten gebruiken om te suggereren dat dit voor Harpic Max niet nodig zou zijn."

Vonnis volgt...

Lees hier meer.

Bron: ANP

RB 368

Reclame Code Commissie stelt vast

RCC, Dossier 2009/00211, Beslissing inzake reclame-uiting "Goed leven met Euroshopping".

De Reclame Code Commissie heeft in haar uitspraak op 23 april 2009 de reclameuiting "Goed leven met Euroshopping" als agressief (artikel 14.1 NRC) en oneerlijk (artikel 7 NRC) beoordeeld.  Euroshopping heeft in een brief aan klager bedrieglijk de indruk gewekt dat klager al een prijs heeft gewonnen, terwijl er in feite geen sprake is van een gewonnen prijs en klager, om voor de prijs in aanmerking te kunnen komen, eerst tegen betaling een bestelling dient te plaatsen.

Lees hier meer.

RCC, Dossier 2009/00301, Beslissingen inzake Sapph Underlines B.V.

De Commissie heeft op 13 mei 2009 uitspraak gedaan in twee klachten die zijn ingediend tegen de lingeriereclame van Sapph Underlines B.V. De Reclame Code Commissie heeft beide klachten afgewezen. Het betreft een reclame voor lingerie waarin en foto van een bestaand model om esthetische redenen digitaal is bewerkt. 

Ten aanzien van de eerste klacht stelt de Commissie ten eerste vast dat een dergelijke bewerking als een in reclame gebruikelijke, bij het publiek bekende techniek kan worden beschouwd. Ten tweede is het niet aannemelijk dat de reclame-uiting een bedreiging vormt voor de geestelijke en/of lichamelijke volksgezondheid (artikel 4 NRC) of als agressief aangemerkt kan worden (artikel 14.1 NRC).

Met betrekking tot de tweede klacht betreffende de vraag of de reclame-uiting in strijd is met de goede smaak en het fatsoen respectievelijk met de goede zeden, oordeelde de Commissie dat de poster de grenzen van het toelaatbare niet overschrijdt.

Lees hier meer.

RB 367

Gelet op de zware bewijslast

Rechtbank Leeuwarden, 29 april 2009, HA ZA 08-96, Huis& Hypotheek Nederland B.V. c.s. tegen DSB Leeuwaren B.V.

Uitgebreid vonnis waarin de Rechtbank Leeuwarden o.a. het Intel-bewijslastcriterium toepast. Voormalige franchisenemer van eiser Huis & Hypotheek verkoopt vestiging van Huis & Hypotheek Leeuwarden aan de DSB-Bank. Eiser stelt dat DSB Bank onrechtmatig heeft gehandeld door in reclame-uitingen, mede met gebruik van de aanduiding Huis & Hypotheek (merk, reclamemateriaal (afbeeldingen in het vonnis), de suggestie op te roepen dat DSB de voortzetting is van de onderneming van Huis & Hypotheek.

De Rechtbank verklaart voor recht dat DSB jegens Huis & Hypotheek onrechtmatig heeft gehandeld door, mede met gebruik van de aanduiding Huis & Hypotheek, in reclameuitingen, de suggestie op te roepen dat DSB de voortzetting van (de onderneming van) Huis & Hypotheek is.

Lees vonnis hier.

RB 366

Onjuiste informatie

RCC, Dossier: 2009/00155 d.d. 16 april 2009. Ondanks de aanbeveling van het College van Beroep van de SRC d.d. 19 augustus 2008 blijft Daihatsu misleidende reclame verspreiden voor haar Daihatsu Cuore.

Daihatsu verspreid onjuiste informatie als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code en hierdoor kan de gemiddelde consument ertoe worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 van de Nederlands Reclame Code (NRC).

Bovendien acht de Commissie de uiting in strijd met de artikelen 2 en 3 van de Milieu Reclame Code (MRC),  ingevolge welke bepalingen de consument niet mag worden misleid over milieuaspecten van het aangeprezen product.

Lees hier meer.

RCC, Dossier: 2009/00021 d.d. 9 april 2009. De Commissie oordeelt dat de reclame van Infogest S.A. voor Artrosilium misleidend is.

Infogest verspreid onjuiste informatie omdat de werking van het aangeprezen product niet aannemelijk is gemaakt. In de advertentie wordt  Artrosilium aangeprezen als middel bij “last van artrosepijn of stramme gewrichten” waardoor de indruk wordt gewekt dat Artrosilium helpt bij “artrosepijn” dan wel bij artrose. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 van de Nederlandse Reclame Code.

Lees hier meer.

Bron: reclamecode.nl

 

RB 365

Afhankelijk van de feitelijke toegang

Kamerstuk 31876, nr. 7, 2e Kamer, 2008-2009. Wijziging van de Mediawet 2008 en de Tabakswet ter implementatie van de richtlijn Audiovisuele mediadiensten; Nota n.a.v. het verslag. O.a. reclamerecht en auteursrecht:

“Bij productplaatsing moet sprake zijn van vergoeding voor het plaatsen van een product in een programma. Dit kan een financiële vergoeding zijn voor elke keer dat het product bijvoorbeeld 5 seconden in beeld komt. Er kan ook worden afgesproken dat er geen financiële vergoeding staat tegenover het opnemen en tonen van een product of dienst in een programma, maar dat het product zelf een zodanige grote waarde heeft dat daarmee in feite de vergoeding voor het programma is geleverd. De regering heeft ervoor gekozen om productplaatsing te verbieden bij de publieke omroep. Het is echter niet de bedoeling van de regering dat de bestaande mogelijkheden voor de publieke omroep worden doorkruist.”

“De flitsenregeling brengt voor omroepaanbieders (de exclusief rechthebbenden) de verplichting met zich om beelden van evenementen af te staan. Met andere woorden: iedere andere aanbieder van omroepdiensten heeft het recht om korte fragmenten op te vragen en heeft daarin ook een eigen keuze. De nieuwsexceptie van het auteursrecht geeft een ieder wel de mogelijkheid om zonder toestemming van de auteursrechthebbende nieuwsfragmenten uit te zenden, maar die mogelijkheid is afhankelijk van de feitelijke toegang tot het materiaal. Die feitelijke toegang is bij sportevenementen vaak alleen mogelijk voor de omroep die opnamen (in het stadion) mag maken.

Een andere omroeporganisatie kan in dat geval de beelden van televisie opnemen of bijvoorbeeld van internet afhalen, maar de kwaliteit daarvan is minder goed en bovendien is de omroep dan beperkt in zijn keuze, omdat hij afhankelijk is van hetgeen hij aantreft (vaak is er meer beeldmateriaal beschikbaar dan wordt uitgezonden). De meerwaarde van de flitsenregeling is dus gelegen in keuze en kwaliteit. De vergoeding die voor het gebruik van een kort fragment mag worden gevraagd, betreft alleen de productiekosten. Het gaat enkel en alleen om de technische kosten en bewerkingskosten die samenhangen met de Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 876, nr. 7 18 beschikbaarstelling van de beelden, bijvoorbeeld kosten voor de tape en arbeidskosten.”

Lees het volledige verslag hier.

RB 364

Menselijke consumptie

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 21 april 2009, LJN: BI3130, Vitens N.V. tegen Holland Waterfiltration Systems (HWS) B.V. en Vereniging van Waterbedrijven in Nederland tegen Holland Waterfiltration Systems (HWS).

Vrijheid van meningsuiting; onrechtmatige uitlatingen ten aanzien van kwaliteit van produkt "Zero-water", respectievelijk leidingwater? Begrip 'concurrent" in de context van de artikelen 6:194 en 194a BW. Eerst even voor jezelf lezen.

Zero-water is leidingwater dat door middel van een zuiveringsapparaat wordt “nagezuiverd”. Dit zuiveringsapparaat was in 2003 onder meer opgesteld in 26 filialen van Albert Heijn.

Kort gezegd maakt HWS bezwaar tegen de gewekte indruk dat  Zero-water van inferieure kwaliteit is en lijkt op (niet voor menselijke consumptie geschikt) gedemineraliseerd water. Vewin heeft in reconventie gevorderd HWS te gebieden uitlatingen in de brochure en op de website van HWS, betrekking hebbend op de kwaliteit van het leidingwater in Nederland, te staken. Volgens Vewin zijn deze uitlatingen in strijd met de artikelen 6:194 en 194a BW omtrent misleidende reclame.

Uitlatingen Vewin: 7. Ook indien, anders dan de rechtbank heeft overwogen, geen sprake zou zijn geweest van een doelbewuste poging om Ahold ertoe te bewegen Zero-water van de schappen van haar supermarkten te halen, had Vewin zich dienen te realiseren dat haar brief, mede gelet op haar maatschappelijke positie, redelijkerwijs tot dit gevolg zou kunnen leiden en dat de recent door Ahold en HWS gestarte promotiecampagne voor Zero-water daarmee zou kunnen mislukken. De passage in de brief dat het Albert Heijn op de vrije markt van vraag en aanbod uiteraard vrij staat om Zero-water aan te bieden, doet niet af aan de daaraan voorafgaande negatieve kwalificaties van Zero-water en aan de daarop volgende uitgesproken verbijstering, dat juist Albert Heijn dit dubieus gepromote product in zijn winkels verkoopt.

(…) 10. Ook verenigt het hof zich met het oordeel van de rechtbank onder 3.6.5. en 3.6.7. van het vonnis, dat Vitens door de genoemde uitlatingen van haar directeur in de pers jegens HWS onrechtmatig heeft gehandeld. De in deze uitlatingen gebezigde kwalificaties als “ketelwater”, “accuwater” en “strijkijzerwater” suggereren, in de context waarin zij zijn gedaan, dat Zero-water niet voor menselijke consumptie geschikt is, terwijl daarvoor geen feitelijke basis bestond. De uitlatingen in de regionale pers suggereren bovendien, ten onrechte, dat Zero-water meer metalen en minder mineralen bevat dan wettelijk voorgeschreven. Mede gelet op de maatschappelijke positie van Vitens had haar directeur zich dienen te onthouden van deze onjuiste en negatieve kwalificaties.

Uitlatingen HWS: (…) 20. Grief 2 van Vewin is gericht tegen de overweging onder 3.2. van het vonnis dat Vewin zich niet met succes kan beroepen op de artikelen 6:194 en 194a BW. Deze grief slaagt in zoverre. Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat het feit, dat Zero-water in die zin niet concurreert met leidingwater dat de afzet van Zero-water de afzet van leidingwater (waaruit Zero-water wordt bereid) niet nadelig beïnvloedt, geen belemmering vormt voor Vewin om zich op de genoemde wetsbepalingen te beroepen. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het begrip “concurrent” in deze samenhang ruim dient te worden opgevat (Tweede Kamer, vergaderjaar 2000-2001, 27 619, nr.3, blz. 14). De drinkwaterbedrijven en HWS zijn alle actief op de markt van drinkwater en in zoverre zijn zij concurrenten. Vewin behartigt de belangen van de Nederlandse drinkwaterbedrijven en kan uit dien hoofde op grond van de genoemde wetsbepalingen ageren tegen de door haar gestelde misleidende reclame van HWS omtrent de kwaliteit van het leidingwater.

(…) 24. Het hof acht deze uitlatingen niet onrechtmatig, noch op grond van de artikelen 6:194 en 194a BW, noch op grond van artikel 6:162 BW. Globaal beschouwd wordt in de brochure voorop gesteld dat de kwaliteit van het drinkwater in Nederland in het algemeen goed is. Vervolgens wordt beschreven dat er niettemin ongewenste stoffen in het drinkwater voorkomen, dat de gevolgen daarvan op langere termijn onzeker zijn, dat de WGO aanbeveelt het drinkwater verder te zuiveren en dat er aanwijzingen bestaan dat deze stoffen gezondheidsrisico’s meebrengen. HWS geeft daarmee een behoorlijk en niet onjuist beeld van de wetenschappelijke discussies en twijfels omtrent de mogelijke effecten voor de volksgezondheid van deze stoffen in het leidingwater. Niet kan worden geoordeeld dat deze uitlatingen ten onrechte suggereren dat aan het drinken van leidingwater mogelijk gezondheidsrisico’s kleven. (…)

Mede gegeven het complexe en controversiële karakter van de wetenschappelijke en beleidsmatige discussies kan aan HWS niet het recht worden ontzegd om te wijzen op de zorg voor mogelijke risico’s van het drinken van leidingwater. In de omstandigheden van dit geval acht het hof een beperking van het mede door artikel 10 lid 1 EVRM gewaarborgde recht op vrije meningsuiting, dat zich ook uitstrekt tot reclame-uitingen, dan ook niet gerechtvaardigd. Bij dit oordeel betrekt het hof ook het feit dat HWS zich, blijkens haar correspondentie met Vewin in april 2003) bereid heeft verklaard tot overleg over de inhoud van haar brochure en website. Vewin heeft echter niet gereageerd op het verzoek van HWS om concreet aan te geven tegen welke uitingen zij bezwaar had, maar zij verlangde de onmiddelijke sluiting van de website en verwijdering van de brochure.

Lees het arrest hier.

RB 363

Niet de toegescheven werking

23 april 2009, dossier 2008/01230 CVB. Het College van Beroep bevestigde een beslissing van de Reclame Code Commissie waarbij reclame op internet voor afslanken met Slimming Drops misleidend werd bevonden. Slimming Drops zou onder andere "de vetverbranding stimuleren en de opname van vet verminderen".

De adverteerder, Gustavsson Vandermark Orthomoleculair Laboratorium B.V. heeft niet aannemelijk gemaakt dat de verschillende bestanddelen van Slimming Drops tezamen, ingenomen in de aanbevolen dosering, de in de reclame aan het product toegeschreven werking hebben.

Lees hier meer.  

Bron: Reclamecode.nl

RB 362

Richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken

HvJ EG, 23 april 2009, In de gevoegde zaken C-261/07 en C-299/07, VTB-VAB NV tegen Total Belgium NV en Galatea BVBA tegen Sanoma Magazines Belgium NV (verzoek van Rechtbank van koophandel te Antwerpen (België) om een prejudiciële beslissing)

Richtlijn oneerlijke handelspraktijken. Pechhulp bij tankbeurt en kortingsbon lingerie in lingeriespecial weekblad Flair. Richtlijn verzet zich tegen Belgische wet die verbod stelt op elk gezamenlijk aanbod van een verkoper aan een consument. Het Hof van Justitie (Eerste kamer) verklaart voor recht:

Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van richtlijn 84/450/EEG van de Raad, richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad ("Richtlijn oneerlijke handelspraktijken”), dient aldus te worden uitgelegd dat deze zich verzet tegen een nationale regeling zoals die aan de orde in de hoofdgedingen, die, behoudens bepaalde uitzonderingen, elk gezamenlijk aanbod van een verkoper aan een consument verbiedt, ongeacht de specifieke omstandigheden van het concrete geval.

Lees het arrest hier.

RB 361

Voor de makers van reclame

Handelingen II 2008/09, nr. 66, pag. 5232-5298. Behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met onder meer de erkenning en financiering van de publieke omroep (31804)

De heer Van Dam (PvdA): Een ander punt betreft de auteursrechtvergoedingen die kabelaars moeten betalen. Volgens mij kan iedereen hiervoor begrip opbrengen als het gaat om films, series of documentaires. De kabelaar verdient geld door consumenten toegang te bieden tot die programma’s en moet daarvan dus een deel afstaan aan de makers, dat is prima. Het is echter toch te gek voor worden dat een deel van deze vergoeding bestemd is voor de makers van reclamefilmpjes? Als kijker betaal je dus om te mogen kijken naar reclame voor wasmiddel of maandverband. Dat moet stoppen.

Minister Plasterk: Een en ander is gebaseerd op het feit dat hier sprake is van een zogenaamde secundaire vertoning van deze uitingen. Kennelijk is in een ver verleden al door de Hoge Raad vastgesteld dat daarover moet worden afgedragen. Dat zit in ieder geval in het auteursrecht en dus niet in het mediarecht. Daardoor staat het mij niet vrij om te zeggen dat wij dat in de wet moeten veranderen. Het gesprek daarover moet de heer Van Dam aangaan met mijn collega van Justitie, want hij is verantwoordelijk voor het auteursrecht.

De heer Van Dam (PvdA): De minister zei dat hij dat moest bespreken met de minister van Justitie, die er eigenlijk over gaat. Ik wil hem graag een motie meegeven zodat hij die kan doorsturen aan de minister van Justitie. Wij weten dan zeker dat het aangepakt wordt.

Lees het verslag hier.