RB
RB 3897
28 april 2025
Uitspraak

Verbod tot gebruik van ‘laagste prijs garantie’ door Bauhaus in vergelijking met de producten van Hornbach toegewezen

 
RB 3894
17 april 2025
Uitspraak

Nordic Fire mag kritisch zijn op Milieu Centraal, maar moet oppassen met absolute milieuclaims

 
RB 3896
16 april 2025
Uitspraak

Greenpeace-lespakket onvoldoende herkenbaar als reclame, deels te stellig geformuleerd

 
RB 248

Niet gerechtigd te verbieden

HvJ EG, 12 juni 2008, zaak C 533/06, O2 Holdings Limited, O2 (UK) Limited tegen Hutchison 3G UK Limited

Merkenrecht, misleidende en vergelijkende reclame. De houder van een ingeschreven merk is niet gerechtigd te verbieden dat een derde in vergelijkende reclame die voldoet aan alle in artikel 3 bis, lid 1, genoemde voorwaarden voor geoorloofdheid, gebruikmaakt van een teken dat gelijk is aan of overeenstemt met zijn merk.

“Het Hof van Justitie (Eerste kamer) verklaart voor recht:

1.  Artikel 5, leden 1 en 2, van de Eerste richtlijn (89/104/EEG) van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten, en artikel 3 bis, lid 1, van richtlijn 84/450/EEG van de Raad van 10 september 1984 inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame, zoals gewijzigd bij richtlijn 97/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 1997, moeten aldus worden uitgelegd dat de houder van een ingeschreven merk niet gerechtigd is te verbieden dat een derde in vergelijkende reclame die voldoet aan alle in artikel 3 bis, lid 1, genoemde voorwaarden voor geoorloofdheid, gebruikmaakt van een teken dat gelijk is aan of overeenstemt met zijn merk.

Indien is voldaan aan alle in artikel 5, lid 1, sub b, van richtlijn 89/104 gestelde voorwaarden om het gebruik van een teken dat gelijk is aan of overeenstemt met een ingeschreven merk, te verbieden, kan de vergelijkende reclame waarin gebruik wordt gemaakt van genoemd teken, echter onmogelijk voldoen aan de in artikel 3 bis, lid 1, sub d, van richtlijn 84/450, zoals gewijzigd bij richtlijn 97/55, genoemde voorwaarde voor geoorloofdheid.

2. Artikel 5, lid 1, sub b, van richtlijn 89/104 moet aldus worden uitgelegd dat de houder van een ingeschreven merk niet gerechtigd is te doen verbieden dat een derde in vergelijkende reclame gebruikmaakt van een met dit merk overeenstemmend teken voor dezelfde of soortgelijke waren of diensten als die waarvoor het merk is ingeschreven, indien dit gebruik niet leidt tot verwarringsgevaar bij het publiek, en dit ongeacht of de vergelijkende reclame voldoet aan alle in artikel 3 bis van richtlijn 84/450, zoals gewijzigd bij richtlijn 97/55, genoemde voorwaarden voor geoorloofdheid.”

 Lees het arrest hier. Persbericht HvJ hier.

RB 245

De slagsleutelmethode

Rechtbank Zutphen, 28 mei 2008, HA ZA 07-405, Lips Nederland B.V. tegen M&C Protect c.s. (met dank aan Marjolein Driessen, Leijnse Artz).

Merkenrecht, misleidende en vergelijkende reclame, bestuurdersaansprakelijkheid. Bodem in zaak over “de slagsleutelmethode” (zie voor KG: IEF 2013). Een samenvatting in citaten:

“5.5. De slotsom is dat de door M & C in het geding gebrachte producties geen steun bieden voor de juistheid van de reclame-uiting dat het kinderlijk eenvoudig is om binnen korte tijd met behulp van een slagsleutel een slot te openen. Voor zover al uit het onderzoek door de Consumentenbond blijkt dat sloten met de slagsleutelmethode geopend kunnen worden, geldt dat dit onderzoek is gehouden in een laboratoriumsituatie, die niet te vergelijken is met de werkelijke situatie. (…) Zowel de mededeling dat het fabriceren van een slagsleutel erg eenvoudig is en door inbrekers in een handomdraai wordt gedaan als de mededeling dat het kinderlijk eenvoudig is om binnen korte tijd met behulp van een slagsleutel een slot te openen, moeten daarom als misleidend worden aangemerkt.

(…) 5.10. De stelling van Lips dat de uitingen van M & C B.V. aan Comari moeten worden toegerekend alleen al omdat zij houdster is van het merk M & C, moet verworpen worden. De artikelen 6: 194 en 194a BW richten zich tegen degene die de misleidende mededeling openbaar maakt of openbaar laat maken. Voor wat betreft de reclame-uitingen van M & C B.V. geldt dat M & C B.V. aangemerkt moet worden als degene die de mededelingen openbaar maakt of laat maken. Het enkele gebruik van de merknaam M & C is geen misleidende mededeling of ongeoorloofde vergelijkende reclame. Anders is dit echter waar Comari hiervoor als misleidend of ongeoorloofde vergelijkende reclame aangemerkte uitingen van M & C B.V. met haar eigen reclamemateriaal heeft gecombineerd. Dat is met name het geval op de website van Comari, zoals blijkt uit productie 24 van Lips. 

(…) 5.13. Gaat het om het gebruik van het merk bij een onderzoek door bijvoorbeeld een consumentenorganisatie waarin verschillende producten met elkaar worden vergeleken dan kan sprake zijn van een geldige reden en wordt het merk niet gebruikt ter onderscheiding van de eigen waar of dienst. Dit is anders als het gaat om het gebruik van het merk in vergelijkende reclame. In dat geval wordt het merk anderszins gebruikt in het economisch verkeer. Is er sprake van geoorloofde vergelijkende reclame dan kan er sprake zijn van een geldige reden als bedoeld in voormeld artikel. (MvT, Kamerstukken 11, 2000-2001, nr. 27 619, nr. 3). In het onderhavige geval is echter sprake van ongeoorloofde vergelijkende reclame, waarvan de boodschap dat alleen slagsleutelbestendige cilindersloten veilig zijn wordt versterkt door het rapport van TOOOL. Dit leidt tot de conclusie dat niet alleen een geldige reden voor het gebruik van de merken van Lips ontbreekt, maar ook dat het gebruik van die merken door M & C B.V. afbreuk doet aan de reputatie van Lips. Deze inbreuk op het merkenrecht van Lips terzake van de merken LIPS, OCTRO en KESO rechtvaardigt het M & C B.V. elk gebruik van deze merken te verbieden.

(…) 5.15. Het artikel waar Lips een beroep op doet, 1019h Rv is echter niet van toepassing op procedures waarvan de dagvaarding vóór of op de dag van inwerkingtreding van dit artikel, 1 mei 2007, is uitgebracht. Nu de dagvaarding in deze zaak op 21 maart 2007 is uitgebracht, is dit artikel hier niet van toepassing.”

(…) 5.16 Dit betekent dat Overbeeke in het groepsverband van deze nauw verweven drie vennootschappen feitelijk als enig verantwoordelijk bestuurder functioneerde en als indirect bestuurder van M & C B.V. voor correcte naleving van het kort geding vonnis had moeten zorgen. Uit de door M & C in het geding gebracht producties 9 t/m 12 blijkt dat Overbeeke zich persoonlijk inet de verwijdering van de reclame-uitingen bemoeid heeft, echter op volstrekt onvoldoende wijze. Dit brengt inet zich dat Overbeeke op dit punt als bestuurder van C. Overbeeke Holding Didam B.V. en als indirect bestuurder van M & C B.V. ernstig in zijn bestuurlijke taakvervulling is tekortgeschoten en dientengevolge tegelijkertijd onrechtmatig heeft gehandeld jegens Lips.”

Lees het vonnis hier

RB 250

Het lijkt me boeiend

Persbericht: “Hoogleraar Jan Kabel versterkt DLA Piper. DLA Piper advocaten, notarissen en belastingadviseurs maakt bekend dat per 15 mei 2008 prof. mr. J.J.C. (Jan) Kabel de praktijkgroep Technology, Media en Commercial zal versterken in de functie van ‘of counsel’.  Kabel is hoogleraar Informatierecht bij het Instituut voor Informatierecht van  de Universiteit van Amsterdam.  Hij houdt zich in het bijzonder bezig met de commerciële aspecten van media en van informatie.

 

Jan Kabel gaat binnenkort met emeritaat.  Naast zijn werkzaamheden bij DLA Piper zal hij zal zich als hoofdredacteur gaan wijden aan een nieuwe elektronische uitgave op het gebied van het reclamerecht van uitgeverij DeLex.  Jan Kabel blijft verder verbonden aan de Stichting Reclame Code als kamervoorzitter, aan SIRE als Voorzitter van de Commissie van Toezicht en Advies,  aan het NICAM (de Kijkwijzer) als Voorzitter van het College van Beroep, en aan het BKR als Voorzitter van de Geschillencommissie BKR.  Verder is hij bestuurslid van de Vereniging voor Reclamerecht en fungeert vaak als voorzitter voor de studiebijeenkomsten van die vereniging.  Jan Kabel zal met zijn kennis en ervaring het media- en reclamerechtteam van de praktijkgroep Technology, Media en Commercial van DLA Piper verder versterken, zowel nationaal als internationaal.

Jan Kabel over zijn nieuwe functie bij DLA Piper: “Het lijkt me boeiend om vanuit de juridische praktijk mee te gaan maken hoe nieuwe commerciële media- en informatieplatforms juridisch een maatschappelijk verantwoorde vorm kunnen krijgen.”  Niels Mulder, voorzitter van de praktijkgroep Technology, Media en Commercial: “Het verheugt ons zeer dat een alom gewaardeerde wetenschapper als Jan Kabel deel gaat uitmaken van ons groeiende TMC-team.  Jan vormt een uitstekende aanvulling op onze praktijk op het gebied van mediarecht en reclamerecht.”

RB 251

Voor fotografen

Burafo organiseert symposium auteursrecht. De stichting Burafo organiseert in samenwerking met de NVF, het Nederlands Fotomuseum en Stichting Cultuurlab/Pakhuis de Zwijger een symposium over de ervaringen en problemen van fotografen met het auteursrecht en de praktische toepassing daarvan in hun contracten met opdrachtgevers en klanten.

Praktische aspecten van het auteursrecht in beeld. Frénk van der Linden, journalist, interviewt fotografen Govert de Roos, Karen Vlieger en Edo Kars (o.v.), agent Roel Sandvoort, Hollandse Hoogte, en Flip Bool, senior onderzoek en collecties Nederlands Fotomuseum, over hun ervaringen.

Collectieve auteursrechten in vogelvlucht. Vincent van den Eijnde, directeur van Stichting Pictoright, over collectieve rechten van fotografen. Wat zijn dat? Hoe werkt het? En het belangrijkste: hoe kom je aan je geld?

De toekomst van het auteursrecht. Prof. Bernt Hugenholtz, Instituut voor Informatierecht van de Universiteit van Amsterdam, schetst de toekomst van het auteursrecht, de stand van zaken rond het auteurscontractenrecht, de ontwikkelingen op Europees niveau en de consequenties daarvan voor fotografen.Portretrecht. Het portretrecht geeft fotografen steeds vaker problemen. Aan bod komen de rechten en plichten van de geportretteerde en de fotograaf, gevaren, de vrijwaring, gebruik in reclame, foto's op eigen website publiceren, quitclaims. Hoe regel je de rechten van de geportretteerde zodanig dat je toch lekker kunt werken, en zo min mogelijk problemen hebt?
Pim Milo, publicist, leidt het gesprek met fotografen Bert Verhoeff en Gerard Wessel. Advocaat Lisette Varossieau is aanwezig om de juridische kant toe te lichten.     

Citaatrecht. Steeds vaker beweren uitgevers dat de foto’s die ze in hun publicaties afdrukken onder het citaatrecht vallen, waardoor ze de fotograaf niet hoeven te betalen. Maar wanneer is een foto nou eigenlijk een citaat? Het Nederlands Fotomuseum kreeg ook te maken met zo’n uitgever. De rechter besliste dat de uitgever gelijk had. Vanuit de fotografie bekeken was dat onterecht. Deze rechtszaak vormt de basis voor een discussie over dit probleem. Moet de auteurswet gewijzigd worden zodat duidelijk omschreven staat wat de criteria zijn voor citaatrecht en fotografie?

Lucette Bronk, directeur van Stichting Burafo en de FotografenFederatie, leidt het gesprek met advocaat  Marcel de Zwaan, Flip Bool, senior onderzoek en collecties Nederlands Fotomuseum, en advocaat Philippe van Wijnen, auteur van Buiten Beeld. Het auteursrecht van fotografen (2007), uitgegeven door Focus Publishing. 

Rechten van derden. Een zonnebril van Rayban zonder toestemming van Rayban gebruiken in een reclamecampagne voor een auto kan flinke ellende veroorzaken. En foto’s maken samen met iemand anders (een styliste bijvoorbeeld), of onder verantwoordelijkheid van een art director, betekent dat zij een deel van je auteursrecht kunnen claimen. En hoe zit het met nabootsing of plagiaat van andere foto’s? Allerlei vormen van rechten van anderen komen aan de orde.

Ruud Visschedijk, directeur van het Nederlands Fotomuseum, leidt het gesprek met fotografen Vincent Kruijt (o.v.) en Merlijn Doomernik. Advocaat Maud van der Leeuw belicht de juridische kant.

Spreekuur. De hele dag geven Tim de Jong, advocaat namens Burafo, en Siep van der Galiën en Petronel van Leeuwen, advocaten van de NVJ/NVF, individuele adviezen aan fotografen over specifieke auteursrechtelijke problemen. Dit spreekuur is gratis voor fotografen die lid zijn van de BFN, GKf, PANL, SVFN, NVF, of zijn aangesloten bij de Stichting DIPP of Stichting Burafo. Voor anderen zijn de kosten 50 euro ex BTW per half uur. Het spreekuur is uitsluitend toegankelijk na afspraak.

Lees hier meer.

RB 249

Moeder tegen Goliath

Rechtbank 's-Gravenhage 7 mei 2008, KG ZA 08-364. Microsoft Corporation tegen Unicaresoft Coporation B.V.

Wel gemeld, nog niet besproken. Merkenrecht. Domeinnamen maken inbreuk op merk MSN.

Head to Head Media heeft op naam van haar dochter Unicaresoft onder meer de domeinnamen msnlock.nl, .be, .eu, .com, .org, .net  en .info geregistreerd voor het gebruik van de software Benzoy (een programma dat het gebruik van het Microsoft programma MSN in tijd kan beperken). Tegen de software Benzoy heeft Microsoft geen bezwaar.

Microsoft vordert onder meer dat Unicaresoft elk gebruik van tekens die inbreuk maken op haar woordmerk MSN wordt verboden en te bewerkstelligen dat de domeinnamen op naam van Microsoft worden gezet.

De voorzieningenrechter heeft gezien de beschikbare tijd de raadsman van Unicaresoft uitgenodigd alleen die onderwerpen te behandelen welke in elk geval zouden moeten worden behandeld. De niet uitgesproken onderdelen zijn door de voorzieningenrechter doorgehaald in de pleitnotitie, maar nu Microsoft in haar eerste termijn anticiperend op de mogelijke verweren is ingegaan, is de voorzieningenrechter toch in de door Unicaresoft genoemde subonderwerpen en de daarin vervatte verweren ingegaan.

De voorzieningenrechter bepaalt allereerst dat onvoldoende is gebleken dat het bekende merk MSN is verworden tot een soortnaam. Het verweer met betrekking tot "sub d" wordt onbesproken gelaten, nu Unicaresoft het teken msnlock wel als merk gebruikt.

Naar het voorlopig oordeel van de rechter maakt Unicaresoft door het gebruik van het teken msnlock in beginsel inbreuk op het merk MSN op grond van 2.20 lid 1 sub b BVIE. Ten aanzien van het refererend merkgebruik heeft Unicaresoft onvoldoende inzichtelijk gemaakt dat het gebruik van msnlock domeinnamen voor haar het enige middel is om de Benzoy software in de markt te zetten.

Tenslotte stelt Unicaresoft dat Microsoft talloze andere 'msn-domeinnamen' ongemoeid laat en dat Microsoft door zich tegen Unicaresoft te beroepen op haar merkrechten misbruik van recht maakt. Nu echter ook volgens Unicaresoft niet aannemelijk is dat de schade door het gebruik van Benzoy, waarvoor zij reclame wil maken door gebruik van het teken msnlock, vergelijkbaar groot zal zijn als de schade door het gebruik van andere 'msn-domeinnamen', heeft Microsoft een valide reden om op te treden tegen msnlock en niet tegen ander gebruik.
Unicaresoft wordt veroordeeld tot betaling van de volledige proceskosten. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding in matiging van de kosten, nu Unicaresoft tot de dag van de zitting in niet geringe mate de media-aandacht heeft opgezocht ("niet alleen om zichzelf af te schilderen als een moeder die opkomt tegen Goliath in het belang van de kinderen maar ook om op niet mis te verstane wijze uitdrukking te geven aan haar voornemen de inbreuk niet te willen beëindigen"). Dat Microsoft in het licht daarvan aanleiding zag meer uren te besteden aan de voorbereiding van de zaak vindt de voorzieningenrechter plausibel. Ook geringe draagkracht en mate van verwijtbaarheid zijn onzder meer geen omstandigheden die kunnen voeren tot matiging van de proceskosten. Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat Unicaresoft overigens niet te vereenzelvigen is met een moeder van kinderen, maar een zakelijk operend softwarebedrijf is.

Lees het vonnis hier.

RB 254

Wat moet je er mee?

Persbericht VvRr: Symposium “OHP - wat moet je er mee?” – de praktische gevolgen voor de reclamepraktijk bij de implementatie van de richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken. 

Op maandagmiddag 7 april a.s. zal de Vereniging voor Reclamerecht haar voorjaarsbijeenkomst houden. Onderdeel is een symposium over de Richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken. Aan de paneldiscussie en inleidingen nemen o.a. deel: mr. D.W.F. Verkade (advocaat-generaal bij de Hoge Raad) en mr. Prisca Ancion-Kors (directeur van de Stichting Reclame Code). Prof. Jan Kabel  zal optreden als dagvoorzitter.

Maandag 7 april 2008. Vanaf 13.00 uur bent u welkom, aanvang algemene ledenvergadering om 13.30 uur. Het symposium volgt aansluitend om 14.00 uur en duurt tot circa 17.30 uur met aansluitend een borrel.

ING House, Amstelveenseweg 500 te Amsterdam. Door de veiligheidsvoorschriften is het absoluut noodzakelijk dat u zich tijdig aanmeldt. Indien u niet als deelnemer geregistreerd staat zult u niet worden toegelaten. Aanmelding per email. Gratis voor leden.  Niet-leden na aanmelding als aspirant-lid.

RB 253

Publiciteit inzake tandverzorging

HvJ EG, 13 maart 2008, in zaak C-446/05, prejudiciële vragen in de Belgische strafzaak tegen Ioannis Doulamis.

Artikel 81 EG, gelezen in samenhang met de artikelen 3, lid 1, sub g, EG en 10, tweede alinea, EG, staat niet in de weg aan een nationale wet die reclame inzake tandverzorging verbiedt.

Doulamis wordt vervolgd onder meer omdat hij in een telefoongids reclame heeft gemaakt voor het Tandheelkundige laboratorium Jean DOULAMIS en voor de Tandheelkundige kliniek Jean DOULAMIS, wat de Belgische wet van 15 april 1958 verbiedt. De reclameadvertenties zijn respectievelijk in de pagina’s betreffende tandheelkundige laboratoria en in die betreffende tandheelkundige klinieken geplaatst. Deze advertenties bevatten objectieve informatie, zoals de aangeboden diensten, het adres, het telefoonnummer en de openingsuren van de twee praktijken.

Volgens de verwijzende rechter is het niet uitgesloten dat de bepalingen van de wet van 15 april 1958 het vrije handelsverkeer tussen de lidstaten kunnen belemmeren, voor zover zij de verwezenlijking van de doelstellingen van een eenheidsmarkt tussen de staten in gevaar kunnen brengen. Het Hof oordeelt anders.

Uit niets blijkt dat de wet van 15 april 1958 een mededingingsregeling of een besluit van ondernemingen bevoordeelt, begunstigt of vastlegt. Uit de verwijzingsbeslissing blijkt evenmin dat de betrokken lidstaat de verantwoordelijkheid voor het nemen van besluiten tot interventie op economisch gebied aan particuliere marktdeelnemers zou hebben gedelegeerd in plaats van zijn eigen regels te laten gelden.

Zelfs in de veronderstelling ten slotte dat Doulamis, als eigenaar van een tandheelkundige kliniek, kan worden gekwalificeerd als „onderneming” in de zin van artikel 81 EG (…), blijkt uit de verwijzingsbeslissing niet dat er in casu sprake is van een overeenkomst tussen ondernemingen, een besluit van een ondernemersvereniging, of een onderling afgestemde feitelijke gedraging die de handel tussen de lidstaten ongunstig kan beïnvloeden en die ertoe strekt of ten gevolge heeft dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst.

Het Hof verklaart voor recht : “Artikel 81 EG, gelezen in samenhang met de artikelen 3, lid 1, sub g, EG en 10, tweede alinea, EG, staat niet in de weg aan een nationale wet, zoals de wet van 15 april 1958 betreffende de publiciteit inzake tandverzorging, die eenieder en tandverzorgers verbiedt in het kader van een vrij beroep of een praktijk voor tandverzorging op welke wijze ook reclame inzake tandverzorging te maken.”

Lees het arrest hier.

RB 232

Reclame voor elektronische sigaret

Rechtbank ’s-Gravenhage, 8 februari 2008, LJN: BC3893, de vennootschap onder firma [X] tegen de Staat der Nederlanden (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport).

Samenvatting Rechtspraak.nl: Eisers exploiteren een bedrijf in de verkoop van elektronische sigaretten De IGZ (Inspectie voor de gezondheidszorg) heeft eisers meegedeeld dat de minister van Volksgezondheid de elektronische sigaret op de Europese agenda wil zetten om de status van de elektronische sigaret in de EU-landen goed onderling af te stemmen. Tot die tijd mag, voorlopig uitgaande van de veronderstelling dat het om een geneesmiddel gaat waarvoor geen handelsvergunning is afgegeven, voor de elektronische sigaret geen enkele vorm van reclame meer worden gemaakt. Ter beoordeling is of gedaagde onrechtmatig handelt door eisers te verbieden reclame te maken voor hun product. De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat niet kan worden geoordeeld dat gedaagde niet in redelijkheid kon beslissen dat eisers hun reclameactiviteiten moeten staken. 

Lees het vonnis hier.

RB 230

Zwak merk, sterke handelsnaam?

Gerechtshof Amsterdam, nevenzittingsplaats Arhnem, 15 januari 2008, rolnr. 2007.00680, Thuisbezorgd.NL tegen Jolidé V.O.F. c.s.

Wel gemeld, nog niet samengevat. Handelsnaam- en merkenrecht. Geen rechtsregel eist dat een handelsnaam onderscheidend vermogen heeft.

Ten aanzien van het beeldmerk Thuisbezorgd.nl oordeelt het hof dat het tekstbestanddeel bestaat uit een gangbaar woord met sterk beschrijvend karakter met de toevoeging “.nl”, die zeer normaal en gangbaar is voor de aanduiding van op het internet aangeboden waren en diensten van allerlei soort. Opmerkelijk is dat het hof daarentegen ten aanzien van de handelsnaam Thuisbezorgd.NL oordeelt dat het werkwoord “thuisbezorgen” en zijn vervoeging “thuisbezorgd” gangbare woorden en beschrijvende elementen zijn, maar dat de tekst “thuisbezorgd.nl”, hoewel met behulp van een gangbaar woord samengesteld, dat niet is. Dit lijkt strijdig met het door het hof gehanteeerde uitgangspunt dat gangbare woorden en zuiver beschrijvende elementen niet in de vorm van een handelsnaam kunnen worden gemonopoliseerd.

Appellante Thuisbezorgd.NL gebruikt de domeinnnaam thuisbezorgd.nl voor een website waar men maaltijden van diverse aanbieders kan bestellen en aan huis bezorgd kan krijgen. Zij verzet zich tegen Jolidé, die beschikt over de domeinnaam thuisbezorgen.nl, en eveneens een website exploiteert waar men bedrijven kan vinden die thuis bezorgen. De voorzieningenrechter te Utrecht heeft volgens Thuisbezorgd.NL bij de beoordeling of Thuisbezorgd.NL een handelsnaamrecht toekomt, ten onrechte de naam “thuisbezorgd.nl” getoetst op onderscheidend vermogen en vervolgens geoordeeld dat deze naam te weinig onderscheidend vermogen zou toekomen om als handelsnaam te kwalificeren.

Het hof stelt voorop: “5.1 (…) Een gering onderscheidend vermogen kan ertoe leiden dat een handelsnaam relatief weinig bescherming geniet omdat, zoals de eerste rechter met juistheid overwoog, gangbare woorden en zuiver beschrijvende elementen niet in de vorm van een handelsnaam kunnen worden gemonopoliseerd. Maar geen rechtsregel eist dat een handelsnaam onderscheidend vermogen heeft.”

Vervolgens constateert het hof dat de domeinnaam thuisbezorgd.nl als handelsnaam wordt gevoerd; die naam wordt immers ook gehanteerd in reclame-uitingen, op briefpapier en op de website als aanduiding voor de onderneming Thuisbezorgd.NL. Jolidé gebruikt volgens het hof haar domeinnaam eveneens als handelsnaam, zodat het hof dient na te gaan welke handelsnaam als de oudere kan worden beschouwd. Jolidé voert aan dat haar  domeinnaamregistratie thuisbezorgen.nl ouder is dan die van Thuisbezorgd.NL, maar het hof stelt vast dat Thuisbezorgd.NL de domeinnaam als eerste rechtmatig is gaan voeren als handelsnaam.

Als gevolg van de gelijkenis tussen beide handelsnamen oordeelt het hof dat Jolidé inbreuk maakt op het oudere handelsnaamrecht van Thuisbezorgd.NL, aangezien bij het publiek verwarring tussen beide ondernemingen is te duchten. “5.8 (…) Dat hoeft niet af te stuiten op het feit dat gangbare woorden en zuiver beschrijvende elementen niet in de vorm van een handelsnaam kunnen worden gemonopoliseerd. Immers zijn het werkwoord “thuisbezorgen” en zijn vervoeging “thuisbezorgd” wel gangbare woorden en beschrijvende elementen, maar de tekst “thuisbezorgd.nl”, hoewel met behulp van een gangbaar woord samengesteld, is dat niet.”

Echter, over diezelfde tekst, “thuisbezorgd.nl”, maar dan als bestanddeel van het beeldmerk van Thuisbezorgd.NL, oordeelt het hof: “6.2 (…)  Het tekstbestanddeel bestaat uit een gangbaar woord met sterk beschrijvend karakter met de toevoeging “.nl”, die zeer normaal en gangbaar is voor de aanduiding van op het internet aangeboden waren en diensten van allerlei soort.(…).” Deze overweging lijkt zich niet goed te verhouden met het door het hof in r.o. 5.8 gehanteerde uitgangspunt dat gangbare woorden en zuiver beschrijvende elementen niet in de vorm van een handelsnaam kunnen worden gemonopoliseerd.

Lees het arrest hier.