RB
RB 3869
25 november 2024
Artikel

Laatste plekken: Jurisprudentielunch Merken-, Modellen- en Auteursrecht op woensdag 27 november 2024

 
RB 3867
11 november 2024
Uitspraak

HvJ EU: Parfümerie Akzente

 
RB 3866
8 november 2024
Artikel

Carly van der Beek treedt toe als Senior Associate bij Pinsent Masons Nederland

 
RB 244

Het blijft oppassen

Dirk Visser: Het blijft oppassen met merkgebruik in vergelijkende reclame. Reactie op uitspraken in  kort nieuwsbericht in Adformatie nr. 25, pagina  6.

In Adformatie nr. 25 (p. 6) stelt advocate Ebba Hoogenraad dat er door de uitspraak van het Europese Hof van Justitie in de O2/H3G zaak meer mogelijk wordt op het gebied van (beeld)merkgebruik in vergelijkende reclame. Je mag niet misleiden of kleineren, aldus Hoogenraad, “maar ‘spelen’ met het vergeleken merk ligt nu binnen handbereik, zonder dat merkinbreuk om de hoek komt kijken, zolang geen verwarring wordt veroorzaakt. En de financiële risico’s die gelden bij merkinbreuk (volledige proceskostenveroordeling, inclusief advocaatkosten van de merkhouder) zijn daarmee ook van de baan”. 

Hoogenraad heeft gelijk dat er nu vermoedelijk wat meer mag dan voorheen, met name ten aanzien van het gebruik van het beeldmerk van een concurrent. Gebruik van het beeldmerk van een concurrent werd in het verleden namelijk meestal door de rechter verboden.

Maar ‘spelen’ met het merk van de concurrent, zeker als het een bekend merk betreft, blijft toch spelen met vuur. Hoogenraad vermeldt namelijk niet dat óók in de wet staat dat vergelijkende reclame alleen toegestaan is als deze “geen oneerlijk voordeel oplevert ten gevolge van de bekendheid van een merk, handelsnaam of andere onderscheidende kenmerken van een concurrent” (art. 6:194a sub g Burgerlijk Wetboek).

Vergelijkende reclame of ‘spelen’ met het bekende beeldmerk van bijvoorbeeld de marktleider is altijd erg verleidelijk voor minder bekende merken. Maar als de rechter dat, ook zonder dat er sprake is van misleiden, kleineren of verwarring wekken, ‘oneerlijk voordeel’ vindt opleveren, dan dreigt nogal altijd een verbod, rectificatie en schadevergoeding. Bovendien kan de rechter dan ook beslissen dat er dan toch ook sprake is van merkinbreuk, waardoor die ‘volledige proceskostenveroordeling, inclusief advocaatkosten van de merkhouder’, ook weer van toepassing is.

RB 247

Te vaag en onzeker

GvEA, 17 juni 2008, zaak T-420/0, El Corte Inglés, SA tegen OHIM / José Matías Abril Sánchez en Pedro Ricote Saugar

Oppositieprocedure met veel oppositieprocedureprocesrecht. Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk BoomerangTV, oppositie op grond van oudere nationale en communautaire woord- en beeldmerken BOOMERANG en Boomerang. Ontbreken van verwarringsgevaar, geen algemeen bekend merk in zin van artikel 6 bis van Verdrag van Parijs, geen afbreuk aan reputatie, geen overlegging van bewijzen van bestaan van bepaalde oudere merken of van vertalingen ervan voor oppositieafdeling. Oppositie afgewezen.

“99. Blijkens de in de punten 7 en 14 supra aangehaalde beschrijvingen van de betrokken waren en diensten zijn de waren waarop de oudere rechten betrekking hebben, door de aard, de bestemming en het gebruik ervan verschillend van de diensten waarvoor de inschrijving van het merk BoomerangTV werd aangevraagd. Bovendien gaat het niet om concurrerende of complementaire waren en diensten in de zin van de in het vorige punt aangehaalde rechtspraak. De kamer van beroep heeft dus op goede gronden geconcludeerd dat de litigieuze waren en diensten niet soortgelijk zijn en dat er dus geen verwarringsgevaar bestaat.

100. Aan deze conclusie wordt niet afgedaan door het feit dat bepaalde waren waarop de oudere rechten betrekking hebben, kunnen – quod non – worden gebruikt voor de promotie van de diensten waarvoor de inschrijving van het merk BoomerangTV is aangevraagd, of dat de sportsector, waartoe bepaalde oudere rechten kunnen behoren, banden kan hebben met die van televisieproducties, waartoe het aangevraagde merk behoort. Dergelijke banden zijn te vaag en onzeker om te kunnen concluderen dat het gaat om complementaire waren en diensten in de zin van de in punt 98 supra aangehaalde rechtspraak.

101. Hieruit volgt dat verzoeksters argumenten inzake de vergelijking van de conflicterende merken en het grote onderscheidend vermogen van haar merken niet ter zake dienend zijn en moeten worden afgewezen. De beslissingen van het OEPM inzake de weigering van inschrijving van het merk BoomerangTV in Spanje moeten van de hand worden gewezen om dezelfde redenen als die welke reeds in punt 94 supra werden uiteengezet. Met betrekking tot het in bijlage 4 bij het verzoekschrift gevoegde arrest van het Tribunal Superior de Justicia de Madrid houdende weigering van inschrijving van het merk BoomerangTV in Spanje, kan worden volstaan met de vaststelling dat het communautaire merkensysteem een autonoom systeem is, waarvan de toepassing losstaat van welk nationaal systeem ook. Dit arrest is dus niet relevant en moet van de hand worden gewezen, zonder dat uitspraak hoeft te worden gedaan over de ontvankelijkheid ervan.

(…) 104. Artikel 8, lid 5, van verordening nr. 40/94 is in casu van toepassing. Door het gebruik zonder geldige reden van het aangevraagde merk kunnen interveniënten ongerechtvaardigd voordeel trekken uit of afbreuk doen aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van verzoeksters oudere merken. In het bijzonder wordt het onderscheidend vermogen van deze merken zwakker, het prestige ervan kan afnemen wanneer de door het merk BoomerangTV aangeduide diensten van lage kwaliteit zijn en de houders van het merk BoomerangTV kunnen besparen op bepaalde reclame-investeringen. Bovendien valt niet uit te sluiten dat verzoekster nieuwe activiteiten ontplooit in het domein waartoe het aangevraagde merk behoort.

 109. Dienaangaande blijkt uit het dossier dat de door verzoekster bij de oppositieafdeling overgelegde documenten ten bewijze van de bekendheid van haar oudere merken, de stukken zijn waarnaar de oppositieafdeling heeft verwezen als strekkende tot het bewijs van het bestaan van verzoeksters algemeen bekende merken. Zoals blijkt uit punt 81 supra, waarin de betrokken documenten worden gespecificeerd, heeft verzoekster evenwel geen enkele informatie verstrekt inzake de intensiteit, de geografische omvang, de duur van het gebruik van haar oudere rechten, de gedane investeringen om deze rechten bekendheid te geven, of enig ander element waaruit blijkt dat haar oudere rechten bekend zijn bij een aanzienlijk deel van het betrokken publiek.

110. Hoewel voor bekende merken in de zin van artikel 8, lid 5, van verordening nr. 40/94 een minder sterke mate van bekendheid dient te worden aangetoond dan voor algemeen bekende merken in de zin van artikel 6 bis van het Verdrag van Parijs, heeft de kamer van beroep dus geen blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door de conclusie van de oppositieafdeling te bevestigen volgens welke de bekendheid van de oudere merken niet was aangetoond, en door derhalve te oordelen dat artikel 8, lid 5, van verordening nr. 40/94 in casu niet van toepassing was.”

Lees het arrest hier.

RB 246

Hoge Raad

Hoge Raad, 13 juni 2008, LJN: BB8949, KPN Telecom B.V. (thans geheten KPN B.V.),
Pretium Telecom B.V.,

Geschil over misleidende reclame; in kort geding opgelegd verbod tot openbaarmaking door telecomaanbieder van garantie als laagste kostengarantie. Beroep verworpen, de klachten nopen niet tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Met conclusie van Verkade, o.a. ruime aandacht voor de reikwijdte van vonnisfrasen als  'mededelingen of suggesties van gelijke aard of strekking, in enigerlei vorm of op enigerlei wijze, openbaar te (doen) maken'.

Lees het arrest hier.

Hoge Raad, 13 juni 2008, LJN: BD0686, Eiser tegen Endemol Nederland B.V.

Arrest over de rafelranden van de IE, maar voornamelijk geestig leesvoer. IE, Geschil over misgelopen prijzengeld bij deelneming aan televisiequiz. (81 RO) ('Waar werden in 1912 de Olympische Spelen gehouden, waar vrouwen voor het eerst meededen?')

“2.6 Het Hof heeft, bij arrest van 21 september 2006, het bestreden vonnis bekrachtigd, daartoe onder meer overwegend: "3.4 De tweede grief strekt ten betoge dat de rechtbank in rechtsoverweging 1.h ten onrechte als vaststaand heeft aangenomen dat "Parijs 1900" het goede antwoord zou zijn geweest op de quizvraag. De grief faalt in die zin dat de rechtbank met de bestreden vaststelling kennelijk slechts tot uitdrukking heeft willen brengen dat het antwoord "Parijs 1900" goed zou zijn gerekend, welke vaststelling juist is. De rechtbank heeft geen eigen oordeel gegeven over de vraag welk antwoord op de quizvraag juist is. Voor zover de grief inhoudt dat de rechtbank dat laatste wel had moeten doen faalt de grief. Gelet op hetgeen hierboven onder 3.1.3 geciteerde deel van de door [eiser] ondertekende verklaring kan de burgerlijke rechter niet treden in de vraag of het antwoord "Parijs 1900" door Endemol terecht is aangemerkt als het (enig) juiste antwoord op de quizvraag. Dat laatste is mogelijk anders indien er geen twijfel mogelijk is over de onjuistheid van het antwoord "Parijs 1900". Dat is echter, ook volgens de stellingen van [eiser], niet het geval. De [lees:] tweede grief faalt daarom.”

Lees het arrest hier.

RB 248

Niet gerechtigd te verbieden

HvJ EG, 12 juni 2008, zaak C 533/06, O2 Holdings Limited, O2 (UK) Limited tegen Hutchison 3G UK Limited

Merkenrecht, misleidende en vergelijkende reclame. De houder van een ingeschreven merk is niet gerechtigd te verbieden dat een derde in vergelijkende reclame die voldoet aan alle in artikel 3 bis, lid 1, genoemde voorwaarden voor geoorloofdheid, gebruikmaakt van een teken dat gelijk is aan of overeenstemt met zijn merk.

“Het Hof van Justitie (Eerste kamer) verklaart voor recht:

1.  Artikel 5, leden 1 en 2, van de Eerste richtlijn (89/104/EEG) van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten, en artikel 3 bis, lid 1, van richtlijn 84/450/EEG van de Raad van 10 september 1984 inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame, zoals gewijzigd bij richtlijn 97/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 1997, moeten aldus worden uitgelegd dat de houder van een ingeschreven merk niet gerechtigd is te verbieden dat een derde in vergelijkende reclame die voldoet aan alle in artikel 3 bis, lid 1, genoemde voorwaarden voor geoorloofdheid, gebruikmaakt van een teken dat gelijk is aan of overeenstemt met zijn merk.

Indien is voldaan aan alle in artikel 5, lid 1, sub b, van richtlijn 89/104 gestelde voorwaarden om het gebruik van een teken dat gelijk is aan of overeenstemt met een ingeschreven merk, te verbieden, kan de vergelijkende reclame waarin gebruik wordt gemaakt van genoemd teken, echter onmogelijk voldoen aan de in artikel 3 bis, lid 1, sub d, van richtlijn 84/450, zoals gewijzigd bij richtlijn 97/55, genoemde voorwaarde voor geoorloofdheid.

2. Artikel 5, lid 1, sub b, van richtlijn 89/104 moet aldus worden uitgelegd dat de houder van een ingeschreven merk niet gerechtigd is te doen verbieden dat een derde in vergelijkende reclame gebruikmaakt van een met dit merk overeenstemmend teken voor dezelfde of soortgelijke waren of diensten als die waarvoor het merk is ingeschreven, indien dit gebruik niet leidt tot verwarringsgevaar bij het publiek, en dit ongeacht of de vergelijkende reclame voldoet aan alle in artikel 3 bis van richtlijn 84/450, zoals gewijzigd bij richtlijn 97/55, genoemde voorwaarden voor geoorloofdheid.”

 Lees het arrest hier. Persbericht HvJ hier.

RB 245

De slagsleutelmethode

Rechtbank Zutphen, 28 mei 2008, HA ZA 07-405, Lips Nederland B.V. tegen M&C Protect c.s. (met dank aan Marjolein Driessen, Leijnse Artz).

Merkenrecht, misleidende en vergelijkende reclame, bestuurdersaansprakelijkheid. Bodem in zaak over “de slagsleutelmethode” (zie voor KG: IEF 2013). Een samenvatting in citaten:

“5.5. De slotsom is dat de door M & C in het geding gebrachte producties geen steun bieden voor de juistheid van de reclame-uiting dat het kinderlijk eenvoudig is om binnen korte tijd met behulp van een slagsleutel een slot te openen. Voor zover al uit het onderzoek door de Consumentenbond blijkt dat sloten met de slagsleutelmethode geopend kunnen worden, geldt dat dit onderzoek is gehouden in een laboratoriumsituatie, die niet te vergelijken is met de werkelijke situatie. (…) Zowel de mededeling dat het fabriceren van een slagsleutel erg eenvoudig is en door inbrekers in een handomdraai wordt gedaan als de mededeling dat het kinderlijk eenvoudig is om binnen korte tijd met behulp van een slagsleutel een slot te openen, moeten daarom als misleidend worden aangemerkt.

(…) 5.10. De stelling van Lips dat de uitingen van M & C B.V. aan Comari moeten worden toegerekend alleen al omdat zij houdster is van het merk M & C, moet verworpen worden. De artikelen 6: 194 en 194a BW richten zich tegen degene die de misleidende mededeling openbaar maakt of openbaar laat maken. Voor wat betreft de reclame-uitingen van M & C B.V. geldt dat M & C B.V. aangemerkt moet worden als degene die de mededelingen openbaar maakt of laat maken. Het enkele gebruik van de merknaam M & C is geen misleidende mededeling of ongeoorloofde vergelijkende reclame. Anders is dit echter waar Comari hiervoor als misleidend of ongeoorloofde vergelijkende reclame aangemerkte uitingen van M & C B.V. met haar eigen reclamemateriaal heeft gecombineerd. Dat is met name het geval op de website van Comari, zoals blijkt uit productie 24 van Lips. 

(…) 5.13. Gaat het om het gebruik van het merk bij een onderzoek door bijvoorbeeld een consumentenorganisatie waarin verschillende producten met elkaar worden vergeleken dan kan sprake zijn van een geldige reden en wordt het merk niet gebruikt ter onderscheiding van de eigen waar of dienst. Dit is anders als het gaat om het gebruik van het merk in vergelijkende reclame. In dat geval wordt het merk anderszins gebruikt in het economisch verkeer. Is er sprake van geoorloofde vergelijkende reclame dan kan er sprake zijn van een geldige reden als bedoeld in voormeld artikel. (MvT, Kamerstukken 11, 2000-2001, nr. 27 619, nr. 3). In het onderhavige geval is echter sprake van ongeoorloofde vergelijkende reclame, waarvan de boodschap dat alleen slagsleutelbestendige cilindersloten veilig zijn wordt versterkt door het rapport van TOOOL. Dit leidt tot de conclusie dat niet alleen een geldige reden voor het gebruik van de merken van Lips ontbreekt, maar ook dat het gebruik van die merken door M & C B.V. afbreuk doet aan de reputatie van Lips. Deze inbreuk op het merkenrecht van Lips terzake van de merken LIPS, OCTRO en KESO rechtvaardigt het M & C B.V. elk gebruik van deze merken te verbieden.

(…) 5.15. Het artikel waar Lips een beroep op doet, 1019h Rv is echter niet van toepassing op procedures waarvan de dagvaarding vóór of op de dag van inwerkingtreding van dit artikel, 1 mei 2007, is uitgebracht. Nu de dagvaarding in deze zaak op 21 maart 2007 is uitgebracht, is dit artikel hier niet van toepassing.”

(…) 5.16 Dit betekent dat Overbeeke in het groepsverband van deze nauw verweven drie vennootschappen feitelijk als enig verantwoordelijk bestuurder functioneerde en als indirect bestuurder van M & C B.V. voor correcte naleving van het kort geding vonnis had moeten zorgen. Uit de door M & C in het geding gebracht producties 9 t/m 12 blijkt dat Overbeeke zich persoonlijk inet de verwijdering van de reclame-uitingen bemoeid heeft, echter op volstrekt onvoldoende wijze. Dit brengt inet zich dat Overbeeke op dit punt als bestuurder van C. Overbeeke Holding Didam B.V. en als indirect bestuurder van M & C B.V. ernstig in zijn bestuurlijke taakvervulling is tekortgeschoten en dientengevolge tegelijkertijd onrechtmatig heeft gehandeld jegens Lips.”

Lees het vonnis hier

RB 250

Het lijkt me boeiend

Persbericht: “Hoogleraar Jan Kabel versterkt DLA Piper. DLA Piper advocaten, notarissen en belastingadviseurs maakt bekend dat per 15 mei 2008 prof. mr. J.J.C. (Jan) Kabel de praktijkgroep Technology, Media en Commercial zal versterken in de functie van ‘of counsel’.  Kabel is hoogleraar Informatierecht bij het Instituut voor Informatierecht van  de Universiteit van Amsterdam.  Hij houdt zich in het bijzonder bezig met de commerciële aspecten van media en van informatie.

 

Jan Kabel gaat binnenkort met emeritaat.  Naast zijn werkzaamheden bij DLA Piper zal hij zal zich als hoofdredacteur gaan wijden aan een nieuwe elektronische uitgave op het gebied van het reclamerecht van uitgeverij DeLex.  Jan Kabel blijft verder verbonden aan de Stichting Reclame Code als kamervoorzitter, aan SIRE als Voorzitter van de Commissie van Toezicht en Advies,  aan het NICAM (de Kijkwijzer) als Voorzitter van het College van Beroep, en aan het BKR als Voorzitter van de Geschillencommissie BKR.  Verder is hij bestuurslid van de Vereniging voor Reclamerecht en fungeert vaak als voorzitter voor de studiebijeenkomsten van die vereniging.  Jan Kabel zal met zijn kennis en ervaring het media- en reclamerechtteam van de praktijkgroep Technology, Media en Commercial van DLA Piper verder versterken, zowel nationaal als internationaal.

Jan Kabel over zijn nieuwe functie bij DLA Piper: “Het lijkt me boeiend om vanuit de juridische praktijk mee te gaan maken hoe nieuwe commerciële media- en informatieplatforms juridisch een maatschappelijk verantwoorde vorm kunnen krijgen.”  Niels Mulder, voorzitter van de praktijkgroep Technology, Media en Commercial: “Het verheugt ons zeer dat een alom gewaardeerde wetenschapper als Jan Kabel deel gaat uitmaken van ons groeiende TMC-team.  Jan vormt een uitstekende aanvulling op onze praktijk op het gebied van mediarecht en reclamerecht.”

RB 251

Voor fotografen

Burafo organiseert symposium auteursrecht. De stichting Burafo organiseert in samenwerking met de NVF, het Nederlands Fotomuseum en Stichting Cultuurlab/Pakhuis de Zwijger een symposium over de ervaringen en problemen van fotografen met het auteursrecht en de praktische toepassing daarvan in hun contracten met opdrachtgevers en klanten.

Praktische aspecten van het auteursrecht in beeld. Frénk van der Linden, journalist, interviewt fotografen Govert de Roos, Karen Vlieger en Edo Kars (o.v.), agent Roel Sandvoort, Hollandse Hoogte, en Flip Bool, senior onderzoek en collecties Nederlands Fotomuseum, over hun ervaringen.

Collectieve auteursrechten in vogelvlucht. Vincent van den Eijnde, directeur van Stichting Pictoright, over collectieve rechten van fotografen. Wat zijn dat? Hoe werkt het? En het belangrijkste: hoe kom je aan je geld?

De toekomst van het auteursrecht. Prof. Bernt Hugenholtz, Instituut voor Informatierecht van de Universiteit van Amsterdam, schetst de toekomst van het auteursrecht, de stand van zaken rond het auteurscontractenrecht, de ontwikkelingen op Europees niveau en de consequenties daarvan voor fotografen.Portretrecht. Het portretrecht geeft fotografen steeds vaker problemen. Aan bod komen de rechten en plichten van de geportretteerde en de fotograaf, gevaren, de vrijwaring, gebruik in reclame, foto's op eigen website publiceren, quitclaims. Hoe regel je de rechten van de geportretteerde zodanig dat je toch lekker kunt werken, en zo min mogelijk problemen hebt?
Pim Milo, publicist, leidt het gesprek met fotografen Bert Verhoeff en Gerard Wessel. Advocaat Lisette Varossieau is aanwezig om de juridische kant toe te lichten.     

Citaatrecht. Steeds vaker beweren uitgevers dat de foto’s die ze in hun publicaties afdrukken onder het citaatrecht vallen, waardoor ze de fotograaf niet hoeven te betalen. Maar wanneer is een foto nou eigenlijk een citaat? Het Nederlands Fotomuseum kreeg ook te maken met zo’n uitgever. De rechter besliste dat de uitgever gelijk had. Vanuit de fotografie bekeken was dat onterecht. Deze rechtszaak vormt de basis voor een discussie over dit probleem. Moet de auteurswet gewijzigd worden zodat duidelijk omschreven staat wat de criteria zijn voor citaatrecht en fotografie?

Lucette Bronk, directeur van Stichting Burafo en de FotografenFederatie, leidt het gesprek met advocaat  Marcel de Zwaan, Flip Bool, senior onderzoek en collecties Nederlands Fotomuseum, en advocaat Philippe van Wijnen, auteur van Buiten Beeld. Het auteursrecht van fotografen (2007), uitgegeven door Focus Publishing. 

Rechten van derden. Een zonnebril van Rayban zonder toestemming van Rayban gebruiken in een reclamecampagne voor een auto kan flinke ellende veroorzaken. En foto’s maken samen met iemand anders (een styliste bijvoorbeeld), of onder verantwoordelijkheid van een art director, betekent dat zij een deel van je auteursrecht kunnen claimen. En hoe zit het met nabootsing of plagiaat van andere foto’s? Allerlei vormen van rechten van anderen komen aan de orde.

Ruud Visschedijk, directeur van het Nederlands Fotomuseum, leidt het gesprek met fotografen Vincent Kruijt (o.v.) en Merlijn Doomernik. Advocaat Maud van der Leeuw belicht de juridische kant.

Spreekuur. De hele dag geven Tim de Jong, advocaat namens Burafo, en Siep van der Galiën en Petronel van Leeuwen, advocaten van de NVJ/NVF, individuele adviezen aan fotografen over specifieke auteursrechtelijke problemen. Dit spreekuur is gratis voor fotografen die lid zijn van de BFN, GKf, PANL, SVFN, NVF, of zijn aangesloten bij de Stichting DIPP of Stichting Burafo. Voor anderen zijn de kosten 50 euro ex BTW per half uur. Het spreekuur is uitsluitend toegankelijk na afspraak.

Lees hier meer.

RB 249

Moeder tegen Goliath

Rechtbank 's-Gravenhage 7 mei 2008, KG ZA 08-364. Microsoft Corporation tegen Unicaresoft Coporation B.V.

Wel gemeld, nog niet besproken. Merkenrecht. Domeinnamen maken inbreuk op merk MSN.

Head to Head Media heeft op naam van haar dochter Unicaresoft onder meer de domeinnamen msnlock.nl, .be, .eu, .com, .org, .net  en .info geregistreerd voor het gebruik van de software Benzoy (een programma dat het gebruik van het Microsoft programma MSN in tijd kan beperken). Tegen de software Benzoy heeft Microsoft geen bezwaar.

Microsoft vordert onder meer dat Unicaresoft elk gebruik van tekens die inbreuk maken op haar woordmerk MSN wordt verboden en te bewerkstelligen dat de domeinnamen op naam van Microsoft worden gezet.

De voorzieningenrechter heeft gezien de beschikbare tijd de raadsman van Unicaresoft uitgenodigd alleen die onderwerpen te behandelen welke in elk geval zouden moeten worden behandeld. De niet uitgesproken onderdelen zijn door de voorzieningenrechter doorgehaald in de pleitnotitie, maar nu Microsoft in haar eerste termijn anticiperend op de mogelijke verweren is ingegaan, is de voorzieningenrechter toch in de door Unicaresoft genoemde subonderwerpen en de daarin vervatte verweren ingegaan.

De voorzieningenrechter bepaalt allereerst dat onvoldoende is gebleken dat het bekende merk MSN is verworden tot een soortnaam. Het verweer met betrekking tot "sub d" wordt onbesproken gelaten, nu Unicaresoft het teken msnlock wel als merk gebruikt.

Naar het voorlopig oordeel van de rechter maakt Unicaresoft door het gebruik van het teken msnlock in beginsel inbreuk op het merk MSN op grond van 2.20 lid 1 sub b BVIE. Ten aanzien van het refererend merkgebruik heeft Unicaresoft onvoldoende inzichtelijk gemaakt dat het gebruik van msnlock domeinnamen voor haar het enige middel is om de Benzoy software in de markt te zetten.

Tenslotte stelt Unicaresoft dat Microsoft talloze andere 'msn-domeinnamen' ongemoeid laat en dat Microsoft door zich tegen Unicaresoft te beroepen op haar merkrechten misbruik van recht maakt. Nu echter ook volgens Unicaresoft niet aannemelijk is dat de schade door het gebruik van Benzoy, waarvoor zij reclame wil maken door gebruik van het teken msnlock, vergelijkbaar groot zal zijn als de schade door het gebruik van andere 'msn-domeinnamen', heeft Microsoft een valide reden om op te treden tegen msnlock en niet tegen ander gebruik.
Unicaresoft wordt veroordeeld tot betaling van de volledige proceskosten. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding in matiging van de kosten, nu Unicaresoft tot de dag van de zitting in niet geringe mate de media-aandacht heeft opgezocht ("niet alleen om zichzelf af te schilderen als een moeder die opkomt tegen Goliath in het belang van de kinderen maar ook om op niet mis te verstane wijze uitdrukking te geven aan haar voornemen de inbreuk niet te willen beëindigen"). Dat Microsoft in het licht daarvan aanleiding zag meer uren te besteden aan de voorbereiding van de zaak vindt de voorzieningenrechter plausibel. Ook geringe draagkracht en mate van verwijtbaarheid zijn onzder meer geen omstandigheden die kunnen voeren tot matiging van de proceskosten. Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat Unicaresoft overigens niet te vereenzelvigen is met een moeder van kinderen, maar een zakelijk operend softwarebedrijf is.

Lees het vonnis hier.

RB 254

Wat moet je er mee?

Persbericht VvRr: Symposium “OHP - wat moet je er mee?” – de praktische gevolgen voor de reclamepraktijk bij de implementatie van de richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken. 

Op maandagmiddag 7 april a.s. zal de Vereniging voor Reclamerecht haar voorjaarsbijeenkomst houden. Onderdeel is een symposium over de Richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken. Aan de paneldiscussie en inleidingen nemen o.a. deel: mr. D.W.F. Verkade (advocaat-generaal bij de Hoge Raad) en mr. Prisca Ancion-Kors (directeur van de Stichting Reclame Code). Prof. Jan Kabel  zal optreden als dagvoorzitter.

Maandag 7 april 2008. Vanaf 13.00 uur bent u welkom, aanvang algemene ledenvergadering om 13.30 uur. Het symposium volgt aansluitend om 14.00 uur en duurt tot circa 17.30 uur met aansluitend een borrel.

ING House, Amstelveenseweg 500 te Amsterdam. Door de veiligheidsvoorschriften is het absoluut noodzakelijk dat u zich tijdig aanmeldt. Indien u niet als deelnemer geregistreerd staat zult u niet worden toegelaten. Aanmelding per email. Gratis voor leden.  Niet-leden na aanmelding als aspirant-lid.