Belgische oneerlijke handelspraktijken
Hof van Justitie EG, 21 oktober 2008, Conclusie van Advocaat-Generaal v. Trstenjak, prejudiciële vragen in gevoegde zaken C 261/07 en C 299/07.
De rechtbank van koophandel te Antwerpen twijfelt aan de verenigbaarheid van het in artikel 54 van de Belgische wet vervatte verbod van gezamenlijke aanbiedingen met richtlijn 2005/29/EG alsook – althans in zaak C 299/07 – met artikel 49 EG. Daarop heeft zij besloten de behandeling van twee zaken (VTB-VAB NV tegen Total Belgium NV en Galatea BVBA tegen Sanoma Magazines Belgium NV) te schorsen en het Hof de volgende prejudiciële vragen voor te leggen:
In zaak C 261/07
„Verzet richtlijn 2005/29 van het Europees Parlement en de Raad inzake oneerlijke handelspraktijken zich tegen een nationale bepaling, zoals die van artikel 54 van de Belgische wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en de bescherming van de consument die – behoudens in de gevallen die limitatief in de wet worden opgesomd – elk gezamenlijk aanbod van een verkoper aan een consument verbiedt, daaronder begrepen het gezamenlijk aanbod van een product, dat de consument moet kopen en een gratis dienst, waarvan de verwerving gebonden is aan de aankoop van het product, en dit ongeacht de omstandigheden van de zaak, inzonderheid ongeacht de invloed die het concrete aanbod op de gemiddelde consument kan hebben en ongeacht of dat aanbod in de concrete omstandigheden als strijdig met de professionele toewijding of de eerlijke handelsgebruiken kan beschouwd worden?”
In zaak C 299/07
„Verzet artikel 49 EG inzake vrij verkeer van diensten alsmede richtlijn 2005/29 van het Europees Parlement en de Raad inzake oneerlijke handelspraktijken zich tegen een nationale bepaling, zoals die van artikel 54 van de Belgische wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en de bescherming van de consument die – behoudens in de gevallen die limitatief in de wet worden opgesomd – elk gezamenlijk aanbod van een verkoper aan een consument verbiedt, waarbij de al dan niet kosteloze verkrijging van producten, diensten, voordelen of titels waarmee men die kan verkrijgen, gebonden is aan de verkrijging van andere zelfs gelijke producten of diensten, en dit ongeacht de omstandigheden van de zaak, inzonderheid ongeacht de invloed die het concrete aanbod op de gemiddelde consument kan hebben en ongeacht of dat aanbod in de concrete omstandigheden als strijdig met de professionele toewijding of de eerlijke handelsgebruiken kan beschouwd worden?”
133. Ik geef het Hof dan ook in overweging, de prejudiciële vraag van de Rechtbank van koophandel te Antwerpen als volgt te beantwoorden:
„Richtlijn 2005/29 van het Europees Parlement en de Raad inzake oneerlijke handelspraktijken alsook artikel 49 EG inzake het vrije verrichten van diensten, verzetten zich tegen een nationale bepaling als die van artikel 54 van de Belgische wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en de bescherming van de consument, die – behoudens in de gevallen die limitatief in de wet worden opgesomd – een verbod stelt op elk gezamenlijk aanbod van een verkoper aan een consument, waarbij de al dan niet kosteloze verkrijging van producten, diensten of voordelen of van titels waarmee men die kan verkrijgen, gebonden is aan de verkrijging van andere, zelfs gelijke producten of diensten, en dit ongeacht de omstandigheden van de zaak, inzonderheid ongeacht de invloed die het concrete aanbod op de gemiddelde consument kan hebben en ongeacht of dat aanbod in de concrete omstandigheden als strijdig met de professionele toewijding of de eerlijke handelsgebruiken kan worden beschouwd.”
Lees hele conclusie hier
Anti AH advertenties
Morgen plaatst Friesland Foods halfpaginagrote advertenties voor de merken Appelsientje en Chocomel in de dagbladen. De advertenties zijn - in navolging van de advertenties van Unilever - een reactie op de huismerkencampagne van Albert Heijn.
Lees hier meer
Bron: Adformatie
Sprintplan niet misleidend
Rechtbank Utrecht 15 oktober 2008, LJN: BF9976, 229784/ HA ZA 07-819: Aandelenleasezaak met vier eisers. Geen nieuwe argumenten aangevoerd waardoor het Sprintplan van spaarbeleg niet als misleidende reclame is aan te merken.
5.5. [eiser c.s.] hebben ter onderbouwing van de stelling dat Spaarbeleg misleidende informatie heeft verstrekt aangevoerd dat door de gebruikte termen in de informatie van Spaarbeleg niet duidelijk was dat het SprintPlan-product een karakter van geldlening in zich droeg, dat zij rente verschuldigd waren over die lening en dat zij het risico liepen om de inleg te verliezen.
5.6. Zoals de rechtbank in het bovenstaande ten aanzien van het beroep op dwaling reeds heeft overwogen, hadden [eiser c.s.] bij oplettende bestudering van de aan hen voor of bij het sluiten van de overeenkomst verstrekte informatie kunnen en moeten begrijpen wat het SprintPlan inhield en dat het niet een spaarproduct betrof. De rechtbank heeft in haar vonnissen van 22 december 2004 (NJF 2005/60) en 4 januari 2006 (NJF 2006/152) reeds uitgebreid gemotiveerd dat naar haar oordeel de door Spaarbeleg verstrekte informatie betreffende het SprintPlan niet misleidend is in de zin van artikel 6:194 BW. Misschien wekte de informatie van Spaarbeleg wel verwarring, maar deze is niet misleidend. Ook het Hof Amsterdam heeft op 15 november 2007 (LJN 7971) geoordeeld dat Spaarbeleg niet onrechtmatig heeft gehandeld door het openbaar maken of laten maken van misleidende mededelingen over het SprintPlan voor het aangaan daarvan. Nu [eiser c.s.] in de onderhavige procedure geen nieuwe argumenten aanvoeren, ziet de rechtbank geen aanleiding om van dit oordeel af te wijken
Lees vonnis hier.
Strijd tegen zwaarlijvigheid
Persbericht Europees Parlemen 22 september 2008: "Europarlementsleden verzoeken de media en de reclame een positieve rol te spelen in de strijd tegen zwaarlijvigheid door prikkels te geven voor meer lichaamsbeweging en over gezonde voeding te informeren. Ook roepen ze de lidstaten en de Commissie op om de media aan te moedigen gedragscodes te ontwikkelen met betrekking tot ongepaste reclame voor voedingsmiddelen en dranken."
Lees hier meer.
Reclame voor online-spelen
Hof van Justitie EG, 14 oktober 2008, Conclusie van Advocaat-Generaal Y. Bot, Zaak C 42/07, Liga Portuguesa de Futebol Profissional (CA/LPFP), Baw International Ltd tegen Departamento de Jogos da Santa Casa da Misericórdia de Lisboa.
215. De vraag die we ons moeten stellen, is dus of een nationale wettelijke regeling volgens welke geen reclame mag worden gemaakt voor online-spelen die in strijd met het exclusieve recht van een door de staat gecontroleerde entiteit zonder winstoogmerk worden georganiseerd, strijdig is met het beginsel van vrije dienstverrichting.
216. Om deze vraag te beantwoorden, moeten we de door de verwijzende rechter gestelde prejudiciële vraag onderzoeken of zijn nationale wetgeving, die Santa Casa het exclusieve recht verleent om in Portugal loterij en totospelen op het internet te organiseren en te exploiteren, verenigbaar is met de vrijheden van verkeer. Indien dit exclusieve recht verenigbaar is met het gemeenschapsrecht, rijst immers niet meer de vraag of het verbod om reclame te maken voor loterij en totospelen die in strijd met dit exclusieve recht worden georganiseerd en geëxploiteerd, hiermee verenigbaar is.
V – Conclusie
321. Gelet op een en ander geef ik het Hof in overweging, voor recht te zeggen:
1) Artikel 1, punt 11, van richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij, zoals gewijzigd bij richtlijn 98/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 juli 1998, moet aldus worden uitgelegd dat een regeling van een lidstaat volgens welke het exclusieve recht om op het gehele grondgebied van deze staat loterij en totospelen te organiseren en te exploiteren wordt uitgebreid tot alle elektronischecommunicatiemiddelen, met name het internet, een ‚technisch voorschrift’ in de zin van deze bepaling vormt.
2) Indien een dergelijke regeling niet is aangemeld overeenkomstig richtlijn 98/34, zoals gewijzigd door richtlijn 98/48, kan zij niet worden tegengeworpen aan particuliere ondernemingen zoals de Liga Portuguesa de Futebol Profissional en Baw International Ltd. Het staat aan de nationale rechter om na te gaan of deze regeling al dan niet is aangemeld.
3) Een prejudicieel arrest bindt de verwijzende rechter, zelfs wanneer het betrekking heeft op een regel van gemeenschapsrecht waarnaar deze laatste in zijn vraag niet heeft verwezen.
4) a) Artikel 49 EG moet aldus worden uitgelegd dat het niet in de weg staat aan de regeling van een lidstaat volgens welke het exclusieve recht om op het gehele grondgebied van deze staat loterij en totospelen te organiseren en te exploiteren, dat is verleend aan één door deze staat gecontroleerde entiteit zonder winstoogmerk, wordt uitgebreid tot alle elektronischecommunicatiemiddelen, met name het internet, indien deze regeling wordt gerechtvaardigd door dwingende redenen van algemeen belang, geschikt is om de verwezenlijking van de nagestreefde doelstellingen te garanderen, niet verder gaat dan ter bereiking daarvan noodzakelijk is en zonder discriminatie wordt toegepast.
b) Het staat aan de nationale rechter om na te gaan of aan deze voorwaarden is voldaan.
5) Gelet op de risico’s die kans en gokspelen op het internet meebrengen, kan een lidstaat het recht om deze spelen te organiseren en te exploiteren beperken teneinde de consumenten en de openbare orde te beschermen.
6) Een dergelijke regeling is geschikt om deze doelstellingen te bereiken indien zij de lidstaat de mogelijkheid biedt om de organisatie en de exploitatie van deze spelen daadwerkelijk te sturen en te controleren en indien de lidstaat bij de concrete toepassing van deze regeling zijn beoordelingsmarge niet kennelijk heeft overschreden.
7) De maatregel bestaande in de verlening van een exclusief recht aan één door de lidstaat gecontroleerde instantie zonder winstoogmerk kan evenredig zijn aan deze nagestreefde doelstellingen.
8) Een dergelijke regeling is als zodanig niet discriminerend.”
Lees hele conclusie hier
Staat er wat er staat?
Staat er wat er staat? (kamervragen)
Kamervragen met antwoord, nr. 20809000520. Antwoord van minister Verburg (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 13 oktober 2008)
Antwoorden op Kamervragen met betrekking tot de uitspraak van de RCC in de scharreleisaladezaak (zie RB 272).
“1. Kent u het bericht “legbatterijei in scharreleisalade toegestaan”? Ja.
2. Bent u van mening dat consumenten van scharreleisalade erop zouden moeten kunnen vertrouwen louter scharreleieren in deze salade aan te treffen, en zeker geen delen van batterijeieren? Zo neen, waarom niet? Zo ja, op welke wijze en termijn bent u voornemens consumenten deze zekerheid te bieden?
Ik ben van mening dat consumenten er te allen tijde op moeten kunnen vertrouwen dat louter scharreleieren in een scharreleisalade zijn verwerkt.
De verantwoordelijkheid ligt in eerste instantie bij het bedrijfsleven om de betrouwbaarheid van de eigen producten hoog te houden. Ook NGO’s, consumenten en andere maatschappelijke partijen kunnen het bedrijfsleven hierop wijzen. Dat is ook in dit geval gebeurd. Uit de reactie van C1000 en Johma, die beide voor hun product bij de Reclame Code Commissie (RCC) waren aangeklaagd, blijkt dat men dit soort signalen serieus neemt. Ondanks het feit dat de Commissie niet vindt dat bij hun producten sprake is van een misleidende claim op de verpakking, hebben beide ondernemingen laten weten op korte termijn over te zullen schakelen naar scharreleisalade met 100% scharreleieren. Daarmee laat het bedrijfsleven zien dat men maatschappelijke verantwoordelijkheid serieus neemt. Uiteraard juich ik deze stap van het bedrijfsleven toe. Het uitgangspunt is dat het bedrijfsleven zelf verantwoordelijk is voor de kwaliteit van zijn producten (zelfregulering). De overheid zet zich, waar nodig, actief in voor regels voor etikettering (volksgezondheid en voedselveiligheid), maar in het algemeen geldt dat vrijwillige etikettering veel effectiever werkt. In dit geval heeft de RCC het etiket getoetst aan het Warenwetbesluit Etikettering van Levensmiddelen en er is gecon¬stateerd dat het etiket voldoet aan de wettelijke eisen.
3. Deelt u de mening dat, analoog aan bijvoorbeeld de regelgeving rond biologische producten, consumenten zekerheid moeten kunnen hebben omtrent het 100% voldoen aan het gevoerde keurmerk van het aangeschafte product? Zo neen, waarom niet?
Ik ben van mening dat consumenten zekerheid moeten kunnen hebben dat het aangeschafte product voldoet aan datgene wat het etiket vermeldt. In dit geval gaat het niet om een keurmerk, zoals bij biologische producten die via regelgeving een beschermde status kennen. Ook voor tafeleieren gelden er wel regels met betrekking tot de herkomst (houderijsysteem). Zo geldt er in de Europese Unie een verplichte codering voor tafel¬eieren die verwijst naar het houderijsysteem. Deze codering is niet verplicht voor eieren in samengestelde producten, zoals in eiersalades. In dat geval moet de consument kunnen vertrouwen op de informatie die op het etiket is vermeld. De VWA ziet erop toe dat bij deze etikettering geen sprake is van misleiding. Indien de benaming scharrelei wordt gebruikt bij de verkoop van een samengesteld product, dan moet de consument erop kunnen vertrouwen dat het hoofdingrediënt van het product bestaat uit eieren die van scharrelkippen afkomstig zijn. Dit is overeenkomstig de bepalingen in het Warenwet¬besluit Etikettering Levensmiddelen die de RCC ook heeft toegepast bij de toetsing van de klacht van Wakker Dier.
De Minister Van Landbouw, Natuur En Voedselkwaliteit,
G. Verburg
Oneerlijke handelspraktijken
Staatsblad 2008, 398: Besluit van 6 oktober 2008 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de wet van 25 september 2008 houdende aanpassing van de Boeken 3 en 6 van het Burgerlijk Wetboek en andere wetten aan de richtlijn betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt.
De wet van 25 september 2008 houdende aanpassing van de Boeken 3 en 6 van het Burgerlijk Wetboek en andere wetten aan de richtlijn betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt treedt in werking met ingang van 15 oktober 2008.
Lees Stb. 2008, 398 hier.
Staatsblad 2008, 397: Wet van 25 september 2008 tot aanpassing van de Boeken 3 en 6 van het Burgerlijk Wetboek en andere wetten aan de richtlijn betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt.
Lees Stb. 2008, 397 hier.
Terughoudendheid Amerikaanse markt persoonsgerichte reclame
Noord-Amerikaanse ondernemingen die persoonsgerichte online reclame verzorgen voor uitgevers en internetaanbieders gaan bankroet. De zorg om privacy remde hun markt.
Verzet uit het Parlement zorgt voor de terughoudendheid van advertentieaanbieders om te beginnen met persoonsgerichte reclame. Adzilla, een Canadese aanbieder van 'targeted advertising in Noord-Amerika is gestopt. Ook het bekendere NebuAd besloot om zijn 'targeting' platform deels op sterk water te zetten.
Lees hier meer.
Collectief proces tegen de Staatsloterij
Loterijverlies.nl, een initiatief van Morand Juridische Bijstand, heeft de Staatsloterij voor de rechter gedaagd wegens misleidende reclame namens meer dan 19.00 gedupeerde lotkopers.
Volgens loterijverlies.nl heeft de staatsloterij niet eerlijk bericht over het aantal winnende loten. Volgens de Staatsloterij wonnen 20 mensen onder meer prijzen van € 50.000 en € 100.000. Waarbij in werkelijkheid slechts 3 winnaars per trekking werden getrokken. De Reclamecodecommissie oordeelde in het verleden (lees hier meer) al eerder dat de berichtgeving van de Staatsloterij misleidende reclame was.
Overeenstemmende reclames
Rechtbank Amsterdam, LJN: BF6523, 26 september 2008.
Beschikking naar aanleiding van ex parte verzoek, 1019 e Rv. Bevel staken inbreuk auteursrecht in reclame afgewezen. Argeweb verzoekt, kort gezegd, om Online Breedband op de voet van art. 1019 e Rv. te bevelen om met onmiddellijke ingang het uitzenden van haar reclame, waarmee zij volgens Argeweb inbreuk maakt op haar auteursrecht, te staken. De voorzieningenrechter wijst het bevel af “Al met al springen de verschillen zodanig in het oog en is de totaalindruk van beide reclames dermate verschillend dat van een inbreuk op het auteursrecht niet kan worden gesproken”.
4.3. Wat er ook zij van het voorgaande, Online Breedband heeft terecht aangevoerd dat niet een bepaald idee auteursrechtelijk beschermd is, maar alleen de uiting waarin dit idee nader is vorm gegeven. Het gaat er daarbij niet om of sprake is van overeenkomende elementen, maar om de vraag of de totaalindruk van het aan het oorspronkelijke werk ontleende en openbaar gemaakte en/of verveelvoudigde product zodanig met dat werk overeenstemt, dat dit als een inbreuk op het auteursrecht moet worden aangemerkt.
4.4. Hoewel zeker sprake is van overeenstemmende elementen, zoals hiervoor vermeld onder 4.2, verschillen beide commercials aanzienlijk van elkaar. Anders dan Argeweb heeft betoogd, kan de reclame van Online Breedband zeker niet als een ?100% nabootsing? van die van Argeweb worden gekenschetst.
Deze verschillen zijn onder meer:
- in de reclame van Argeweb levert een voice-over een gezongen commentaar, in die van Online Breedband is de toelichting gesproken;
- bij Argeweb worden een aantal kromme lijnen naast elkaar gebruikt, bij Online Breedband is sprake van ??n rechte lijn;
- de kleuren van de lijnen zijn verschillend;
- bij Argeweb liggen de lijnen er vanaf het begin van de commercial, terwijl de lijn in de reclame van Online Breedband eerst door de hand met potlood wordt getrokken, vervolgens in beweging wordt gebracht en uiteindelijk lijkt op een flexibel dik touw;
- bij Argeweb staan mensen stil of lopen zij in verschillende richtingen en op verschillende kromme en door elkaar lopende lijnen, terwijl bij Online Breedband de mensen allemaal dezelfde kant op lopen, van links naar rechts, over ??n en dezelfde lijn.
De totaalindruk bij Argeweb, waar de opvolgende figuren contact maken met hun directe voorganger is van een gemeenschap waar iets wordt gedeeld. De totaalindruk bij Online Breedband is dat een product wordt aangeboden dat voor een rij van uiteenlopende individuen interessant kan zijn.
Al met al springen de verschillen zodanig in het oog en is de totaalindruk van beide reclames dermate verschillend dat van een inbreuk op het auteursrecht niet kan worden gesproken.
4.5. Argeweb heeft verder gesteld dat de reclame van Online Breedband mogelijk verwarring bij het publiek teweeg zal brengen en dat uitzending van het reclame van Argeweb wellicht eerder zal bijdragen aan de bekendheid van Online Breedband dan van Argeweb zelf. Ook zou de aantrekkingskracht van de commercial van Argeweb door die van Online Breedband kunnen verwateren. Om die reden heeft Argeweb besloten het aanvankelijke plan om haar televisiereclame in september/oktober weer te gaan uitzenden laten varen, in afwachting van de uitkomst van deze procedure. Argeweb heeft haar betoog op deze punten niet alleen onvoldoende onderbouwd, maar heeft bovendien niet nader gemotiveerd waarom deze stellingen van belang zouden kunnen zijn voor het antwoord op de vraag of sprake is van een inbreuk op het auteursrecht van Argeweb, terwijl dat nu juist ten grondslag ligt aan het ingediende verzoek.
4.6. De slotsom luidt dat niet is gebleken dat Online Breedband inbreuk heeft gemaakt of zal maken op het auteursrecht van Argeweb, zodat de gevraagde voorziening zal worden geweigerd.
Lees het hele vonnis hier.