HvJ EU: Etiketteringsverboden tabak moeten worden opgevat als verbod om smaakstof als reclame te gebruiken
HvJ EU 30 januari 2019, IEF 18370; IEFbe 2860; LS&R 1699; RB 3293; ECLI:EU:C:2019:76 Merkenrecht. Tabak. Reclame. Het verbod op het gebruik van elementen of kenmerken – inclusief merken – die verwijzen naar een smaak, naar geur- of smaakstoffen of naar andere additieven, dan wel naar het ontbreken daarvan in artikel 13, lid 1, onder c), van de richtlijn. Verduidelijkt moest nog worden of de etiketteringsverboden moeten worden opgevat als een verbod om de smaakstof als reclame te gebruiken. Dit is het geval, dit oordeel is in lijn met de conclusie van de AG [IEF 17815; IEFbe 2641; LS&R 1625; RB 3162] .
Opnemen 'Kassa citaat’ in advertenties niet onrechtmatig
Vzr. Rechtbank Overijssel 13 maart 2019, IEF 18339; ECLI:NL:RBOVE:2019:874 (chocolademelk: Soort water dat smaakt naar oud papier) E Eiseres is een bedrijf dat onder andere gebrande suiker, koffiestroop en smaakversterkers produceert. Het bedrijf is sinds de oprichting gevestigd in plaats X. Een deel van de productie is door het bedrijf in de afgelopen periode verplaatst naar een andere plaats. Gedaagde is het niet eens met de nieuwe vestigingsplaats. In januari 2019 heeft hij advertenties geplaatst in de Stentor en de Stadskoerier. Hierin staat onder meer “smadelijke aftocht van [eiseres] uit [plaats x]” en “[eiseres] ’s chocolademelk: Soort water dat smaakt naar oud papier…” TV Kassa. In dit kort geding gaat het om de vraag of in de advertenties onrechtmatige uitingen staan in de zin van het bepaalde in artikel 6:162 BW op grond waarvan een rectificatie in de zin van artikel 6:167 lid 1 BW gerechtvaardigd is. De voorzieningenrechter stelt dat de gedaagde in de advertenties geen (directe) beschuldigingen jegens eiseres heeft geuit, maar slechts een opinie - namelijk de gedeeltelijke verhuizing van de productie is geen goede ontwikkeling voor de gemeenschap van plaats X en de onderneming. Bij zijn uitlatingen heeft de gedaagde zich ook niet bediend van zware of nodeloos grievende bewoordingen of verdachtmakingen. Hetzelfde geldt voor het aangehaalde citaat uit het televisieprogramma Kassa. Dit citaat staat geheel los van de inhoud van de advertentie en het is een oud klantenonderzoek dat wellicht geen recht doet aan de huidige kwaliteit van de chocolademelk, gelet op de context van de advertenties en het feit dat het slechts een citaat is uit een onafhankelijk consumentenonderzoek en het niet eigen bewoordingen van gedaagde betreft - is het opnemen van het ‘Kassa citaat’ in de advertenties niet onrechtmatig is. De gebruikte bewoordingen zijn weliswaar een negatieve kwalificatie zijn, maar afgewogen tegen het belang van de vrijheid van meningsuiting van gedaagde niet dermate kwaadsprekend dat de aanduiding als onrechtmatig moet worden aangemerkt. De rechter wijst de vordering af.
In de tijdschriften maart 2019
Misleidende informatie bij productaankoop leidingsysteem, maar geen aansprakelijkheid
Hof Arnhem-Leeuwarden 12 februari 2019, RB 3290; ECLI:NL:GHARL:2019:1290 (Vivantes tegen Nathan en Uponor) Hoger Beroep. Misleidende mededeling. Uponor is producent van kunststofbuizen. Nathan is de fabrieksvertegenwoordiger van Uponor in Nederland en België. Uponor prijst haar buizen aan door middel van folders, waarin zij stelt dat de betreffende buizen een maximaal constante werktemperatuur van 95°C kunnen verdragen (hierna: de aanprijzing). Vivantes stelt dat deze aanprijzing misleidend dan wel onrechtmatig is. De rechtbank heeft in eerste aanleg [RB 1607] geoordeeld dat de aanprijzing misleidend is in de zin van artikel 6:194 sub a BW, waarmee in beginsel sprake is van een onrechtmatige daad die aan Nathan en Uponor moet worden toegerekend. De rechtbank achtte het echter onvoldoende aannemelijk dat Vivantes haar keuze voor de Unipipe-buizen heeft gebaseerd op de aanprijzing. Derhalve heeft de rechtbank geen causaal verband aangenomen. In hoger beroep voert Vivantes drie grieven aan tegen deze beslissing. Met haar eerste grief stelt Vivantes dat degene die in verband met een misleidende mededeling schadevergoeding vordert niet hoeft aan te tonen dat hij op die misleidende mededeling is afgegaan indien er sprake is van een misleidende mededeling. Dit is echter onjuist nu Vivantes een rechtspersoon is handelend in de uitoefening van bedrijf of beroep. Vervolgens beroep Vivantes zich op het HR World Online arrest (HR 27 november 2009, ECLI: NL:HR:2009: BH2162). Dit beroep gaat echter niet op nu er belangrijke verschillen zijn met de situatie in het World Online arrest. Belangrijke verschillen zijn dat de productfolder zich in dit geval richt op een specifieke doelgroep van technisch onderlegde professionals in plaats van, zoals in de World Online-zaak, op een breed publiek van beleggers (waaronder professionele beleggers en consumenten zonder kennis en ervaring met beleggen), terwijl de in de World Online-zaak geschetste bewijsproblemen voor de beleggers zich niet of anders en in mindere mate voordoen voor Vivantes. Tot slot heeft Vivantes onvoldoende gesteld om aan te nemen dat de aanprijzing in de folder voldoende van belang is geweest bij de beslissing om de kunststofbuizen aan te kopen. Alle grieven falen.
Staatsloterij hoeft ondanks misleidende uitlatingen geen schadevergoeding te betalen doordat deelnemer niet heeft kunnen aantonen hierdoor beïnvloed te zijn
Ktr. Rechtbank Den Haag 19 maart 2019, RB 3289; ECLI:NL:RBDHA:2019:2663 (deelneemster tegen Staatsloterij) en ECLI:NL:RBDHA:2019:2662 (deelnemer tegen Staatsloterij) Misleidende mededelingen van 2000 tot 2007. De vordering op grond van dwaling wordt afgewezen omdat de deelneemster niet voldoende heeft aangevoerd om aan te nemen dat zij in de bewuste periode bij de aankoop van staatsloten is beïnvloed door de misleidende mededelingen.
Ook enkel openbaar maken misleidende mededeling is onrechtmatige daad
Conclusie AG HR 18 januari 2019, RB 3288; ECLI:NL:PHR:2019:244 (Mikas tegen BPD) Misleidende reclame. Leverancier en handelsagent aansprakelijk jegens de projectontwikkelaar die de betreffende producten in zijn bestekken heeft voorgeschreven? Verjaring. Causaal verband.
Uitspraak ingezonden door Marjolein Driessen, Legaltree.
Claim 'zonder toegevoegde suikers' toelaatbaar ondanks toevoeging van appelsapconcentraat
RCC 5 maart 2019, RB 3287; dossiernr. 2018/00620 (Foodwatch tegen HiPP). Foodwatch heeft bezwaar gemaakt tegen gebruik van de door HiPP gebruikte claim ‘Zonder toegevoegde suikers’, omdat de claim volgens foodwatch gebruikt wordt terwijl er wel suiker in de koekjes zit vanwege het feit dat aan de koekjes appelsapconcentraat is toegevoegd (een schuilnaam voor suiker, aldus foodwatch). De RCC heeft geoordeeld dat gebruik van de claim ‘Zonder toegevoegde suikers’ in dit geval toelaatbaar is, aangezien HiPP voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat toevoeging van het appelsapconcentraat niet heeft plaatsgevonden vanwege de zoetkracht, zoals foodwatch heeft betoogd.
HiPP heeft terecht aangevoerd ‘dat de benaming van het product ‘Kinderkoek met appel’ een indicatie vormt dat het appelconcentraat aan het product is toegevoegd als een ‘defining ingredient’, en dus is gebruikt om de beoogde appelsmaak te verkrijgen. Veder heeft HiPP aan de hand van de overgelegde stukken aannemelijk gemaakt dat door toevoeging van andere ingrediënten dan appelsapconcentraat om de appelsmaak te bereiken niet kan worden voldaan aan de veiligheidseisen die gelden voor het productieproces, en bovendien de gewenste structuur niet kan worden bereikt. Tenslotte heeft HiPP terecht gewezen op de voedingswaarde als reden voor toevoeging van het geconcentreerde appelsap. (…)’
Ook de mate waarin het appelsapconcentraat is toegevoegd (18%) acht de Commissie niet zodanig dat dat gebruik van de claim ‘zonder toegevoegde suikers’ ontoelaatbaar zou maken. De claim is niet in strijd met artikel 8 lid 1 van de Claimsverordening, noch met artikel 2 NRC en is ook niet misleidend nu de claim alleen ziet op de toegevoegde suikers, terwijl de verpakking duidelijk vermeldt dat het product wel van nature aanwezige suikers bevat.
Uitspraak ingezonden door Bert Gravendeel, Gravendeel Advocaten.
Geen misleidende uitlatingen omtrent certificeerbaarheid van producten
Rechtbank Rotterdam 23 januari 2019, IEF 18271, RB 3286; ECLI:NL:RBROT:2019:1369 (Aviation Glass tegen Air-Craftglass). Misleidende reclame. Bedrijfsgeheimen. Aviation Glass drijft een onderneming die zich bezighoudt met glastoepassingen voor de luchtvaart. Gedaagde is CEO geweest van Aviation Glass, maar is uit deze functie ontslagen. Gedaagde is hierna doorgegaan in dezelfde branche met een ander, nieuw bedrijf (te weten: Air-Craftglass). Hierna is een conflict ontstaan tussen gedaagde en Aviation Glass, waarna Aviation Glass naar de Rechtbank Rotterdam is gestapt. Hier stelt Aviation Glass o.a. dat gedaagde misleidende uitlatingen heeft gedaan over haar nieuwe producten. Gedaagde zou namelijk reclame maken met certificeringen die zij niet bezit. Ook stelt Aviation Glass dat gedaagde bedrijfsgeheimen van haar heeft gestolen. De rechtbank komt in beide gevallen tot de conclusie dat de vordering niet toewijsbaar is. Dit omdat bij de vermeend misleidende uitlatingen het mogelijk is dat gedaagde haar producten eerst laat certificeren alvorens deze toe te passen, de producten zijn namelijk wel certificeerbaar. Met betrekking tot de bedrijfsgeheimen oordeelt de rechtbank dat onvoldoende is gemotiveerd dat er sprake is van gestolen bedrijfsgeheimen.
Gall & Gall voert promotie met misleidende beschikbaarheid
Vz. RCC 6 februari 2019, RB 3283; dossiernr. 2018/00861 (Klager tegen Gall & Gall). Gedeeltelijke voorzitterstoewijzing. Misleiding beschikbaarheid. Het betreft een op 24 november 2018 in het NRC Handelsblad gepubliceerde advertentie van Gall & Gall in het kader van ‘Topselectie wijnen’ waarin onder meer een ‘Tokara Director’s Reserve 2014’ wordt aangeboden voor € 11,99. In de advertentie staat, haaks op de verdere inhoud daarvan: “Deze actie is geldig t/m woensdag 5 december 2018, of zolang de voorraad strekt”. Toen klaagster de wijn uit de advertentie bij aanvang van de actie wilde kopen bleek deze niet meer beschikbaar.
2) Wel is de klacht gegrond voor zover klaagster bezwaar maakt tegen het feit dat zij van de actie geen gebruik kon maken doordat de wijn bij de aanvang van de actie in (een aantal) filialen van adverteerder niet te koop was, terwijl het evenmin mogelijk was de wijn via de webshop van adverteerder te bestellen. Op het moment dat een actie start, dient immers altijd enige voorraad van het actieproduct beschikbaar te zijn, tenzij in de reclame-uiting bepaalde filialen worden uitgezonderd. De vermelding “zolang de voorraad strekt” of een soortgelijke vermelding ontslaat adverteerder niet van deze verplichting (vgl. dossier 2013/000085). Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de uiting in strijd met het bepaalde in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). De uiting wekt immers ten onrechte de indruk dat de desbetreffende wijn als aanbieding beschikbaar is. Verder is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden acht de voorzitter de bestreden uiting misleidend en oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
Uitspraak ingezonden door Jeroen Lubbers van Dirkzwager.
Brief aan ouders is geoorloofd nu er geen aanprijzing wordt gedaan
RCC 12 februari 2019, RB 3285; dossiernr. 2018/00733 (Bibliotheek op school). Bevestiging voorzittersafwijzing. De bestreden uiting betreft een geadresseerde brief van de bibliotheek waarin onder meer staat: "Uit onze gegevens blijkt dat uw kind op dit moment geen gebruik maakt van dit bibliotheekabonnement. Wilt u wel gebruik maken van het abonnement in onze bibliotheken dan kunt u gratis een pas aanvragen bij een van onze bibliotheken. Uw kind kan dan meteen een stapel leuke boeken mee naar huis nemen. Wilt u geen gebruik meer maken van het bibliotheekabonnement buiten de ‘Bibliotheek op school’, dan hoeft u niks te doen. Na 2 maanden wordt uw kind afgemeld voor dit bibliotheekabonnement."
De klacht wordt als volgt samengevat. In de brief wordt de suggestie gewekt dat de bibliotheek en klagers kind een overeenkomst zijn aangegaan, die binnenkort eindigt of verlengd moet worden. Volgens klager is er geen klantrelatie, zijn de persoonsgegevens niet verkregen uit hoofde van een overeenkomst of na verkoop van een product of dienst. Klagers dochter heeft begin 2018 “ongevraagd” van de juf in de klas een pas van de bibliotheek gekregen. Klager heeft de bibliotheek er toen op gewezen dat er nooit een overeenkomst tot stand is gekomen, en de persoonsgegevens van zijn kind onrechtmatig verkregen en verwerkt zijn. Uit de brief die hij nu ontving (de onderhavige uiting) blijkt dat er nog steeds persoonsgegevens onrechtmatig worden verwerkt: er is geprofileerd en gekeken naar het gebruik van de pas en ook voor de verzending van deze brief zijn onrechtmatig persoonsgegevens verwerkt. De brief, die aanspoort tot verlengen of opnieuw afsluiten van het abonnement is direct mail, aldus klager. Klager en zijn dochter staan ingeschreven bij Postfilter. Volgens klager handelt de bibliotheek in strijd met de volgende artikelen: Artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) wegens strijd met de algemene verordening gegevensbescherming (AVG), artikelen 8 en 14 NRC; Artikel 7 Code brievenbusreclame (CBR); Artikelen 5.2 en 6.2 Code Postfilter; Artikel 2 lid 1 onder cen de artikelen 9, 12 lid 1 en lid 2 van de Kinder- en Jeugdreclamecode. Klager verwijst ten slotte in zijn klacht op de beslissing van de Commissie in dossier 2016/00160, waarin de bibliotheek een aanbeveling heeft gekregen.