RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Reclame  

RB 830

Voordeel Renault Clio of Renault Clio Diesel?

RCC 5 april 2011, Dossiernr. 2011/00089 en 2011/00089A, (Misleidende Renault Clio reclame)

Reclamerecht. Renault Clio televisie reclame stelt ten onrechte dat er geen BPM en wegenbelasting moet worden betaald. Dit blijkt alleen voor de Renault Clio Diesel te gelden. Verweerder stelt dat op website van Renault alle voorwaarden staan vermeld. Commissie oordeelt dat er sprake is van een omissie (art. 8 aanhef en onder c. NRC) en misleiding (art. 7 NRC). Acht het verweer van Renault niet relevant. Commissie beveelt aan niet meer op dergelijke wijze reclame te maken.

 

00089. Naar door klager onweersproken is gesteld, gelden de in de – kennelijk vanaf 13 december 2010 uitgezonden – reclame genoemde voordelen uitsluitend voor de ‘Renault Clio Diesel’, die pas vanaf mei 2011 zal zijn te verkrijgen. Deze, naar het oordeel van de Commissie essentiële, informatie blijkt niet uit de uiting. Zonder enige nuancering wordt gesteld dat de genoemde voordelen voor de ‘Renault Clio’ gelden.
 
Naar het oordeel van de Commissie is gelet op het voorgaande sprake van een omissie als be­doeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consu ment hier door ertoe ge bracht zou kunnen worden een besluit over een transactie te ne men, dat hij anders niet zou hebben genomen. Gelet op het voorgaande is de uiting misleidend en daar door oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

00089A. Naar door klager onweersproken is gesteld, geldt het in de reclame genoemde voordeel ‘geen BPM’ uitsluitend indien de bewuste auto een dieselmotor heeft. Deze, naar het oordeel van de Commissie essentiële, informatie blijkt niet uit de uiting. Zonder enige nuancering wordt gesteld dat men voor de ‘Renault Clio’ geen BPM betaalt. Een verwijzing naar de website acht de Commissie in dit opzicht onvoldoende.

Naar het oordeel van de Commissie is aldus sprake van een omissie als be doeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consu ment hier door er toe ge bracht zou kunnen worden een besluit over een transactie te ne men, dat hij anders niet zou hebben genomen. Gelet op het voorgaande is de uiting misleidend en daar door oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Klagers bezwaar dat bijtelling uitsluitend ‘nodig’ is, wanneer de auto zakelijk wordt gebruikt, treft geen doel, nu het besluit van de gemiddelde consument die een auto niet voor zakelijk gebruik wenst aan te schaffen, niet zal worden beïnvloed door de mededeling dat ‘slechts 14% bijtellling’ geldt. 

Lees de gehele uitspraak 2011/00089 hier en hier.
Lees de gehele uitspraak 2011/00089A hier en hier.

Regeling: NRC (nieuw) art. 7, 8.3 onder c

RB 826

BGH over garantievermelding in reclame bij verkoop consumentenproducten

Gegevens die bij consumentenkoop in de garantieverklaring opgenomen moeten zijn, moeten niet noodzakelijkerwijs al in de reclame met de garantie gepresenteerd worden, aldus I. Zivilsenat van het Duitse Bundesgerichtshof.

De adverteerder, verkoper van druk- en tonerpatronen voor computerprinters, verkoopt via internet zijn producten. Er wordt drie jaar garantie gegeven. Klager meent dat er in de reclame duidelijk had moeten zijn onder welke voorwaarden men een beroep op deze garantie kan doen. Volgens § 477 (1) zin 2 Duitse BGB moet een garantieverklaring die wijst op wettelijke rechten worden afgegeven, en mag een garantie geen beperking zijn van dit recht. Verder moet het de wezenlijke gegevens vermelden om garantie geldend te kunnen maken. Richtlijn 1999/44/EG spreekt duidelijk over "de garantieverklaring" en niet over de reclame met de garantie.

Urteil vom 14. April 2011 - I ZR 133/09
LG Bielefeld vom 20. März 2009 - 15 O 233/08
OLG Hamm vom 13. August 2009 - 4 U 71/09

Foto: Ingeborg Lehmann

RB 825

Kamervragen over Vriendenloterij - aggressieve reclame per sms?

In navolging van eerdere berichten (RB 758 en meer). Tweede Kamerlid Bouwmeester (PvdA) heeft staatsecretaris Teeven vragen gesteld inzake een vermeend aggressieve reclamecampagne van de VriendenLoterij (ingezonden 23 februari 2011- antwoorden van de staatssecretaris (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 1799).

Winnende deelnemers aan de vriendenloterij ontvangen een sms'je dat ze in januari een prijs hebben gewonnen. Wordt men in de waan gebracht 1 miljoen te hebben gewonnen, is er sprake van misleiding en buitensporig stimuleren van kansspeldeelname en is er strijd met artikel II.3 van deReclamecode voor Kansspelen?

De Nederlandse kansspelvergunninghouders hebben op grond van de hun verleende vergunning een zorgplicht om op evenwichtige wijze vorm te geven aan hun wervings- en reclameactiviteiten. Aan die zorgplicht hebben zij invulling gegeven door middel van de Gedrags- en reclamecode kansspelen. Op de naleving van de reclamecode kansspelen wordt toegezien door de Reclame Code Commissie (RCC). Het is dan ook primair aan de RCC om te beoordelen of deze campagne onder artikel II.3 van de reclamecode kansspelen valt.

Vraag 3, 4, 5

Deelt u de mening dat ontvangers van de sms’jes met de tekst «Gefeliciteerd! U heeft in januari een prijs gewonnen in de VriendenLoterij. Ga naar VriendenLoterij.nl en zie wat u heeft gewonnen» en de website waarop vervolgens verwezen wordt naar een prijs van 1 miljoen euro in de waan gebracht worden dat zij dit geldbedrag gewonnen hebben? Zo nee, waarom niet?

Deelt u de mening dat hier sprake is van misleiding van de consument en het buitensporig stimuleren van deelname aan kansspelen, daar na bezoek aan bovengenoemde website blijkt dat ontvangers van deze sms’jes slechts kaartjes voor Duinrel of een abonnement op een tijdschrift gewonnen hebben maar voor de prijs van 1 miljoen euro extra loten dienen te bestellen? Zo ja, acht u dit ook onwenselijk? Zo nee, waarom niet?

Deelt u de mening dat deze campagne onder de Reclamecode voor Kansspelen valt en in strijd is met Artikel II.3 van deze code, waarin staat dat reclame voor kansspelen niet misleidend mag zijn, met name niet met betrekking tot de eigenschappen van of kansen op het winnen van een prijs bij de aangeboden kansspelen? Zo ja, welke consequenties heeft dit volgens u? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3, 4, 5

De Vriendenloterij heeft aangegeven dat winnende deelnemers een sms-bericht ontvangen met de mededeling dat door hen een prijs is gewonnen. Deze SMS service kan desgewenst worden stopgezet door de deelnemer. Daarnaast heeft de Vriendenloterij aangegeven dat de bekendmaking van de winnaars van de trekking van januari deels gelijk liep met een reclamecampagne van de Vriendenloterij op haar website. Daardoor is wellicht de indruk gewekt dat via sms-berichten nieuwe deelnemers werden geworven. De Vriendenloterij heeft mij laten weten haar website inmiddels te hebben aangepast.

De Nederlandse kansspelvergunninghouders hebben op grond van de hun verleende vergunning een zorgplicht om op evenwichtige wijze vorm te geven aan hun wervings- en reclameactiviteiten. Aan die zorgplicht hebben zij invulling gegeven door middel van de Gedrags- en reclamecode kansspelen. Op de naleving van de reclamecode kansspelen wordt toegezien door de Reclame Code Commissie (RCC). Het is dan ook primair aan de RCC om te beoordelen of deze campagne onder artikel II.3 van de reclamecode kansspelen valt.

Vraag 6

Welke mogelijkheden zijn er op basis van de gedrags- en reclamecode voor kansspelen om op te treden tegen de VriendenLoterij om een einde te maken aan dergelijke misleidende campagnes? In hoeverre acht u het wenselijk en waarschijnlijk dat er in deze gebruik gemaakt gaat worden van deze mogelijkheden?

Antwoord 6

Het staat een ieder vrij om een klacht in te dienen tegen een reclame-uiting bij de RCC. Indien de beoordeling en uitspraak van de RCC daartoe aanleiding geeft, kan ik de Vriendenloterij op grond van de haar verleende vergunning een aanwijzing over haar wervings- en reclameactiviteiten geven, na daarover het College van toezicht op de kansspelen te hebben gehoord. Gezien de momenteel beschikbare gegevens over het karakter van onderhavige SMS service acht ik het niet opportuun hier in deze gebruik van te maken.
De voorgestelde wijziging van de Wet op de kansspelen in verband met de instelling van de kansspelautoriteit2, welke momenteel aanhangig is bij uw Kamer, biedt mij de mogelijkheid bij algemene maatregel van bestuur nadere regels te stellen met betrekking tot wervings- en reclameactiviteiten.

Lees meer hier.

Regeling: Reclamecode voor Kansspelen

RB 820

Niet-commerciële werving valt onder de NRC

RCC 8 maart 2011, Dossiernr. 2011/00017 (Ongeadresseerde uitnodiging kerkdienst valt onder NRC)

Reclamerecht. Ongeadresseerde uitnodiging voor bijwonen kerkdienst in brievenbus met Nee/Nee-sticker. Volgens voorzitter heeft deze uiting een wervend karakter dus valt het onder de NRC. Overtreding van art. 3.1 en 1.2 Code VOR. Voorzitter beveelt voortaan niet meer op dergelijke wijze reclamedrukwerk te verspreiden.

 

Met betrekking tot adverteerders verweer dat de bewuste uiting geen reclame-uiting is, overweegt de voorzitter dat de onderhavige uiting een wervend karakter heeft ten aanzien van (het bijwonen van) de in de uiting vermelde en (mede) door hem georganiseerde kerstdiensten. Gelet hierop dient de uiting te worden aangemerkt als een reclame-uiting als bedoeld in artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Dat geen sprake is van een commercieel doel, leidt -gelet op het bepaalde in artikel 1 NRC-niet tot een ander oordeel. De voorzitter is derhalve bevoegd de uiting aan de NRC te toetsen.
 
Met betrekking tot  de door klager geuite bezwaren overweegt de voorzitter als volgt:
ad a. Adverteerder heeft niet weersproken dat de bewuste reclame-uiting is gedeponeerd in klagers brievenbus, die -naar uit klagers bezwaar blijkt- is voorzien van een Nee/Nee-sticker als vermeld in bijlage 1 bij de Code VOR. Dit betekent dat, nu adverteerder de bewuste uiting desondanks in klagers brievenbus heeft laten deponeren, adverteerder niet heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1 Code VOR.

Adverteerder laat weten de verspreider(s) te zullen vragen om voortaan een adres op de uiting aan te brengen zodat het geen ongeadresseerde uitnodiging meer is, doch (uitvoering van) dit voornemen meent niet weg dat de onderhavige bezorging plaatsvond in strijd met artikel 3.1 Code VOR.

ad b. In de uiting ontbreken naam, adres en woonplaats van adverteerder. Adverteerder voert aan dat in de uiting zijn e-mailadres en website zijn vermeld, doch daarmee is niet voldaan het bepaalde in artikel 1.2 Code VOR.

Lees de volledige uitspraak hier en hier.

Regeling 
NRC 1
Code VOR 3.1

RB 816

Le Conseil Paritaire de la Publicité (CPP) publiceert een nieuw advies over reclame en Fair Trade.

©neo-planeteOndanks de algemene bekendheid en de acceptatie van de Fair Trade producten, worden deze nog zelden gekocht. Overwegende dat publiciteit kan bijdragen aan de ontwikkeling van Fair Trade stelt de CPP aan de Autorité de Régulation Professionnelle de la Publicité (ARPP) voor een Recommandation op te stellen, mede gezien het gebrek aan publicitaire regels op het gebied van Fair Trade. Het doel hiervan is de consumenten beter in te lichten. De CPP raadt aan de Recommandation te inspireren op de Recommandation over duurzame ontwikkeling. met dank aan Iris Koetsenruijter, recent afgestudeerde jurist
 
Volgens het CPP dienen met name de volgende punten in de Recommandation terug te komen:

    • Verduidelijking van de labels, tekens en logo’s om verwarring met officiële labels te voorkomen.
    • Respect voor de criteria van de definitie van “Fair Trade” die door artikel 60 van de Franse wet van 2 augustus 2005 zijn gesteld.
    • Een verduidelijking van objectieve onderdelen (ingrediënten, percentages) die het mogelijk maken voor het product om zich te presenteren als voortkomend uit Fair Trade.
    • Elk bericht dat claimt sociale vooruitgang voor de producenten en bevordering van het milieu te bewerkstelligen moet gebaseerd zijn op openbare bronnen.
    • Termen zoals “solidair” en “ethisch” of tekens die het idee van Fair Trade oproepen mogen geen aanleiding geven tot verwarring door consumenten met de originele Fair Trade producten.
    • Als het Fair Trade aspect ondergeschikt is aan het geheel van de activiteiten van een merk mag dat merk de titel “Fair Trade” niet gebruiken in haar bedrijfsmatige mededelingen.
    • Reclame betreffende Fair Trade is aangemoedigd zich te associëren met waarden zoals respect en evenwicht van belangen (trade not aid).
    • Het moet voor de consument makkelijk zijn om te achterhalen waarom het product “Fair Trade” is.

De CPP vraagt aan de ARPP dat het haar Recommandation afmaakt in de komende 4 maanden volgend op de kennisgeving van dit advies.

Lees het originele bericht hier en hier.

RB 814

Tagatesse - Zoet zonder zonde

RCC 21 maart 2011, Dossiernr: 2010/00638 (Tagatesse – Zoet zonder zonde; red. inzet vergelijkbare reclame)

Reclamerecht. Gezondheidsclaim. De klacht betreft een advertentie in het blad De Allerhande nr. 8, jaargang 2010. In de advertentie staan producten van adverteerder met daarbij de tekst: “Tagatose Zoet zonder zonde, zonder suiker!” met daarbij voordelen van Tagatose, onder meer prebiotische werking, die zorgt voor een vlotte darmwerking en spijsvertering en de glycemische index van 2 die maakt dat Tagatose geschikt is voor diabeten type I en II. Misleiding want alleen prebiotische werking bij grote hoeveelheden. Index is omstreden. Niet-toegestane medische claim. RCC: inderdaad niet toegestane claim "geschikt voor diabeten type I en II ex art. 3 RVV jo. art. 2 lid 5 en artikel 13-lijst van de EG-Verordening 1924/2006.

Klaagster meent dat de genoemde voordelen deels misleidend zijn. De prebiotische werking geldt alleen bij gebruik in grote hoeveelheden, niet bij normale consumptie van deze producten. Daarnaast is de glycemische index een waarde waar deskundigen het niet over eens zijn. Derhalve kan in een reclame-uiting geen juiste glycemische index worden genoemd. De claim “geschikt voor diabeten” is een medische claim die niet is toegestaan. Klaagster verzoekt de uiting te toetsen “aan de wetgeving van de EFSA”.

2) Naar het oordeel van de Commissie moet deze claim (red. “zorgt voor een vlotte darmwerking en spijsvertering”) worden aangemerkt als een claim in de zin van artikel 3 lid 1 Reclamecode voor voedingsmiddelen (RVV) in verbinding met artikel 2 lid 5 van EG-verordening nr. 1924/2006. Derhalve moet zijn voldaan aan de voorwaarden als vermeld in artikel 3 lid 1 aanhef en sub a tot en met c RVV, waaronder de voorwaarde dat - voor zover op dit moment actueel - de claim moet zijn vermeld op de zogenoemde artikel 13 lijst van EG-verordening nr. 1924/2006.

Ten aanzien van D/Tagatose is een aanvraag gedaan op de wijze als bedoeld in artikel 13 lid 2 EG-verordening nr. 1924/2006. De claim in de advertentie dat Tagatose een prebiotische werking heeft die zorgt voor een vlotte darmwerking en spijsvertering, valt naar het oordeel van de RCC onder de reikwijdte van de aanvraag voor D-Tagatose.

4) De aanvraag is inmiddels door de EFSA beoordeeld en heeft de status “gepubliceerd”, maar is nog niet bij verordening vastgesteld door de Europese Commissie. Aldus is ten aanzien van de claim de overgangsregeling van artikel 28 lid 5 aanhef en onder b van EG-verordening nr. 1924/2006 van toepassing, waarnaar in artikel 3 sub b RVV wordt verwezen. Ingevolge eerstgenoemde bepaling kunnen, voor zover hier relevant, gezondheidsclaims als de onderhavige vanaf de datum van inwerkingtreding van de verordening tot de aanneming van de in artikel 13 lid 3 van de verordening vermelde lijst onder de verantwoordelijkheid van bedrijfsexploitanten worden gedaan, mits zij stroken met de toepasselijke nationale bepalingen en het bepaalde in EG-verordening nr. 1924/2006. Aangaande het laatste is het volgende van belang.

5)  In de reclame-uiting worden diverse producten afgebeeld. De genoemde claim dient van toepassing te worden geacht op al deze producten, nu deze door de onderhavige reclame-uiting onmiskenbaar met de onderhavige claim in verband worden gebracht. Niet duidelijk is echter of Tagatose in al die producten steeds de werking op het spijsverteringskanaal en de darmen heeft die in de claim aan Tagatose wordt toegeschreven. Denkbaar is immers dat het gehalte Tagatose in die producten, althans enkele daarvan, dermate gering is, dat daarvan geen werking valt te verwachten. In verband daarmee is van belang dat op grond van artikel 5 lid 1 aanhef en onder b aanhef sub i) van EG-verordening nr. 1924/2006 de nutriënt of de andere stof waarvoor de claim wordt gedaan in het eindproduct aanwezig dient te zijn in een significante hoeveelheid zoals omschreven in de communautaire wetgeving of, indien er ter zake geen voorschriften bestaan, in een hoeveelheid die volgens algemeen aanvaard we-tenschappelijk bewijs het geclaimde nutritionele of fysiologische effect bewerkstelligt, Voorts dient, zoals staat in artikel 5 lid 1 aanhef en onder d van EG-verordening nr. 1924/2006, de hoeveelheid van het product die de consument, naar redelijkerwijs kan worden aangenomen, tot zich zal nemen, een significante hoeveelheid te leveren van de nutriënt of andere stof waarvoor de claim wordt gedaan, zoals omschreven in de communautaire wetgeving of, indien er ter zake geen voorschriften bestaan, een significante hoeveelheid die volgens algemeen aanvaard wetenschappelijk bewijs het geclaimde nutritionele of fysiologische effect bewerkstelligt.

6) Adverteerder heeft weliswaar onweersproken gesteld dat hoeveelheden Tagatose van 15 gram per dag een bewezen actieve werking hebben, maar heeft, ook nadat zij daartoe bij tussenbeslissing van de RCC van 10 december 2010 in de gelegenheid is gesteld, niet aannemelijk gemaakt dat de consument bij normale consumptie van de in de reclame-uiting afgebeelde Tagatesse producten voldoende Tagatose binnenkrijgt om de geclaimde prebiotische werking te ervaren. Niet kan worden geoordeeld dat is voldaan aan de vereisten van artikel 5 lid 1 aanhef en onder b aanhef sub i) en artikel 5 lid 1 aanhef en onder d van EG-verordening nr. 1924/2006. De uiting is om die reden in strijd met deze bepalingen voor zover het de afgebeelde Tagatesse producten betreft.
4)  Nu adverteerder met betrekking tot het laatste geen specifieke informatie heeft verschaft, is de Commissie van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de consument bij normale consumptie van de in de reclame-uiting afgebeelde Tage­tes­se producten voldoende Taga­tose binnenkrijgt om de geclaimde prebiotische werking te ervaren. Op grond hiervan kan niet worden geoordeeld dat is vol­daan aan de vereisten van artikel 5 lid 1 aan­hef en onder b aanhef sub i) en artikel 5 lid 1 aanhef en onder d van EG-verordening nr. 1924/2006. De uiting is om die reden in strijd met deze bepalingen voor zover het de afgebeelde Tagatesse producten betreft.
5)  Het voorgaande impliceert tevens dat adverteerder onjuiste informatie heeft verstrekt ten aanzien van de voornaamste kenmerken van de afgebeelde Tagatesse producten. Im­mers, niet aannemelijk is geworden dat normale consumptie van die producten leidt tot de in de uiting voorgespiegelde prebiotische werking van die pro­ducten. Aldus is geen juiste in­for­­matie verschaft over de van het gebruik van de producten te verwachten resultaten als be­doeld onder b van artikel 8.2 Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC
6) Adverteerder heeft de klacht die betrekking heeft op de mededeling dat Tagatose wegens haar glycemische index van 2 geschikt is voor diabeten type 1 en 2, erkend. De RCC onderschrijft dat de bewering “geschikt voor diabeten type 1 en 2” niet is toegestaan, nu niet is voldaan aan de voorwaarden als vermeld in artikel 3 lid 1 aanhef en sub a tot en met c RVV in verbinding met EG-verordening nr. 1924/2006.

De RCC beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

De RCC is verder van oordeel dat adverteerder wél voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de hoogte van de glycemische index van een product aan de hand van objectieve universele normen kan worden berekend. Nu er geen reden is om te veronderstellen dat adverteerder die waarde in dit geval onjuist heeft berekend, kan de reclame-uiting op dit punt niet onjuist of misleidend worden geacht. Dit onderdeel van de klacht wordt afgewezen.
 
Lees de uitspraak hier (link) en hier (pdf)

Regelingen:
EG-verordening nr. 1924/2006 (zgn. Claimsverordening)
NRC (nieuw) art. 2 (wet),  7,  8.2 onder b.
RVV art. 3.

RB 812

Minister: dit (reclame)bord hoort niet thuis langs de snelweg

In navolging van ons eerdere bericht (RB 680), het antwoord van de Minister op kamervragen. Voor de praktijk relevant zijn

1) richtlijn dat een object langs de snelweg maximaal twee seconden de aandacht mag vasthouden, en

2) dat er een beleidskader "afleiding" wordt geformuleerd. Daaraan kunnen weigeringsgronden worden ontleend voor het niet-verlenen van een vergunning voor (geplande) objecten langs de autosnelwegen. Dit betreft dan o.a. gebouwen, windturbines, billboards en kunstobject

Opvallend zijn de richtlijn; object mag maximaal twee seconden aandracht vasthouden

Rijkswaterstaat hanteert als richtlijn dat een object wat niet relevant is voor de rijtaak de aandacht maximaal twee seconden mag vasthouden. Wanneer een bestuurder besluit een foto van dit object te maken wordt in de eerste plaats de regel betreffende het gebruik van een mobiele telefoon in de auto overtreden. Daarnaast zal naar alle waarschijnlijkheid de aandacht meer dan twee seconde van het verkeer zijn afgeleid waardoor de verkeersveiligheid negatief beïnvloed kan worden.

en het beleidskader "afleiding" dat kader geeft voor (geplande) objecten langs de auto(snel)wegen. Dit kader geeft criteria aan voor negatieve beïnvloeding van de verkeersveiligheid en mogelijk een weigeringsgrond voor vergunningen.

Binnen mijn departement wordt momenteel gewerkt aan een beleidskader “afleiding”. Dit kader beschrijft criteria om van (geplande) objecten langs auto(snel) snelwegen vast te stellen of zij de verkeersveiligheid negatief kunnen beïnvloeden. Met objecten worden in dit kader o.a. gebouwen, windturbines, billboards en kunstobjecten bedoeld. Wanneer objecten de verkeersveiligheid negatief kunnen beïnvloeden is dit een grond voor Rijkswaterstaat om een aanvraag voor een vergunning te weigeren. Wanneer het object buiten het beheergebied van Rijkswaterstaat wordt gerealiseerd, zoals in deze casus het geval is, zal dit beleidskader worden gebruikt om een standpunt in te nemen richting de betreffende decentrale overheid.

Dit beleidskader zal besproken worden met de VNG en mijn verwachting is dat het rond de zomer wordt vastgesteld waarna het aan alle gemeenten over wiens grondgebied een auto (snel) weg loopt wordt aangeboden.

Zie antwoord op kamervragen hier

RB 811

Guerilla actie: Mercedes op marktplaats

Op marktplaats (klik inzet voor vergroting) verschenen de laatste dagen advertenties van occasions van Volkswagen en Renault. Op de foto's stonden toevallig ook busjes van mercedes met de volgende tekst: "De nieuwe Sprinter heeft u al v.a. €19.800,-".

Wanneer het nummer van de zogenaamde particuliere adverteerder Peter belt, krijg je voicemail met de volgende strekking: "Je belt zeker niet voor die Volkswagen, maar voor die Mercedes? Die heb ik niet, daarvoor moet je naar de Mercedes-dealer."

Deze guerilla-actie, door autoblog opgemerkt, is door marktplaats al vroegtijdig gestaakt.