RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Berichten Reclamerecht  

RB 730

Volgorde en naam pakketten: stijgende dekking?

RCC 17 februari 2011, Dossiernr: 2010/00801 (Avéro Achmeao - alternatieve geneeswijzen)

Reclamerecht. Vergoeding van alternatieve geneeswijzen in aanvullende verzekeringen van Avéro Achmea online; (klik plaatje(vergroting) of hier(pdf) voor uiting) misleiding voornaamste kenmerken, product, ontbrekende informatie. Aanvullend pakket Start, Extra, Royaal en Excellent suggereert een stijgende lijn in de dekking van de pakketten; bij Excellent-pakket aantal (niet-)artsen wiens behandelingen worden vergoed is kleiner, en niet-expliciete vermelding van te vergoede behandelingen; terwijl bij Start-pakket wel vermeld.

Verweer: geen reclame; voor aspirant-verzekerden. Met de aanvullende informatie waarnaar op de website wordt verwezen is een duidelijk en overzichtelijk beeld gegeven rondom vergoeding alternatieve geneeswijzen in aanvullende verzekeringen. RCC: overgangsrecht; oordeel naar oude definitie "reclame"; volgorde waarin de pakketten zijn opgenomen ontstaat de indruk een stijgende lijn in dekking en vergoedingen. Hyperlinken naar een compleet dekkingsoverzicht en de polisvoorwaarden is onvoldoende om de onduidelijkheid in de gewraakte uiting weg te nemen. RCC acht strijd met art. 7 NRC.

Het oordeel van de Commissie
 
1. In de eerste plaats dient beoordeeld te worden of de bestreden uiting reclame betreft in de zin van de Nederlandse Reclame Code. Met ingang van 1 januari 2011 is het aangepaste artikel 1 NRC, waarin wordt gedefinieerd wat onder reclame moet worden verstaan, in werking getreden. Krachtens het daarbij geldende overgangsrecht moeten klachten die zijn ingediend voor 1 januari 2011 en betrekking hebben op uitingen die zijn gepubliceerd in 2010 en niet meer in 2011 worden beoordeeld met toepassing van de definitie van  reclame in het oude artikel 1 NRC.

Nu de onderhavige klacht is ingediend in oktober 2010 en niet is gebleken dat de bestreden webpagina ook in 2011 in deze vorm is gehandhaafd, beantwoordt de Commissie de vraag of sprake is van een reclame-uiting aan de hand van het tot 1 januari 2011 geldende artikel 1 NRC. Hierin is bepaald dat onder reclame wordt verstaan iedere openbare aanprijzing van goederen, diensten of denkbeelden, alsmede het vragen van diensten. Naar het oordeel van de Commissie bevat de bestreden uiting openbaar beschikbare informatie die een aanprijzing inhoudt van de aanvullende verzekeringen van verweerder. Blijkens mededeling van verweerder is de uiting gericht op aspirant-verzekerden, wat het wervende karakter van de uiting onderstreept. Gelet hierop wordt de bestreden uiting beschouwd als een reclame-uiting in de zin van de NRC.
 
2. De vier aanvullende verzekeringspakketten zijn genaamd Start, Extra, Royaal en Excellent. Door de volgorde waarin de pakketten zijn opgenomen in de uiting en door de benaming ontstaat de indruk dat een volgend pakket wat betreft dekking en vergoedingen een uitbreiding betekent van het voorafgaande pakket. Vast is komen te staan dat dit met betrekking tot de dekking van alternatieve geneeswijzen niet het geval is. Bij het Start-pakket is sprake van een dekking voor een breed scala aan alternatieve geneeswijzen, terwijl de dekking bij het Excellent-pakket beperkt blijkt te zijn tot een limitatieve opsomming van artsen en overige zorgverleners.

Deze beperking, waarop de consument niet bedacht hoeft te zijn, wordt in de bestreden uiting niet vermeld. Het opnemen van een link naar een compleet dekkingsoverzicht en de polisvoorwaarden is onvoldoende om de onduidelijkheid in de gewraakte uiting weg te nemen.
 
3. Gelet op het voorgaande is de uiting gepaard gegaan met onduidelijke of dubbelzinnige informatie over de aard van de door verweerder aangeboden aanvullende verzekeringen als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en sub a van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over de transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Lees de uitspraak hier(link) en hier(pdf).

Regeling: NRC (nieuw) art. 7, NRC (nieuw) art. 8.2 onder a; oude definitie reclame

RB 729

Overledene heeft niet medegedeeld geen reclame te willen ontvangen

RCC 17 februari 2011, Dossiernr: 2010/00921 (DONG Energy komterugnaarons.nl)

Reclamerecht. Brief aan voormalige klanten met een aanbod om (weer) klant te worden; speciaal aanbod; kijk op de intersite www.komterugnaarons.nl; met persoonlijke videoboodschap waarbij naam voormalig klant verschijnt in video. Brief is gericht aan overleden moeder van klager; kwetsend voor familie. Daarbij inbreuk op privacy (ook voor niet-overledenen), omdat naam online verschijnt. Unieke code; in de brief; schermt video af voor anderen.

Toezending niet zonder meer strijdig met de NRC; geen mededeling ex art. 14 Code Brievenbusreclame gedaan. Code Postfilter nog niet werkzaam; geen toetsing. Afwijzing van de klacht. De unieke code zorgt ervoor dat de reclameboodschap niet toegankelijk is voor derden: Afwijzing van ook deze klacht.

De klacht van klager heeft (met name) betrekking op de door klager als kwetsend ervaren toezending van de brief, met daarin de weblink voor het bekijken van het gewraakte op internet geplaatste filmpje, aan klagers moeder die in mei 2010 is overleden, en is niet primair gericht tegen de inhoud van de gewraakte wervingsbrief en het filmpje. Hoewel de Commissie er begrip voor heeft dat klager onaangenaam kan zijn getroffen door de toezending van de aan zijn moeder geadresseerde brief, is de toezending van de reclame-uiting op zichzelf genomen niet zonder meer strijdig met de Nederlandse Reclame Code (NRC).
 
Niet is gebleken dat klagers moeder op enig moment adverteerder heeft meegedeeld geen geadresseerde reclame te willen ontvangen in de zin van artikel 14 van de Code Brievenbusreclame, huissampling en direct response advertising.
 
Voorts wordt opgemerkt, dat ten tijde van de toezending van de gewraakte uiting (november 2010) de Code Postfilter nog niet in werking was getreden, zodat door de Commissie de correcte naleving door adverteerder van de in de Code Postfilter opgenomen regels met betrekking tot ongevraagde geadresseerde reclamepost niet getoetst kan worden.
 
Gelet op het vorenstaande wordt dit gedeelte van de klacht afgewezen.
 
Voor zover de klacht betrekking heeft op het privacyschendende karakter van de op internet geplaatste reclame-uiting, wordt de klacht eveneens afgewezen. Vast is komen te staan dat in de wervingsbrief een persoonlijke, unieke code is opgenomen die moet worden ingevoerd om het filmpje op internet te kunnen bekijken. De gepersonaliseerde reclameboodschap is daardoor niet voor derden toegankelijk.

Lees de uitspraak hier(link) en hier(pdf).
Regeling: NRC, art. 14 Code Brievenbusreclame, huissampling en direct response advertising; Code Postfilter

Wat meent u, zou onder de Code Postfilter een ander oordeel zijn gekomen? Praat met ons mee op de (gesloten) LinkedIn-groep.

RB 728

Syoss; professional = toelaatbare overdrijving

CVB 10 maart 2011, dossiernummer 2010/00695 (Syoss professionele haarproducten) met dank aan Ady van Nieuwenhuizen, Ploum Lodder Princen.

Reclamerecht. Product: persoonlijke verzorging, haarverzorging. Uitingen op website www.syoss.nl en twee tv-commercials. Volgens klager wordt consument misleid: Syoss wordt in kappersbranche gebruikt, echter wordt niet geleverd aan kapsalons of professionele kappers. RCC: Consument ziet voldoende dat het niet gaat om een exclusief product voor kappers, toelaatbare overdrijving wordt ook door consument verondersteld. Geen vergelijkende reclame (13 NRC) nu er geen sprake is van expliciet of impliciet noemen van een concurrent. RCC wijst de klacht af.

Klager gaat in beroep. Kern van de klacht: ten onrechte wordt de indruk gewekt dat de Syoss-producten mede door kappers worden gebruikt. Deze suggestie is misleidend nu deze producten geen kappersproducten zijn en ook niet door de kappersbranche worden gebruikt. Aanduiding professioneel kan in deze reclame-uiting niet als overdrijving worden beschouwd. Het College oordeelt, net als de Commissie, dat de gemiddelde consument op grond van de reclame-uitingen en de wijze waarop daarin naar kappers wordt verwezen, zal menen dat het om een product gaat waarmee, met inachtneming van de gebruikelijke overdrijving, een resultaat kan worden behaald dat lijkt op het resultaat van een kapper. Het College bevestigt de beslissing van de Commissie en wijst de klacht af.

Oordeel van het College:

1. De grieven lenen zich voor gezamelijke behandeling

2. KGA benadrukt in beroep dat sprake is van misleiding nu volgens haar de indruk wordt gewekt dat Syoss-producten mede door kappers worden verkocht en gebruikt hetgeen in werkelijkheid niet het geval is. Dienaangaande is van belang dat de onderhavige televisiecommercials steeds beginnen met beelden van - blijkbaar - kappers die in haarsalons het haar van modellen stileren. In het begeleidende commentaar wordt herhaaldelijk het woord “professioneel” genoemd.

3. Dat de Syoss-producten niet zijn bedoeld om (mede) door professionele kappers te worden gebruikt en verkocht, blijkt naar het oordeel van het College duidelijk uit de verdere inhoud van de uitingen, nu daarin wordt gezegd dat die producten bij supermarkt en drogist verkrijgbaar zijn waarbij wordt verwezen naar de beweerdelijk lage prijs van de producten. In de commercials is te zien hoe de modellen tijdens deze mededelingen Syoss-producten uit het winkelschap pakken. Indien met partijen ervan wordt uitgegaan dat ten aanzien van haarverzorging een strikt onderscheid bestaat tussen enerzijds de professionele kappersproducten (producten die exclusief voor kappers zijn bestemd en ook exclusief door die beroepsgroep worden gebruikt) en anderzijds de voor de consument bestemde retailproducten, alsmede dat de gemiddelde consument van dit onderscheid op de hoogte is, zal de consument reeds op grond van de mededelingen over de verkrijgbaarheid en de prijs van de Syoss-producten begrijpen dat deze producten retailproducten zijn die niet (mede) door kappers worden gebruikt en verkocht. De consument zal in plaats daarvan de beelden waarin kappers zijn te zien en de mededelingen waarin het woord “professioneel” wordt gebruikt in verband brengen met de van het gebruik van Syoss-producten te verwachten resultaat, zoals dat in de commercials aan de hand van  de modellen wordt getoond.

4. Het College onderschrijft op grond van het voorgaande  het oordeel van de Commissie dat de gemiddelde consument op grond van de reclame-uitingen en de wijze waarop daarin naar kappers wordt verwezen, zal menen dat het om een product gaat waarmee, met inachtneming van de gebruikelijke overdrijving, een resultaat kan worden behaald dat lijkt op het resultaat van een kapper. Ook in beroep is niet gesteld of gebleken dat de kwaliteit van de Syoss-producten een dergelijke suggestie niet zouden rechtvaardigen. Aldus is geen sprake van onjuiste of anderszins misleidende informatie die de gemiddelde consument ertoe brengt of zou kunnen brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen.

5. Blijkens het voorgaande kan evenmin sprake zijn van schending van het vertrouwen in reclame. Tot slot heeft KGA geen inhoudelijke grief aangevoerd tegen het oordeel van de Commissie dat geen sprake is van vergelijkende reclame in de zin van artikel 13 Nederlandse Reclame Code (NRC), zodat ook in zoverre het beroep geen doel treft.

Lees de uitspraak hier(link) en hier(pdf).
Reclameboek berichtte eerder over Syoss (hier

Regeling: NRC (nieuw) art. 13 (sub a en b), 7 en 8.2 (sub a en b) - niet overtreden!

RB 727

"Maak seks lekker duidelijk!"

RCC 17 februari 2011, Dossiernr: 2010/00922 (Maak seks lekker duidelijk)

Reclamerecht. Banner op sociale media pagina Hyves. Gericht op jongeren 12-18 "Maak seks lekker duidelijk"; automatisch inlezen van gebruikersnaam in advertentie "Wil [naam gebruiker] meteen seks?". Klacht: grensoverschrijdend in strijd met goede smaak/fatsoen (art. 2 NRC). De Commissie stelt zich terughoudend op gelet op het subjectieve karakter van de criteria. Het is confronterend, maar de grens van het toelaatbare wordt niet overschreden. Afwijzing volgt.

Verweer:

In opdracht van de ministeries van VWS en OCW hebben verweerders in november 2010 de campagne “Maak seks lekker duidelijk” gelanceerd met als doelstelling de seksuele weerbaarheid van jongeren tussen 12 en 18 jaar te bevorderen. De bestreden banner maakt deel uit van deze campagne. Om de effectiviteit van de campagne te vergroten, is niet gekozen voor een anonieme banner, maar voor een banner met de naamgegevens van de Hyves-gebruiker. De prikkelende tekst “Wil [naam] meteen seks?” is bedoeld om de nieuwsgierigheid van jongeren te wekken. Via de banner kan worden doorgeklikt naar de Hyves-pagina van de campagne.

Het oordeel van de Commissie

De Commissie begrijpt de klacht aldus, dat klaagster van mening is dat in de bestreden uiting de grenzen van de goede smaak en het fatsoen overschreden zijn als bedoeld in artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC).
         
Bij de beantwoording van de vraag of een uiting in strijd is met criteria zoals de
goede smaak en het fatsoen stelt de Commissie zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter van die criteria. Met inachtneming van deze terughoudendheid is de Commissie van oordeel dat, hoewel in de onderhavige uiting sprake is van een enigszins confronterende manier van communiceren, de grens van het toelaatbare niet wordt overschreden.
 
De Commissie heeft er overigens begrip voor dat niet iedereen de onderhavige uiting zal waarderen, maar dit leidt niet tot een andere beslissing in deze zaak.

Lees de uitspraak hier(link) en hier(pdf).

Regeling: NRC (nieuw) art. 2

RB 726

KPN Zakelijk een stuk eenvoudiger

RCC 17 februari 2011, Dossiernr: 2010/00938 (KPN Zakelijk Belbasis - klik plaatje voor vb uiting)

Reclamerecht. (Tele)communicatie aanbieder KPN zend aan Zakelijke Belbasis abonnees een brief met de kop “Uw Zakelijk Belbasis abonnement wordt een stuk eenvoudiger”. KPN meldt daarbij een aantal wijzigingen in de tarieven en contractsduur van dit abonnement per 1 januari 2011; klager meent dat door melden stijging van o.m. starttarief de uiting misleidend is. RCC toetst of dit reclame is (JA) naar oude definitie (overgangsrecht). Echter: de brief is voldoende duidelijk, van 8 naar 3 verschillende tarieven is een vereenvoudiging en opzegging was kostenloos mogelijk. Afwijzing van de klacht.

Het oordeel van de Commissie
 
In de eerste plaats dient beoordeeld te worden of de bestreden uiting reclame betreft in de zin van de Nederlandse Reclame Code (NRC), nu dit door KPN wordt bestreden.
 
Met ingang van 1 januari 2011 is het aangepaste artikel 1 NRC, waarin wordt gedefinieerd wat onder reclame moet worden verstaan, in werking getreden. Krachtens het daarbij geldende overgangsrecht moeten klachten die zijn ingediend voor 1 januari 2011 en betrekking hebben op uitingen die zijn gepubliceerd in 2010 en niet meer in 2011, worden beoordeeld met toepassing van de definitie van reclame in het oude artikel 1 NRC. Nu de onderhavige klacht is ingediend in december 2010 en de bestreden mailing  in 2011 niet meer wordt gebruikt, beantwoordt de Commissie de vraag of sprake is van een reclame-uiting aan de hand van het tot 1 januari 2011 van kracht zijnde artikel 1 NRC. Hierin is bepaald dat onder reclame wordt verstaan iedere openbare aanprijzing van goederen, diensten of denkbeelden, alsmede het vragen van diensten.
 
Naar het oordeel van de Commissie moet de gewraakte brief als een reclame-uiting in de zin van artikel 1 NRC (oud) worden beschouwd. De uiting is niet specifiek en uitsluitend aan klager gericht, maar is verzonden aan een groep klanten met een bepaald abonnement en is in zoverre aan te merken als een openbare uiting. De uiting, gericht aan bestaande klanten met het doel hen ook na de aangekondigde wijzigingen als klant te behouden, heeft een onmiskenbaar wervend karakter.
 
De brief bevat een duidelijke omschrijving van de in te voeren wijzigingen in de tariefstruc­tuur. Nu het aantal verschillende tarieven wordt teruggebracht van acht naar drie kan met recht worden gesproken van een vereenvoudiging van de tarie­ven. Dat de klant mogelijk in veel gevallen duurder uit is dan voorheen, brengt nog niet mee dat de reclame-uiting misleidend is. In de uiting wordt uitdrukkelijk vermeld dat het effect van de wijzigingen op de factuur van de klant afhankelijk is van het belgedrag van deze klant. De klant dient er derhalve rekening mee te houden dat hij volgens de nieuwe tariefstructuur een hogere factuur zal krijgen dan onder de oude tariefstructuur. De klant dient in verband daarmee te con­troleren in hoeverre zijn belgedrag onder de nieuwe tarieven zal leiden tot een hogere reke­ning. De brief biedt de klant daartoe voldoende houvast. In de brief staat immers een duidelijke tabel met daarin naast elkaar weergegeven de oude en de nieuwe tarieven. Boven­dien wordt de klant gewezen op de mogelijkheid het abonnement naar aanleiding van de aangekondigde wijzigingen kosteloos te beëindigen. Derhalve treft de klacht geen doel.

Lees de uitspraak hier(link) en hier(pdf).

Regeling: NRC (oud) art. 1

RB 724

OP=OP, voldoende? Handdoek in de ring?

RCC 17 februari 2011, Dossiernr: 2010/00875

Reclamerecht. Actie-aanbieding bij Kruidvat waarbij geldt voor Niveau for men-producten: "2+1 gratis+ voor Niveau for Men-handdoek" is aangekondigd. Nu blijkt dat 3,5 uur nadat de actie van start is gegaan geen handdoeken meer voorradig zijn. Hoewel op=op, en nalevering op 2e en 2e dag, rust op filiaalbedrijven (...) de  verplichting om zodanige maatregelen te treffen dat, indien geen specifieke uitzonderingen worden genoemd, een aanbieding in alle verkooppunten wordt nagekomen. Strijd met algemene aanbeveling sub h NRC, strijd met artikel 7 NRC; aanbeveling.

Op grond van de algemene aanbeveling sub h van de Nederlandse Reclame Code (NRC) rust op filiaalbedrijven, waartoe adverteerder gerekend moet worden, de  verplichting om zodanige maatregelen te treffen dat, indien geen specifieke uitzonderingen worden genoemd, een aanbieding in alle verkooppunten wordt nagekomen. Als erkend is komen vast te staan, dat op de eerste dag van de actie waarbij 2+1 gratis Nivea for men producten met een gratis kleedkamerhanddoek zijn aangeboden de handdoeken in veel Kruidvatfilialen, waaronder het filiaal in klagers woonplaats, niet voorradig waren.
 
Adverteerder heeft hiermee gehandeld in strijd met de eisen van de algemene aanbeveling sub h NRC. Hieruit volgt tevens dat in de gewraakte reclame-uiting geen duidelijk informatie is verstrekt over de beschikbaarheid van het aangeboden product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b NRC. Gelet hierop acht de Commissie de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
 
Het beroep van adverteerder op overmacht bij de productieafdeling kan naar het oordeel van de Commissie, onder verwijzing naar (de toelichting op) genoemde algemene aanbeveling sub h NRC, niet worden aanvaard. Ook de vermelding dat het een op=op actie betreft neemt het misleidende karakter van de uiting niet weg, nu in het onderhavige geval het aangeboden actieproduct bij het ingaan van de actieperiode in het geheel niet aanwezig was.

De beslissing
 
De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met artikel 7 van de Nederlandse Reclame Code. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Regeling: NRC (nieuw) art. 7; art. 8.2 onder b én Algemene Aanbeveling sub h. filiaalbedrijven
Zie ook: www.creatie.nl/creatie/select/expression/66644.do en www.niveaformen-press.nl
plaatje: ©2010, TWBA/BEC

RB 722

Opzegging reclame-sponsorovk

Rb. Dordrecht 2 maart 2011, LJN BP7609; 84078 / HA ZA 09-2843 (St. betaald voetbal organisatie FC Oss v. JOKO B.V.)

Sponsorovereenkomst voor kleding met opdruk van sponsor JOKO; overeenkomst aangegaan voor bepaalde tijd, JOKO levert niet (tijdig) de toegezegde kleding; is in gebreke en zuivert het verzuim niet binnen gestelde termijn; opzegging met instemming van contractspartner; verzuim voorafgaand aan opzegging; schade vanwege bestelling van kleding elders. Succesvolle actie van FC Oss.

4.5.  De stellingen van Joko zijn niet houdbaar.
Als onweersproken staat vast dat het in de (betaald)voetbalbranche gebruikelijk is dat bestelde kleding voor aanvang van het nieuwe seizoen aan een voetbalorganisatie wordt geleverd. Weliswaar stelt Joko dat dit niet geldt voor kleinere aanvullende bestellingen, maar zij onderbouwt deze stellingname niet. Dat mag wel van haar worden verwacht, nu FC Oss de juistheid ervan gemotiveerd betwist. Volgens FC Oss is het te doen gebruikelijk dat alles voor aanvang van het seizoen wordt besteld en geleverd; tijdens het seizoen wordt er in beginsel niets meer besteld of geleverd. Ook voert FC Oss onweersproken aan dat Joko wist dat er bij de jeugdelftallen veel kapot was en dus vervangen moest worden. Daarenboven was Joko er volgens FC Oss mee bekend dat er een nieuwe hoofdsponsor was gepresenteerd en er dientengevolge kleding vervangen diende te worden. Nu Joko haar stellingen niet nader heeft onderbouwd worden deze verworpen.

4.6.  Voor zover Joko aanvoert dat een leveringstermijn van tenminste vijf maanden geldt en FC Oss haar bestelling veel te laat heeft geplaatst, geldt dat het op de weg van Joko had gelegen om FC Oss ten tijde van het sluiten van de overeenkomst er op te attenderen dat de door FC Oss te bestellen kleding niet voor aanvang van het seizoen zou kunnen worden geleverd. Dit klemt te meer nu FC Oss ter comparitie onweersproken heeft gesteld dat Joko wist dat tijdige levering voor FC Oss cruciaal was en FC Oss eerder de samenwerkingsovereenkomst voor seizoen 2007/2008 niet had verlengd juist vanwege vertraging in de leveringen door Joko.

Joko heeft FC Oss niet (juist) geïnformeerd, niet voorafgaand aan de totstandkoming van de overeenkomst en ook niet daarna. Integendeel, zij heeft door haar mondelinge en schriftelijke reactie op informatieverzoeken van FC Oss bij FC Oss de stellige indruk gewekt dat zij de bestelde kleding tijdig zou leveren. Zelfs na ontvangst van het e-mailbericht van FC Oss van 25 juli 2008 heeft Joko FC Oss in het ongewisse gelaten, hoewel het Joko vanaf dat moment volstrekt duidelijk had kunnen en moeten zijn dat FC Oss levering verlangde en verwachtte voor aanvang van het seizoen.

Pas nadat Joko op 14 augustus 2008 door FC Oss in gebreke was gesteld en FC Oss bij Joko bleef aandringen, heeft zij zich voor het eerst in de brief van 2 september 2008 op het standpunt gesteld dat een leveringstermijn van tenminste vijf maanden geldt en Joko derhalve nog helemaal niet hoeft te leveren, dat FC Oss gewoon geduld moet hebben en dat Joko vooralsnog geen datum van levering bekend is.

De handelswijze van Joko kan niet anders worden verklaard dan dat er bij de totstandkoming van de overeenkomst alsook op de besteldatum tussen partijen in ieder geval impliciet overeenstemming over bestond dat levering van het bestelde diende te geschieden vóór aanvang van het seizoen, dus vóór 1 augustus 2008.

4.7.  Het vorenstaande in aanmerking nemende moet worden geconcludeerd dat FC Oss bij brief van 14 augustus Joko terecht in gebreke heeft gesteld en heeft gesommeerd om binnen zeven dagen alsnog te leveren. Nu Joko het verzuim niet heeft gezuiverd verkeerde zij derhalve in verzuim toen FC Oss op 23 september 2008 de overeenkomst beëindigde.

De vordering van FC Oss om te verklaren voor recht dat Joko toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens FC Oss zal worden toegewezen.

(...)

5.1.  verklaart voor recht dat Joko toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens FC Oss,

5.2.  veroordeelt Joko om aan FC Oss te vergoeden de schade die FC Oss als gevolg van het toerekenbaar tekortkomen van Joko heeft geleden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van ingebrekestelling,

5.3.  veroordeelt Joko in de proceskosten, aan de zijde van FC Oss tot op heden begroot op € 1.464,25,

5.4.  verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

Lees de uitspraak hier(link) en hier(pdf).

RB 720

onrealistisch beeld en bijna een belediging voor Togaberoepen

UPDATE: deze klacht is procedureel afgehandeld vanwege eerdere klacht > lees verder...
Bij de Reclame Code Commissie is een klacht over het nieuwe reclamespotje van de NTI neergelegd door Groningse togamasterstudent, Sabine Korte. Het spotje waarin de cursisten continue gekleed in toga verschijnen acht ze misleidend. In't kort: Er wordt een HBO-studie aangeboden, dat heeft geen civiel effect, dus toga is misleidend. Daarbij is borrelen in toga is geen 'praktijkles'; ook is de NTI eerder op de vingers getikt in 2006.

 "Het is werkelijk een bijna lachwekkende reclame die van voor tot achter niet klopt. Het filmpje laat aanstaande cursisten in de waan dat men door middel van het volgen van een cursus bij het NTI werkzaam zou kunnen zijn in een van de togaberoepen, hoewel dit vanwege het ontbreken van het civiel effect niet mogelijk is", aldus Korte. Dat 'praktijkles' wordt neergezet als borrelen in toga is "onrealistisch en bijna een belediging voor togaberoepen.".

Lees ook mr-online hier.

UPDATE: na contact met de RCC blijkt dat er reeds een soortgelijke klacht is geweest; RCC 10 maart 2011, Dossiernr. 2011/00116, hier(link), hier(pdf) en hier(doorzoekbare pdf)); commissie oordeelt dat er strijd is met art. 8.2 aanhef en onder b en dus art. 7 NRC (nieuw).

Bent u in een voorspellende bui? Gaat het NTI nat? Of kan het verweer ertoe doen (bijv. ná NTI kun je een civiel effect via universiteitsschakelprogramma halen)? Praat met ons mee op onze (gesloten) LinkedIN-groep; reclameboek.nl

RB 719

ZEKUR een misleidende keuze?

RCC 16 februari 2011, Dossiernr: 2010/00930 (Univé ZEKUR).

Reclamerecht. Zorgverzekering, misleidende keuzes. Uiting "Ik betaal niet graag voor zorg die ik niet gebruik"; keuze elementen zorgen voor misleiding, omdat sommige keuzes in de basisverzekering (wettelijk moeten) zijn opgenomen. Daarbij wordt er een bom gelegd onder solidariteit onder verzekerden; ons zorgstelsel is er juist op gebaseerd dat eenieder betaalt voor een behoorlijke gezondheidszorg. De mededeling “Toch ben je verplicht om een zorgverzekering af te sluiten” geeft onvoldoende duidelijkheid over de verplichting om zich ter zake van huisarts, medicijnen en ziekenhuis te verzekeren.

Integraal overgenomen van de site van de reclamecode commissie: 

Het verweer
 
Naar aanleiding van de verschillende bezwaren heeft adverteerder onder meer het volgende meegedeeld.
 
Ad 1.
ZEKUR stelt niet dat het om keuzemogelijkheden gaat, maar vraagt zich af of bepaalde zorg, gezien door de ogen van de (jonge) doelgroep, wel noodzakelijk is.
Ook als het om keuzemogelijkheden zou gaan, bijvoorbeeld om een keuze uit de pakketen A, B, en C, is er geen sprake van misleiding, als daadwerkelijk uit deze pakketten kan worden gekozen, noch als bij andere verzekeraars eveneens kan worden gekozen uit de pakketten A,B en C.
 
Het is juist dat men geen basisverzekering kan afsluiten zonder huisartsenzorg en farmaceutische zorg en dat cosmetische ingrepen en alternatieve therapieën niet op grond van de basisverzekering, maar op grond van een aanvullende verzekering verzekerd (kunnen) zijn. In de uiting staat dan ook niet “daar kies ik niet voor”, maar wordt gesproken over “nodig” of “niet nodig”. De term “nodig” houdt een zekere objectievering in; de wetgever heeft bepaald dat men zich voor huisartsenzorg en farmaceutische zorg dient te verzekeren.
 
Uit de tekst “Toch ben je verplicht om een zorgverzekering af te sluiten” blijkt dat men een verzekering voor de basiszorg dient af te sluiten. Juist omdat huisartsenzorg en farmaceutische zorg een verplicht onderdeel van de basisverzekering uitmaken, heeft ZEKUR gesteld: “wél nodig”.      
 
Ad 2.
In de uiting staat niet dat men niet hoeft te betalen voor zorg die men niet gebruikt. Met het citaat: ‘Ik betaal niet graag voor zorg die ik niet gebruik’ wil ZEKUR een jongere doelgroep aanspreken, waarvan niet is uitgesloten dat deze zo over de zorgverzekering denkt. Met het in dezelfde uiting opgenomen antwoord: “Toch ben je verplicht om een zorgverzekering af te sluiten” maakt ZEKUR duidelijk dat er desondanks een verplichting bestaat om zich te verzekeren en premie te betalen.
 
De mondelinge behandeling
 
Het standpunt van adverteerder is nader toegelicht.
 
Het oordeel van de Commissie
 
De Commissie ziet aanleiding om de bezwaren 1 en 2 gezamenlijk te behandelen.
 
Pagina 1 van de uiting bevat onder de aanhef ‘Ik betaal niet graag voor zorg die ik niet gebruik’ een handgeschreven lijstje dat met een paperclip aan de foto van een meisje is bevestigd. Op dat lijstje staan onder de aanhef: “Wel/Niet nodig” 14 elementen waarvoor een zorgverzekering dekking kan bieden, waarbij 10 elementen zijn doorgestreept. Naar het oordeel van de Commissie wordt door de combinatie van een en ander ten onrechte de indruk gewekt dat het bewuste meisje de mogelijkheid heeft een zorgverzekering af te sluiten en te betalen voor alleen die elementen die zij zelf gebruikt en nodig acht, te weten huisarts, ziekenhuis, medicijnen en fysiotherapie. Niet duidelijk is dat er, zoals blijkt uit het schriftelijk en mondeling gevoerde verweer, voor de elementen huisarts, medicijnen en ziekenhuis een wettelijke verplichting bestaat om zich ter zake door middel van een zogenaamde basisverzekering te verzekeren en dat men er niet van af kan zien zich ter zake te verzekeren en premie te betalen. Zoals adverteerder ter vergadering heeft meegedeeld, bestaat een zodanige wettelijke verplichting voor fysiotherapie alleen voor zover het betreft de behandeling van chronische klachten en kan fysiotherapie voor het overige via een aanvullende verzekering worden vergoed.
De mededeling “Toch ben je verplicht om een zorgverzekering af te sluiten” geeft onvoldoende duidelijkheid over de verplichting om zich ter zake van huisarts, medicijnen en ziekenhuis te verzekeren.
 
Gelet op het bovenstaande acht de Commissie de uiting voor de gemiddelde consument onduidelijk ten aanzien van de samenstelling van het product, te weten de in de gewraakte uiting onder meer aangeprezen basisverzekering. Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder a van de Nederlandse Reclame Code (NRC) en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
 
Het feit dat men zich bij andere verzekeraars dan ZEKUR ook kan verzekeren voor bijvoorbeeld cosmetische ingrepen en alternatieve therapieën, en wel via een aanvullende verzekering, betekent niet dat de uiting daardoor in strijd is met de NRC.
 
De beslissing
 
Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
Voor het overige wijst zij de klacht af.

Lees de uitspraak hier(link) en hier(pdf)

Regeling: NRC (nieuw) art. 7 ; art. 8.2 aanhef en 8.2 onder a

RB 718

ThePhoneHouse: inruilactie

RCC 16 februari 2011, Dossiernr: 2010/00936 (ThePhoneHouse - IMEI)

Reclamerecht. Uiting in huis-aan-huis folder en op phonehuis.nl “Alcatel 206 simlock vrije telefoon van 17,99 euro met inruil voor 7,99”. telecommunicatie technologie. Bij aanbieding van oude telefoon blijkt de IMEI code te worden geverifieerd en werden telefoons niet geaccepteerd, deze beperkende voorwaarden werden niet geadverteerd. In de disclaimer staan voorwaarden voor de inruilservice; controle wordt uitgevoerd vanwege heling. Onvoldoende aannemelijk dat naar voorwaarden wordt verwezen in de gewraakte uitingen; omissie ex 8.3 onder c NRC (nieuw); kan gemiddelde consument ertoe brengen besluit over een transactie te nemen die hij anders niet had genomen; oneerlijk ex 7 NRC(nieuw).

In het kader van de procedure ‘inruil’ dienen diverse zaken te worden gecontroleerd. Bijvoorbeeld wordt nagegaan of de telefoon niet van helers of opkopers afkomstig is. Indien de controle een negatief resultaat heeft, ziet de verkoper een bericht op het scherm dat de betreffende telefoon niet kan worden ingeruild, waarna dit aan de klant wordt verteld.

In communicatie-uitingen wordt via de disclaimer meegedeeld dat er voorwaarden zijn verbonden aan de inruilservice. Aan adverteerder worden duizenden ruiltoestellen per jaar aangeboden en in een uitzonderlijk geval komt het voor dat een telefoon niet kan worden ingenomen. Van misleiding is geen sprake. Dat een telefoon op juridische gronden niet kan worden ingenomen, doet niet af aan de belofte dat men inruilkorting krijgt op de oude telefoon.
 
Het oordeel van de Commissie
 
Bij verweer heeft adverteerder meegedeeld dat in communicatie-uitingen via de disclaimer wordt meegedeeld dat er voorwaarden zijn verbonden aan de inruilservice. Waar het echter de twee gewraakte uitingen betreft, te weten een uiting op internet en een folder, heeft adverteerder niet althans onvoldoende aannemelijk gemaakt dat deze een verwijzing naar de voorwaarden bevatten. Gelet hierop gaat de Commissie ervan uit dat zodanige verwijzing ontbreekt en is er naar haar oordeel sprake van een omissie als bedoeld in artikel 8.3 onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu elk van de gewraakte uitingen de gemiddelde consument er bovendien toe kan brengen  een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, zijn de uitingen misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Lees de uitspraak hier(link) en hier(pdf)

Regeling: NRC (nieuw) art. 7; art. 8.3 onder c.