RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Berichten Reclamerecht  

RB 2386

Green Tea Slim Patch op vijf fronten misleidend

RCC 25 maart 2015, RB 2386, dossiernr. 2014/00915 (Green Tea Slim Patch)
Gezondheidsclaim. Misleidend ten aanzien van beschikbaarheid. Totale prijs ontbreekt. Reviews van niet bestaande personen. Aanbeveling. De uiting: Het betreft een uiting voor Green Tea Slim Patch op adverteerders webpagina www.greenteaslimpatch.nl. De uiting heeft als kop “AFSLANKEN MET GROENE THEE Breng uw figuur in topvorm met Green Tea Slim Patch!” en bevat onder meer de aanbieding “PROBEER VANDAAG GRATIS! OP=OP!” en een online bestelformulier. De klacht: Klager heeft – kort samengevat – de volgende bezwaren tegen de uiting: 1) De claims dat Green Tea Slim Patch de vetverbranding verhoogt en de spijsvertering stimuleert zijn discutabel en onbewezen.

In de uiting wordt verwezen naar “een studie (waarvan verslag gedaan in de American Journal of Clinical Nutrition)” die heeft “aangetoond dat door de inname van het groene thee extract de verbranding van energie steeg” en dat “gedurende een periode van 24 uur groene thee extract de stofwisseling verhoogt met 4%”. Klager meent dat sprake is van misleiding, nu (a) de studie volgens hem laat zien dat het effect hooguit gemiddeld is (zie https://ajcn.nutrition.org/content/91/1/73.abstract) en (b) een promotieonderzoek laat zien dat je hooguit een enkele kilo afvalt van alleen groene thee (https://www.nu.nl/wetenschap/ 2484818/groene-thee-goed-lijn.html).

2) Volgens klager zijn de mededelingen “Probeer vandaag gratis! OP=OP”, “Nog beperkt beschikbaar” (bovenaan het bestelformulier) en “Nog [2] pakketten beschikbaar” (zichtbaar tijdens het bestelproces) niet op waarheid gebaseerd en slechts bedoeld om kopers te lokken.

3) In de uiting wordt niet vermeld dat als het “gratis” proefpakket niet binnen 14 dagen wordt geretourneerd, er drie zendingen van het product ten bedrage van € 59,95 per zending volgen. Deze voorwaarde zit verborgen achter de hyperlink “voorwaarden” die onderin het bestelformulier is opgenomen in de (aan te vinken) tekst: “Ik ga akkoord met de voorwaarden en wil het product gratis uitproberen. Ik betaal hiervoor 6,95 verzend- en verpakkingskosten. (…)”. In de uiting wordt niet meegedeeld dat je akkoord gaat met het ontvangen van vervolgzendingen, dit blijkt pas uit de niet in de uiting opgenomen voorwaarden.

4) In de uiting is een “Exclusief 3-staps afslank programma” opgenomen van “Gewichtsconsulent Dr. H. van Beek”. Nu klager deze gewichtsconsulent via Google niet heeft kunnen vinden en op adverteerders website geen contactgegevens van hem zijn vermeld, lijkt deze persoon niet te bestaan en ontstaat de indruk, aldus klager, dat een fictieve “Dr.” wordt gebruikt om aan de uiting gezag te verlenen en autoriteit uit te stralen.

Het oordeel:

De Commissie stelt voorop dat de klacht die klager op de website Klachtenkompas heeft gedaan, met (mede) als doel de door hem niet gewenste vervolgzendingen van Green Tea Slim Patch stop te laten zetten en afgeschreven betalingen van adverteerder terug te krijgen, er niet aan in de weg staat dat klager bij de Commissie een klacht kan indienen met betrekking tot de wijze van reclame maken door adverteerder en dat de Commissie de bestreden reclame-uiting toetst aan de Nederlandse Reclame Code (NRC).

Ad klacht 1) De Commissie vat dit onderdeel van de klacht aldus op dat klager bestrijdt dat het aangeprezen product Green Tea Slim Patch daadwerkelijk de (mate van) afslankende werking heeft die in de uiting wordt geclaimd. Klager heeft ter onderbouwing van zijn stelling onder meer verwezen (door middel van een link) naar een studie uit 2009 over het effect van groene thee catechinen met of zonder cafeïne op lichaamsgewicht en lichaamsomvang.

Nu klager de juistheid van de in de uiting geclaimde werking van Green Tea Slim Patch met – volgens de uiting – “gegarandeerd resultaat” gemotiveerd heeft bestreden, ligt het op de weg van adverteerder om de juistheid en eerlijkheid van de uiting aannemelijk te maken.

Ter onderbouwing van de geclaimde werking heeft adverteerder zich beroepen op een in de uiting niet nader aangeduide “studie waarvan verslag gedaan in de American Journal of Clinical Nutrition”. Blijkens het verweer wordt hiermee gedoeld op de studie “Efficacy of a green tea extract rich in catechin polyphenols and caffeine in increasing 24-h energy expenditure and fat oxidation in humans” uit 1999. Deze studie toont aan, aldus adverteerder, dat het juist is te stellen dat door de inname van het groene thee extract de verbranding van energie stijgt en dat gedurende een periode van 24 uur groene thee extract de stofwisseling verhoogt met 4%.

Wat er zij van de conclusies van genoemde studie, gebleken is dat bij dit onderzoek is uitgegaan van orale inname van groene thee extract (“Each subject (…) was randomly assigned to receive 1 of the following 3 treatments orally (in capsular form) 3 time/d …” Adverteerder heeft niet aangetoond of aannemelijk gemaakt dat het gebruik van de patches met groene thee extract hetzelfde resultaat opleveren als orale inname van dat extract.

Bovendien blijkt uit het door klager aangevoerde onderzoek uit 2009 dat het afslankende effect van groene thee, zo dat er al is, met name te danken is aan de aanwezigheid van cafeïne. Niet is gesteld of gebleken dat cafeïne ook voorkomt in de Green Tea Slim Patch.

Nu adverteerder de in de uiting geclaimde werking van Green Tea Slim Patch niet aannemelijk heeft gemaakt, wordt het ervoor gehouden dat deze uiting gepaard gaat met onjuiste informatie ten aanzien van de van het product te verwachten resultaten als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de Commissie voorts van oordeel is dat de gemiddelde consument door de uiting ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Ad klacht 2) In de uiting wordt op verschillende plaatsen en in verschillende bewoordingen meegedeeld dat sprake is van een beperkte beschikbaarheid van de aanbieding om Green Tea Slim Patch gratis te proberen. Als erkend is komen vast te staan dat de (aanvankelijk) tijdens het bestelproces getoonde mededeling over het exacte aantal nog verkrijgbare pakketten niet juist was. De Commissie heeft kennis genomen van de mededeling van adverteerder dat deze vermelding inmiddels niet meer wordt getoond.

Naar het oordeel van de Commissie heeft adverteerder ook de juistheid van de in de uiting staande mededelingen “Probeer vandaag gratis! OP=OP” en “Nog beperkt beschikbaar” niet aannemelijk gemaakt. Volgens adverteerder is de aanbieding in tijd beperkt, nu een voorraad voor drie maanden beschikbaar is en de website na drie maanden uit de lucht gaat. Vast is komen te staan dat de aanbieding ten tijde van de zitting (op 19 februari 2015), ruim drie maanden na de door klager op 14 november 2014 geplaatste bestelling, nog op de website staat. De beperking van de aanbieding tot een periode van drie maanden is daardoor niet komen vast te staan. Voor zover wel van een dergelijke beperking sprake is, moet ervan uitgegaan worden dat klager direct na plaatsing van de aanbieding op de website het product besteld heeft. Niet is aannemelijk dat op dat moment gezegd kan worden “Nog beperkt beschikbaar” of dat de consument moet worden aangespoord om snel Green Tea Slim Patch te bestellen.

Gelet op het voorgaande is de Commissie van oordeel dat in de uiting onjuiste informatie wordt verstrekt over de beschikbaarheid van het aangeprezen product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b NRC. Nu de Commissie voorts van oordeel is dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting ook op dit punt misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Ad klacht 3)  Vast is komen te staan dat, indien men ingaat op het aanbod om het product Green Tea Slim Patch gratis te proberen, akkoord wordt gegaan met de voorwaarde dat bij het niet binnen 14 dagen retourneren van de zending een abonnement wordt aangegaan voor tenminste drie vervolgzendingen, ten bedrage van € 59,95 per zending, welk bedrag door middel van automatische incasso wordt afgeschreven.

Van belang is dat (het bestelformulier in) de onderhavige uiting een uitnodiging tot aankoop in verband met een overeenkomst op afstand betreft, waarvoor de in artikel 8.4 NRC (onder f t/m s) genoemde informatieverplichtingen gelden. In genoemd artikel is onder i onder meer bepaald dat de uiting de totale prijs van de zaak dient te bevatten inclusief, in geval van een overeenkomst die een abonnement inhoudt waarvoor een vast tarief van toepassing is, de totale maandelijkse kosten. Voorts is in artikel 8.4 onder p NRC bepaald dat de consument op een duidelijke en in het oog springende manier en onmiddellijk voordat hij zijn bestelling plaatst op deze informatie moet worden gewezen.

Aan deze verplichtingen is naar het oordeel van de Commissie niet voldaan. Zoals hiervoor is overwogen, krijgt men na ontvangst van het proefpakket automatisch (minimaal) drie vervolgzendingen toegestuurd waarvoor door middel van automatische incasso geld van de rekening wordt afgeschreven, tenzij men binnen een periode van 14 dagen na ontvangst van het proefpakket meedeelt geen prijs te stellen op deze vervolgzendingen. Dat in feite sprake is van een abonnement waarvan de maandelijkse kosten € 59,95 bedragen tenzij de consument actief, door middel van het retourneren van de zending, laat weten dat niet te willen, is naar het oordeel van de Commissie essentiële informatie die duidelijk in de uiting vermeld dient te zijn. Het opnemen van een link naar elders te raadplegen voorwaarden is daartoe niet voldoende, evenmin als de mededeling “Ik neem af bij tevredenheid en ontvang vervolgens zolang ik wil elke maand dit product”.

Nu adverteerder naar het oordeel van de Commissie niet heeft voldaan aan de onder i en p van artikel 8.4 NRC opgenomen verplichtingen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Ad klacht 4) Als erkend is komen vast te staan dat ten onrechte de in de uiting genoemde gewichtsconsulent is aangeduid als “Dr.”. Aldus gaat de uiting gepaard met onjuiste informatie als bedoeld in de aanhef van artikel 8.2 NRC. Omdat dit ertoe kan leiden dat voor de gemiddelde consument meer waarde aan het ‘afslankprogramma’ van de gewichtsconsulent wordt toegekend, waardoor deze consument ertoe gebracht kan worden een besluit over de aanschaf van Green Tea Slim Patch te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Ad klacht 5) Naar het oordeel van de Commissie heeft adverteerder niet aannemelijk gemaakt dat de in de uiting opgenomen reviews waarheidsgetrouwe beoordelingen van bestaande personen betreffen. De enkele opmerking dat de namen van deze personen op Facebook te vinden zijn, is hiertoe niet voldoende. Gelet op het voorgaande wordt het ervoor gehouden dat de uiting ook op dit punt gepaard gaat met onjuiste informatie als bedoeld in de aanhef van artikel 8.2 NRC, op grond waarvan de uiting misleidend is en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

 

RB 2385

"Beste aanbod" betekent geen laagsteprijsgarantie

RCC 7 april 2015, RB 2385, dossiernr. 2015/00132 (Cruisetravel.nl)
Misleiding. Gedeeltelijke aanbeveling. De uiting: Het betreft de aanbieding op adverteerders website www.cruisetravel.nl van een 16-daagse cruise met ms. Zuiderdam van Fort Lauderdale naar Civitavecchia (Rome) “Nu voor € 649 pp” en “Vanaf 1.669 voor € 649”. De klacht: In de eerste twee stappen van het boekingsproces van bovengenoemde 16-daagse cruise (“hutindeling” en “reisgezelschap”) wordt telkens de actieprijs van € 649,- p.p. getoond. Bij stap 3 (“overzicht en betalen”) blijkt deze actieprijs opeens verhoogd te zijn met € 50,- tot € 699,- p.p. Gelet hierop acht klager de aanbieding van de cruise voor € 649,- misleidend. Bovendien is de prijs van € 699,- niet in overeenstemming met de door Cruise Travel geboden ‘laagsteprijsgarantie’. Deze garantie blijkt uit de mededeling van adverteerder op haar website dat zij “het beste aanbod” kan doen omdat zij in nauw contact staat met de rederijen zelf. Klager heeft van de betreffende rederij (Holland America Line) vernomen dat zij dezelfde cruise aanbiedt voor € 649,-.

Het oordeel:

1) De bestreden uiting met boekingsmodule is een uitnodiging tot aankoop gericht op de Nederlandse markt betreffende reisdiensten en is aldus aan te merken als een uiting waarop

- naast de andere bepalingen van de Nederlandse Reclame Code (NRC) - de Reclamecode Reisaanbiedingen (RR) van toepassing is. Ingevolge het bepaalde in artikel IV lid 1 RR zijn aan-bieders van reisdiensten in hun uitnodigingen tot aankoop op dezelfde wijze als in reclame-uitingen conform artikel III lid 1 RR gehouden tot het hanteren van correcte en duidelijke prijzen.

2) Daarvan is naar het oordeel van de Commissie in het onderhavige geval geen sprake. Adverteerder heeft immers erkend, zo begrijpt de Commissie, dat de voor de cruise geadverteerde prijs van € 649,- p.p. op het moment van boeken door klager niet de juiste prijs was en vervangen had moeten zijn door de kennelijk inmiddels geldende – en aan klager berekende – prijs van € 699,-. De omstandigheid dat een geadverteerde prijs als gevolg van een technische storing niet overeenkomt met de actuele prijs, wat volgens adverteerder mogelijk is en bij de boeking van klager het geval was, dient voor rekening van adverteerder te komen en neemt niet weg dat in de uiting geen correcte prijs is gehanteerd.

Gelet op het voorgaande is de uiting in strijd met het bepaalde in artikel IV lid 1 RR.

3) Klager heeft voorts aangevoerd dat de in rekening gebrachte prijs van € 699,- niet overeenstemt met de door Cruise Travel gehanteerde ‘laagsteprijsgarantie’, nu dezelfde cruise door de rederij werd aangeboden voor € 649,-. Deze klacht treft naar het oordeel van de Commissie geen doel. De zinsnede “beste aanbod”, die door klager wordt uitgelegd als ‘laagsteprijsgarantie’, staat op de website in de volgende context:

“De belangrijkste reden om bij Cruise Travel te boeken Grootste (on-line) aanbod van de mooiste cruises Wij zijn agent voor vele gerenommeerde cruisemaatschappijen. Dat betekent voor u dat we in nauw contact staan met de rederijen zelf en u het beste aanbod kunnen doen. Er is altijd een schip dat bij u past. U kunt bij ons kiezen uit 26 rederijen en meer dan 200 schepen van 3 tot 6 sterren.”

Gelet op deze context kan niet worden gezegd dat Cruise Travel met “beste aanbod” bedoelt een laagsteprijsgarantie te hanteren. Dit onderdeel van de klacht wordt daarom afgewezen.
RB 2384

Korting zag slechts op ‘gelabelde exemplaren’

RCC 7 april 2015, RB 2384, dossiernr. 2015/00129 (Bristol)
Misleidend. Ontbrekende informatie. Aanbeveling. De uiting: Het betreft een winkelspotje dat in één van de filialen van adverteerder is afgespeeld met onder meer de volgende tekst: “Nu bij Bristol 50% korting op alle dames-, heren- en kinderschoenen en - kleding”. De klacht: Klager heeft met zijn partner het Bristolfiliaal Rotterdam Alexandrium bezocht waar de bestreden reclamespot elke drie minuten via een luidspreker werd herhaald. Bij de kassa werd door het winkelpersoneel aan klager meegedeeld dat de korting slechts zag op ‘gelabelde exemplaren’, met als gevolg dat hij op de door hem gewenste (niet gelabelde) artikelen geen korting ontving.

Het oordeel:
1. Vaststaat dat de korting van 50% slechts zag op gelabelde artikelen. In de bestreden commercial wordt echter zonder voorbehoud meegedeeld: “Nu bij Bristol 50% korting op alle dames-, heren- en kinderschoenen en -kleding, terwijl in feite sprake is van een beperking van de aanbieding tot de gelabelde artikelen. De Commissie is van oordeel dat deze beperking essentiële informatie betreft waarover de consument tijdig moet worden geïnformeerd. Daarom moet reeds in de uiting zelf een voorbehoud worden gemaakt met betrekking tot de artikelen waarop de korting ziet. Naar het oordeel van de Commissie biedt het onderhavige medium voldoende mogelijkheden om de consument de bedoelde essentiële informatie te verstrekken. Dat in de winkel posters hangen waarop staat vermeld: “Opruiming op alle dames-, heren- en kinderschoenen en – kleding* 50% kassakorting.” *M.u.v. de nieuwe collectie (501), accessoires, moonboots, schaatsen, sportschoenen, sportkleding, pantoffels en andere aanbiedingen (2 voor), maakt het oordeel van de Commissie niet anders. De reclamespot waarover is geklaagd dient te worden aangemerkt als een zelfstandige reclame-uiting, die op zichzelf genomen dient te voldoen aan de Nederlandse Reclame Code (hierna: NRC), los van de posters in de winkel.

2. Nu in de uiting essentiële informatie ontbreekt die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen, is sprake van een omissie als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c NRC. Omdat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RB 2382

Prejudiciële vragen over of begrip 'verkoper' van toepassing is op professionele tussenpersoon

Prejudiciële vragen aan HvJ EU 16 maart 2015, RB 2382, zaak C-149/15 (Wathelet)
Prejudiciële vragen gesteld door Cour d’appel de Liège, België. Verzoekster Sabrina Wathelet koopt in april 2012 voor € 4000 bij verweerster Garage Bietheres & Fils een auto bouwjaar 2004, kilometerstand 164 183. Omdat de garagehouder druk is krijgt zij niet meteen een betalingsbewijs mee. In juli 2012 krijgt verzoekster pech, de auto wordt naar verweersters garage gesleept waar wordt geconstateerd dat de motor defect is. Als verzoekster de auto komt ophalen weigert zij de factuur te ondertekenen omdat zij van mening is dat verweerster aansprakelijk is voor de defecte motor. Zij stelt verweerster vervolgens in november in gebreke, vraagt alsnog een aankoopfactuur en een onderhoudsdossier, en dient tevens een klacht in bij de politie. Bij het ophalen blijkt verzoekster pas dat verweerster de auto niet voor zichzelf maar voor de vorige eigenaar heeft verkocht.

Verweerster bewijst aan de hand van een kwitantie de ontvangen aankoopprijs meteen aan de vorige eigenaar te hebben overhandigd. Zij stelt niet aansprakelijk te zijn voor deze overeenkomst tussen particulieren. Zij heeft verzoekster aangeboden de schade voor € 2000 te herstellen en verzoekster heeft een leenauto gekregen (die echter na twee weken in de berm moest worden achtergelaten wegens een defecte carter). Verweerster weigert de gerepareerde auto mee te geven zolang verzoekster niet betaalt. Zij start in december 2012 een procedure waarin zij betaling van de factuur + rente eist en ook vergoeding van de schade aan de leenauto. Verzoekster vordert op grond van het BEL BW ontbinding van de koopovereenkomst en terugbetaling van de betaalde aankoopprijs + rente. Zij ontkent ooit van een leenauto gebruik te hebben gemaakt. De rechter stelt verweerster gedeeltelijk in het gelijk en verklaart verzoeksters vordering niet ontvankelijk. Verzoekster gaat in beroep.

De verwijzende BEL rechter (Hof van Beroep van Luik) twijfelt er ernstig aan dat verzoekster op het moment van de koop op de hoogte was van het feit dat verweerster slechts als tussenpersoon optrad hetgeen tot gevolg heeft dat verzoekster niet wist dat hier sprake is van een overeenkomst tussen particulieren. Verzoekster, op wie de bewijslast rust, kan geen factuur overleggen aan de hand waarvan zij kan aantonen dat er tussen haar en verweerster een koopovereenkomst is gesloten. Hij besluit de volgende vraag aan het HvJEU voor te leggen:

“Moet het begrip ‘verkoper’ van consumptiegoederen in artikel 1649bis van het Belgische Burgerlijk Wetboek, zoals ingevoegd bij de wet van 1 september 1994 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen, waarbij Europese richtlijn 1999/44 van 25 mei 1999 betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen in Belgisch recht is omgezet, aldus worden uitgelegd dat het niet enkel betrekking heeft op een handelaar die in de hoedanigheid van verkoper de eigendom van een consumptiegoed overdraagt aan een consument, maar ook op een handelaar die optreedt als tussenpersoon voor een niet-professionele verkoper, ongeacht of hij voor zijn tussenkomst een vergoeding ontvangt en ongeacht of hij de kandidaat-koper heeft ingelicht dat de verkoper een particulier is.”

 

RB 2381

Prejudiciële vragen over voorverpakte portieverpakking honing

Prejudiciële vragen aan HvJ EU 11 februari 2015, RB 2381, zaak C-113/15 (Breitsamer Imkergold)
Prejudiciële vragen gesteld door Bayerischer Verwaltungsgerichtshof, in Duitsland. Deze zaak gaat over etikettering van honing. Verzoekster is een binnen Europa actieve honingproducent en verpakker van het merk ‘Breitsamer Imkergold’. Zij krijgt in oktober 2012 een boete opgelegd wegens het in de handel brengen van haar honing zonder oorsprongsvermelding. Het geschil gaat over de vraag of het land van oorsprong op elke portieverpakking moet worden vermeld. Verzoekster vraagt een verklaring voor recht dat zij de (DUI) honingVo. niet overtreedt wanneer zij verschillende niet tot afzonderlijke verkoop bestemde portieverpakkingen van dezelfde honing in één buitenverpakking verpakt en alleen op de buitenverpakking de vereiste etiketteringselementen volgens de HoningVo., met inbegrip van het land van oorsprong, vermeldt.

Het artikel van de HoningVo. is de implementatie van artikel 2, punt 4 onder a) van RL 2001/110 waarin neergelegd dat het land/de landen van oorsprong op het etiket moet(en) worden vermeld en aan welke eisen daarbij moet worden voldaan. Onder b) wordt vervolgens verwezen naar de etiketteringsplicht van RL 2000/13 (inmiddels vervangen door Vo. 1169/2011). In het DUI recht wordt onder het begrip ‘voorverpakking’ verstaan dat de hoeveelheid daarin aanwezige goederen zonder opening of merkbare verandering van de verpakking niet kan worden veranderd.

Dat is ook zo geregeld in RL 2000/13, in EURrecht is de terminologie ‘voorverpakt levensmiddel’. Artikel 1 geeft daarvan de definitie (‘verkoopeenheid’ enz). Verzoekster stelt dat de door haar voorverpakte portieverpakkingen geen ‘verkoopeenheden’ vormen. Zij wijst op een document van 31-01-2013 van de door DG Gezondheid en Consumenten van de EURCIE ingestelde werkgroep, waarin onder meer is verklaard dat de kleine individuele kuipjes (bijvoorbeeld jam, honing of mosterd) die instellingen de klanten als deel van de maaltijd aanbieden, niet als verkoopeenheid worden aangemerkt. Verweerders (Stadsbestuur München en OM van Beieren) dient het EURrecht ertoe de consument zo volledig en gedetailleerd mogelijk in te lichten over aangeboden levensmiddelen. Ook portieverpakkingen zien zij als voorverpakking, dit om te voorkomen dat, door een product meer keren te verpakken, de etiketteringsvoorschriften worden uitgehold.

De verwijzende DUI rechter (Bayerischer Verwaltungsgerichtshof) concludeert dat hij alvorens de zaak te kunnen beslissen eerst antwoord nodig heeft op de volgende vragen aan het HvJEU:

1) Vormen portieverpakkingen met honing, die [zijn verpakt] in een buitenverpakking met alle etiketteringselementen – met inbegrip van de vermelding van het land van oorsprong – en die niet als dergelijke portieverpakkingen afzonderlijk aan de eindverbruiker worden verkocht en niet afzonderlijk aan instellingen worden geleverd, een 'voorverpakt levensmiddel’ in de zin van artikel 1, lid 3, onder b), van richtlijn (EG) nr. 2000/13 en artikel 2, lid 2, onder e), van verordening (EU) nr. 1169/2011, dat is onderworpen aan een dienovereenkomstige etiketteringsplicht[,] of vormen dergelijke portieverpakkingen met honing geen voorverpakte levensmiddelen waarvoor etiketteringsplicht geldt, doordat zij niet gelden als een verkoopeenheid?

2) Dient de vraag anders te worden beantwoord wanneer deze portieverpakkingen in instellingen niet alleen worden geleverd in klaargemaakte gerechten die tegen een vaste prijs worden betaald, maar daar ook afzonderlijk worden verkocht?
RB 2380

De gemiddelde consument zal een ‘vanafprijs’ opvatten als de laagst mogelijke prijs

RCC 8 april 2015, RB 2380, dossiernr. 2015/00173 (KLM vanaf prijzen)
Misleiding. Aanbeveling. De uiting: Het betreft de boekingsmodule op adverteerders website www.klm.nl, voor zover daarin een retourvlucht Amsterdam – Bangkok met vertrekdatum 20 juli 2015 wordt aangeboden voor de prijs vanaf € 778,-. De klacht: De uiting doet voorkomen dat retourvluchten naar Bangkok met vertrekdatum 20 juli 2015 worden aangeboden met een vanafprijs van € 778,-. Het is echter niet mogelijk gebleken om voor die prijs een retourvlucht te boeken. De laagste prijs is € 850,-. Het vermelden van een lagere prijs dan de werkelijk geldende prijs acht klager misleidend.

Het oordeel:

1) De bestreden uiting met boekingsmodule is een uitnodiging tot aankoop gericht op de Neder-landse markt betreffende reisdiensten en is aldus aan te merken als een uiting waarop - naast de andere bepalingen van de Nederlandse Reclame Code (NRC) - de Reclamecode Reisaan-biedingen (RR) van toepassing is. Ingevolge het bepaalde in artikel V lid 1 RR dienen aanbie-ders te zorgen voor een redelijke beschikbaarheid van de door hen in reclame-uitingen aange-boden diensten voor de genoemde prijs. De Commissie vat de klacht aldus op dat adverteerder volgens klager niet heeft gezorgd voor enige beschikbaarheid van de voor € 778,- aangeboden retourvlucht Amsterdam – Bangkok met vertrekdatum (‘outbounddatum’) 20 juli 2015.

2) Gelet op de klacht ligt het op de weg van adverteerder om aannemelijk te maken dat wel sprake is (geweest) van een redelijke beschikbaarheid van de retourvlucht voor de geadverteerde prijs van € 778,-. Daarin is adverteerder naar het oordeel van de Commissie niet ge-slaagd. Adverteerder heeft slechts een screenshot overgelegd waaruit blijkt dat de prijs van € 778,- geldt voor een retourvlucht met vertrek op 20 juli 2015 en terugreisdatum (‘inbounddatum’) 27 september 2015, derhalve tien weken later. De Commissie acht dit een voor de gemiddelde consument bij het boeken van een retourvlucht ongebruikelijk lange termijn tussen vertrek en terugkomst. In dat geval kan niet gesproken worden van een redelijke beschikbaarheid van de aangeboden retourvlucht voor de genoemde (vanaf)prijs als bedoeld in artikel V lid 1 RR.

3) Indien en voor zover adverteerder heeft willen betogen dat voor de consument de beschikbaarheid van retourvluchten voor de geadverteerde vanafprijs voldoende duidelijk is, omdat door het invoeren van de terugreisdatum de aanvankelijk bij de vertrekdatum getoonde vanaf-prijs kan dalen, treft dit betoog geen doel. De gemiddelde consument zal een ‘vanafprijs’ immers opvatten als de laagst mogelijke prijs.

4) Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.


De beslissing

De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel V lid 1 RR. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
RB 2378

Mededeling "tegen concurrerende prijzen" op website geen overeenkomst

Rechtbank Midden-Nederland 25 februari 2015, RB 2378; ECLI:NL:RBMNE:2015:2292  (Fast Forward Freight tegen Sigmatex Holland)
Overeenkomstenrecht. Reclame. Sigmatex verkoopt serverkasten en computeronderdelen. Sigmatex importeert deze uit China en laat APL de verschepingen regelen. APL heeft de zeevracht van Sigmatex van 2012 tot eind 2013 uitbesteed aan FFF. Er is een geschil ontstaan over de hoogte van de factuur die FFF dientengevolge richt aan Sigmatex. FFF vordert nakoming van de betalingsverplichting. Sigmatex beroept zich op bedrog of dwaling nu op de websites van APL en FFF de mededeling stond dat tegen concurrerende prijzen werd vervoerd. De rechtbank wijst het verweer af omdat de uitlating op de website van FFF als aanprijzing in algemene bewoordingen moet worden aangemerkt en wijst de vordering van FFF toe.

De beoordeling:

4.4. Ten overvloede overweegt de kantonrechter nog dat, als er al zou worden aangenomen dat partijen zijn overeengekomen dat FFF alleen aanspraak zou kunnen maken op betaling van concurrerende tarieven, Sigmatex onvoldoende heeft onderbouwd dat de door FFF gehanteerde vrachttarieven niet concurrerend zijn geweest.

4.5. Gezien het bovenstaande komt de kantonrechter tot de conclusie dat er geen sprake is geweest van een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis door FFF. In dit licht is het beroep van Sigmatex op opschorting van haar verplichting tot betaling van de factuur van 5 november 2013 ten onrechte geweest.

4.6. De kantonrechter is verder ook van oordeel dat er geen sprake is geweest van bedrog door FFF. De kantonrechter merkt de vermelding op de website van FFF inhoudende dat zij de meest aantrekkelijk geprijsde manier van vracht kan vinden, aan als een aanprijzing in algemene bewoordingen (zoals “de beste” en “de snelste”). In artikel 3:44, derde lid, BW staat dat aanprijzingen in algemene bewoordingen, ook al zijn ze onwaar, op zichzelf geen bedrog opleveren. Dat er meer concrete en specifieke toezeggingen vanuit Sigmatex zijn gedaan, heeft FFF niet gesteld. Overigens is daarnaast gesteld noch gebleken dat FFF opzettelijk Sigmatex willens en wetens heeft willen misleiden en opzettelijk onjuiste mededelingen heeft gedaan terwijl ze wist dat deze onwaar waren.

4.7. Omdat het hier gaat om algemene aanprijzingen, is er ook geen grond voor een beroep op dwaling (T.M., Parlementaire Geschiedenis Boek 6 BW, p. 903). Sigmatex had tot een juiste voorstelling van zaken kunnen komen door de tarieven van de concurrenten van FFF te onderzoeken alvorens het vervoer via FFF, en de daarbij behorende tarieven, overeen te komen.
RB 2376

Aanpassingen in reglement Reclame Code Commissie en College van Beroep

Met ingang van 10 maart j.l. is een kleine aanpassing in het reglement Reclame Code Commissie en College van Beroep van kracht. Het betreft een toevoeging in artikel 28, dat betrekking heeft op de kosten van een klachtenprocedure. Nieuw is dat het heffen van klachtengeld ook mogelijk is nadat een beslissing definitief is geworden.

Een andere aanpassing die in 2014 is ingevoerd, is dat de (voorzitter van de) Reclame Code Commissie nu kan bepalen dat een adverteerder weliswaar de code heeft overtreden, maar een aanbeveling achterwege kan laten. Dit kan bijvoorbeeld als tijdens de procedure blijkt, dat de adverteerder passende maatregelen heeft genomen om de bestreden uiting te laten voldoen aan de Nederlandse Reclame Code. De voorzitter van de Reclame Code Commissie heeft sinds de wijziging medio 2014 24 keer gebruik gemaakt van deze nieuwe bevoegdheid, de voltallige Reclame Code Commissie twee keer. Een voorbeeld van zo’n situatie vindt u in de rubriek Uit de praktijk, de casus Coup de Coeur Hachette.

RB 2374

Het vakantieverblijf kon niet meer voor het vermelde bedrag worden geboekt

Voorz. RCC 14 april 2015, RB 2374, dossiernr. 2015/00196 (Roompot.nl)
Reisaanbieding. Voorzitterstoewijzing. De uiting: Het betreft de website www.roompot.nl voor zover op deze website een aanbieding stond voor vier nachten in Kustpark Egmond aan Zee voor € 79,--. De klacht: Klaagster stelt, samengevat, dat zij voor het genoemde bedrag een huisje wilde huren. Het huisje bleek echter aanzienlijk duurder te zijn. Adverteerder houdt de aanbiedingen in het weekend niet bij en beroept zich op een clausule waarin dit zou staan evenals dat de prijzen “vanaf” zijn. Last minute aanbiedingen zouden echter ook in het weekend moeten gelden.

Het oordeel:

1. De voorzitter stelt voorop dat de bestreden uiting valt onder de reikwijdte van de Reclamecode Reisaanbiedingen (RR) 2014, zodat aan deze code zal getoetst.

2. De voorzitter begrijpt dat op het moment dat klaagster het vakantieverblijf wilde boeken dit niet meer mogelijk bleek voor de prijs van € 79,--, terwijl dit bedrag nog wel op de website stond waardoor het leek alsof de aanbieding nog voor dit bedrag geboekt kon worden. Uit hetgeen klaagster stelt, volgt dat adverteerder blijkbaar in het weekend haar website niet actualiseert waardoor aanbiedingen die niet meer geldig zijn nog wel enige tijd op haar website blijven staan. Adverteerder had echter, zoals volgt uit het bepaalde onder V sub 2 RR 2014, het adverteren onverwijld dienen te staken zodra het vakantieverblijf niet meer voor het bedrag van € 79,-- kon worden geboekt. Nu adverteerder dit heeft nagelaten, heeft zij in strijd met bedoeld artikel gehandeld, hetgeen in feite ook niet door adverteerder is betwist.

3. De voorzitter neemt nota van het feit dat adverteerder excuses heeft gemaakt alsmede een financiële tegemoetkoming aan klaagster heeft aangeboden. Dit op zichzelf genomen te waarderen handelen brengt niet mee dat de voorzitter gebruik kan maken van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 12 lid 5 van het Reglement van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep om een aanbeveling achterwege laten. Aan dit laatste staat in de weg dat adverteerder niet heeft gesteld dat zij passende maatregelen heeft genomen om herhaling te voorkomen. Derhalve wordt beslist als volgt.
RB 2373

Doorgeschakelde gesprekken KPN niet gratis

RCC 26 maart 2015, RB 2373, dossiernr. 2014/00938 (KPN Doorschakelen)
Ontbrekende informatie. Misleiding. Aanbeveling.  De uiting: Het betreft de volgende mededelingen over “Inkomende gesprekken op vaste telefoon door laten sturen” op www.kpn.com/prive: “Wat kost Doorschakelen? Het aan- en uitzetten van Doorschakelen is gratis. Je betaalt de normale gesprekskosten van je telefoonnummer naar het nummer waarnaar is doorgeschakeld, maar alleen als er wordt opgenomen”. De klacht: Klager heeft bij adverteerder een zakelijke telefonie abonnement afgesloten waarbij hij onbeperkt kan bellen naar mobiele en vaste telefoonnummers in en buiten zijn regio. De uiting wekt de indruk dat de doorschakeldienst gratis is en dat op grond van zijn abonnement ook bij doorschakelen de gesprekskosten in zijn abonnement zijn inbegrepen. Klager betaalt immers daarvoor een vast bedrag per maand. Inmiddels blijkt adverteerder bij doorschakelde gesprekken gesprekskosten in rekening te brengen. Volgens klager is de uiting misleidend.

Per abuis is de verkeerde uiting overgelegd. Als bijlage is thans de juiste uiting overgelegd, deze heeft betrekking op zakelijke abonnementen. Voor het overige handhaaft klager zijn klacht. De thans overgelegde uiting bevat de volgende mededelingen over “Doorschakelen | Ontvang gesprekken op een andere telefoon” op www.kpn.com/zakelijk: “(…) Wat kost Doorschakelen? Het aan- en uitzetten van *61 is gratis. U betaalt de normale gesprekskosten voor de doorgeschakelde gesprekken vanaf uw bedrijf naar het doorgeschakelde toestel.”

Het oordeel:

1. De Commissie stelt voorop dat in de bestreden uiting zonder toelichting of verwijzing naar verdere informatie staat dat doorschakelen gratis is en dat men bij de doorgeschakelde gesprekken uitsluitend de normale gesprekskosten betaalt (volgens adverteerder is dit het standaard beltarief). Indien men, zoals blijkbaar in het geval van klager, gekozen heeft voor de abonnementsvorm Zakelijk Belvrij Totaal, waarbij men tegen betaling van een vast bedrag onbeperkt en zonder bijkomende kosten kan telefoneren, zal de gemiddelde zakelijke consument veronderstellen dat ook doorgeschakelde gesprekken onder dat abonnement vallen. Het betreft immers gesprekken die binnenkomen op het telefoonnummer dat valt onder het abonnement, zodat het voor de hand ligt dat de doorgeschakelde gesprekken niet tot bijkomende kosten zullen leiden. Weliswaar staat in de uiting dat men de normale gesprekskosten betaalt, maar de Commissie acht deze enkele mededeling onvoldoende om de gemiddelde zakelijke consument die voornemens is een Zakelijk Belvrij Totaal abonnement af te sluiten te informeren over het feit dat bij het doorschakelen een situatie ontstaat die afwijkt van het contract, en wel in deze zin dat alsdan alsnog gesprekskosten afzonderlijk in rekening worden gebracht bovenop het vaste bedrag dat men maandelijks betaalt voor de afkoop van het belverkeer.

2. Blijkens het voorgaande is sprake van het op onduidelijk wijze verstrekken van essentiële informatie als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Het had op de weg van adverteerder gelegen om meer duidelijkheid te verschaffen over het feit dat doorschakelen óók bij abonnementsvormen waarbij men een vast bedrag per maand betaalt, tot extra kosten kan leiden, te weten gesprekskosten die niet in het vaste bedrag zijn inbegrepen. Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument door het ontbreken van deze informatie ertoe gebracht zou kunnen worden een besluit over een transactie te nemen (te weten doorschakelen), dat hij anders niet zou hebben genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.